Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
xiiïnE! hü
van ZATERDAG 7 APRIL 1928.
DE THEETAFEL.
Hoe gezellig ls het
schemeruurtje
IV e scharen ons om
't kachelvuurtje
Er K>rdt over geklaagd dat het met de
verfijiing in onze omgangsvormen onder
ae meischen droeviger en droeviger ge
steld xordt. En dat van culinaire verfij
ning h onze dagen in het geheel niets
meer «recht komt. De vraag is maar:
Waar ohuilt de fout? Natuurlijk kan men
leven ei gelukkig zijn bij een simpele bo
terham selfs al moet die dan „uit de
vuist' verden opgepeuzeld, maar voor
sensitieve naturen maakt het toch steeds
een griot verschil hoé hun omgeving zich
jegens hen gedraagt, hoe hun maaltij
den werden geserveerd. En dergelijke
■ensitieven vindt men veel onder de jonge
vrouwen van onzen tijd. Daar hebt u bij
voorbeeld de theetafel in den namiddag.
Och, tlee-schenken kan iedereen? Neen,
thee-scienken zoodat het een soort van
fljnziniige kunst wordt, thee-serveeren,
zoodataan het mee-aanzitten aan de thee
tafel en zeker exquis genot is verbon
den, dit kunnen maar weinigen. En toch
behoef er niet voor aanwezig te zijn een
luxueui ingericht boudoir, een waanzin
nig kostoare tea-gown, juweelen-gespran-
kel, kesbaar theegerei.Het „eene
noodige" is; stemming.
In denwinter is, op het thee-uurtje,
de schenBring al ingevallen en daarvan
worde eet dankbaar gebruik gemaakt,
want, tetvijl de avond buiten blauwe™
aansluipt wordt, bij de opengelaten gor
dijnen eet kleine schemerlamp ontstoken.
Liefst opde theetafel zelf, waar zacht en
zonder rot het theegoed te rinkelen, de
handen ór huisvrouw haar werk doen.
Onwillekurig trekken die handen to
zich de Ukken der aanwezigen, wachten'
den, warvan, gewoonlijk eenigen een
meer of nindere zware dagtaak achter
zich hebfen. En weinig huismoeders zul
len wetej hoe weldadig het hun is, wan
neer haa handen zoo héél rustig zijn in
haar gehren. De theetafel is bedoeld
voor menchen die even uitrusten en even
luieren gil en. Men schuive er dus om
heen al »at aan gemakkelijke stoeien be
zit, men»rekke er den divan in de buur;
en stapel er alle beschikbare kussens op.
Maak ergeen quasi-knus plaatjes-achtig
hoekje en, maar laat uw gasten bemer
ken dat ze het zich behaaglijk kunnen
maken onder pose. Hier en daar komt
een blometje te staan, een paar vroege
tulpen, u bont aardewerk of tin, wat geu
rige nacissen of andere voorjaarsbloe
men. E wanneer dan aanstonds de fijne
theeluclt met den lichten lente-achtigen
bloemegeur vermengd door de kamer
komt dijven en uw gasten behaaglijk zit
ten te jabbelen in hun gemakkelijk be-
kussen-e stoelen, onder het disrete sdhe-
merlanpje, dan, mevrouw, hebt u al een
groot ©el van do noodige stemming bin
nen uv vier muren gehaald.
Nu iet schenken en serveeren zelf.
Ulterard kan de thee het allerbest wor
den rwdgediend in het materiaal dat men
Ebrutt in het land waar aan het thee-
inko een gansche eere-dienst wordt
gewijd Japan. Het beschilderde porcelein,
fijn ai een bloemblad, doet het geurig
vocht vel het allermeest tot zijn recht ko
men. Vie het intusschen er zonder moet
steller doet toch goed de Japansche mode
te vogen, door geen enkel kopje meer
dan yen over de helft te vullen. De over-
VEBEENIGD.
IL
De arglistige boer.
De trbedd hield hem mot ruwe armen
omklemd en 's avonds zonk hij van moe
heid ii slaap. Juli liep ten einde. Decou-
ranten hadden wekenlang nrtkel
aan dm gruwelijkén moord op de toekom
stige. totoer en keizerin te Serajewo. En
overal praatte men over de misdaad,
Tvei kwam plots een diag, die een ge-
wekiten stoot gaf aan het rustige land-
leven. Was het dan werkeiijk waar. kwam
er ooilog? Aan t gemeentehuis
dorp vas het te lezen ln
mcbil satlel En de dienstplichtig man-
nea crongen erheen en de eene z
ga imrgen weg", en de andere. ,J
"SST* d'en Lindenhof was de tijding
geronen. De boer zat met z*n handenhi
hei haar. Zijn twee groote paérdra ■*»-
dei tem komen halen, en to mwrt WI
qmt Aiide merrie naar het veie ryaen.
K -ï niet OP tijd' binnen kamen'!
soUmt geweest en moest dus blijven.
Ier gok woord dacht de boer, zou
hen veS hoop
VMtrsk nog een paar maanden uit te
*i«. Maar h^ ^l^ swasr en w*
volle kopjes staan onsmakelijk en geven
alle aanleiding tot morsen. Waar tegen
woordig de thé a la Russe zeer geliefd Is,
zorge men ook op de theetafel eenige gla
zen te hebben, liefst van die grappige
bont-beschilderde, met turkoois- en to-
maat-roode tint bepenseeld, waarin de
thee wondermooi opfonkelt. De kunst is
er nu juist genoeg oitroendroppels in te
doen glijden dat zij niet te rinsig, noch te
smakeloos wordt. Gebruik het liefst gla
zen in bokaal-vorm met gekleurden voet en
serveer deze op kleine verlakte sohotel-
tjes van hout, met een doorzichtig wit
kleedje van teneriffe, filet of broderie
anglaise bedekt. Dat staat zoo verzorgd.
Dan krijgt men de moeilijke kwestie:
wat moet er bij de thee gepresenteerd
worden. Men beginnè zich te hoeden voor
overdadigheid. Het is een nouveau-riche-
achtige eigenschap om de gasten te wil
len épateeren met weelderig-opgemaakte
taarten, petits-fours, marrons-glacés, bon
bons, alles dure dingen, die voor de tra-
ditioneele „sweets" gelden. De zaak is
evenwel, dat onze sweets niet al te sweet
mogen zijn, dat het veel minder aardig is,
dat we ze van een duren pastelbakker be
trekken dan dat we er zelf onze krachten
op beproevenin het kort dat we onze
gasten niet een weelderige overdaad
voorzetten, maar eenige fijne welover
wogen lekkernijen. Een paar madeira-
biscuit, waartusschen een zelfbereide paté
van wat slagroom en fijngemalen noten
is een verrukkelijke snoeperij, krenten»
cake is „neutraal" en miniatuur-sand-
wiches met een wat karige paté bestreken,
zijn geschikt voor degenen, die koekjes of
taartje altijd met een hoffelijk, maar be
slist „dank U zeer" afslaan. Zorg nim
mer meer dan twee of drie soorten lek
kernij aanwezig te hebben en verdeel ovei
verschillende schalen, die men wat zorg
vuldig belegt. Want bij iedere handeling
aan de theetafel geldt in hooge mate het
gezegde dat het oog ook wel wat wil.
De moeilijke taak der huisvrouw be
staat nu ook in hoofdzaak daarin dat ze
haar vrienden van al het goede harer
theetafel voorziet, terwijl het schijnt alsof
ze er nauwelijks aandacht aan besteedt.
Het moet zoo losjes weg gaan. Oefent
nooit te grooten dwang op uw gasten om
„nog 'ns te nemen", uw animeeren mag
slechts heel licht en heel discreet zijn.
Vestig ook. nooit de aandacht opzettelijk
op uw lekkernijen, noch op uw gezellig
interieur. Al deze goede dingen worden
vanzelf wel ondekt en meer gewaardeerd
naarmate ge er zelf bescheidener mee om
gaat. Een feit Is het zeker, dat door het
betrachten van de genoemde en soortge
lijke futiliteiten over het five-o'olook-tea-
uurtje een waas van distinctie en verfij
nlng komt te hangen, die een rustige Inti
miteit met zich brengt, welke vooral door
de sensitieve menschen, die we hier boven
noemden, hoogelijk gewaardeerd wordt.
Zoo kan de vrouw, die de „kunst van
theeschenken" verstaat, een kleinen oercle
om zich vormen, in het behaaglijk weten,
dat men aan haar theetafel de rust en
het oonfort vindt, waarnaar zoovele ma
len in drukke lunchrooms en schreeuwe
rige oafé's vergeefs gezocht wordt
B.
New-Yorfc
Er doet op het oogenjbffik in- New-York
een aaMige grap de ronde: „New-Yank. is
een stad, beet/uurd door Ieren, bewoond
door Joden en af en toe bezocht door
Amerikanen!*'.
(Haroldi Spender).
zonder'dat hij iets gezegd had.
Maar op den ochtend van den derden
dag, toen de boer uitrekende hoeveel
werk er nog op het akkerland -te doen
was, kwam; de knecht naar hem toe met
een bundel samengerold goed in de eene
en een stok in de andere hand. Met groote
oogen zag de boer hem aan en het duurde
een poosje voor hij vragen kon: „Wat
moet dat beteekenen? Je wilt toch niet
weggaan? Je tijd is nog niet om."
„Ik trek mee ten oorlog," antwoordde
Simon.
„Ben je dol? Je hebt Immers niet ge
diend!"
,Jk geef mij op als vrijwilliger."
Stom-Verwonderd koek de boer hem
een oogenblik aan; toen barstte hij in een
honend gielach uit: „Hahah, waarlijk, een
praobtdaad om Je lichaam in stukkon to
laten rijten. Weet je hoe je terug zult
komen? Tenminste als je nog temg-
komtl Kreupel1, blind, zonder arm of zon
der been! Blijf bij mij, dan zal ik je meer
loon geven; ik kan je niet missen. En
wat er tusscherf ons is voorgevallen, is
vergeten, nietwaar?" Vertrouwelijk klopte
de boer hem op de schouders, maar de
jonge man trad een schrede terug en
keek den boer vast ln de oogen.
„Ik heb alles overlegd' en laat mij niet
meer van mijn voornemens afbrengen."
,X)ok niet door Hanma," riep de boer,
„zijl is hier, gisterenavond laat is zij nog
gekomen."
Simon kleurde. „Ook door haar niet.
Ik kan dat woord niet vergeten: je bent
nietg en je hebt niets. Ik wil zien of ik
ets worden kan; ln 's konings rok ben ik
lemminste geen knecht meer, en ik weet
zeker, dat Hanna mij gelijk geeft."
„Dat doet zij ook," riep een luide stem,
achter hem. Verrast draaide hij zich om.
I
VAN WELKEN KANT?
Als bewaarheid wordt het oude spreek
woord, dat een droge Maart en een natie
April het weertje is niaiar den) -boer z'n wil,
dan begint het er op te Hjkoni, d'at die boer
zijiti zin zal krijgen en dat alles «al1 groeien
als kool.
Want «x/n regenbui al» op Dinsdag, die
maar voortMétterde uren aaneen), zal- dan
wel van een grootte zegenrijikheid zjjn.
Wij menschen uit de eitaid, die niet meer
hebben) te maken met ipompzwengelon of
met akerp uiten, wdj> htebben niet zoo heel
veel op met regenbuien, want wij1 draaien
de kraan tnaar open en bot water stroomt
ons overvloedig toe..Het moet al bijster
lang droog zijn geweest als we eindelijk tot
bewustheid komen, dat er toch aan dien
grooten verguarbak ook zekert capaciteite-
gienzen zijn gesteld Vandaar dan ook, dat
w{j maar zelden waandeering hebben voor
een lang, aanhoudende negenbui.
Heel andlers is dat bet geval op het plat
teland. Als je dta meeleeft met de omgeving
en wie die positie houdbaar wil maken
doet dat niet? zul je je er hartelijk in
kunnen verplaatsen als men melt gejuich
zoo'ri fiksche verfrisschiende, alles door
drenkende regenbui ontvangt. Dan; is er
een inwendig gejubel iLm dé menschen en
je voelt aan hun doening en leest het in
hun glanzend' oog, dat ze zoo^n negen imder-
daadl als eeni zegen beschouwen.
Het regent -gras en kievitseieren,, Is ook
één van- die typische gezegden, die men
aantreft haast- utöltsluitenid1 op het platteland.
Het is een eigenaardige combinatie: gras
en kievitseieren. Doch hij die hlet platteland
kiemt, doorvoelt) het gezegde en begrijpt vol
komen de combinatie.
Veel- regen i-r April brengt veel gras;
alles tiert en leeft uitbundig op het land) en
brengt, behalve het voedsel, ook dte bijzon
dere omstandigheden!, die voor de kievit
noodig zijn om c'e eierproductie hoog op
te voeren.
Wij, stadsmen-schen. gevoelen den regen
vaak als de zweepslag, die uitsluitend
striemt en gecscit; rij, de menschen op het
olatteveld, voelen deni Aprilregen als de
zweepslag, die het sluimerende tot levon
wekt en alles aanspoort tot arbeidl en voor
bereiding tot zaaien en poten, opdat de
zegenlbrengende oogst zal' kunnen volgen.
Helt is, zooals met alles lm het leven,
slechts hoe je de dingen bekijkt en van
welken kant je het licht laat vallen. Waar
het voor den een slechts licht beteekent, is
het voor den ander niets dan schaduw.
Het kan gieen- kwaad, dat vam bedde zijden
de dingen eens worden bekeken, wamt zij
die niets dan- het licht kunnen zien, hebben
wel heel wat voor 00 de anderen, doch heb
ben vaak geen oog voor den. schaduwkant
en ontkennen dikwijls, dat er zelfs een
schaduwkant bestaat, terwijl omgekeerd de
anderen, die niets dam schaduw kunnen of
willen zien, im de meening gaan verkeeren,
dat het leven niets andera geeft dam scha
duw. En daardoor versomberen en ver
killen ze. Dat, is jammer, went hoewel er
voor sommigen inderdaad' niet veel zon is,
zou het ook hen toch nu en dan' kunnen
opbeuren door ook de andere zijde, den
lichtkant, eens te gaan bekijken.
Wat heerlijk, dat dte jeugd daarvan eigen
lijk, bewust, nog niet zooweel last heeft.
De regen -toch1 hadi eenige kleuters een
zee van blijheid gebracht, want diepe,
breede kuilen in het land hadden het beeld
van slooten gekregen. En wat was nu fijner
dan daarover hteen trachten te komen, zon
der dat de klompen en de schoenen en wat
daarin stak, last zou krijgen van het water.
Dat was een vraagstuk, dat hoofdbrekens
kostte. Nadat eerst de proef wa» genomen
om op het tipje van schoen en klomp er
doorheen te waden met het proefondervin
delijk gevolg, dat daaraan1 het gevaar van
natte kousen enl voeten was verbonden,
haaiden ze een plank van een onnaspeurlijk
dépAt en. legden die over de kuil. En het
was een heerlijkheid om bun .spel gade te
slaan, want dte plank boog telkens onder
hun gewicht en waarschuwde met een
..krak" aanhoudend- de kleuters. Doch dat
was Juist het enerveerondte: er was een
zeker gievaart Dat was het pi-quantte; de
aroma van het gevaL
Gevaar kans in het levenl Hoe zou
het zijn a's dat of die er ntiet was? Hoe
kunnen ze prikkelen tot doorzetten en be
Het meisje kwam naderbij en sprak
„ik ben trotsch op je Simon." Maar de boer
staarde verbluft naar zijn dochter; hij
had gehoopt dat zij hem zou helpen en
nu deed zij het tegendeel. „Praat je dien
dolkop nou nog na ook," barstte hij toor
nig los.
„Wie het vaderland dient, ia gieen dol
kop," antwoordde het meisje; en haar
gezichtje gloeide van innerlijke ontroem-
ring; Simon staarde haar vol bewondering
aan. Meer dan ooit viel hemi op hoe mooi
zo was en -een- smartelijk gevoel maakte
zich van hem meester bij de gedachte, .dat
hij haar misschien nooit terug zou zien.
„Vaarwel boer," maakte Simon een
einde aan de pijnlijke stilte en stak don
boer zijn hand toe. „Ik dank u voor alle»
wat -gij voor mij hebt gedaan. Ik vertrouw
mijn spaargeld aan u toe, vaarwel!"
Eerst aarzelde de boer de hem aange
boden hand te drukken.' maar de harte
lijke toon van den jongen man deed een
warm gevoel ln hem opstijgen. „Nou, als
't dan toch zoo moet zijn, ga met Godl"
En een krachtige handdruk vergezelde
zjjn woorden. Nu wendde de Jonge man
zich naar de dochter en reikte haar de
hand. t
„Vaarwel, Hanna."
Het meisje hield rijn hand vast en haar
oogen glansden vreemd en haar lippen
trilden. En eer de boer het kon verhin
deren had rij beide armen om Slmons
ha-la geslagen en' kuste hem lang en Innig.
Het volgende oogenblik was zij ver
dwenen.
t t
Gramstorig liep d'e boer naar de schuur,
Simon rekte zich uit, een nieuwe Jonge
levenskracht bruischte in hem op en
rijn oogen flikkerden van trots. Hij wist,
dat een trouwe liefde hem1 begeleidde in
dm mMusohoutMr«nd«D oorlog, 10 stierf
proeven. Heit is beter dan steeds een leien
dakje, wamt daarop glijdt het wel goed.
maar'het glijdt en dat gaat alfijdi naar be
n-oden.
Dat Doeken van het gevaar, dat hebben
v-ani ceni kans: het was voor dte kleutert hot
spiegelgevecht voor het werkelijke leven.
Ze wn-agdom het: en- het lukte.
Hoe menigmaal hebben we ndot te wa-
Sen. En al beooeven- we dan nog geen waag
aiteen -to rijn; zeker is het, dat het oude
spreekwoord": „wie niet waagt, niet wi-nt"
nog niets van rijm dliepe beteefcemis heeft
vertorent
WAARHEID OP RIJM.
MIJN MAN.
FAMILIE.
OVER HET NIEZEN.
'n Oude ziekte.
De vraag waarom men dteni miezenden
zegen weiiBcirt, is niiet nieuw, want reeds
PilniLUH vroeg: Our sternatantes aaluban-tur?
(Waarom wensdht men den nieeenden
heil?) en) hij vertelt bij die gelegenheid, dal
Tiiberius bijzonder op die gewoonte gesteld
was, dat hij altijd, deni menschen heil
wenschte, die li zijn tegenwoordigheid
mesten, en dat bijl zeer ontevreden was,
wanneer men hét ham niet deed.
Peüronius, die ouder is dan! Plinius; maak t
ook melding van die gewoonte en' schrijft:
„Gytiho -nieste drie malen achtereen en
Eumolphe keerdte zich om en beval, dat
men Gytho hei zou wenschen".
En Petronius voegde er bij: ,JDat men
die geesten- groette, die zich uit de hersens
losmaaktenT.
De Grieken zelden ln, diergelijke geval
len: „Dat Jupiter u beware of hijstal" Dat
is de wensch, dien Pentelope uit in het 17de
boek der Odyssee, ala zij Telemachus hoort
ni«sen.
Bij diezelfde Grieken is het niesen ook
een gelukkig voorteeteenj, gelijk wij- kunnen
lezen in de „Anabaaite" van Xcnophon,
waarin „Oyrus eer» paar malen achtereen
n-iest, hetgeen al» een gelukkig voortoeken
beschouwd woedtf. En werkelijk won hij
den slag tegen Xerxes, den Ariatlschen
verat, di'e dte dwaasheid had van de zee met
bullepezen te laten afranselen-, omdait hij
zidh vetrmeette onstuimig te zijn, toen) hij,
Xetrxes, een) kalm- water verlangde.
A-ristode les zegt: .JMen wensch t, den nie
zen heil, omdat het niezen uit d'e hersens,
den zetel vain het verstand en den geesl
voortkomt".
Een latere verklaring is die van Sigonius.
hij, dan was er tenminste iemand die bid
den zou voor de ziel van den armen
soldaat
Tob Nooit Hoekfe.
KRACHTMENBCHEN.
Br is altijd' -plaat» voor een
krachtoensdh en dte maakt
plaats voor onderen.
Bmeraon.
De wereld wordt etigenlfjk maar in bewe
ging gezet door een heel klein aantal
„Korporaal Woiterl"
Een man met gebruinde wangen en
fonkelende oogen trad naar voren,
„Ik heb een werkje voor je. Er hangt
veel van af en er Is evenveel slimheid aLs
moed voor noodig. Ik geloof dat je bei
den. bezit
De korporaal glimlachte en volgdie de
aanduidingen van rijb overste.
„Je riet daar dien heuvel: struikgewas
is 't maar t geeft toch dekMng. Daar
achter is het niet in den haak, lk ver
moed; - maar enfin kijk zelf maar eens,
wat ze daar aan 't doen rijn. Hoever schat
je den afstand?"
'De korporaal loerde over het veld.
„Vier kilometer, overste."
„Goed, maar de linksche kant Medt
geen dékking en rechts ls die vooruit
springende boschzoom door den vijand
bezet, „wat wil je aanvangen?"
„Links probeeren en kruipen natuur
lijk."
„Ja, maar het is een gewaagde onder
neming*
De korporaal lachte overmoedig, „'t zal
wel gaan, overste."
„Je bent een dappere feeréi," prees de
overste, trotsch dat hij zulke dappere
mannen oommandeerdei „Zoek nog drie
mannetjes uit en dan voorzichtig
hoor!"
san-era. Zij rijm de niak-ere van hun- tijd en
d-e nest dép menschen rijm personen die
leven ln dien ttJd, er de voordleelen of na-
d celer» van ondervinden, om tenslotte
„spoorloos" te sterven. De doodsadVer-
teiutie en de grafsteen rijn voOr de meeste
menschen hun beste getuigschriften. Wa
ren ze eeuwig blijven leven, dan had hun
naam waarschijnlijk nooit -in de courant ge
komen en zelker niet in steen of marmer
worden gehouwen. De menschen, die de
wereld en hun- tijd imakeni, zijn zij die zich
ruimte en lucht verschaffen, die hun- weg
met fonische slagen' breken door het leven
en banen, effenen ook voor hen, die niet»
zijn. Niet alleen' in de kracht waarmee rij
voor zichzélf en voor hun planneni ijveren,
lugt hun verdiensté, maar boveüali lm die
rmogteijj-khedeni, die zij- scheppen; voor de
mïMoenen zwakke -broeders om- heni heen,
om zich een 'bestaan te verwerven,
Al-s baanbreker voor zij-n evenimenBch
verdient dé krachitmenisoh onze volle -belang
stelling. Het is zoo dikwijls verkeerd be
grepen), dat de kraoh-tmenscb een egoïst is.
In zekeren zin is hij fe v-eeü zichzelf en ligt
hem rijn eigen persoonlijkheid te na aan
het hart dan dat hij- op zal gaan in de massa.
Maar zijn tfenken, voelen en- willen is té
sterk en- tè breed-, dan dat hij rijn mede
schepselen niet ook hun- aandeel in rijn
successen gunt. Echter is hij van- m-eenlLng,
ruimschoots het zijne te hebben- gedaan,
wanneer hij zijn naasten dé gei'genheid
hleeft verschaft om als ondergeschikten hiun
arbeid in zfjn dienst te kunmeni verrichten.
Wij moeten) de krachtmenschen daarom
niet- ih fe eerste plaats als egoïsten zien,
maar wij moetem een; voorbeeld nemen aan
de wijze waarop zij gelegenheden) weten- te
scheppen en «trachten in hun schaduw van
verre voetstappen te dirukkera
Dr. JOS. DE COCK.
Vrager <fe H.: Gij wilt gaarne ln, het
openbaar spieken en- vraagt- ons nu, wat
te doen om meer dtirf te verkrijgen. Ons
antwoord' is: „aanfcweeken van zelfvertrou
wen". Tm de eerste paa-ts ls het- natuurlijk
noodlig dat gij Het onderwerp, dat gij be
handelen) wilt, terdege best-udéert. Eerst als
gH alle gegevens nauwkeurig hebt. nage
gaan en ze in een bepaalden vorm- hebt ge
goten, kun-t gö het onderwerp in het open
haar behandelen. Gij moet voelen, dat gij
d-e te behandelen stof geiheél béheerschk Is
dit al-les in orde. dan komt nog de moeilijk
heid van hiet uitspreken. Hij-, die spreekt
in- het openbaar, moet zeker zijn van zich
zelf. moet weten en ervan overtuigd rijn,
dat Pet» ter wereld) hem van wijn titema af
kan brengen.
Oefen u ln de eerste paals in het ver
krijgen van zelfvertrouwen, tot gf} er diep
van overtuigd rijt, dat gij niet andera kunt
dan vlot spreken.
Verzonden bmfeveni: M. K. -De
H.; Moedér be H.; Onderwijizenee te H.;
Vernleegster te H.; Handelaar te N.
Deze verhaalt Ln zijn „Geschiedenis van
Italiff", dat er onder Paus Gregorïus den
Groot© op bet schiereiland1 een vrocseïijifce
besmettelijk© ziekte was uitgebroken, die
mot niesen begon. (Vermoedelijk do Griep).
Vandaar is de gewoonte geblléven om God»
barmhartigheid' af te roepen over hen, hij
wie zich dat eerste verschijnsel openbaarde.
Welke verklaring nu ook. de ware ls, wij
vinden de gewoonte, om elkaar een prosit
toe te roepen, als men Pest, vrij wa-t be
leefder dan diiei, welk© 'dé etikettt» aan de
hovelingen van dé koningen van- Sennaar
in Afrika voorschreef. Daar moesten de
aanwezigen d'en vorst, als hij niesde, den
rui? t.ue ra;iiem en zich tegeliijkertlijeen
'likwhen- klap op de rochler r'lj geven-.
Dan ls ons: „Wei moge hét u- bekomen!"
"V -n>'> eenvoudig en fatsoenlijk.
broeden eik. Voor 't oogenblik kon er
niets gedaan worden^ zij moesten wach
ten tot de maan op ging en dat duurde
nog uren.
Van het veld geurde de wind een reuk
als van pas gemaaid gras mee. De kor
poraal snoof hein op en plotseling kwam
de herinnelng aan rijn vaderland ln hem
op. Hij zag zich ln de welde de blanke
zois zwaaien en een Jong melaje liep op
hoon toe en sloeg haar armen om hein
heen weg was zij. Zoo dikwijls dacht
hij terug aan de laatste oogenblikken;,
welke hij op den Lindenhof toefde. Maar
dan zwol rijn borst van trots en moed en-
de Liefde die hij meedroeg drong hem tot
daden. Met zulk een ijlver had hfj- zich op
den dienst toegelegd, dat hij na weinig
weken reeds korporaal- was. Door zijn
voorzichtigheid en moed had hfj- zich hét
vertrouwen van ztlli overste waardig we
ten te maken. Wanneer Hanna alles wist
zou zij' trotsch op hem wazen. Geschreven
had hij niet, maar Hanna zou wel begrij
pen dat hij dat niet kon.
„Wolter," hoorde hjj een zacht gefluis
ter naast hem.
„Wat ls er?"
„Hoor Je niets?"
Simon luisterde scherp. Nu meende hjj
een licht ritselen te vernemen. Ja, daar
hoorde hij het weer. Iemand slbop nar
d erbij.
„Rt-il, niet schieten," beval de korporattl.
Vlak voor hen in het halfdonker van
den nacht slopen eenige gestalten voor
bij, die goed waar te nemen, waren»
„Zeven stuks," fluisterde de korporaal,
.voortij laten gaan." Redaardl volgde hij
iedere beweging van dén vijand. Zijn be
sluit was reeds genomen Toen zij vlak
bij hem gelkomen waren, bleven zij
•n schenen te beraadslagen.
II
't Juttertje
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
dsna gjig «aa voorbij sa neg «m
Robtnson.
Ben apen blik, maar vrij van overmoed;
Een bondig woord, kort, krachtig, klaar en goed
Beproefd beleid in 't nemen en in 't geven;
Streng voor zidh zel-v' en onberispelijk leven;
Met vasten wil het onrecht tegengaan;
Geen werk te vreemd of moeilijk te doorstaan;
Gerechtigheid in alle doen en staven;
Geen omgang dan met edelen en braven;
Stil dulden wat men niet veranderen kan;
Trouw tot in den dood, hoe ook het lot zich
wende;
Wie aan dit tiental vasthoudt bot den ende,
Die man La wijs! die wordt mijn man.
Toen ik nog rijk was en velen Icon,
Had ik een menigte nichten en neven.
Maar nu mijn goed en mijn gfeld mij ontgaat,
Heb ik geen schepsel meer, die mij bestaat.
Elk genie is egoist
Was ook 't omgekeerde waar,
't Garische menschdom hing beslist
Van genieën aan elkaar.
Wie 't bijtendst wezen kan?
Een slang, een dolle hond,
Een adder? Mis. Wie dan?
Een tandelooze mond.
Héél voorzichtig kruipend, beschermd
door het nachtelijk duister hadden zij de
Vlakte over getobd en lagen nu in een
beschermend1 struikgewas. De diepe stilte
ln t woud1 werd' verbroken door 'n- enkel
schot, maar rij letten er niet op, het was
de gewone avondgroet van dan vijand.
Wolter lag op het dikke mos onder een
R.