't Juttertje Populair Bijvoegsel van de HCLDERSCHE COURANT, win ZATERDAG 14 APRIL 1928. VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Tob Nooit Hoek|o. 325. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). IN STIJGENDE LIJN. .n het koor der lofzangers van de ■Jhitterende Paaschdagen wil ik ook mijn <Sed hebben om mede uit te jubelen de vreugde en de blijheid van het schoone len efestijn. En dan als een heel beschei' dan koorzanger, die meedoet omdat bij wei uiting moet geven aan hetgeen er U tem bruist en zoo het koor versterkt, t«rvijl overigens zijn deelname verloren pa» in hot groote ensemble. Tbrwijl het koor der Paasohgangers üt|eiubeld heeft, was er in de natuur log de voortgang van bet ontplooiende «i wordende leven. \ersterkt en gestreeld door een zomer- cte temperatuur op den dag daarna, het leven aan alle zijden open. (viral zioh ontbotsterende knoppen; overal een weving van teer groen; overal tobp geopende orocus en narcia. Vttlk een verschiet opent zich weer V-iur een ontvankelijk gemoed, dat niet givoon is de dingen maar kalm langs stel heen te laten glijden, doch beroerd woilt door velerlei wat rondom gebeurt en lat het leven voller en grootscher makt. k>e saaier sou het leven zijn els we nie bewogen werden door tinten en kleirschakeeringen, door het het interes-' sane leven van vogel, dier en plant;als we niet zagen de vele uitingen van het ■chippend genieten en als we niet ge- troien werden door hetgeen een kunste- natrsoog en een kunstenaarshand en een kuutenaarsziel in impressies weet weer te teven. E' is zooveel dat bloeit; er is zooveel datreden geeft tot overdenking; er is sooeel dat dwingt tot onderzoek, zoodat hee den dag onze aandacht in beslag kan worden genomen. Onverklaarbaar baat is bet dan ook, dat iemand meent ziekte kunnen vervelen, want juist door al ce belangstelling eischende dingen kom er schier tijd te kort. Niet dat men het ;evoel heeft tijd te kort te komen ook lat zou niet goed zijn maar het geval dat de tijd bezet is en dat men geentijd heeft zich te vervelen, geeft een ;evoel van rust en genoegelijke (geen genogzame) behagelijkheid. En de gang van Paschen tot Pinksteren geatover een brug van buitengewone f genitingen want waar ook de blik zich wend, vanaf de brug toonen zich heer lijkspanorama's, die oog en gedachte, barten ziel geheel in beslag nemen. H« ia de tijdgang, die alles perst tot volbid en rijpheid of die de basis legt van le vruchten, die daarna1 in voltooi den vasdom, ons den zegen van den oogst brenjen. Vioral de ouden van dagen, die het f;elu: hebben gehad den somberen, tries en -n naargeestigen tijd door te komen, voelm zich weer krachtiger worden en z]j Ltstoan bet uit bun boekje aan het raan op te staan om buiten de deur de voorjurslucht op te Bnuiven^die de lon gen Ben zuiveringskuur doet "óndergaan sn tet bloed krachtiger door de nerven stutf, zoodat ook de oellen, die dreigden sf ti schrompelen weer doorstroomd wor- Novelle door G. V. CUPIDO IN DE GARDEROBE. Ie heer Heiman Stadenborg meakte zich op naar den schouwburg te gaan, teneinde de i,première" bij te wonen van eem stuk, dat met treffende reclame was aangek an- digl ais te zijn „de Schlager oftewe „Tekker" van een onnoembaar aantal Üiffters ln het buitenland. Cn de vestibule van het gebouw gekomen, boste hij onwillekeurig tegen een) mede- kunsüiefhebber, die zich naar hem toe- ketrde met eeni gezicht, gelijk heb kwaan- aaidtig masker van Melpomene, de muze vai Het treurspel, dat evenwel plotseling veranderde ln het blijde en lachende masker vai Thslia, de muze van het blijspel, zoodat de wisselende uitdrukking van dezen neer gdieefl ln stijl bleef met plaats en omgeving. -3en jlpt Herman?'* vroeg de heer. »^eg, wat kom Jü hier uitvoeren? „Vermoedelijk hetzelfde als Jij, Frans! tnbwoorde Herman Stadenborg eenlgsrlms verwonderd. By deze onverwachte en' edgenaaroige oitmoetlng gaven belde hsexen e.konGer htrteiyik-lachend de hand. rik hadi je bijna omver gelooperu, excuae- ael- „Never rnind, ik was er self Wjil" Op dat oogenbük bemerkte de heer Sta kenborg een heel mooie vrouw, een- paar P*Wen achter zijn vriend, die glimlachend '•ontmoeting stond gade te slaan.- Frans Manders do vriend trachtte *f|n plaatsbewijs te voorschijn te halen, maar kon daarin niet slagent; hij fouilleerde minstens tien maal ieder van rijn twintig ukken sosder resultaat, totdat hij, het ko den en andermaal tot functioneering worden gedoemd. Ik weet niet in welk boek ik dat eens gelezen heb over de invallende dooi in Rusland als een zoele wind, na maanden lange, snerpende koude waait over de witte velden en heel het landschap ver andert in een drabbige, druipende klon- tige klpdderpoel, pr een geur door de lucht zweeft, die heel het wezen van mensch en natuur doorstroomt. Een lucht die niet is te deflniëeren, doch die als een weldadige aanraking streelt door heel het wezen. Zoo, ongeveer, lijkt 't me is het in de natuur als op den dag na Paschen toen ook een zoete, diep doordringende wel dadigheid het lichaam doorstraalde en een fijn aroma in den neus drong. Dan is het alsof je borst zich tien cen timeter uitzet; alsof je longen een volu me lucht verwerken, die honderd procent grooter is dan in gewone omstandigheden. Ket is alsof heel je wezen zich verjongt en inderdaad krijg je dan Pallietersche bevliegingen want je zoudt het willen uitbulderen en uitjubelen boe opgewekt je je wel gevoelt. En ofschoon we ons wat bezadigder voordoen dan Pallieter toch geloof lk, dat de Innerlijke neigingen dezelfde zijn en wij ook wel eens zouden willen rollen door het gras of plassen door de „Nethe" en ons te goed zouden willen doen aan al wat de aarde ons als heerlijke voort brengselen in den schoot werpt, zonder te denken aan maat of regel. Van Paschen tot Pinksteren 1 Welk een prachtige tijd 1 Daarvan te kunnen en te mogen ge nieten en bewust te beleven de heerlijk heden, die de tijd oplevert, dat is een schat van groote waarde. Zoo het slechts even kan, geniet er van. Want de tijd is kort.... spoedig gaat het weer bergafwaarts. Nu zijn we stijgende naar de ozonrijke sferen en dan gaat het weer naar het belemmerende dal. Profiteert 1 DE BADPLAATS KOOG OP TEXEL. Wie thans een bezoek brengt 'aan nei dorpje Koog, kan Zich overtuigen, eet er hara ge werk. wordt, om siraks in het zo- mergetijde vele gasten te kunnen ontvangen. Het Judana-hotel wordt door den onderne- menden heer Kikkert eens zioo groot ge- tul en kunnen vinden en de penslonoouw maakt, zoodat er straks velen tere neemt van jaar tot jaar vrij sterk toe, ook nu weer. Dit kleine dorp, dat lang in vergetelheid gedompeld lag, Is nu als mooie badplaats reeds heinde en ver bekend geworden. En- geischen en Duitschers zijn er met per sonen uit eigen land reeds dikwijls gelo geerd geweest en gedurig keeren ziji terug om er rust te zoeken en- kracht op te doen tot Iateren arbeid. De ondernemer van ge noemd badhotel en meer anderen brengen gaarne alle» spoedig in' gereedheid tot een waardige_ ontvangst, van wie hier willen niemand der eerdere gaaien, waarvan velen by particulieren onderdak vonden, omdat hotel en pensions geen vol doende ruimte boden, heeft zich hier zeker mische van zijn vergeefsche pogingen in ziende, zich uit de malle positie redde, door te zéggen: JPfirdon, mag ik even mljini vrouw voor stellen!?" De mooie vrouw, gekleed in suggestief avondtoilet, naderde het tweetal met gra cieuze bewegingen en vriendelijk lachje. Frans stelde voor: „Mijn vrouw.mijn oude vriend Her man- Stadenborg!" Tijdens de gebruikelijke plichtplegingen hervatte Fnans weden met energie zijn on derzoek, totdat zijn vrouw hem vroeg: „Wat zoek je toch?" „Myn. plaatsbewijzen!" „Die heb ik Immersl Je hebt ze me thuis gegeven, om die dadelijk bij de hand te hebben!" „Dat is waar ookH" En zijn vrouw ver liefd aankijkend, terwijl hjjj de biljetten in ontvangst namen, welke zij uit haar taschje had gehaald, fluisterde hij' rijm vriend in het-oor: „Ik ben nog een' beetje in de boonen, ik ben pas getrouwd, vat-je?" Het trio ging door de contrflle naar de garderobe of vestiaire om hoeden, jassen en verdere bemoodlgdheden af te geven. Toen de ouvreuse den bontmantel van mevrouw Manders ln bewaring nam en daar aan het etiket wilde hechten, vroeg zij: „Hoort mevrouw bUJ meneer?" iBy deze gewone vraag keken bedde echt- genooteni elkaar met een lachje van ver standhouding aan, en meivrouw zedde met een stem, waarin teedere aandoening trilde: Tijden» de pauze bleef de mooie mevrouw Manders op haar plaats zitten en! gaf haar mam verlof ln. den foyer met rijn vriend een sigaret te rocken, evenwel niet zonder hem m te roepen': „Laat mij een portie Ijs bren gen, ja?" Beide vrienden namen1 ln de koffiekamer een kopje koffie en Herman Stadenborg zei lachend: ,iAls ik mij! niet vergis, rijn jullie nog in d« wittebroodsweken, tenminste.,.." „Midden la boy, aog middenin, wjj sjja den doorgebracht en tijd beklaagd. )W* WPw ons beg>eveni op oeni hoogst en duintop In de nabijheid van genoemd hotel, om er den omtrek te verkennen, 't Is die, waarop het- houten scherm- geplaatst is, dat ver uij zee gezien kan worden, en waarop de stormbal van den atonm-waarechuwings- dienst meermalen hot „weest op uw heeoe" toeroept aan schippers en yisschors, die niet ver van de kust hun- arbeid verrichten. Van hier kunnen we waarnemen al de zeven kerkdorpen van het eiland mot tal van gehuchten en boerderijen daartusschen; men ziet dan al dadelijk, dat Ta*el veel meer weide- dan bouwland heeft, en het wit-wol- lige schaapvee en de bonte rundaren deco- reeren het tot Hollansch landschap. T-och heeft Texel Iets eigenaardigs in da honder den aarden walletjes, die de landerijen scheiden en tevens beschutting aanbieden aan het wel vee. Van ons hoo; op het kleine dertig huizen telt taaiste jaren reeds, met het oog op het vreemdelingenverkeer, uitgebreid en de vraag naar bouwterrein wordt er grooter. Volgiens de overleveringen moet Koog eer der een bloeiende plaats geweest zjjn, waar vele menschen zich gevestigd hadden. Vooral- ln den goud-en tijd der walvisch- vangst hield eem aanzienlijk getal comman deurs van de Groentondsvaarcers hier ver- biyf en bracht bloei en welvaart aan. Doch visscherij en scheepvaart gingen langza merhand verloren en poococnde bleven slechts enkele huizen als „overschot van het uitgebloeide schoon" over. Nu evenwel rijst er weer toekomst, en 't is bijna te voorspel len, dat, wat pu nauwelijks een gehucht mag hoeten, over eenige jaren weder een flink dorp zal zijn. De goed beharde weg, die nu weer hier en daar verbreed zal worden met het oog op het toenemende verkeer, en die zich als een zilveren lint slingert tusschen bruine heide en groene weiden en bosschen, maakt de gemeenschap heel wat gemakke lijker dan weleer. lij den »omer snorren auto's en bussen) heen en weer, ook ten dienste van de Texelaars. Wanneer we nog eenmaal hebben neer gezien op de meestal eenvoudige huizen en op het gerestaureerde Hervormde kerkje, van steen opgetrokken en voorzien van een houten koepeltorentje, weik bedehuis geen eigen leer aar meer heeft, omdat de Her vormden zich hebben gecombineerd met die te Waal, waar de dominé woont, willen we eens naar het Westen kijken, waar het mooie strand lang3 de Noordzee zich uit strekt. Vroeger moeten hier uitgestrekte buitenienden en uiterwaarden gelegen heb ben, waarop veel hooi werd geteeid, die langzamerhand geheel door de zee zijn ver sweg m. Nu is er alleen overgebleven een breed strand, dat ais het mooiste van ons land wordt gekwalificeerd, waartegen de branding van dag tot dag en van jaar tot jaar haar witgepluimde golven heenstuwt en daarbij ringt het eeuwenoude lied van komen en vergaan. Nu 1-lgt de greote zee daar kalm en stem mig, en er boven zweven, f||aa zonder wiekte weeg, talrijke meeuwen uit de species marinua en argentatus. Kleine meeuwen, storm- en- kokmeeuwen, maken drukkere bewegingen, en meermalen wordt er een achtervolgd door een roofmeeuw, kenbaar aan het bruine kleed en aan de snelle vlucht met korte zwenkingen. Op de zee zwemmen enkele zwarte zee eenden, terwijl vliegende aalscholvers don ker afsteken tegen net blauw-groene water. Af en toe vertoont zich de kop van een zee hond, terwyi in de verte meermalen sprin gende bruinvisschen zichtbaar zijn. Op het watervlak drijven verscheidene visscners- sckuiten, en heel aan den horizon vertoonen zich rookpluimen van stoombooten, zich bewegende tusschen de lichtschepen van Haaks en Terechelüngerbank. Op het strand bij de af- en aanrollende golven trippelen strandplevierem, terwijl een paar schol ekaters bezig is een vette kwal te ontleden. Zoo is bij het klams weer alles mooi bij en op de zee, doch wjj weten het en onder pas een maand getrouwd- en komen juist van de huwelijksreis!" antwoordde Frans verheerlijkt. „Wij gaan vanavond naar den schouwburg waar wij elkaar voor 't eerst hebben ontmoet, voor, dezelfde garderobe en voor dezelfde ouvreuse, maar toen onder geheel andere omstandigheden en lang niet zoo Idyllisch!" „Neen, dat begrijp ik". jPardon, dat kan je niet -begrijpen, luis ter! Zes maanden geleden stond, ae vrouw, die nu de mijne is, ook toevallig naast mij voor de vestiaire, en herhaalde de ouvreusa de stereotype vraag: „Behoort mevrouw by meneer?" ,/Neem, meen!" antwoordde zij. toen! hevig verontwaardigd^ alsof die vraag voor een beJeediginw gold, zoodat ik kleurde van woede. Maar toen, ik haar eens goed opnam, week mijn ergernis en lik »ag een heerlijke verschijning, waarvan een. onvergetelijke gratie in charme uitging* die mij in een oogenbük tot -bedaren brachten. ,iMaar.*t was toch eigenlijk, -te gekl Wat verbeeldde die muf zien wel? Of -ik een monster was, of een) besmettelijke ziekte had1, of regelrecht uit de gevangenis kwam. Ik begon! inwendig te koken, maar toen ik op mijni plaats gezeten, haar in eem tegen overgestelde loge ontdekte, raakte ik geheel van de kook, want je begrtjipt dat ik 't al leeüjk te pakken had. Ik nam mij dan ook voor, te weten te komen wie die vrouw was! Na afloop der voorstelling, waarvan ik tusschen haakjes geen jota heb begrepen, wachtte ik tot zij haar plaat® had verlaten em spoedde mij daarna naar de loge om daarvan de letter en het nummer van den stoel op te nemen em op mijn manchet te noteeren, Dien avond was n.1. gereserveerd voor een abonnemenitsvoorstelung; dem volgen- ilen' morgen vervoegde ik mij bjj den admi nistrateur van dem schouwburg met verzoek mij op te geven wie stond ingeschreven als abonné van Loge A, atoel Nq. 87. Daaruit bleek, dat bedoelde plaats, benevens No. 3S, besproken waren door den heer Opperheim, bankier. Dadelijk maakte ik eocduries. Des* heer vonden heit dikwijl», dat de Noordwester stormen dood en verderf kunnen loeten, en uiemig zeemansleven Is in de nabijheid van dit ongewisse strand verloren gegaan, ter wijl kostbare achepen tot wrakken gebeukt werden en handelaschatteni verzonken. Dan heeft de bemanning van de reddingsboot, die in gindsch hiuisfle van de Noord- en Zuid-Hollandsche Rcddingsmaatschappij bewaard wordit, meermalen wonderen van dapperheid verricht, waarbij eigen leven niet geteld w-erd, om dat van aen even- menach te -redden, zonder dat er naar rang of natie -gevraagd' werd. En geen winst bejag kg ten grondslag aan dit streven; hier was edele menschentmim de drijfveer. iWie Koog bezoekt, kan ook een kijkje nemen in de tenlti, waar de reddingsboot op een wagen met breede wielen gereed, steat, en waar ook het vuurpijltoestel en de ove rige reddingsmiddelen bewaard worden. Om en bij' het Juliana-hotel heeft het Staatsboschbeidrljif honderden dennetjes aangebracht, die reeds een lommerrijk plant soen vormen. En wie de avifauna en de wilde duinflora bemin-fc, kan naar het Noor den en naar het Zuiden- valleien vinden, waar honderden vogels huizen en kleurige planten met schoone bloemen zich in tal rijke vormen ontwikkelen. Wie Texel bezoekt, vergete de badplaats, het kleine dorpje Koog, niet! VBOOUJKHKTU Wanneer ik over vroolijkheid ga spreken, schijnt het haast overbodig voorop te stel len, dat ik geen MdmchÜgheid, geen uit bundigheid op het oog heb. „Maar waartoe die verontschuldiging?" zal misschien deze of gene vragen. ,,Is het dan verxeerc, is het dan verboden om vroolijk te zijn? Wat zou er van ons leven terecht komen als we den beker den vrooiijkhedd niet aan de lippen mochten setten? Zelfs al is ze een enkele maal uitbundig en luidruchtig, wat doet bet er boe, als ze ons ontspanning geeft en den bruisenden levensstroom krachtig langs zijn oevers doet glijden?" „Ach", zal daar entegen een ander zeggen, „hoe kunt ge zóó gevoelloos spreken? Het is' immers niet mogelijk om vroolijk te zjjn in, een tijd als deze! Neen, we mogen niet vroolijk zijn al» anderen zóó ontzettend lijden! Het zou van de grootst mogelijke zelfzucht getuigen als we dat lijden ook maar een ooganblik kon den vergeten!" Welk een verschil van opvatting tusschen den een en den ander! Maar de waarheid ligt in het midden. Zij, die maar onverstoord vroolijk zijn en rich van hqt lyd-en der men schen slechts dan iets beginnen aan te trek ken als hel hun naby komt, »U geven zeer zejeer van zelfzucht en gedachteloosheid blijk. Maar rij, die er voortdurend' onder gebukt gaan en het hoofd zóó diep ter aarde buigen als hadden rij alleen den rwaren last te dragen ilj vergeten de rechtmatige elschen van hun omgeving en maken voor zich zeiven en die omgeving da wereld tot een somber tranendal. Laat ons beginnen met te erkennen, dat de vrooiykheid en droefgeestigheid tot op zekere boogie zaken zijn van temperament. De een schijnt het aangeboren om de licht-, den ander om de schaduwzijde van allea te zien. Maar dit toegegeven we kunnen ons temperament toch wel in zooverre wij zigen, dat wy er niet de slaven van zijn. En dan komen we tot de «ictsom, dat we ons een vrooiijkhedd kunnen denken, die riet van onverschilligheid blijk geeft, die niet geveensd Is en niet luidruchtig, maar die de afstraling is van een gemoed, dat zichzelf heeft leeren beheerschen; dat, ton- -P f mtamm tiwmunUiH» 11' nu lfJ.Hi *Hi n WHlAMi ASPIRATIEN. „Onze aBpiroticn rijn de profetieën van ons Noodlot"- Vreemd deed ons bij «oratie lezing de spruuk uau, die wy hierboven dit artikel tje schrijven; zoo vreemd zelfs, dat wy by de lering ervan den naam van den auteur vergaten te notoexen. Maar zijp go- dauhtengang herinneren wy ons des te beter en die kan allen vun nut zijn, die in de verwezetniykliig van hun asplratiën niet geheel geslaagd zijn. De Jeugdige mensch heeft verschillen de aspiraties en schept zich verschillende idealen, waarvan hy met het vuur zijn leeftyd eigen de verwezenlijking hart grondig verlangt. Wanneer hU zoo oud ge worden is, dat hy de verwezenlijking er van al nad verwacht, dan zijn met het groeien zijner Jaren ook zyn aspiraties rijper en voller geworden en weer koes tert hy idealen, weer arbeidt hij ge-stadig en zijn dxoomen in werkelijkheid te aan schouwen. Maar heeft hij den mannen»» leeftijd bereikt, dan blijft nog steeds een groot deel zyner gekoesterde verwach tingen over, die wederom vragen om ver- stoffeHjkt te worden. Het Noodlot heeft geprofeteerd, dat hy aspiraties zou koesteren, telkens en telkens weer; het Noodlot heeft hem tel kens opnieuw het juk van den arbeid1 op gelegd, waardoor alleen hy kan berei ken, wat leefde in zyn droomen. Zoo be schouwd is de aspiratie, in hem werkend door het Noodlot, de spoorslag tot steeds nieuwen arbeid. Gelukkig Is hy, die de frischheid der Jeugd behoudende, "blijft streven naar de verwezenlijking der as piraties, want hij zal vreugde beleven van zijn dagwerk, dat velen tot een last is. dat anno-ecnllijke massa's verrichten, alechta met de gedachte in het hoofd: „het moet, wij moeten eten". Houd Uw aspiraties levendig en gy ruit zien, dat alle wprk U licht valtl Dr. JOS DE COGK.0 Moeder te N. Ieder kind neigt min of meer tot bang heid en daarom is het altyd te ontraden kinderen in donker op te sluiten. De ner- veuse aanleg is, reeds jong, vaak wel aanwezig, doch meestal niet duidelijk voor ieder te herkennen. De steeds terugkee- lende angst voor opsluiting versterkt de nervositeit van het kind, wat rich meestal op Iateren leeftijd openbaart- Uw kindje is wel op den' leeftijd van 5 jaar maar wij meenen, dat gy wat met haar praten kunt. Een onderhoud' met een kind, btgry- peiyk voor haar leeftijd, werpt altijd gun stige resultaten af. Ieder kind wil gaarne zelfstandig zijn en Iets doen of laten uit eigen beweging. Van dit feit kan ieder opvoeder profyt trekken. Vrager te H. Uw schrijven was te verward eq kun nen wij daaruit onmogelijk uw toestand overzien. Punt voor punt moet gij eerst uwe gedachten voor ons uitwerken, en eerst als alles ons duldeiyk ls, kunnen wij u raad geven, N. N. te H. Natuurlijk ls uw toestand niet hopeloos, maar gij maakt alles veel erger dan het is. Orden uw gedachten eerst eens goed en als gij wat kalmer zljt, moet gij ons eens schrijven. Het is zeker, dat gij nu de zaak reeds anders inziet. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Uerlenslraat I20r 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, e m. over de wyze waarop zy hun kun nen verfrlsschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld ln dit blad behandeld. Mochten de fceantwoordlngen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk san de aanvragers. was vermoedeiyic verhinderd geweest er had alleen zyn vrouw de voorstelling laten bijwonea Hoe 't ook zy* ik wou er het mijne van helbbeni, en om een motief te vin den haar te bezoeiken, kocht1 'ik een hee. fijn kanten' dames-zakdoekje eni meid.de mij aan bet opgegeven adres. 'Ik stond voor een prachtig groot boe renhuis, schelde aan en verzocht aan den bluisknecbt, dis de deur. opende, my>n visite kaartje ziji meester te overhandigen, met verzoek of Ik hem. een oogenbük zou mo gen spreken. Nadab ik bad plaats genomen in de hall, kwam de bediende weldra terug met de boodschap, dat de beer des huizes ziek was, maar dat zijn nichtje nüj met ge noegen! wilde ontvangen. Hoeral Zij was 't nichtje en niet zyn vrouw, em toen ik mij eenigen tijd met die ontdekking verblijd had, kwam zij binnen^ O, beste jongen, ik was zoo verward, dat ik bij-na vergat m-y voor te stellen, maar toen ik op dreef was, en haar op de hoogte bracht van) de reden) van myn 'bezoek, en haar het corpus delicti, het zakdoekje^, ver toonde en overhandigde, riep zy vrooiyk uit: „O, d»b i» van- mij-, meneer, dank u wei!" Nou vraag ik jel Als de bliksem' naast mij. was -ingeslagen had ik niet idioter kunnen ky-ken. Stel je voor, het zakdoekje dat ik een paar uur geleden) lm een 'lingerie had gekocht, was van baar, enl herkende zij' als naar eigendom. Quei toupet! De uit drukking van myn gezicht moet van dden aard' geweest zijm, dat zijl zich niet langier kon inhouden en ln lachen' uitbarstte. „Maar, dame, hoe is dat mogelijk?" waag de ik te zeggen. „Meneer, houd op, alsjeblieft), ik lach me dood! Dat had u ndet gedacht! De bedrieger bedrogen! Zóó rijn de manneni; als wij arme vrouwen) niet oppassen zyn! wy altyd de dupe, miaar ik keri de heeren der schepping, want Jk ben getrouwd geweest en nu we- duweF O, weduweI Heerlijk!" had ik bllna uit geroepen), maar lk slikte het laatste woord tijdig in en vervolgde confuus: ,yO pardon, ik wil zeggen, 't was maar een leugentje om best wiül" „Dit begreep lk dadelijk toens u werd ungsdiend, hoewel ik al et eens uw nasm kende; maar u heeft mijl gisterenavond ln het theater zoo 2ltten fixeereni, dat ik by mijzelf zei, toen Jozef my de boodschap bracht: „Aha, dat is die meneer van giste renavond 1" „Juist, mevrouw, em vanmorgen wist ik wiie de abonné was die rich by de vestiaire beleedigdi achtte, toen de ouvreuse haar vroeg: ,3®hoort u by meneer?" Ik was natuurlijk woedend op u, dat kont u zich voorstellen, maar als ik u dan.-weer be schouwde door de lens van myn kyker, maakte alle wrevel plaats voor, een meer dan gewone sympathie en ik- nam dit foefje te baat om met u kennis te maken!" Br vertelde haar verder alle bijzonderhe den omtrent mijn persoon, positie, fortuin., verleden, heden en toekomst en gaf haar te kennen, dat ik haar Uef had gekregen. „jMag ik daarom verxoëkenT, zoo eindiigda ik mijn enthousiaste alléénspraak, welke zij welwillend en glimlachend had aange hoord, ,|binnen afzienbaren tijd, liefst zoo kort mogeiyic 't voorrecht te mogen hebben u naar dem schouwburg te vergezellen, en als de ouvreuse u weer dezelfde vraag stelt, u volmondig te hooren zeggen: „Ja!" „Moet ik alleen maar voor ae ouvreuse „Jajr zeggen1?" vroeig zij mij schelksch toe lachend, /Eerst voo-r oen wethouder van den burgeriyken stand en daarna voor de ouvreuse van dte komedie!" beaamde lk. „Wij zullen zleni,-maar laat -miij vler-en- twlnhig uur bedenktijd, en1 kom morgen ochtend dej-euneeren! Maar..., A propos, nu weet ik alles van u, maar u nog niets van myi" „Dat waag i'k erool" jubelde lk van geluk. „Trouwens, ik ben) voldoende ingelicht. Wie kent Phi'lip Opperheim niet, den bekenden bankier en filantroop, en zjjn nicht is na tuurlijk een roompje naar haar oompje". „En begrip nou, ouwe Jongen", be sloot Herman zyn poëtiach-proza. „waarom wij sulke verliefde blikken wisselden, toen mijn schat' op de vraag: „behoort mevrouw by meneer?" in plaats van het verachtelijke .Neen!" met een zachte, van aandoening trillende stem, antwoordde: '„Jal" Za'n opwaartsche tijd in de natuur doet ieder met fri6schen moed weer voor- waais gaan. Robinson. Daalder Dn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 9