't Juttertje
Populair Bijvoegsel van de
HCLDERSCHE COURANT,
win ZATERDAG 14 APRIL 1928.
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
Tob Nooit Hoek|o.
325. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
IN STIJGENDE LIJN.
.n het koor der lofzangers van de
■Jhitterende Paaschdagen wil ik ook mijn
<Sed hebben om mede uit te jubelen de
vreugde en de blijheid van het schoone
len efestijn. En dan als een heel beschei'
dan koorzanger, die meedoet omdat bij
wei uiting moet geven aan hetgeen er
U tem bruist en zoo het koor versterkt,
t«rvijl overigens zijn deelname verloren
pa» in hot groote ensemble.
Tbrwijl het koor der Paasohgangers
üt|eiubeld heeft, was er in de natuur
log de voortgang van bet ontplooiende
«i wordende leven.
\ersterkt en gestreeld door een zomer-
cte temperatuur op den dag daarna,
het leven aan alle zijden open.
(viral zioh ontbotsterende knoppen;
overal een weving van teer groen; overal
tobp geopende orocus en narcia.
Vttlk een verschiet opent zich weer
V-iur een ontvankelijk gemoed, dat niet
givoon is de dingen maar kalm langs
stel heen te laten glijden, doch beroerd
woilt door velerlei wat rondom gebeurt
en lat het leven voller en grootscher
makt.
k>e saaier sou het leven zijn els we
nie bewogen werden door tinten en
kleirschakeeringen, door het het interes-'
sane leven van vogel, dier en plant;als
we niet zagen de vele uitingen van het
■chippend genieten en als we niet ge-
troien werden door hetgeen een kunste-
natrsoog en een kunstenaarshand en een
kuutenaarsziel in impressies weet weer
te teven.
E' is zooveel dat bloeit; er is zooveel
datreden geeft tot overdenking; er is
sooeel dat dwingt tot onderzoek, zoodat
hee den dag onze aandacht in beslag
kan worden genomen. Onverklaarbaar
baat is bet dan ook, dat iemand meent
ziekte kunnen vervelen, want juist door
al ce belangstelling eischende dingen
kom er schier tijd te kort. Niet dat men
het ;evoel heeft tijd te kort te komen
ook lat zou niet goed zijn maar het
geval dat de tijd bezet is en dat men
geentijd heeft zich te vervelen, geeft
een ;evoel van rust en genoegelijke (geen
genogzame) behagelijkheid.
En de gang van Paschen tot Pinksteren
geatover een brug van buitengewone
f genitingen want waar ook de blik zich
wend, vanaf de brug toonen zich heer
lijkspanorama's, die oog en gedachte,
barten ziel geheel in beslag nemen.
H« ia de tijdgang, die alles perst tot
volbid en rijpheid of die de basis legt
van le vruchten, die daarna1 in voltooi
den vasdom, ons den zegen van den oogst
brenjen.
Vioral de ouden van dagen, die het
f;elu: hebben gehad den somberen, tries
en -n naargeestigen tijd door te komen,
voelm zich weer krachtiger worden en
z]j Ltstoan bet uit bun boekje aan het
raan op te staan om buiten de deur de
voorjurslucht op te Bnuiven^die de lon
gen Ben zuiveringskuur doet "óndergaan
sn tet bloed krachtiger door de nerven
stutf, zoodat ook de oellen, die dreigden
sf ti schrompelen weer doorstroomd wor-
Novelle door G. V.
CUPIDO IN DE GARDEROBE.
Ie heer Heiman Stadenborg meakte zich
op naar den schouwburg te gaan, teneinde
de i,première" bij te wonen van eem stuk,
dat met treffende reclame was aangek an-
digl ais te zijn „de Schlager oftewe
„Tekker" van een onnoembaar aantal
Üiffters ln het buitenland.
Cn de vestibule van het gebouw gekomen,
boste hij onwillekeurig tegen een) mede-
kunsüiefhebber, die zich naar hem toe-
ketrde met eeni gezicht, gelijk heb kwaan-
aaidtig masker van Melpomene, de muze
vai Het treurspel, dat evenwel plotseling
veranderde ln het blijde en lachende masker
vai Thslia, de muze van het blijspel, zoodat
de wisselende uitdrukking van dezen neer
gdieefl ln stijl bleef met plaats en omgeving.
-3en jlpt Herman?'* vroeg de heer.
»^eg, wat kom Jü hier uitvoeren?
„Vermoedelijk hetzelfde als Jij, Frans!
tnbwoorde Herman Stadenborg eenlgsrlms
verwonderd.
By deze onverwachte en' edgenaaroige
oitmoetlng gaven belde hsexen e.konGer
htrteiyik-lachend de hand.
rik hadi je bijna omver gelooperu, excuae-
ael-
„Never rnind, ik was er self Wjil"
Op dat oogenbük bemerkte de heer Sta
kenborg een heel mooie vrouw, een- paar
P*Wen achter zijn vriend, die glimlachend
'•ontmoeting stond gade te slaan.-
Frans Manders do vriend trachtte
*f|n plaatsbewijs te voorschijn te halen,
maar kon daarin niet slagent; hij fouilleerde
minstens tien maal ieder van rijn twintig
ukken sosder resultaat, totdat hij, het ko
den en andermaal tot functioneering
worden gedoemd.
Ik weet niet in welk boek ik dat eens
gelezen heb over de invallende dooi in
Rusland als een zoele wind, na maanden
lange, snerpende koude waait over de
witte velden en heel het landschap ver
andert in een drabbige, druipende klon-
tige klpdderpoel, pr een geur door de
lucht zweeft, die heel het wezen van
mensch en natuur doorstroomt. Een lucht
die niet is te deflniëeren, doch die als
een weldadige aanraking streelt door heel
het wezen.
Zoo, ongeveer, lijkt 't me is het in de
natuur als op den dag na Paschen toen
ook een zoete, diep doordringende wel
dadigheid het lichaam doorstraalde en
een fijn aroma in den neus drong.
Dan is het alsof je borst zich tien cen
timeter uitzet; alsof je longen een volu
me lucht verwerken, die honderd procent
grooter is dan in gewone omstandigheden.
Ket is alsof heel je wezen zich verjongt
en inderdaad krijg je dan Pallietersche
bevliegingen want je zoudt het willen
uitbulderen en uitjubelen boe opgewekt
je je wel gevoelt.
En ofschoon we ons wat bezadigder
voordoen dan Pallieter toch geloof lk,
dat de Innerlijke neigingen dezelfde zijn
en wij ook wel eens zouden willen rollen
door het gras of plassen door de „Nethe"
en ons te goed zouden willen doen aan
al wat de aarde ons als heerlijke voort
brengselen in den schoot werpt, zonder
te denken aan maat of regel.
Van Paschen tot Pinksteren 1 Welk een
prachtige tijd 1
Daarvan te kunnen en te mogen ge
nieten en bewust te beleven de heerlijk
heden, die de tijd oplevert, dat is een
schat van groote waarde.
Zoo het slechts even kan, geniet er van.
Want de tijd is kort.... spoedig gaat
het weer bergafwaarts.
Nu zijn we stijgende naar de ozonrijke
sferen en dan gaat het weer naar het
belemmerende dal.
Profiteert 1
DE BADPLAATS KOOG OP TEXEL.
Wie thans een bezoek brengt 'aan nei
dorpje Koog, kan Zich overtuigen, eet er
hara ge werk. wordt, om siraks in het zo-
mergetijde vele gasten te kunnen ontvangen.
Het Judana-hotel wordt door den onderne-
menden heer Kikkert eens zioo groot ge-
tul
en kunnen vinden en de penslonoouw
maakt, zoodat er straks velen tere
neemt van jaar tot jaar vrij sterk toe, ook
nu weer.
Dit kleine dorp, dat lang in vergetelheid
gedompeld lag, Is nu als mooie badplaats
reeds heinde en ver bekend geworden. En-
geischen en Duitschers zijn er met per
sonen uit eigen land reeds dikwijls gelo
geerd geweest en gedurig keeren ziji terug
om er rust te zoeken en- kracht op te doen
tot Iateren arbeid. De ondernemer van ge
noemd badhotel en meer anderen brengen
gaarne alle» spoedig in' gereedheid tot een
waardige_ ontvangst, van wie hier willen
niemand der eerdere gaaien,
waarvan velen by particulieren onderdak
vonden, omdat hotel en pensions geen vol
doende ruimte boden, heeft zich hier zeker
mische van zijn vergeefsche pogingen in
ziende, zich uit de malle positie redde, door
te zéggen:
JPfirdon, mag ik even mljini vrouw voor
stellen!?"
De mooie vrouw, gekleed in suggestief
avondtoilet, naderde het tweetal met gra
cieuze bewegingen en vriendelijk lachje.
Frans stelde voor:
„Mijn vrouw.mijn oude vriend Her
man- Stadenborg!"
Tijdens de gebruikelijke plichtplegingen
hervatte Fnans weden met energie zijn on
derzoek, totdat zijn vrouw hem vroeg:
„Wat zoek je toch?"
„Myn. plaatsbewijzen!"
„Die heb ik Immersl Je hebt ze me thuis
gegeven, om die dadelijk bij de hand te
hebben!"
„Dat is waar ookH" En zijn vrouw ver
liefd aankijkend, terwijl hjjj de biljetten in
ontvangst namen, welke zij uit haar taschje
had gehaald, fluisterde hij' rijm vriend in
het-oor:
„Ik ben nog een' beetje in de boonen, ik
ben pas getrouwd, vat-je?"
Het trio ging door de contrflle naar de
garderobe of vestiaire om hoeden, jassen
en verdere bemoodlgdheden af te geven.
Toen de ouvreuse den bontmantel van
mevrouw Manders ln bewaring nam en daar
aan het etiket wilde hechten, vroeg zij:
„Hoort mevrouw bUJ meneer?"
iBy deze gewone vraag keken bedde echt-
genooteni elkaar met een lachje van ver
standhouding aan, en meivrouw zedde met
een stem, waarin teedere aandoening trilde:
Tijden» de pauze bleef de mooie mevrouw
Manders op haar plaats zitten en! gaf haar
mam verlof ln. den foyer met rijn vriend een
sigaret te rocken, evenwel niet zonder hem
m te roepen': „Laat mij een portie Ijs bren
gen, ja?"
Beide vrienden namen1 ln de koffiekamer
een kopje koffie en Herman Stadenborg
zei lachend:
,iAls ik mij! niet vergis, rijn jullie nog in
d« wittebroodsweken, tenminste.,.."
„Midden la boy, aog middenin, wjj sjja
den doorgebracht en tijd beklaagd.
)W* WPw ons beg>eveni op oeni hoogst en
duintop In de nabijheid van genoemd hotel,
om er den omtrek te verkennen, 't Is die,
waarop het- houten scherm- geplaatst is, dat
ver uij zee gezien kan worden, en waarop
de stormbal van den atonm-waarechuwings-
dienst meermalen hot „weest op uw heeoe"
toeroept aan schippers en yisschors, die niet
ver van de kust hun- arbeid verrichten.
Van hier kunnen we waarnemen al de
zeven kerkdorpen van het eiland mot tal
van gehuchten en boerderijen daartusschen;
men ziet dan al dadelijk, dat Ta*el veel meer
weide- dan bouwland heeft, en het wit-wol-
lige schaapvee en de bonte rundaren deco-
reeren het tot Hollansch landschap. T-och
heeft Texel Iets eigenaardigs in da honder
den aarden walletjes, die de landerijen
scheiden en tevens beschutting aanbieden
aan het wel vee.
Van ons hoo;
op het kleine
dertig huizen telt
taaiste jaren reeds, met het oog op het
vreemdelingenverkeer, uitgebreid en de
vraag naar bouwterrein wordt er grooter.
Volgiens de overleveringen moet Koog eer
der een bloeiende plaats geweest zjjn, waar
vele menschen zich gevestigd hadden.
Vooral- ln den goud-en tijd der walvisch-
vangst hield eem aanzienlijk getal comman
deurs van de Groentondsvaarcers hier ver-
biyf en bracht bloei en welvaart aan. Doch
visscherij en scheepvaart gingen langza
merhand verloren en poococnde bleven
slechts enkele huizen als „overschot van het
uitgebloeide schoon" over. Nu evenwel rijst
er weer toekomst, en 't is bijna te voorspel
len, dat, wat pu nauwelijks een gehucht mag
hoeten, over eenige jaren weder een flink
dorp zal zijn. De goed beharde weg, die nu
weer hier en daar verbreed zal worden met
het oog op het toenemende verkeer, en die
zich als een zilveren lint slingert tusschen
bruine heide en groene weiden en bosschen,
maakt de gemeenschap heel wat gemakke
lijker dan weleer. lij den »omer snorren
auto's en bussen) heen en weer, ook ten
dienste van de Texelaars.
Wanneer we nog eenmaal hebben neer
gezien op de meestal eenvoudige huizen en
op het gerestaureerde Hervormde kerkje,
van steen opgetrokken en voorzien van een
houten koepeltorentje, weik bedehuis geen
eigen leer aar meer heeft, omdat de Her
vormden zich hebben gecombineerd met die
te Waal, waar de dominé woont, willen we
eens naar het Westen kijken, waar het
mooie strand lang3 de Noordzee zich uit
strekt. Vroeger moeten hier uitgestrekte
buitenienden en uiterwaarden gelegen heb
ben, waarop veel hooi werd geteeid, die
langzamerhand geheel door de zee zijn ver
sweg m. Nu is er alleen overgebleven een
breed strand, dat ais het mooiste van ons
land wordt gekwalificeerd, waartegen de
branding van dag tot dag en van jaar tot
jaar haar witgepluimde golven heenstuwt
en daarbij ringt het eeuwenoude lied van
komen en vergaan.
Nu 1-lgt de greote zee daar kalm en stem
mig, en er boven zweven, f||aa zonder
wiekte weeg, talrijke meeuwen uit de species
marinua en argentatus. Kleine meeuwen,
storm- en- kokmeeuwen, maken drukkere
bewegingen, en meermalen wordt er een
achtervolgd door een roofmeeuw, kenbaar
aan het bruine kleed en aan de snelle vlucht
met korte zwenkingen.
Op de zee zwemmen enkele zwarte zee
eenden, terwijl vliegende aalscholvers don
ker afsteken tegen net blauw-groene water.
Af en toe vertoont zich de kop van een zee
hond, terwyi in de verte meermalen sprin
gende bruinvisschen zichtbaar zijn. Op het
watervlak drijven verscheidene visscners-
sckuiten, en heel aan den horizon vertoonen
zich rookpluimen van stoombooten, zich
bewegende tusschen de lichtschepen van
Haaks en Terechelüngerbank. Op het strand
bij de af- en aanrollende golven trippelen
strandplevierem, terwijl een paar schol
ekaters bezig is een vette kwal te ontleden.
Zoo is bij het klams weer alles mooi bij
en op de zee, doch wjj weten het en onder
pas een maand getrouwd- en komen juist
van de huwelijksreis!" antwoordde Frans
verheerlijkt. „Wij gaan vanavond naar den
schouwburg waar wij elkaar voor 't eerst
hebben ontmoet, voor, dezelfde garderobe
en voor dezelfde ouvreuse, maar toen onder
geheel andere omstandigheden en lang niet
zoo Idyllisch!"
„Neen, dat begrijp ik".
jPardon, dat kan je niet -begrijpen, luis
ter! Zes maanden geleden stond, ae vrouw,
die nu de mijne is, ook toevallig naast mij
voor de vestiaire, en herhaalde de ouvreusa
de stereotype vraag:
„Behoort mevrouw by meneer?"
,/Neem, meen!" antwoordde zij. toen! hevig
verontwaardigd^ alsof die vraag voor een
beJeediginw gold, zoodat ik kleurde van
woede. Maar toen, ik haar eens goed opnam,
week mijn ergernis en lik »ag een heerlijke
verschijning, waarvan een. onvergetelijke
gratie in charme uitging* die mij in een
oogenbük tot -bedaren brachten.
,iMaar.*t was toch eigenlijk, -te gekl
Wat verbeeldde die muf zien wel? Of -ik
een monster was, of een) besmettelijke ziekte
had1, of regelrecht uit de gevangenis kwam.
Ik begon! inwendig te koken, maar toen ik
op mijni plaats gezeten, haar in eem tegen
overgestelde loge ontdekte, raakte ik geheel
van de kook, want je begrtjipt dat ik 't al
leeüjk te pakken had.
Ik nam mij dan ook voor, te weten te
komen wie die vrouw was!
Na afloop der voorstelling, waarvan ik
tusschen haakjes geen jota heb begrepen,
wachtte ik tot zij haar plaat® had verlaten
em spoedde mij daarna naar de loge om
daarvan de letter en het nummer van den
stoel op te nemen em op mijn manchet te
noteeren,
Dien avond was n.1. gereserveerd voor
een abonnemenitsvoorstelung; dem volgen-
ilen' morgen vervoegde ik mij bjj den admi
nistrateur van dem schouwburg met verzoek
mij op te geven wie stond ingeschreven als
abonné van Loge A, atoel Nq. 87. Daaruit
bleek, dat bedoelde plaats, benevens No. 3S,
besproken waren door den heer Opperheim,
bankier.
Dadelijk maakte ik eocduries. Des* heer
vonden heit dikwijl», dat de Noordwester
stormen dood en verderf kunnen loeten, en
uiemig zeemansleven Is in de nabijheid van
dit ongewisse strand verloren gegaan, ter
wijl kostbare achepen tot wrakken gebeukt
werden en handelaschatteni verzonken. Dan
heeft de bemanning van de reddingsboot,
die in gindsch hiuisfle van de Noord- en
Zuid-Hollandsche Rcddingsmaatschappij
bewaard wordit, meermalen wonderen van
dapperheid verricht, waarbij eigen leven
niet geteld w-erd, om dat van aen even-
menach te -redden, zonder dat er naar rang
of natie -gevraagd' werd. En geen winst
bejag kg ten grondslag aan dit streven;
hier was edele menschentmim de drijfveer.
iWie Koog bezoekt, kan ook een kijkje
nemen in de tenlti, waar de reddingsboot op
een wagen met breede wielen gereed, steat,
en waar ook het vuurpijltoestel en de ove
rige reddingsmiddelen bewaard worden.
Om en bij' het Juliana-hotel heeft het
Staatsboschbeidrljif honderden dennetjes
aangebracht, die reeds een lommerrijk plant
soen vormen. En wie de avifauna en de
wilde duinflora bemin-fc, kan naar het Noor
den en naar het Zuiden- valleien vinden,
waar honderden vogels huizen en kleurige
planten met schoone bloemen zich in tal
rijke vormen ontwikkelen.
Wie Texel bezoekt, vergete de badplaats,
het kleine dorpje Koog, niet!
VBOOUJKHKTU
Wanneer ik over vroolijkheid ga spreken,
schijnt het haast overbodig voorop te stel
len, dat ik geen MdmchÜgheid, geen uit
bundigheid op het oog heb. „Maar waartoe
die verontschuldiging?" zal misschien deze
of gene vragen. ,,Is het dan verxeerc, is het
dan verboden om vroolijk te zijn? Wat zou
er van ons leven terecht komen als we den
beker den vrooiijkhedd niet aan de lippen
mochten setten? Zelfs al is ze een enkele
maal uitbundig en luidruchtig, wat doet bet
er boe, als ze ons ontspanning geeft en den
bruisenden levensstroom krachtig langs
zijn oevers doet glijden?" „Ach", zal daar
entegen een ander zeggen, „hoe kunt ge zóó
gevoelloos spreken? Het is' immers niet
mogelijk om vroolijk te zjjn in, een tijd als
deze! Neen, we mogen niet vroolijk zijn al»
anderen zóó ontzettend lijden! Het zou van
de grootst mogelijke zelfzucht getuigen als
we dat lijden ook maar een ooganblik kon
den vergeten!"
Welk een verschil van opvatting tusschen
den een en den ander! Maar de waarheid
ligt in het midden. Zij, die maar onverstoord
vroolijk zijn en rich van hqt lyd-en der men
schen slechts dan iets beginnen aan te trek
ken als hel hun naby komt, »U geven zeer
zejeer van zelfzucht en gedachteloosheid
blijk. Maar rij, die er voortdurend' onder
gebukt gaan en het hoofd zóó diep ter aarde
buigen als hadden rij alleen den rwaren
last te dragen ilj vergeten de rechtmatige
elschen van hun omgeving en maken voor
zich zeiven en die omgeving da wereld tot
een somber tranendal.
Laat ons beginnen met te erkennen, dat
de vrooiykheid en droefgeestigheid tot op
zekere boogie zaken zijn van temperament.
De een schijnt het aangeboren om de licht-,
den ander om de schaduwzijde van allea
te zien.
Maar dit toegegeven we kunnen
ons temperament toch wel in zooverre wij
zigen, dat wy er niet de slaven van zijn.
En dan komen we tot de «ictsom, dat we
ons een vrooiijkhedd kunnen denken, die
riet van onverschilligheid blijk geeft, die
niet geveensd Is en niet luidruchtig, maar
die de afstraling is van een gemoed, dat
zichzelf heeft leeren beheerschen; dat, ton-
-P f mtamm tiwmunUiH» 11' nu lfJ.Hi *Hi n WHlAMi
ASPIRATIEN.
„Onze aBpiroticn rijn de profetieën
van ons Noodlot"-
Vreemd deed ons bij «oratie lezing de
spruuk uau, die wy hierboven dit artikel
tje schrijven; zoo vreemd zelfs, dat wy
by de lering ervan den naam van den
auteur vergaten te notoexen. Maar zijp go-
dauhtengang herinneren wy ons des te
beter en die kan allen vun nut zijn, die
in de verwezetniykliig van hun asplratiën
niet geheel geslaagd zijn.
De Jeugdige mensch heeft verschillen
de aspiraties en schept zich verschillende
idealen, waarvan hy met het vuur zijn
leeftyd eigen de verwezenlijking hart
grondig verlangt. Wanneer hU zoo oud ge
worden is, dat hy de verwezenlijking er
van al nad verwacht, dan zijn met het
groeien zijner Jaren ook zyn aspiraties
rijper en voller geworden en weer koes
tert hy idealen, weer arbeidt hij ge-stadig
en zijn dxoomen in werkelijkheid te aan
schouwen. Maar heeft hij den mannen»»
leeftijd bereikt, dan blijft nog steeds een
groot deel zyner gekoesterde verwach
tingen over, die wederom vragen om ver-
stoffeHjkt te worden.
Het Noodlot heeft geprofeteerd, dat
hy aspiraties zou koesteren, telkens en
telkens weer; het Noodlot heeft hem tel
kens opnieuw het juk van den arbeid1 op
gelegd, waardoor alleen hy kan berei
ken, wat leefde in zyn droomen. Zoo be
schouwd is de aspiratie, in hem werkend
door het Noodlot, de spoorslag tot steeds
nieuwen arbeid. Gelukkig Is hy, die de
frischheid der Jeugd behoudende, "blijft
streven naar de verwezenlijking der as
piraties, want hij zal vreugde beleven van
zijn dagwerk, dat velen tot een last is. dat
anno-ecnllijke massa's verrichten, alechta
met de gedachte in het hoofd: „het moet,
wij moeten eten".
Houd Uw aspiraties levendig en gy ruit
zien, dat alle wprk U licht valtl
Dr. JOS DE COGK.0
Moeder te N.
Ieder kind neigt min of meer tot bang
heid en daarom is het altyd te ontraden
kinderen in donker op te sluiten. De ner-
veuse aanleg is, reeds jong, vaak wel
aanwezig, doch meestal niet duidelijk voor
ieder te herkennen. De steeds terugkee-
lende angst voor opsluiting versterkt de
nervositeit van het kind, wat rich meestal
op Iateren leeftijd openbaart- Uw kindje
is wel op den' leeftijd van 5 jaar maar wij
meenen, dat gy wat met haar praten
kunt. Een onderhoud' met een kind, btgry-
peiyk voor haar leeftijd, werpt altijd gun
stige resultaten af. Ieder kind wil gaarne
zelfstandig zijn en Iets doen of laten uit
eigen beweging. Van dit feit kan ieder
opvoeder profyt trekken.
Vrager te H.
Uw schrijven was te verward eq kun
nen wij daaruit onmogelijk uw toestand
overzien. Punt voor punt moet gij eerst
uwe gedachten voor ons uitwerken, en
eerst als alles ons duldeiyk ls, kunnen wij
u raad geven,
N. N. te H.
Natuurlijk ls uw toestand niet hopeloos,
maar gij maakt alles veel erger dan het
is. Orden uw gedachten eerst eens goed
en als gij wat kalmer zljt, moet gij ons
eens schrijven. Het is zeker, dat gij nu
de zaak reeds anders inziet.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Uerlenslraat I20r 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, e m.
over de wyze waarop zy hun kun
nen verfrlsschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld ln dit blad
behandeld. Mochten de fceantwoordlngen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk san de aanvragers.
was vermoedeiyic verhinderd geweest er
had alleen zyn vrouw de voorstelling laten
bijwonea Hoe 't ook zy* ik wou er het
mijne van helbbeni, en om een motief te vin
den haar te bezoeiken, kocht1 'ik een hee.
fijn kanten' dames-zakdoekje eni meid.de mij
aan bet opgegeven adres.
'Ik stond voor een prachtig groot boe
renhuis, schelde aan en verzocht aan den
bluisknecbt, dis de deur. opende, my>n visite
kaartje ziji meester te overhandigen, met
verzoek of Ik hem. een oogenbük zou mo
gen spreken. Nadab ik bad plaats genomen
in de hall, kwam de bediende weldra terug
met de boodschap, dat de beer des huizes
ziek was, maar dat zijn nichtje nüj met ge
noegen! wilde ontvangen.
Hoeral Zij was 't nichtje en niet zyn
vrouw, em toen ik mij eenigen tijd met die
ontdekking verblijd had, kwam zij binnen^
O, beste jongen, ik was zoo verward, dat
ik bij-na vergat m-y voor te stellen, maar
toen ik op dreef was, en haar op de hoogte
bracht van) de reden) van myn 'bezoek, en
haar het corpus delicti, het zakdoekje^, ver
toonde en overhandigde, riep zy vrooiyk uit:
„O, d»b i» van- mij-, meneer, dank u wei!"
Nou vraag ik jel Als de bliksem' naast mij.
was -ingeslagen had ik niet idioter kunnen
ky-ken. Stel je voor, het zakdoekje dat ik
een paar uur geleden) lm een 'lingerie had
gekocht, was van baar, enl herkende zij' als
naar eigendom. Quei toupet! De uit
drukking van myn gezicht moet van dden
aard' geweest zijm, dat zijl zich niet langier
kon inhouden en ln lachen' uitbarstte.
„Maar, dame, hoe is dat mogelijk?" waag
de ik te zeggen.
„Meneer, houd op, alsjeblieft), ik lach me
dood! Dat had u ndet gedacht! De bedrieger
bedrogen! Zóó rijn de manneni; als wij arme
vrouwen) niet oppassen zyn! wy altyd de
dupe, miaar ik keri de heeren der schepping,
want Jk ben getrouwd geweest en nu we-
duweF
O, weduweI Heerlijk!" had ik bllna uit
geroepen), maar lk slikte het laatste woord
tijdig in en vervolgde confuus: ,yO pardon,
ik wil zeggen, 't was maar een leugentje
om best wiül"
„Dit begreep lk dadelijk toens u werd
ungsdiend, hoewel ik al et eens uw nasm
kende; maar u heeft mijl gisterenavond ln
het theater zoo 2ltten fixeereni, dat ik by
mijzelf zei, toen Jozef my de boodschap
bracht: „Aha, dat is die meneer van giste
renavond 1"
„Juist, mevrouw, em vanmorgen wist ik
wiie de abonné was die rich by de vestiaire
beleedigdi achtte, toen de ouvreuse haar
vroeg: ,3®hoort u by meneer?" Ik was
natuurlijk woedend op u, dat kont u zich
voorstellen, maar als ik u dan.-weer be
schouwde door de lens van myn kyker,
maakte alle wrevel plaats voor, een meer
dan gewone sympathie en ik- nam dit foefje
te baat om met u kennis te maken!"
Br vertelde haar verder alle bijzonderhe
den omtrent mijn persoon, positie, fortuin.,
verleden, heden en toekomst en gaf haar te
kennen, dat ik haar Uef had gekregen.
„jMag ik daarom verxoëkenT, zoo eindiigda
ik mijn enthousiaste alléénspraak, welke
zij welwillend en glimlachend had aange
hoord, ,|binnen afzienbaren tijd, liefst zoo
kort mogeiyic 't voorrecht te mogen hebben
u naar dem schouwburg te vergezellen, en
als de ouvreuse u weer dezelfde vraag stelt,
u volmondig te hooren zeggen: „Ja!"
„Moet ik alleen maar voor ae ouvreuse
„Jajr zeggen1?" vroeig zij mij schelksch toe
lachend, /Eerst voo-r oen wethouder van
den burgeriyken stand en daarna voor de
ouvreuse van dte komedie!" beaamde lk.
„Wij zullen zleni,-maar laat -miij vler-en-
twlnhig uur bedenktijd, en1 kom morgen
ochtend dej-euneeren! Maar..., A propos,
nu weet ik alles van u, maar u nog niets
van myi"
„Dat waag i'k erool" jubelde lk van geluk.
„Trouwens, ik ben) voldoende ingelicht. Wie
kent Phi'lip Opperheim niet, den bekenden
bankier en filantroop, en zjjn nicht is na
tuurlijk een roompje naar haar oompje".
„En begrip nou, ouwe Jongen", be
sloot Herman zyn poëtiach-proza. „waarom
wij sulke verliefde blikken wisselden, toen
mijn schat' op de vraag: „behoort mevrouw
by meneer?" in plaats van het verachtelijke
.Neen!" met een zachte, van aandoening
trillende stem, antwoordde: '„Jal"
Za'n opwaartsche tijd in de natuur
doet ieder met fri6schen moed weer voor-
waais gaan.
Robinson.
Daalder Dn.