UIT DE HDE WERELD
OUD SOEST
NATUUR EN TECHNIEK
„DE STILTE DER VERLATENHEID"
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 7 JULI 1928.
De moeilijke vraag.
HET BLIKJE.
Tob Nooit Hoekje.
't Juffertje
337. (AUTEURSRECHTEN
VOORBEHOUDEN).
NATIONALE KLEEDERDRACHTEN.
Zty zQn ten doode opgeschreven.
De modestoflen zijn veel goedkooper.
Iedereen weet dat de karakteristieke
volksdrachten hoe langer hoe meer in on
bruik raken, en het tegenwoordige ge
slacht heeft op dit gebied wel de grootste
veranderingen beleefd. Het getal der
genen, die aan geen modewisselingen
denken, die hun rok juist zoo dragen,
als hun ouders het vóór hen gedaan heb
ben en hun kinderen het na hen zullen
doen, neemt met den dag af. Hier en daar
echter vindt men nog streken waar elke
nieuwigheid afstuit op het onwankelbaar
vasthouden aan het door gewoonte ge
heiligde, waar bijv. de boer zijn bonten
muts draagt, als staat de thermometer op
80° Fahrenheit, en die boerenmeid voor
de smaakvolste geldt die de meeste rok
ken over elkander aantrekt Met zeven
kleederlagen aan den veldarbeid te gaan
en zich in het hooiland of in het hooge
koren te bewegen, is misschien niet luch
tig en gemakkelijk, maar het is historisch
en daardoor eerwaardig. Een breede lee-
ren riem over de maag heen gespen is
wellicht geen gezonde gewoonte, en toch
zou men in sommige streken eer een
nieuwe gemeentewet invoeren, dan een
nieuw middel om de broek op te houden.
Die trouw aan de voorvaderlijke klee
ding heerscht ook nog in sommige onzer
provinciën, het meest op de eilanden,
maar ze werd vooral sedert 1870 door
spoorwegen en andere voortbrenselen der
moderne beschaving op een zware proef
gesteld. De volledige nationale kleedij
komt enkel nog maar voor in twee scherp
afgescheiden centra. Het eene omvat Zee
land, en dan nog hoofdzakelijk alleen de
eilanden Walcheren en Zuid-Beveland,
en een deel van Zeeuwsch-Vlaanderen.
Het andere strekt zich uit langs de kust
der Zuiderzee van Staphorst (in Over-
ijsel) in het Noorden tot Huizen (in N.-
Holland) in het Zuiden. De eilanden Urk
en Marken en het dorp Volendam (dat
zoo goed als een eiland op het land is)
moet men ook tot dat centrum rekenen.
Maar overigens wordt in ons land het na
tionale costuum nergens meer compleet
gedragen. Waar het verder voorkomt,
houdt men het slechts gedeeltelijk in
eere, zelfs in de visschersdorpen langs de
Zuiderzee. En zoo is ook de toestand in
het grootste (westelijke) deel van Fries
land, op .enkele van de Noordzee-eilan-
den, in Nd.-Holland(in hoofdzaak West-
Friesland), op het platteland van Zuid-
Holland en Utrecht, de Noordelijke
Zeeuwsche eilanden, langs den Gelder-
schen I.Tsel, in den achterhoek v. Gelder
land, in het land van Maas en Waal en in
het noordelijk en westelijk deel van Nd.-
Brabant. Maqr in Groningen, een groot
deel van Drente en Overijsel, in het zuid
oosten van Noord-Brabant en in Limburg
ia bijna elk spoor van de oude volks
drachten uitgewischt.
Een belangrijke factor in dien omme-
keter waren de fabrieken, doordat zij de
modestoffen zoo goedkoop leveren. Al dat
dunne bijwerk van kantje, blonden, tule,
knoopen, enz., dat juist de modekleeding
karakteriseert en haar zeker in de oogen
der lagere standen dubbel aantrekkelijk
maakte, werd in ongehoorde massa's door
de raderen der machines geleverd. Wat
niet onmiddellijk verkocht werd, moest
toch zijn weg vinden eer het verouderde,
en werd het volgend jaar ten plattenlande
tegen lagere prijzen aangeboden; daar
door konden de vrouwen het zich te ge
makkelijk aanschaffen, dan dat het geen
invloed op haar kleedij zou hebben. Een
tweede oorzaak van het verdwijnen der
Naar het Engelsoh.
(Nadruk verboden).
L
Het rustelooze „tik, tik, tik" van een
hamer, die schilfers van een wit marmeren
beeld afsloeg, klonk door de zwoele stilte
van den zomernamiddag. In de groote,
koele kamer boven het atelierlageen
jonge vrouw loom op een divan, toeged k
met een prachtig Oostersoh zijden kleed.
Ongeduldig gooide zij het boek, waarin zy
had liggen lezen, in een hoek van de
kamer, en met een uiterst-ontevreden
uitdrukking op haar knap gezichtje stond
ze op, strekte haar armen wyd uit en
8 PLieve Help! riep ze uit. Wat een
leven! Wèt een leven! En daarvoor heb ik
mijn eigen zalige vrijheid opgegeven!
Voor dit leven! Eenzaam verwaarloosd,
het is afschuwelijk! Zij lachte schril en
ging naar de deur.
Maar hij moet nu maar eens met me
uitgaan. Ik kan het zoo niet uithouden en
ik mI het hem vertellen ook. Met vlugge
bonte, typische nationale drachten sluit
zich hierbij direct aan: haar kostbaar
heid. Verder vereischt de vervaardiging
van de meeste dier costuums heel wat
kennis; ze zijn lastig in het dragen, kost
baar van onderhoud, vooral de kanten
mutsen en kappen, die meestal door spe
ciale strijksters moeten worden behan
deld. De nieuwerwetsche kleeding daar
ontogen is zooveel eenvoudiger en losser
in het dragen en kan geheel gereed in
de winkels worden gekocht. Hier staat
weer tegenover dat vele van die oude
drachten flatteeren, en daardoor blijven
sommige nog steeds in eere. Overigens
heeft ook de oorlog zijn invloed doen gel
den. Reeds tijdens den grooten wereld
strijd gingen gaandeweg de grondstoffen
ontbreken waaruit de nationale kleeder
dracht vervaardigd wordt, doordat zoo
veel uit het buitenland moet worden aan
gevoerd. De echte (Belgische) kant was
in 1917 niet meer teverkrijgen, of ze
werd te duur. Daardoor werd de inheem-
sche dracht een onbereikbare luxe voor
velen, die nog gaarne de oude traditie
getrouw wilden blijven. Men moest wel
tot de gewone stadskleedij overgaan. In
de Baronl van Breda woonden vele boe
rinnen te ver van plaatsen waar „mutseö-
opdoensters" gevestigd waren; ze konden
haar mutsen niet meer gestreken krij
gen, want het vak loonde de moeite niet
meer. Verscheidene geweven stoffen, zoo
als voor de drachten vrfh Volendam en
Marken, werden schaarsch. Ook heeft de
groote watersnood van 1916 het uiterlijk
der huizen gewijzigd, de woningen wer
den meer modern gemaakt, en daarmede
was de oude kleedij niet meer in over
eenstemming. Er bestaat immers een on
miskenbare wisselwerking tusschen die
huizen waarin de menschen wonen en
den vorm en de kleur hunner kleedij.
De nationale kleederdrachten zijn ten
doode opgeschreven; zij gaan langs den
weg die van verscheidenheid tot eenheic
voert, hun einde tegemoet. Men kan dit
betreuren, of er zich over verheugen, het
is een historische noodwendigheid. Jam
mer is het echter, dat sommige volks
drachten verknoeid worden door allerlei
toevoegsels, die het nationale costuum
veranderen, in iets dat niet te qualificee-
ren is. Zoo wordt b.v. de oude kleedij ten
halve verloochend door sommige rijke
Friezinnen of Noord-Hollandschen die
er een eer in stellen bij haar naar den
laatsten smaak gemaakte hoeden mantels
en japonnen haar kostbaar gouden oor
ijzer en kanten kap te behouden. Zoo is
de West-Friesche „kiep" een soort van
vrije fantasie, door middel van allerlei
gitten, bloemen en strikken, op het zoo
genaamde kapothoedje, dat omstreeks
1886 le dernier cri van de Parijsche mode
was.
Een voorbeeld van verandering die al
thans niet zoo aesthetisch storend werkt,
is het corset dat de vrouwen op Walche
ren sinds eenige jaren bij haar nationale
kleedij dragen.
B.
DE BIJGELOOVIGE MISDADIGER.
Achtergelaten schoenen. De
stokzegen.
Het is merkwaardig, hoeveel bijgeloof
nog in onzen tijd leeft onder beroepsmis
dadigers, die zich daardoor laten ver
leiden tot onverklaarbare domheden. Voor
de oplossing van een misdrijf is het van
het grootste belang dat de politie bekend
is met dat bijgeloof van den misdadiger.
De vrouw van een berucht inbreker had
haar kind van tien maanden in een kou
den winternacht te vondeling gelegd en
haar eigen schoenen er naast laten staan.
De schoenmaker, die de schoenen pas ge
repareerd had, woonde dichtbij en op die
wijze kon de moeder gemakkelijk ontdekt
worden. Later bekende ze de schoenen te
hebben laten staan.om onvindbaar te
zijn. Dit geloof van den misdadiger, dat
hij niet ontdekt kan worden, als hij maar
iets achtéliaat op de plaats van het mis
drijf, is zeer algemeen. Men herinnere
zich, hoe vaak ook inbrekers (zooals de
kranten dat euphomistisch noemen) „hun
visite-kaartje deponeeren." Als de boeven
iets achterlaten op hun operatieterrein
kan dit overigens slechts van voordeel zijn
voor de autoriteiten, belast met het onder
zoek. Van buitengewone beteekenis is het,
als op de plaats waar een misdrijf ge-
pl eegd is doornappelzaad wordt gevonden.
Het is een griezelig gewas, de doornappel
(datura stranionium), griezelig in zijn
werking, in zijn geschiedenis. Vergiftig,
verdoovend, en al bij kleine hoeveelheden
doodeljjk is, alles aan deze plant.
Wortels, bladeren en de mooie bloemen,
de vruchten, alles is gevaarlijk. Worden
de bladeren op een heete kachel gestrooid
en de dampen ingeademd, dan ontstaat
bewusteloosheid, gepaard met visioenen
en krampen.
Wrijft men een zalf van fijngewreven
doornappelzaad onder de oksels, dan ver
oorzaakt deze een gevoel van lichtheid
en vliegen. Hier vinden we terug de be
ruchte heksenzalf uit do middeleeuwen,
waarmede de heksen zich insmeerden om
te kunnen vliegen. En wat ze in haar vi
sioenen zagen, bekenden ze later voor het
gerecht als werkelijk beleefd Zijn we nu
de periode der heksenprocessen te boven,
zoo zijn we het die van het gebruik van
den doornappel nog niet. Deze is in de
veertiende eeuw in Europa gebracht door
de zigeuners, inwier sagenwereld de
doornappel een belangrijke rol speelt. En
nog altijd laten zij hot zaad' ervan achter
op de plaatsen, waar ze misdaden bedre
ven hebben, en gelooven dat ze ddardoor
onvindbaar zijn. Vindt men deze zaden,
dan kan men er zeker van zijn dat zigeu
ners de daders zijn geweest.
Ook de dingen, die de misdadigers als
mascotte bij zich dragen, vormen soms
een belangrijke aanwijzing, voor de po
litie. De in de middeleeuwen zoo gepre
zen aluinwortels (Mandragora officinalis)
worden nog veel gedragen evenals de
wortels van de heggerank. Al deze wor
tels, vooral de alruin, die ook het „krach
tigst" werkt, hebben den vorm van een
mannetje. Met hun hulp gelooft de dief
gemakkelijk sloten te kunnen openen. Op
misdadigers worden ook telkens nog aan
getroffen tooverspreuken. In Duitsch-
land luidde een merkwaardige spreuk, die
diende om bij het gerecht (de „roode
deur") geloof te vinden als volgt:
Nu treed ik voor de roode deur,
Daar staan drie zwarte ruiters voor.
De een heeft geen hoofd,
De andere geen mond,
De derde imist zijn tong,
Zoo moeten al mijn vijanden verstommen.
Dergelijke spreuken bestaan ook om uit
de gevangenis te komen, om sloten te
openen, of om een afwezige magisch te
•verwonden. De laatste, de z.g. „stokzegen",
heeft eens als bewijsmiddel gediend, dat
de veroordeeling mogelijk maakte van
een vrouw, verdacht van poging tot ver
giftiging. Het onderzoek tegen haar stond
op het punt van opgeheven te worden, om
dat er geen enkel motief te vinden was
waarom zij de bewuste persoon had willen
vergiftigen. Vóór zij vrijgelaten werd ge
lastte de justitie nog eenmaal een huis
zoeking te doen en hierbij kwam een oud
vergeeld papier (in een gebedenboek lig
gend) voor den dag, waarop een „stok-
zagen" geschreven stond. Hierin werd
de persoon met name genoemd en de too-
verspreuk uitgesproken dat hij, wien de
vervloeking gold, met den nu te snijden
stok, „in absentia" geslagen moest wor
den, „omdat hij een ander liefhad."
Hiermee was de vijandige gezindheid
van de verdachte bewezen, en weldra de
daad bekend. Het volk kent vele middelen
waardoor men ongestraft een valschen
eed kan afleggen. Men drage slechts de
ooren van een hop hij zich, of een beentje
van zijn eigen gestorven kind. Men buige
den duim naar binnen, zet de linkerhand
in de zijde, spuwt voor en na het zweren,
en neemt zeven steentjes in den mond, of
een goudstuk onder de tong. Menigeen,
die anders de waarheid zou getuigen, legt
een valschen eed af, omdat hij in het be
zit meent te zijn van een middel, dat hem
toelaat ongestraft een valschen eed af te
leggen.
B.
treden ging ze de trap af naar beneden en
kwam in de koele, betegelde hall.
Voor do deur van het atelier bleef ze
stilstaan. En toen het „tik, tik, tik" weer
opklonk, verdween alle aarzeling en ze
deed een paar passen de kamer In, terwijl
ze den deurknop in haar hand hield.
Herbert! zei ze op zachten, smeeken
den toon. Steeds, als ze zoo binnenkwam,
keek hij op en glimlachte; maar vandaag
was hij te" zeer verdiept in zjjn werk.
Herbert 1 weerklonk de stem van de
jonge vrouw door de stille kamer, ditmaal
met een ongeduldige klank erin. Maar de
man scheen haar niet te hooren, want de
hamer ging onverstoorbaar: tik, tik, tik.
Plotseling kwam er een felle uitdruk
king in haar oogen. Ze staarde en staarde
naar dat beeldrin-wording, dat zoo ver-
heven-geheimzinnig uit het koude mar
mer te voorschijn getooverd was. Ze had
dikwijls met bewondering gekeken naar
het werk van den beeldhouwer; dat was
vóór haar huwelijk geweest. Dit was het
eerste werk sedert hun huwelijk dat zij
van een ruwen klomp marmer had zien
groeien tot het wonder van schoonheid
dat nu haast voltooid was.
Een vlaag van jalousie sloeg in haar
omhoog. Ze had hem geroepen met liefde
In haar stem en hij» 'haar man, had, haar
Op een dorpsschool zei een onderwijzer
tot de jongens, dat hij een dubbeltje uit
loofde aan den jongen die hem een vraag
kon stellen, welke hij niet zou kunnen be
antwoorden.
Een aantal der jongens probeerde he'
dubbeltje te winnen, maar het lukte hen
niet Eindelijk vroeg er oen:
Als u tot aan uw hals in de modder
stond, mijnbeer, en ik gooide dan een
steen naar uw hoofd, zou u dan bukken?
De vraag bleef onbeantwoord.
niet gehoord. Hij was alleen maar ver-
iefd op zijn beeld, zijn beitel en hamer.
Hij was zich niet bewust dat zij in de
camer was; hij wist niet dat zij eenzaam
was en zich ongelukkig voelde, of....
3en plotselinge windvlaag, die van den
cant van de rivier kwam, rukte den deur
mop uit haar vingers, zoodat de deur met
een smak dichtvloog en door den plotse-
lingen, onvorwachten schok gleed de bei-
el In de hand van den beeldhouwer uit op
het marmeren gezicht
Met een woedende schreeuw draaide hij
zich om; zijn gezicht donker van kwaad
heid.
- Hoe.hoe,.waag je het om zoo
de kamer binnen te komen, Freda! Heb
k je niet gezegd dat het minste krasje het
werk van maanden bederven kan? En je
komt binnen en slaat de deur als een furie
achter je dicht! Je zou kalm mijn meester
werk vernielen! Hij keerde zich weer naar
zijn beeld toe en onderzocht nauwkeurig
of er niets gekrast was.
Je werk! viel de jonge vrouw uit Het
altijd hetzelfde liedje; alleen je werk
boeit je, die blokken steen! Hoe durfde jij.
met je beelden en je verlangen naar een
zaamheid, een jong meisje hierheen bren-
Ïen? O, het is monsterachtig van je!
ranen van zelf-medelijden liepen over
Wat er zoo ongeveer gebruikt
wordt
De wereldproductie van vertind blik be
draagt meer dan 2.000.000 ton 1000 K.G.)
en hoewel dit mooie materiaal zeer zeker
voor talrijke andere toepassingen ge
bruikt wordt kan men aannemen, da
verreweg het grootste gedeelte 70
zij weg vindt naar de oonservenfabrieken
om tot blikje voor een of ander plantaar
dig of dierlijk product verwerkt te wor
den. Speciaal Noord-Amerika Is een enor
me afnemer; men rekent daar per persoon
op een verbruik van één blikje per dag,
groenten, visch, vleesch en fruit dóór el
kaar gerekend. Voor het maken der blik
jes wordt een speciaal vertind blik ge
bruikt, omdat dit materiaal in vele geval
len zonder gevaar voor bederf voor den
inhoud en met geringe kans op perforatie
tot bussen gevormd kan worden en later
te steriliseeren is.
Toch is vertind blik duur, en waar nu
dit materiaal naast zjjn goede eigenschap
pen ook vele onaangename bézit, spreekt
het vanzelf, dat men erop uit is geweest
om het te vervangen door ander, dat min
der kwade kansen biedt en liefst ook nog
goedkooper is. Glas zou allereerst als
plaatsvervanger in aanmerking kunnen
komen, wanneer dit materiaal niet veel te
duur en te breekbaar was en de transport
kosten niet te hoog kwamen, ook al door
emballage. Papier zou ideaal zijn, als men
de voedingsmiddelen erin kon sterilisee
ren; al heeft papier voor droge waren hel:
blik reeds geheel vervangen, voor natte
stoffen is er nog geen sprake van, behou
dens in de enkele gevallen, waarin de In
houd niet op hoogere temperatuur ge
bracht behoeft te worden. Het is niet on
mogelijk, dat papier, geïmpregneerd mei;
kunsthars, eenmaal een oplossing levert.
Onvertind dun plaatijzer is goedkoop en
gemakkelijk tot goed sluitende bussen te
maken en het laat zich goed vernissen. In
gevallen, waarin de inhoud het metaal op
een of andere defecte plaats van het ver
nis niet aantast, zijn dan ook reeds tal
rijke proeven genomen om zich in deze
oplossing te vinden voor de tinlooze bus;
de mogelijkheid om deze voor talrijke
producten te gebruiken staat wel vast.
Toch vreest men, dat de invoering nog
lang op zich laten wachten, omdat bij
de invoering van de tinlooze bussen ook
de huisvrouw een woordje mee te spreken
heeft.
Het decoratieve, heldere tin is zoo ge
liefd, dat de fabrikanten niet gelooven,
dat de huisvrouw gemakkelijk genoegen
zal nemen met een ander materiaal voor
de blikjes en zal weigeren om gesterili
seerde voedingsmiddelen uit andere dan
vertinde blikjes te gebruiken.
Er bestaat eohter een mogelijkheid, dat
deze tegenzin toch spoedig noodgedwbn
gen zal moeten verdwijnen. Het tin wondt
n.1. erg duur en men vreest in het alge
meen, dat de enorme vraag naar dit me
taal en de betrekkelijk geringe voorraden
aan tinertsen binnen een tien of twintig
tal jaren de situatie geheel zullen wijzi
gen, doordat de prijs der blikjes te hoog
zal worden.
B.
Complimenteus.
Jongedame: En hoe vindt u mijn
voorjaarscostuum?
Galante heer: In een woord betoove-
rend, zelfs de natuur is er jaloersch op.
Jongedame: Hoezoo?
Gelante heer: Wel, dó boomen wor
den groen, en de knoppen barsten van
ergenis natuurlijk.
haar wangen en bij het gezicht hiervan
bedaarde zijn woede.
Bedaar wat; je overdrijft vreeselijk.
Bedaren? Ik kan niet bedaard zijn
als ik dag in dag uit niemand zie. Ik mag
niet eens 'hier zijn als je werkt.
Je weet wel, dat ik veel te veel af
geleid word, als ik iemand bij mij heb.
Maar wat wou je mij eigenlijk komen ver
tellen? Zijn toon was nu rustig, maar zijn
gezicht zag bleek; hij wilde haar niet la-
ton merken hoe haar woorden hem pijn
gedaan hadden.
Wat komt het er op aan wat ik wilde
zeggen?
Herbert Henderson trachtte te glim
lachen. Hij pakte haar liefkozend bij den
schouder en zei Nu zet ik je uit de ka
mer en stuur je naar boven om je te klee-
den en dan zullen we ons de buiten
sporige luxe van een taxi veroorloven om
naar Hampstead te rijden en je nicht, mrs.
Grifferton, op te zoeken. Hoe vind je dat?
Ze draaide zich vlug om en sloeg haar
armen om zijn hals.
Herbert, dat wilde ik je juist komen
vragen! Je bent toch eigenlijk een schat!
Hoe laat ben jij klaar?
Herbert, die zijn gereedschap weer op
genomen had, keek verbaasd om.
Ik, Lieveling?
obofhedx
Er zttn menschen, die meenen, dat hun
flinkheid moet bestaan in grofheid, ruw
heid1 en lompheid1. Dat weinig ontwikkel
den hun kracht in dieze don beschaafde
tegenstaande eigenschappen zoeken Is
een treurig feit, maar dat men deze on
hebbelijkheden aantreft bij menschen, die
een behoorlijke opvoeding hebben geno
ten, 1b diep bedroevend. Ik het niet treu
rig, wanneer men een man, die een posi
tie in de maatschappij inneemt, waardoor
hij imet de hoogst,geplaatsten en de best
belsitueerden In dagelijksche aanraking
komt, tegen zijn personeel op poJderjom-
gensmanier hoort uitvaren. Wat moet er
toch gedacht wordlen van zoo*!! man, die
zijn mond in vulpen plooien trekt, wan
neer hij onder zijn collega's en zaken
vrienden verkeert en die zioh niet ont
ziet, harde, ruwe grove woorden te zeg
gen in het bijzijn van zijn kinderen tegen
zijn vrouw. Wat is zoo iemand nu eigen
lijk op den keper beschouwd'? Is dat nu
een beschaafd mensóh of is het een lompe
plebejer?
Zoo iemand is een gluiperd, die be
schaafdheid veinst en onder het gehui
cheld mom van uiterlijkheden, waar hij
die noodig acht zijn groven, ruwen, hei
kneu tersaard verbergt.
Voor een zeer groot deel bestaat de
menschheid uit individuen, die hun wer-
kelijken aard nooit toonen, om welke re
denen dan ook. Het is niét noodig dat
men zijn binnenste buiten keert en het op
een presenteerblaadje veil biedt voor Jan
Alleman, maar de schrille tegenstelling
tusschen geveinsde beschaafdheid en in
nerlijke grofheid, die zéér, zéér veel
voorkomt moet verdwijnen. Daarvoor is
noodig, dat wij allen in eigen boezem
tasten en probeeren onze groote of klei
nere grofheden, die wij ongaarne in het
openbaar zouden ten toon spreiden, uit
roeien uit onze harten.
Niet tor wille van hen, die wij er mee
grieven, maar voor onszelf.
Mensch gij moest met u zelf niet willen
spelen en een dubbel mensch zijn!
Dr. JOS. DB COGBL
Vrager te N.
Gij wilt om de dingen heenzeilen en
dat is verkeerd. Moeilijkheden, die men
niet zoo dadelijk onder de oogen ziet,
nemen in grootte toe, en wanneer men
zich te lang bezint of men de hinderpalen
zal ontwijken of overwinnen, ziet men
zich dikwijls op een gegeven moment ge
plaatst tegenover schier onoverkomelijke
dingen. Neen, de beste en kortste weg
om door moeilijkheden heen te komen, is
er dwars doorheen te gaan. Daarom doet
gij het verstandigste dOor moeilijkheden,
even flink, kort onder de oogen te zien
en dan niet te talmen, maar ze met krach
tige hand aan te grijpen, want de brand
netel steekt slechte hem, die even voor
zichtigjes zjjn handen ernaar uitsteekt
En weet gij wel, dat een vijand, die gij
vast grijpt minder gevaarlijk is dan een,
die eenige meters van u af op uw aanval
wacht! Zoo zijn ook moeilijkheden, die gij
aangrijpt lang zoo gevaarlijk niet meer
want gil kent haar sterkte en grootte en
kunt al worstelend er dwars doorheen
gaan links en rechts van u afslaand. Wie
gevaren omzeilt kan slechts aan een zij
kant slaan, raakt de moeilijke dingen niet
in het hart en zal zeer lang werk hebben
voor en aleer hij eindelijk den hartader
te pakken heeft, dien hij moet bereiken
wil hij een einde maken aan de strikken
die men hem spant.
Verzonden brieven:
Moeder te EL; Wed. G. te EL; K. L. te
H.; Schilder te ÉL; Tijdelijk inwoner te H.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
NIetverdlend.
Dat moet toch zeker een vergissing
zijn in mijn cijferlijst, zei de geëxamineer
de, ik geloof toch niet, dat ik voor
m'n wiskunde een nul verdiend heb.
Dat geloof ik ook niet, antwoordde
de examinator, maar het was het laagste
cijfer dat ik mocht geven.
O, bedoel je, dat jij niet meegaat?
Lieve schat, wees nu redelijk. Deze
marmeren dame moet morgen vroeg naar
Woenen gestuurd worden. Vannacht komt
ze gereed en dan moet ik bij het inpak
ken zijn. Dus je ziet toch zelf wel, dat ik
geen tijd heb.
Zoo? Freda's stem klonk ijzig kalm.
Je schijnt nogal vertrouwen in je werk
;e hebben. Ze liep het atelier door en
kwam naast hem staan.
Ik heb er alle verwachtingen van.
Het is mijn meesterwerk; ik heb mijn ziel
or in gelegd. Het Is mijn eigen schepping,
''redamijn eigen ideel En in opge-
ogen bewondering keek hij naar het
beeld.
Zoo? hertiaalde Freda. Dan hoop
je er net zooveel van als ik van mijn hu
welijk gehoopt heb de vervulling van
ederen gelukkigen droom, van iedere
heerlijke gedachte. En hoe heet het
beeld.
De Stilte der Verlatenheid.
Ja net als mijn huwelijk is het
ook de stilte der verlatenheid I Wel, als
het beeld voor jou Is, wat het huwelijk
voor mij was, dan is de titel goed ge-
Lozenl
Freda! riep hij.
De smak van de dichtslaande deur was