Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, xiiïnE! hü van ZATERDAG 7 APRIL 1928. DE THEETAFEL. Hoe gezellig ls het schemeruurtje IV e scharen ons om 't kachelvuurtje Er K>rdt over geklaagd dat het met de verfijiing in onze omgangsvormen onder ae meischen droeviger en droeviger ge steld xordt. En dat van culinaire verfij ning h onze dagen in het geheel niets meer «recht komt. De vraag is maar: Waar ohuilt de fout? Natuurlijk kan men leven ei gelukkig zijn bij een simpele bo terham selfs al moet die dan „uit de vuist' verden opgepeuzeld, maar voor sensitieve naturen maakt het toch steeds een griot verschil hoé hun omgeving zich jegens hen gedraagt, hoe hun maaltij den werden geserveerd. En dergelijke ■ensitieven vindt men veel onder de jonge vrouwen van onzen tijd. Daar hebt u bij voorbeeld de theetafel in den namiddag. Och, tlee-schenken kan iedereen? Neen, thee-scienken zoodat het een soort van fljnziniige kunst wordt, thee-serveeren, zoodataan het mee-aanzitten aan de thee tafel en zeker exquis genot is verbon den, dit kunnen maar weinigen. En toch behoef er niet voor aanwezig te zijn een luxueui ingericht boudoir, een waanzin nig kostoare tea-gown, juweelen-gespran- kel, kesbaar theegerei.Het „eene noodige" is; stemming. In denwinter is, op het thee-uurtje, de schenBring al ingevallen en daarvan worde eet dankbaar gebruik gemaakt, want, tetvijl de avond buiten blauwe™ aansluipt wordt, bij de opengelaten gor dijnen eet kleine schemerlamp ontstoken. Liefst opde theetafel zelf, waar zacht en zonder rot het theegoed te rinkelen, de handen ór huisvrouw haar werk doen. Onwillekurig trekken die handen to zich de Ukken der aanwezigen, wachten' den, warvan, gewoonlijk eenigen een meer of nindere zware dagtaak achter zich hebfen. En weinig huismoeders zul len wetej hoe weldadig het hun is, wan neer haa handen zoo héél rustig zijn in haar gehren. De theetafel is bedoeld voor menchen die even uitrusten en even luieren gil en. Men schuive er dus om heen al »at aan gemakkelijke stoeien be zit, men»rekke er den divan in de buur; en stapel er alle beschikbare kussens op. Maak ergeen quasi-knus plaatjes-achtig hoekje en, maar laat uw gasten bemer ken dat ze het zich behaaglijk kunnen maken onder pose. Hier en daar komt een blometje te staan, een paar vroege tulpen, u bont aardewerk of tin, wat geu rige nacissen of andere voorjaarsbloe men. E wanneer dan aanstonds de fijne theeluclt met den lichten lente-achtigen bloemegeur vermengd door de kamer komt dijven en uw gasten behaaglijk zit ten te jabbelen in hun gemakkelijk be- kussen-e stoelen, onder het disrete sdhe- merlanpje, dan, mevrouw, hebt u al een groot ©el van do noodige stemming bin nen uv vier muren gehaald. Nu iet schenken en serveeren zelf. Ulterard kan de thee het allerbest wor den rwdgediend in het materiaal dat men Ebrutt in het land waar aan het thee- inko een gansche eere-dienst wordt gewijd Japan. Het beschilderde porcelein, fijn ai een bloemblad, doet het geurig vocht vel het allermeest tot zijn recht ko men. Vie het intusschen er zonder moet steller doet toch goed de Japansche mode te vogen, door geen enkel kopje meer dan yen over de helft te vullen. De over- VEBEENIGD. IL De arglistige boer. De trbedd hield hem mot ruwe armen omklemd en 's avonds zonk hij van moe heid ii slaap. Juli liep ten einde. Decou- ranten hadden wekenlang nrtkel aan dm gruwelijkén moord op de toekom stige. totoer en keizerin te Serajewo. En overal praatte men over de misdaad, Tvei kwam plots een diag, die een ge- wekiten stoot gaf aan het rustige land- leven. Was het dan werkeiijk waar. kwam er ooilog? Aan t gemeentehuis dorp vas het te lezen ln mcbil satlel En de dienstplichtig man- nea crongen erheen en de eene z ga imrgen weg", en de andere. ,J "SST* d'en Lindenhof was de tijding geronen. De boer zat met z*n handenhi hei haar. Zijn twee groote paérdra ■*»- dei tem komen halen, en to mwrt WI qmt Aiide merrie naar het veie ryaen. K -ï niet OP tijd' binnen kamen'! soUmt geweest en moest dus blijven. Ier gok woord dacht de boer, zou hen veS hoop VMtrsk nog een paar maanden uit te *i«. Maar h^ ^l^ swasr en w* volle kopjes staan onsmakelijk en geven alle aanleiding tot morsen. Waar tegen woordig de thé a la Russe zeer geliefd Is, zorge men ook op de theetafel eenige gla zen te hebben, liefst van die grappige bont-beschilderde, met turkoois- en to- maat-roode tint bepenseeld, waarin de thee wondermooi opfonkelt. De kunst is er nu juist genoeg oitroendroppels in te doen glijden dat zij niet te rinsig, noch te smakeloos wordt. Gebruik het liefst gla zen in bokaal-vorm met gekleurden voet en serveer deze op kleine verlakte sohotel- tjes van hout, met een doorzichtig wit kleedje van teneriffe, filet of broderie anglaise bedekt. Dat staat zoo verzorgd. Dan krijgt men de moeilijke kwestie: wat moet er bij de thee gepresenteerd worden. Men beginnè zich te hoeden voor overdadigheid. Het is een nouveau-riche- achtige eigenschap om de gasten te wil len épateeren met weelderig-opgemaakte taarten, petits-fours, marrons-glacés, bon bons, alles dure dingen, die voor de tra- ditioneele „sweets" gelden. De zaak is evenwel, dat onze sweets niet al te sweet mogen zijn, dat het veel minder aardig is, dat we ze van een duren pastelbakker be trekken dan dat we er zelf onze krachten op beproevenin het kort dat we onze gasten niet een weelderige overdaad voorzetten, maar eenige fijne welover wogen lekkernijen. Een paar madeira- biscuit, waartusschen een zelfbereide paté van wat slagroom en fijngemalen noten is een verrukkelijke snoeperij, krenten» cake is „neutraal" en miniatuur-sand- wiches met een wat karige paté bestreken, zijn geschikt voor degenen, die koekjes of taartje altijd met een hoffelijk, maar be slist „dank U zeer" afslaan. Zorg nim mer meer dan twee of drie soorten lek kernij aanwezig te hebben en verdeel ovei verschillende schalen, die men wat zorg vuldig belegt. Want bij iedere handeling aan de theetafel geldt in hooge mate het gezegde dat het oog ook wel wat wil. De moeilijke taak der huisvrouw be staat nu ook in hoofdzaak daarin dat ze haar vrienden van al het goede harer theetafel voorziet, terwijl het schijnt alsof ze er nauwelijks aandacht aan besteedt. Het moet zoo losjes weg gaan. Oefent nooit te grooten dwang op uw gasten om „nog 'ns te nemen", uw animeeren mag slechts heel licht en heel discreet zijn. Vestig ook. nooit de aandacht opzettelijk op uw lekkernijen, noch op uw gezellig interieur. Al deze goede dingen worden vanzelf wel ondekt en meer gewaardeerd naarmate ge er zelf bescheidener mee om gaat. Een feit Is het zeker, dat door het betrachten van de genoemde en soortge lijke futiliteiten over het five-o'olook-tea- uurtje een waas van distinctie en verfij nlng komt te hangen, die een rustige Inti miteit met zich brengt, welke vooral door de sensitieve menschen, die we hier boven noemden, hoogelijk gewaardeerd wordt. Zoo kan de vrouw, die de „kunst van theeschenken" verstaat, een kleinen oercle om zich vormen, in het behaaglijk weten, dat men aan haar theetafel de rust en het oonfort vindt, waarnaar zoovele ma len in drukke lunchrooms en schreeuwe rige oafé's vergeefs gezocht wordt B. New-Yorfc Er doet op het oogenjbffik in- New-York een aaMige grap de ronde: „New-Yank. is een stad, beet/uurd door Ieren, bewoond door Joden en af en toe bezocht door Amerikanen!*'. (Haroldi Spender). zonder'dat hij iets gezegd had. Maar op den ochtend van den derden dag, toen de boer uitrekende hoeveel werk er nog op het akkerland -te doen was, kwam; de knecht naar hem toe met een bundel samengerold goed in de eene en een stok in de andere hand. Met groote oogen zag de boer hem aan en het duurde een poosje voor hij vragen kon: „Wat moet dat beteekenen? Je wilt toch niet weggaan? Je tijd is nog niet om." „Ik trek mee ten oorlog," antwoordde Simon. „Ben je dol? Je hebt Immers niet ge diend!" ,Jk geef mij op als vrijwilliger." Stom-Verwonderd koek de boer hem een oogenblik aan; toen barstte hij in een honend gielach uit: „Hahah, waarlijk, een praobtdaad om Je lichaam in stukkon to laten rijten. Weet je hoe je terug zult komen? Tenminste als je nog temg- komtl Kreupel1, blind, zonder arm of zon der been! Blijf bij mij, dan zal ik je meer loon geven; ik kan je niet missen. En wat er tusscherf ons is voorgevallen, is vergeten, nietwaar?" Vertrouwelijk klopte de boer hem op de schouders, maar de jonge man trad een schrede terug en keek den boer vast ln de oogen. „Ik heb alles overlegd' en laat mij niet meer van mijn voornemens afbrengen." ,X)ok niet door Hanma," riep de boer, „zijl is hier, gisterenavond laat is zij nog gekomen." Simon kleurde. „Ook door haar niet. Ik kan dat woord niet vergeten: je bent nietg en je hebt niets. Ik wil zien of ik ets worden kan; ln 's konings rok ben ik lemminste geen knecht meer, en ik weet zeker, dat Hanna mij gelijk geeft." „Dat doet zij ook," riep een luide stem, achter hem. Verrast draaide hij zich om. I VAN WELKEN KANT? Als bewaarheid wordt het oude spreek woord, dat een droge Maart en een natie April het weertje is niaiar den) -boer z'n wil, dan begint het er op te Hjkoni, d'at die boer zijiti zin zal krijgen en dat alles «al1 groeien als kool. Want «x/n regenbui al» op Dinsdag, die maar voortMétterde uren aaneen), zal- dan wel van een grootte zegenrijikheid zjjn. Wij menschen uit de eitaid, die niet meer hebben) te maken met ipompzwengelon of met akerp uiten, wdj> htebben niet zoo heel veel op met regenbuien, want wij1 draaien de kraan tnaar open en bot water stroomt ons overvloedig toe..Het moet al bijster lang droog zijn geweest als we eindelijk tot bewustheid komen, dat er toch aan dien grooten verguarbak ook zekert capaciteite- gienzen zijn gesteld Vandaar dan ook, dat w{j maar zelden waandeering hebben voor een lang, aanhoudende negenbui. Heel andlers is dat bet geval op het plat teland. Als je dta meeleeft met de omgeving en wie die positie houdbaar wil maken doet dat niet? zul je je er hartelijk in kunnen verplaatsen als men melt gejuich zoo'ri fiksche verfrisschiende, alles door drenkende regenbui ontvangt. Dan; is er een inwendig gejubel iLm dé menschen en je voelt aan hun doening en leest het in hun glanzend' oog, dat ze zoo^n negen imder- daadl als eeni zegen beschouwen. Het regent -gras en kievitseieren,, Is ook één van- die typische gezegden, die men aantreft haast- utöltsluitenid1 op het platteland. Het is een eigenaardige combinatie: gras en kievitseieren. Doch hij die hlet platteland kiemt, doorvoelt) het gezegde en begrijpt vol komen de combinatie. Veel- regen i-r April brengt veel gras; alles tiert en leeft uitbundig op het land) en brengt, behalve het voedsel, ook dte bijzon dere omstandigheden!, die voor de kievit noodig zijn om c'e eierproductie hoog op te voeren. Wij, stadsmen-schen. gevoelen den regen vaak als de zweepslag, die uitsluitend striemt en gecscit; rij, de menschen op het olatteveld, voelen deni Aprilregen als de zweepslag, die het sluimerende tot levon wekt en alles aanspoort tot arbeidl en voor bereiding tot zaaien en poten, opdat de zegenlbrengende oogst zal' kunnen volgen. Helt is, zooals met alles lm het leven, slechts hoe je de dingen bekijkt en van welken kant je het licht laat vallen. Waar het voor den een slechts licht beteekent, is het voor den ander niets dan schaduw. Het kan gieen- kwaad, dat vam bedde zijden de dingen eens worden bekeken, wamt zij die niets dan- het licht kunnen zien, hebben wel heel wat voor 00 de anderen, doch heb ben vaak geen oog voor den. schaduwkant en ontkennen dikwijls, dat er zelfs een schaduwkant bestaat, terwijl omgekeerd de anderen, die niets dam schaduw kunnen of willen zien, im de meening gaan verkeeren, dat het leven niets andera geeft dam scha duw. En daardoor versomberen en ver killen ze. Dat, is jammer, went hoewel er voor sommigen inderdaad' niet veel zon is, zou het ook hen toch nu en dan' kunnen opbeuren door ook de andere zijde, den lichtkant, eens te gaan bekijken. Wat heerlijk, dat dte jeugd daarvan eigen lijk, bewust, nog niet zooweel last heeft. De regen -toch1 hadi eenige kleuters een zee van blijheid gebracht, want diepe, breede kuilen in het land hadden het beeld van slooten gekregen. En wat was nu fijner dan daarover hteen trachten te komen, zon der dat de klompen en de schoenen en wat daarin stak, last zou krijgen van het water. Dat was een vraagstuk, dat hoofdbrekens kostte. Nadat eerst de proef wa» genomen om op het tipje van schoen en klomp er doorheen te waden met het proefondervin delijk gevolg, dat daaraan1 het gevaar van natte kousen enl voeten was verbonden, haaiden ze een plank van een onnaspeurlijk dépAt en. legden die over de kuil. En het was een heerlijkheid om bun .spel gade te slaan, want dte plank boog telkens onder hun gewicht en waarschuwde met een ..krak" aanhoudend- de kleuters. Doch dat was Juist het enerveerondte: er was een zeker gievaart Dat was het pi-quantte; de aroma van het gevaL Gevaar kans in het levenl Hoe zou het zijn a's dat of die er ntiet was? Hoe kunnen ze prikkelen tot doorzetten en be Het meisje kwam naderbij en sprak „ik ben trotsch op je Simon." Maar de boer staarde verbluft naar zijn dochter; hij had gehoopt dat zij hem zou helpen en nu deed zij het tegendeel. „Praat je dien dolkop nou nog na ook," barstte hij toor nig los. „Wie het vaderland dient, ia gieen dol kop," antwoordde het meisje; en haar gezichtje gloeide van innerlijke ontroem- ring; Simon staarde haar vol bewondering aan. Meer dan ooit viel hemi op hoe mooi zo was en -een- smartelijk gevoel maakte zich van hem meester bij de gedachte, .dat hij haar misschien nooit terug zou zien. „Vaarwel boer," maakte Simon een einde aan de pijnlijke stilte en stak don boer zijn hand toe. „Ik dank u voor alle» wat -gij voor mij hebt gedaan. Ik vertrouw mijn spaargeld aan u toe, vaarwel!" Eerst aarzelde de boer de hem aange boden hand te drukken.' maar de harte lijke toon van den jongen man deed een warm gevoel ln hem opstijgen. „Nou, als 't dan toch zoo moet zijn, ga met Godl" En een krachtige handdruk vergezelde zjjn woorden. Nu wendde de Jonge man zich naar de dochter en reikte haar de hand. t „Vaarwel, Hanna." Het meisje hield rijn hand vast en haar oogen glansden vreemd en haar lippen trilden. En eer de boer het kon verhin deren had rij beide armen om Slmons ha-la geslagen en' kuste hem lang en Innig. Het volgende oogenblik was zij ver dwenen. t t Gramstorig liep d'e boer naar de schuur, Simon rekte zich uit, een nieuwe Jonge levenskracht bruischte in hem op en rijn oogen flikkerden van trots. Hij wist, dat een trouwe liefde hem1 begeleidde in dm mMusohoutMr«nd«D oorlog, 10 stierf proeven. Heit is beter dan steeds een leien dakje, wamt daarop glijdt het wel goed. maar'het glijdt en dat gaat alfijdi naar be n-oden. Dat Doeken van het gevaar, dat hebben v-ani ceni kans: het was voor dte kleutert hot spiegelgevecht voor het werkelijke leven. Ze wn-agdom het: en- het lukte. Hoe menigmaal hebben we ndot te wa- Sen. En al beooeven- we dan nog geen waag aiteen -to rijn; zeker is het, dat het oude spreekwoord": „wie niet waagt, niet wi-nt" nog niets van rijm dliepe beteefcemis heeft vertorent WAARHEID OP RIJM. MIJN MAN. FAMILIE. OVER HET NIEZEN. 'n Oude ziekte. De vraag waarom men dteni miezenden zegen weiiBcirt, is niiet nieuw, want reeds PilniLUH vroeg: Our sternatantes aaluban-tur? (Waarom wensdht men den nieeenden heil?) en) hij vertelt bij die gelegenheid, dal Tiiberius bijzonder op die gewoonte gesteld was, dat hij altijd, deni menschen heil wenschte, die li zijn tegenwoordigheid mesten, en dat bijl zeer ontevreden was, wanneer men hét ham niet deed. Peüronius, die ouder is dan! Plinius; maak t ook melding van die gewoonte en' schrijft: „Gytiho -nieste drie malen achtereen en Eumolphe keerdte zich om en beval, dat men Gytho hei zou wenschen". En Petronius voegde er bij: ,JDat men die geesten- groette, die zich uit de hersens losmaaktenT. De Grieken zelden ln, diergelijke geval len: „Dat Jupiter u beware of hijstal" Dat is de wensch, dien Pentelope uit in het 17de boek der Odyssee, ala zij Telemachus hoort ni«sen. Bij diezelfde Grieken is het niesen ook een gelukkig voorteeteenj, gelijk wij- kunnen lezen in de „Anabaaite" van Xcnophon, waarin „Oyrus eer» paar malen achtereen n-iest, hetgeen al» een gelukkig voortoeken beschouwd woedtf. En werkelijk won hij den slag tegen Xerxes, den Ariatlschen verat, di'e dte dwaasheid had van de zee met bullepezen te laten afranselen-, omdait hij zidh vetrmeette onstuimig te zijn, toen) hij, Xetrxes, een) kalm- water verlangde. A-ristode les zegt: .JMen wensch t, den nie zen heil, omdat het niezen uit d'e hersens, den zetel vain het verstand en den geesl voortkomt". Een latere verklaring is die van Sigonius. hij, dan was er tenminste iemand die bid den zou voor de ziel van den armen soldaat Tob Nooit Hoekfe. KRACHTMENBCHEN. Br is altijd' -plaat» voor een krachtoensdh en dte maakt plaats voor onderen. Bmeraon. De wereld wordt etigenlfjk maar in bewe ging gezet door een heel klein aantal „Korporaal Woiterl" Een man met gebruinde wangen en fonkelende oogen trad naar voren, „Ik heb een werkje voor je. Er hangt veel van af en er Is evenveel slimheid aLs moed voor noodig. Ik geloof dat je bei den. bezit De korporaal glimlachte en volgdie de aanduidingen van rijb overste. „Je riet daar dien heuvel: struikgewas is 't maar t geeft toch dekMng. Daar achter is het niet in den haak, lk ver moed; - maar enfin kijk zelf maar eens, wat ze daar aan 't doen rijn. Hoever schat je den afstand?" 'De korporaal loerde over het veld. „Vier kilometer, overste." „Goed, maar de linksche kant Medt geen dékking en rechts ls die vooruit springende boschzoom door den vijand bezet, „wat wil je aanvangen?" „Links probeeren en kruipen natuur lijk." „Ja, maar het is een gewaagde onder neming* De korporaal lachte overmoedig, „'t zal wel gaan, overste." „Je bent een dappere feeréi," prees de overste, trotsch dat hij zulke dappere mannen oommandeerdei „Zoek nog drie mannetjes uit en dan voorzichtig hoor!" san-era. Zij rijm de niak-ere van hun- tijd en d-e nest dép menschen rijm personen die leven ln dien ttJd, er de voordleelen of na- d celer» van ondervinden, om tenslotte „spoorloos" te sterven. De doodsadVer- teiutie en de grafsteen rijn voOr de meeste menschen hun beste getuigschriften. Wa ren ze eeuwig blijven leven, dan had hun naam waarschijnlijk nooit -in de courant ge komen en zelker niet in steen of marmer worden gehouwen. De menschen, die de wereld en hun- tijd imakeni, zijn zij die zich ruimte en lucht verschaffen, die hun- weg met fonische slagen' breken door het leven en banen, effenen ook voor hen, die niet» zijn. Niet alleen' in de kracht waarmee rij voor zichzélf en voor hun planneni ijveren, lugt hun verdiensté, maar boveüali lm die rmogteijj-khedeni, die zij- scheppen; voor de mïMoenen zwakke -broeders om- heni heen, om zich een 'bestaan te verwerven, Al-s baanbreker voor zij-n evenimenBch verdient dé krachitmenisoh onze volle -belang stelling. Het is zoo dikwijls verkeerd be grepen), dat de kraoh-tmenscb een egoïst is. In zekeren zin is hij fe v-eeü zichzelf en ligt hem rijn eigen persoonlijkheid te na aan het hart dan dat hij- op zal gaan in de massa. Maar zijn tfenken, voelen en- willen is té sterk en- tè breed-, dan dat hij rijn mede schepselen niet ook hun- aandeel in rijn successen gunt. Echter is hij van- m-eenlLng, ruimschoots het zijne te hebben- gedaan, wanneer hij zijn naasten dé gei'genheid hleeft verschaft om als ondergeschikten hiun arbeid in zfjn dienst te kunmeni verrichten. Wij moeten) de krachtmenschen daarom niet- ih fe eerste plaats als egoïsten zien, maar wij moetem een; voorbeeld nemen aan de wijze waarop zij gelegenheden) weten- te scheppen en «trachten in hun schaduw van verre voetstappen te dirukkera Dr. JOS. DE COCK. Vrager <fe H.: Gij wilt gaarne ln, het openbaar spieken en- vraagt- ons nu, wat te doen om meer dtirf te verkrijgen. Ons antwoord' is: „aanfcweeken van zelfvertrou wen". Tm de eerste paa-ts ls het- natuurlijk noodlig dat gij Het onderwerp, dat gij be handelen) wilt, terdege best-udéert. Eerst als gH alle gegevens nauwkeurig hebt. nage gaan en ze in een bepaalden vorm- hebt ge goten, kun-t gö het onderwerp in het open haar behandelen. Gij moet voelen, dat gij d-e te behandelen stof geiheél béheerschk Is dit al-les in orde. dan komt nog de moeilijk heid van hiet uitspreken. Hij-, die spreekt in- het openbaar, moet zeker zijn van zich zelf. moet weten en ervan overtuigd rijn, dat Pet» ter wereld) hem van wijn titema af kan brengen. Oefen u ln de eerste paals in het ver krijgen van zelfvertrouwen, tot gf} er diep van overtuigd rijt, dat gij niet andera kunt dan vlot spreken. Verzonden bmfeveni: M. K. -De H.; Moedér be H.; Onderwijizenee te H.; Vernleegster te H.; Handelaar te N. Deze verhaalt Ln zijn „Geschiedenis van Italiff", dat er onder Paus Gregorïus den Groot© op bet schiereiland1 een vrocseïijifce besmettelijk© ziekte was uitgebroken, die mot niesen begon. (Vermoedelijk do Griep). Vandaar is de gewoonte geblléven om God» barmhartigheid' af te roepen over hen, hij wie zich dat eerste verschijnsel openbaarde. Welke verklaring nu ook. de ware ls, wij vinden de gewoonte, om elkaar een prosit toe te roepen, als men Pest, vrij wa-t be leefder dan diiei, welk© 'dé etikettt» aan de hovelingen van dé koningen van- Sennaar in Afrika voorschreef. Daar moesten de aanwezigen d'en vorst, als hij niesde, den rui? t.ue ra;iiem en zich tegeliijkertlijeen 'likwhen- klap op de rochler r'lj geven-. Dan ls ons: „Wei moge hét u- bekomen!" "V -n>'> eenvoudig en fatsoenlijk. broeden eik. Voor 't oogenblik kon er niets gedaan worden^ zij moesten wach ten tot de maan op ging en dat duurde nog uren. Van het veld geurde de wind een reuk als van pas gemaaid gras mee. De kor poraal snoof hein op en plotseling kwam de herinnelng aan rijn vaderland ln hem op. Hij zag zich ln de welde de blanke zois zwaaien en een Jong melaje liep op hoon toe en sloeg haar armen om hein heen weg was zij. Zoo dikwijls dacht hij terug aan de laatste oogenblikken;, welke hij op den Lindenhof toefde. Maar dan zwol rijn borst van trots en moed en- de Liefde die hij meedroeg drong hem tot daden. Met zulk een ijlver had hfj- zich op den dienst toegelegd, dat hij na weinig weken reeds korporaal- was. Door zijn voorzichtigheid en moed had hfj- zich hét vertrouwen van ztlli overste waardig we ten te maken. Wanneer Hanna alles wist zou zij' trotsch op hem wazen. Geschreven had hij niet, maar Hanna zou wel begrij pen dat hij dat niet kon. „Wolter," hoorde hjj een zacht gefluis ter naast hem. „Wat ls er?" „Hoor Je niets?" Simon luisterde scherp. Nu meende hjj een licht ritselen te vernemen. Ja, daar hoorde hij het weer. Iemand slbop nar d erbij. „Rt-il, niet schieten," beval de korporattl. Vlak voor hen in het halfdonker van den nacht slopen eenige gestalten voor bij, die goed waar te nemen, waren» „Zeven stuks," fluisterde de korporaal, .voortij laten gaan." Redaardl volgde hij iedere beweging van dén vijand. Zijn be sluit was reeds genomen Toen zij vlak bij hem gelkomen waren, bleven zij •n schenen te beraadslagen. II 't Juttertje (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). dsna gjig «aa voorbij sa neg «m Robtnson. Ben apen blik, maar vrij van overmoed; Een bondig woord, kort, krachtig, klaar en goed Beproefd beleid in 't nemen en in 't geven; Streng voor zidh zel-v' en onberispelijk leven; Met vasten wil het onrecht tegengaan; Geen werk te vreemd of moeilijk te doorstaan; Gerechtigheid in alle doen en staven; Geen omgang dan met edelen en braven; Stil dulden wat men niet veranderen kan; Trouw tot in den dood, hoe ook het lot zich wende; Wie aan dit tiental vasthoudt bot den ende, Die man La wijs! die wordt mijn man. Toen ik nog rijk was en velen Icon, Had ik een menigte nichten en neven. Maar nu mijn goed en mijn gfeld mij ontgaat, Heb ik geen schepsel meer, die mij bestaat. Elk genie is egoist Was ook 't omgekeerde waar, 't Garische menschdom hing beslist Van genieën aan elkaar. Wie 't bijtendst wezen kan? Een slang, een dolle hond, Een adder? Mis. Wie dan? Een tandelooze mond. Héél voorzichtig kruipend, beschermd door het nachtelijk duister hadden zij de Vlakte over getobd en lagen nu in een beschermend1 struikgewas. De diepe stilte ln t woud1 werd' verbroken door 'n- enkel schot, maar rij letten er niet op, het was de gewone avondgroet van dan vijand. Wolter lag op het dikke mos onder een R.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7