UIT DE HDE WERELD OUD SOEST NATUUR EN TECHNIEK „DE STILTE DER VERLATENHEID" Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 7 JULI 1928. De moeilijke vraag. HET BLIKJE. Tob Nooit Hoekje. 't Juffertje 337. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). NATIONALE KLEEDERDRACHTEN. Zty zQn ten doode opgeschreven. De modestoflen zijn veel goedkooper. Iedereen weet dat de karakteristieke volksdrachten hoe langer hoe meer in on bruik raken, en het tegenwoordige ge slacht heeft op dit gebied wel de grootste veranderingen beleefd. Het getal der genen, die aan geen modewisselingen denken, die hun rok juist zoo dragen, als hun ouders het vóór hen gedaan heb ben en hun kinderen het na hen zullen doen, neemt met den dag af. Hier en daar echter vindt men nog streken waar elke nieuwigheid afstuit op het onwankelbaar vasthouden aan het door gewoonte ge heiligde, waar bijv. de boer zijn bonten muts draagt, als staat de thermometer op 80° Fahrenheit, en die boerenmeid voor de smaakvolste geldt die de meeste rok ken over elkander aantrekt Met zeven kleederlagen aan den veldarbeid te gaan en zich in het hooiland of in het hooge koren te bewegen, is misschien niet luch tig en gemakkelijk, maar het is historisch en daardoor eerwaardig. Een breede lee- ren riem over de maag heen gespen is wellicht geen gezonde gewoonte, en toch zou men in sommige streken eer een nieuwe gemeentewet invoeren, dan een nieuw middel om de broek op te houden. Die trouw aan de voorvaderlijke klee ding heerscht ook nog in sommige onzer provinciën, het meest op de eilanden, maar ze werd vooral sedert 1870 door spoorwegen en andere voortbrenselen der moderne beschaving op een zware proef gesteld. De volledige nationale kleedij komt enkel nog maar voor in twee scherp afgescheiden centra. Het eene omvat Zee land, en dan nog hoofdzakelijk alleen de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland, en een deel van Zeeuwsch-Vlaanderen. Het andere strekt zich uit langs de kust der Zuiderzee van Staphorst (in Over- ijsel) in het Noorden tot Huizen (in N.- Holland) in het Zuiden. De eilanden Urk en Marken en het dorp Volendam (dat zoo goed als een eiland op het land is) moet men ook tot dat centrum rekenen. Maar overigens wordt in ons land het na tionale costuum nergens meer compleet gedragen. Waar het verder voorkomt, houdt men het slechts gedeeltelijk in eere, zelfs in de visschersdorpen langs de Zuiderzee. En zoo is ook de toestand in het grootste (westelijke) deel van Fries land, op .enkele van de Noordzee-eilan- den, in Nd.-Holland(in hoofdzaak West- Friesland), op het platteland van Zuid- Holland en Utrecht, de Noordelijke Zeeuwsche eilanden, langs den Gelder- schen I.Tsel, in den achterhoek v. Gelder land, in het land van Maas en Waal en in het noordelijk en westelijk deel van Nd.- Brabant. Maqr in Groningen, een groot deel van Drente en Overijsel, in het zuid oosten van Noord-Brabant en in Limburg ia bijna elk spoor van de oude volks drachten uitgewischt. Een belangrijke factor in dien omme- keter waren de fabrieken, doordat zij de modestoffen zoo goedkoop leveren. Al dat dunne bijwerk van kantje, blonden, tule, knoopen, enz., dat juist de modekleeding karakteriseert en haar zeker in de oogen der lagere standen dubbel aantrekkelijk maakte, werd in ongehoorde massa's door de raderen der machines geleverd. Wat niet onmiddellijk verkocht werd, moest toch zijn weg vinden eer het verouderde, en werd het volgend jaar ten plattenlande tegen lagere prijzen aangeboden; daar door konden de vrouwen het zich te ge makkelijk aanschaffen, dan dat het geen invloed op haar kleedij zou hebben. Een tweede oorzaak van het verdwijnen der Naar het Engelsoh. (Nadruk verboden). L Het rustelooze „tik, tik, tik" van een hamer, die schilfers van een wit marmeren beeld afsloeg, klonk door de zwoele stilte van den zomernamiddag. In de groote, koele kamer boven het atelierlageen jonge vrouw loom op een divan, toeged k met een prachtig Oostersoh zijden kleed. Ongeduldig gooide zij het boek, waarin zy had liggen lezen, in een hoek van de kamer, en met een uiterst-ontevreden uitdrukking op haar knap gezichtje stond ze op, strekte haar armen wyd uit en 8 PLieve Help! riep ze uit. Wat een leven! Wèt een leven! En daarvoor heb ik mijn eigen zalige vrijheid opgegeven! Voor dit leven! Eenzaam verwaarloosd, het is afschuwelijk! Zij lachte schril en ging naar de deur. Maar hij moet nu maar eens met me uitgaan. Ik kan het zoo niet uithouden en ik mI het hem vertellen ook. Met vlugge bonte, typische nationale drachten sluit zich hierbij direct aan: haar kostbaar heid. Verder vereischt de vervaardiging van de meeste dier costuums heel wat kennis; ze zijn lastig in het dragen, kost baar van onderhoud, vooral de kanten mutsen en kappen, die meestal door spe ciale strijksters moeten worden behan deld. De nieuwerwetsche kleeding daar ontogen is zooveel eenvoudiger en losser in het dragen en kan geheel gereed in de winkels worden gekocht. Hier staat weer tegenover dat vele van die oude drachten flatteeren, en daardoor blijven sommige nog steeds in eere. Overigens heeft ook de oorlog zijn invloed doen gel den. Reeds tijdens den grooten wereld strijd gingen gaandeweg de grondstoffen ontbreken waaruit de nationale kleeder dracht vervaardigd wordt, doordat zoo veel uit het buitenland moet worden aan gevoerd. De echte (Belgische) kant was in 1917 niet meer teverkrijgen, of ze werd te duur. Daardoor werd de inheem- sche dracht een onbereikbare luxe voor velen, die nog gaarne de oude traditie getrouw wilden blijven. Men moest wel tot de gewone stadskleedij overgaan. In de Baronl van Breda woonden vele boe rinnen te ver van plaatsen waar „mutseö- opdoensters" gevestigd waren; ze konden haar mutsen niet meer gestreken krij gen, want het vak loonde de moeite niet meer. Verscheidene geweven stoffen, zoo als voor de drachten vrfh Volendam en Marken, werden schaarsch. Ook heeft de groote watersnood van 1916 het uiterlijk der huizen gewijzigd, de woningen wer den meer modern gemaakt, en daarmede was de oude kleedij niet meer in over eenstemming. Er bestaat immers een on miskenbare wisselwerking tusschen die huizen waarin de menschen wonen en den vorm en de kleur hunner kleedij. De nationale kleederdrachten zijn ten doode opgeschreven; zij gaan langs den weg die van verscheidenheid tot eenheic voert, hun einde tegemoet. Men kan dit betreuren, of er zich over verheugen, het is een historische noodwendigheid. Jam mer is het echter, dat sommige volks drachten verknoeid worden door allerlei toevoegsels, die het nationale costuum veranderen, in iets dat niet te qualificee- ren is. Zoo wordt b.v. de oude kleedij ten halve verloochend door sommige rijke Friezinnen of Noord-Hollandschen die er een eer in stellen bij haar naar den laatsten smaak gemaakte hoeden mantels en japonnen haar kostbaar gouden oor ijzer en kanten kap te behouden. Zoo is de West-Friesche „kiep" een soort van vrije fantasie, door middel van allerlei gitten, bloemen en strikken, op het zoo genaamde kapothoedje, dat omstreeks 1886 le dernier cri van de Parijsche mode was. Een voorbeeld van verandering die al thans niet zoo aesthetisch storend werkt, is het corset dat de vrouwen op Walche ren sinds eenige jaren bij haar nationale kleedij dragen. B. DE BIJGELOOVIGE MISDADIGER. Achtergelaten schoenen. De stokzegen. Het is merkwaardig, hoeveel bijgeloof nog in onzen tijd leeft onder beroepsmis dadigers, die zich daardoor laten ver leiden tot onverklaarbare domheden. Voor de oplossing van een misdrijf is het van het grootste belang dat de politie bekend is met dat bijgeloof van den misdadiger. De vrouw van een berucht inbreker had haar kind van tien maanden in een kou den winternacht te vondeling gelegd en haar eigen schoenen er naast laten staan. De schoenmaker, die de schoenen pas ge repareerd had, woonde dichtbij en op die wijze kon de moeder gemakkelijk ontdekt worden. Later bekende ze de schoenen te hebben laten staan.om onvindbaar te zijn. Dit geloof van den misdadiger, dat hij niet ontdekt kan worden, als hij maar iets achtéliaat op de plaats van het mis drijf, is zeer algemeen. Men herinnere zich, hoe vaak ook inbrekers (zooals de kranten dat euphomistisch noemen) „hun visite-kaartje deponeeren." Als de boeven iets achterlaten op hun operatieterrein kan dit overigens slechts van voordeel zijn voor de autoriteiten, belast met het onder zoek. Van buitengewone beteekenis is het, als op de plaats waar een misdrijf ge- pl eegd is doornappelzaad wordt gevonden. Het is een griezelig gewas, de doornappel (datura stranionium), griezelig in zijn werking, in zijn geschiedenis. Vergiftig, verdoovend, en al bij kleine hoeveelheden doodeljjk is, alles aan deze plant. Wortels, bladeren en de mooie bloemen, de vruchten, alles is gevaarlijk. Worden de bladeren op een heete kachel gestrooid en de dampen ingeademd, dan ontstaat bewusteloosheid, gepaard met visioenen en krampen. Wrijft men een zalf van fijngewreven doornappelzaad onder de oksels, dan ver oorzaakt deze een gevoel van lichtheid en vliegen. Hier vinden we terug de be ruchte heksenzalf uit do middeleeuwen, waarmede de heksen zich insmeerden om te kunnen vliegen. En wat ze in haar vi sioenen zagen, bekenden ze later voor het gerecht als werkelijk beleefd Zijn we nu de periode der heksenprocessen te boven, zoo zijn we het die van het gebruik van den doornappel nog niet. Deze is in de veertiende eeuw in Europa gebracht door de zigeuners, inwier sagenwereld de doornappel een belangrijke rol speelt. En nog altijd laten zij hot zaad' ervan achter op de plaatsen, waar ze misdaden bedre ven hebben, en gelooven dat ze ddardoor onvindbaar zijn. Vindt men deze zaden, dan kan men er zeker van zijn dat zigeu ners de daders zijn geweest. Ook de dingen, die de misdadigers als mascotte bij zich dragen, vormen soms een belangrijke aanwijzing, voor de po litie. De in de middeleeuwen zoo gepre zen aluinwortels (Mandragora officinalis) worden nog veel gedragen evenals de wortels van de heggerank. Al deze wor tels, vooral de alruin, die ook het „krach tigst" werkt, hebben den vorm van een mannetje. Met hun hulp gelooft de dief gemakkelijk sloten te kunnen openen. Op misdadigers worden ook telkens nog aan getroffen tooverspreuken. In Duitsch- land luidde een merkwaardige spreuk, die diende om bij het gerecht (de „roode deur") geloof te vinden als volgt: Nu treed ik voor de roode deur, Daar staan drie zwarte ruiters voor. De een heeft geen hoofd, De andere geen mond, De derde imist zijn tong, Zoo moeten al mijn vijanden verstommen. Dergelijke spreuken bestaan ook om uit de gevangenis te komen, om sloten te openen, of om een afwezige magisch te •verwonden. De laatste, de z.g. „stokzegen", heeft eens als bewijsmiddel gediend, dat de veroordeeling mogelijk maakte van een vrouw, verdacht van poging tot ver giftiging. Het onderzoek tegen haar stond op het punt van opgeheven te worden, om dat er geen enkel motief te vinden was waarom zij de bewuste persoon had willen vergiftigen. Vóór zij vrijgelaten werd ge lastte de justitie nog eenmaal een huis zoeking te doen en hierbij kwam een oud vergeeld papier (in een gebedenboek lig gend) voor den dag, waarop een „stok- zagen" geschreven stond. Hierin werd de persoon met name genoemd en de too- verspreuk uitgesproken dat hij, wien de vervloeking gold, met den nu te snijden stok, „in absentia" geslagen moest wor den, „omdat hij een ander liefhad." Hiermee was de vijandige gezindheid van de verdachte bewezen, en weldra de daad bekend. Het volk kent vele middelen waardoor men ongestraft een valschen eed kan afleggen. Men drage slechts de ooren van een hop hij zich, of een beentje van zijn eigen gestorven kind. Men buige den duim naar binnen, zet de linkerhand in de zijde, spuwt voor en na het zweren, en neemt zeven steentjes in den mond, of een goudstuk onder de tong. Menigeen, die anders de waarheid zou getuigen, legt een valschen eed af, omdat hij in het be zit meent te zijn van een middel, dat hem toelaat ongestraft een valschen eed af te leggen. B. treden ging ze de trap af naar beneden en kwam in de koele, betegelde hall. Voor do deur van het atelier bleef ze stilstaan. En toen het „tik, tik, tik" weer opklonk, verdween alle aarzeling en ze deed een paar passen de kamer In, terwijl ze den deurknop in haar hand hield. Herbert! zei ze op zachten, smeeken den toon. Steeds, als ze zoo binnenkwam, keek hij op en glimlachte; maar vandaag was hij te" zeer verdiept in zjjn werk. Herbert 1 weerklonk de stem van de jonge vrouw door de stille kamer, ditmaal met een ongeduldige klank erin. Maar de man scheen haar niet te hooren, want de hamer ging onverstoorbaar: tik, tik, tik. Plotseling kwam er een felle uitdruk king in haar oogen. Ze staarde en staarde naar dat beeldrin-wording, dat zoo ver- heven-geheimzinnig uit het koude mar mer te voorschijn getooverd was. Ze had dikwijls met bewondering gekeken naar het werk van den beeldhouwer; dat was vóór haar huwelijk geweest. Dit was het eerste werk sedert hun huwelijk dat zij van een ruwen klomp marmer had zien groeien tot het wonder van schoonheid dat nu haast voltooid was. Een vlaag van jalousie sloeg in haar omhoog. Ze had hem geroepen met liefde In haar stem en hij» 'haar man, had, haar Op een dorpsschool zei een onderwijzer tot de jongens, dat hij een dubbeltje uit loofde aan den jongen die hem een vraag kon stellen, welke hij niet zou kunnen be antwoorden. Een aantal der jongens probeerde he' dubbeltje te winnen, maar het lukte hen niet Eindelijk vroeg er oen: Als u tot aan uw hals in de modder stond, mijnbeer, en ik gooide dan een steen naar uw hoofd, zou u dan bukken? De vraag bleef onbeantwoord. niet gehoord. Hij was alleen maar ver- iefd op zijn beeld, zijn beitel en hamer. Hij was zich niet bewust dat zij in de camer was; hij wist niet dat zij eenzaam was en zich ongelukkig voelde, of.... 3en plotselinge windvlaag, die van den cant van de rivier kwam, rukte den deur mop uit haar vingers, zoodat de deur met een smak dichtvloog en door den plotse- lingen, onvorwachten schok gleed de bei- el In de hand van den beeldhouwer uit op het marmeren gezicht Met een woedende schreeuw draaide hij zich om; zijn gezicht donker van kwaad heid. - Hoe.hoe,.waag je het om zoo de kamer binnen te komen, Freda! Heb k je niet gezegd dat het minste krasje het werk van maanden bederven kan? En je komt binnen en slaat de deur als een furie achter je dicht! Je zou kalm mijn meester werk vernielen! Hij keerde zich weer naar zijn beeld toe en onderzocht nauwkeurig of er niets gekrast was. Je werk! viel de jonge vrouw uit Het altijd hetzelfde liedje; alleen je werk boeit je, die blokken steen! Hoe durfde jij. met je beelden en je verlangen naar een zaamheid, een jong meisje hierheen bren- Ïen? O, het is monsterachtig van je! ranen van zelf-medelijden liepen over Wat er zoo ongeveer gebruikt wordt De wereldproductie van vertind blik be draagt meer dan 2.000.000 ton 1000 K.G.) en hoewel dit mooie materiaal zeer zeker voor talrijke andere toepassingen ge bruikt wordt kan men aannemen, da verreweg het grootste gedeelte 70 zij weg vindt naar de oonservenfabrieken om tot blikje voor een of ander plantaar dig of dierlijk product verwerkt te wor den. Speciaal Noord-Amerika Is een enor me afnemer; men rekent daar per persoon op een verbruik van één blikje per dag, groenten, visch, vleesch en fruit dóór el kaar gerekend. Voor het maken der blik jes wordt een speciaal vertind blik ge bruikt, omdat dit materiaal in vele geval len zonder gevaar voor bederf voor den inhoud en met geringe kans op perforatie tot bussen gevormd kan worden en later te steriliseeren is. Toch is vertind blik duur, en waar nu dit materiaal naast zjjn goede eigenschap pen ook vele onaangename bézit, spreekt het vanzelf, dat men erop uit is geweest om het te vervangen door ander, dat min der kwade kansen biedt en liefst ook nog goedkooper is. Glas zou allereerst als plaatsvervanger in aanmerking kunnen komen, wanneer dit materiaal niet veel te duur en te breekbaar was en de transport kosten niet te hoog kwamen, ook al door emballage. Papier zou ideaal zijn, als men de voedingsmiddelen erin kon sterilisee ren; al heeft papier voor droge waren hel: blik reeds geheel vervangen, voor natte stoffen is er nog geen sprake van, behou dens in de enkele gevallen, waarin de In houd niet op hoogere temperatuur ge bracht behoeft te worden. Het is niet on mogelijk, dat papier, geïmpregneerd mei; kunsthars, eenmaal een oplossing levert. Onvertind dun plaatijzer is goedkoop en gemakkelijk tot goed sluitende bussen te maken en het laat zich goed vernissen. In gevallen, waarin de inhoud het metaal op een of andere defecte plaats van het ver nis niet aantast, zijn dan ook reeds tal rijke proeven genomen om zich in deze oplossing te vinden voor de tinlooze bus; de mogelijkheid om deze voor talrijke producten te gebruiken staat wel vast. Toch vreest men, dat de invoering nog lang op zich laten wachten, omdat bij de invoering van de tinlooze bussen ook de huisvrouw een woordje mee te spreken heeft. Het decoratieve, heldere tin is zoo ge liefd, dat de fabrikanten niet gelooven, dat de huisvrouw gemakkelijk genoegen zal nemen met een ander materiaal voor de blikjes en zal weigeren om gesterili seerde voedingsmiddelen uit andere dan vertinde blikjes te gebruiken. Er bestaat eohter een mogelijkheid, dat deze tegenzin toch spoedig noodgedwbn gen zal moeten verdwijnen. Het tin wondt n.1. erg duur en men vreest in het alge meen, dat de enorme vraag naar dit me taal en de betrekkelijk geringe voorraden aan tinertsen binnen een tien of twintig tal jaren de situatie geheel zullen wijzi gen, doordat de prijs der blikjes te hoog zal worden. B. Complimenteus. Jongedame: En hoe vindt u mijn voorjaarscostuum? Galante heer: In een woord betoove- rend, zelfs de natuur is er jaloersch op. Jongedame: Hoezoo? Gelante heer: Wel, dó boomen wor den groen, en de knoppen barsten van ergenis natuurlijk. haar wangen en bij het gezicht hiervan bedaarde zijn woede. Bedaar wat; je overdrijft vreeselijk. Bedaren? Ik kan niet bedaard zijn als ik dag in dag uit niemand zie. Ik mag niet eens 'hier zijn als je werkt. Je weet wel, dat ik veel te veel af geleid word, als ik iemand bij mij heb. Maar wat wou je mij eigenlijk komen ver tellen? Zijn toon was nu rustig, maar zijn gezicht zag bleek; hij wilde haar niet la- ton merken hoe haar woorden hem pijn gedaan hadden. Wat komt het er op aan wat ik wilde zeggen? Herbert Henderson trachtte te glim lachen. Hij pakte haar liefkozend bij den schouder en zei Nu zet ik je uit de ka mer en stuur je naar boven om je te klee- den en dan zullen we ons de buiten sporige luxe van een taxi veroorloven om naar Hampstead te rijden en je nicht, mrs. Grifferton, op te zoeken. Hoe vind je dat? Ze draaide zich vlug om en sloeg haar armen om zijn hals. Herbert, dat wilde ik je juist komen vragen! Je bent toch eigenlijk een schat! Hoe laat ben jij klaar? Herbert, die zijn gereedschap weer op genomen had, keek verbaasd om. Ik, Lieveling? obofhedx Er zttn menschen, die meenen, dat hun flinkheid moet bestaan in grofheid, ruw heid1 en lompheid1. Dat weinig ontwikkel den hun kracht in dieze don beschaafde tegenstaande eigenschappen zoeken Is een treurig feit, maar dat men deze on hebbelijkheden aantreft bij menschen, die een behoorlijke opvoeding hebben geno ten, 1b diep bedroevend. Ik het niet treu rig, wanneer men een man, die een posi tie in de maatschappij inneemt, waardoor hij imet de hoogst,geplaatsten en de best belsitueerden In dagelijksche aanraking komt, tegen zijn personeel op poJderjom- gensmanier hoort uitvaren. Wat moet er toch gedacht wordlen van zoo*!! man, die zijn mond in vulpen plooien trekt, wan neer hij onder zijn collega's en zaken vrienden verkeert en die zioh niet ont ziet, harde, ruwe grove woorden te zeg gen in het bijzijn van zijn kinderen tegen zijn vrouw. Wat is zoo iemand nu eigen lijk op den keper beschouwd'? Is dat nu een beschaafd mensóh of is het een lompe plebejer? Zoo iemand is een gluiperd, die be schaafdheid veinst en onder het gehui cheld mom van uiterlijkheden, waar hij die noodig acht zijn groven, ruwen, hei kneu tersaard verbergt. Voor een zeer groot deel bestaat de menschheid uit individuen, die hun wer- kelijken aard nooit toonen, om welke re denen dan ook. Het is niét noodig dat men zijn binnenste buiten keert en het op een presenteerblaadje veil biedt voor Jan Alleman, maar de schrille tegenstelling tusschen geveinsde beschaafdheid en in nerlijke grofheid, die zéér, zéér veel voorkomt moet verdwijnen. Daarvoor is noodig, dat wij allen in eigen boezem tasten en probeeren onze groote of klei nere grofheden, die wij ongaarne in het openbaar zouden ten toon spreiden, uit roeien uit onze harten. Niet tor wille van hen, die wij er mee grieven, maar voor onszelf. Mensch gij moest met u zelf niet willen spelen en een dubbel mensch zijn! Dr. JOS. DB COGBL Vrager te N. Gij wilt om de dingen heenzeilen en dat is verkeerd. Moeilijkheden, die men niet zoo dadelijk onder de oogen ziet, nemen in grootte toe, en wanneer men zich te lang bezint of men de hinderpalen zal ontwijken of overwinnen, ziet men zich dikwijls op een gegeven moment ge plaatst tegenover schier onoverkomelijke dingen. Neen, de beste en kortste weg om door moeilijkheden heen te komen, is er dwars doorheen te gaan. Daarom doet gij het verstandigste dOor moeilijkheden, even flink, kort onder de oogen te zien en dan niet te talmen, maar ze met krach tige hand aan te grijpen, want de brand netel steekt slechte hem, die even voor zichtigjes zjjn handen ernaar uitsteekt En weet gij wel, dat een vijand, die gij vast grijpt minder gevaarlijk is dan een, die eenige meters van u af op uw aanval wacht! Zoo zijn ook moeilijkheden, die gij aangrijpt lang zoo gevaarlijk niet meer want gil kent haar sterkte en grootte en kunt al worstelend er dwars doorheen gaan links en rechts van u afslaand. Wie gevaren omzeilt kan slechts aan een zij kant slaan, raakt de moeilijke dingen niet in het hart en zal zeer lang werk hebben voor en aleer hij eindelijk den hartader te pakken heeft, dien hij moet bereiken wil hij een einde maken aan de strikken die men hem spant. Verzonden brieven: Moeder te EL; Wed. G. te EL; K. L. te H.; Schilder te ÉL; Tijdelijk inwoner te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. NIetverdlend. Dat moet toch zeker een vergissing zijn in mijn cijferlijst, zei de geëxamineer de, ik geloof toch niet, dat ik voor m'n wiskunde een nul verdiend heb. Dat geloof ik ook niet, antwoordde de examinator, maar het was het laagste cijfer dat ik mocht geven. O, bedoel je, dat jij niet meegaat? Lieve schat, wees nu redelijk. Deze marmeren dame moet morgen vroeg naar Woenen gestuurd worden. Vannacht komt ze gereed en dan moet ik bij het inpak ken zijn. Dus je ziet toch zelf wel, dat ik geen tijd heb. Zoo? Freda's stem klonk ijzig kalm. Je schijnt nogal vertrouwen in je werk ;e hebben. Ze liep het atelier door en kwam naast hem staan. Ik heb er alle verwachtingen van. Het is mijn meesterwerk; ik heb mijn ziel or in gelegd. Het Is mijn eigen schepping, ''redamijn eigen ideel En in opge- ogen bewondering keek hij naar het beeld. Zoo? hertiaalde Freda. Dan hoop je er net zooveel van als ik van mijn hu welijk gehoopt heb de vervulling van ederen gelukkigen droom, van iedere heerlijke gedachte. En hoe heet het beeld. De Stilte der Verlatenheid. Ja net als mijn huwelijk is het ook de stilte der verlatenheid I Wel, als het beeld voor jou Is, wat het huwelijk voor mij was, dan is de titel goed ge- Lozenl Freda! riep hij. De smak van de dichtslaande deur was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7