Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 28 JULI 1928.
340.
HET PORTRET.
Bijgeloof?!
OUDE GOOCHEL- EN TOOVER-
CONSTE.
Merkwaardige oude Toover-
middelen. Hoe Goedgeloovlg
onze voorouders waren.
EEN GOED BAANTJE.
Schijn bedriegt!
HOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT?
Vriendschap in de portemonnale.
De Bioscoop.
Oorzaak der malaise.
45 jaar tijdelijk.
Het verdwenen ras.
Plaats voor de kleineren.
Gevaarlijke gezelligheid.
De a.8. verdelgingsoorlog.
Tob Nooit Hoek]».
BEGINSELEN.
Al te artistiek.
't Jutte rt]e
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
Je mag het bijgeloof noemen of niet,
maar je kunt toch wel 's wat beleven, dat
wonderlijk ia en waarvan je niet direct
een goede verklaring kunt geven, beweer
de een der schilders, een man van middel
baren leeftijd ,op wiens atelier zich een
paar bevriende artisten padden ver
zameld.
Men zat in schemerdonker wat te pra
ten en het gesprek was toevallig gekomen
op het bijgeloof, dat volgens een der hoe
ren nooit geheel was uit te roeien.
Je hebt toch geen spook gezien,
«potte een der jongsten van het gezel
schap.
De ander schudde het hoofd en zijn
stem klonk volmaakt ernstig, toen hij ver-
volgde:
Neen, geen spook.... Tc heb eigen
lijk niks gezien, maar.... enfin, ik kan
jullie de geschiedenis wel vertellen.
Het is, begon hij, al een paar jaar
geleden. Ik was naar Antwerpen om wat
studies te maken en huurde een paar ka
mers bij een vrij-bejaard echtpaar, dat een
groot, ouderwetsch huis bewoonde. Veel
te groot voor twee oude menschen....
misschien wilden ze er daarom wel een ge
deelte van verhuren, ofschoon ik den in
druk kreeg, dat ze 't niet noodig hadden,
't Waren schuwe, stille menschen, een
beetje zonderling. Ze lieten zich in het
begin heel weinig zien en misschien had
ik ze nooit goed leeren kennen, als niet.,
maar ik zal bij 't begin beginnen. Ik wou
een van de kamers als atelier gebruiken
en wou daarom deze voor een deel laten
ontruimen. Toen ik nog eens goed rond
snuffelde in dat groote vertrek, vond ik
aan de muur het potret van een meisje.
Eerst keek ik er even naar, zoo maar
vluchtig, zooals je meestal naar een
vreemd portret kijkt. Maar onwillekeurig
bleef ik er later nog 's bij staan en nog
*n keer. Waarom dat weet ik niet precies,
maar er zat iets in dat kopje, dat me di
rect aantrok....
Den volgenden morgen waren er een
paar mannen bezig, om de zware ouder-
wetsche meubelen uit de kamers te slee
pen. Ik zag hoe ze het eene stuk na het
andere wegdroegen en bemerkte dat het
portret nog aan den muur hing. Laat dat
maar hangen, zei ik, toen ze 't eindelijk
wilden wegnemen.
De oude mevrouw kwam kijken. Ik had
haar eigenlijk willen vragen, of het goed
was, dat het potret zou blijven hangen.
Maar ik vond 't toch een beetje gek en
praatte er niet over. Ze zou het misschien
niet eens bemerken, dacht ik. Bn als ze
het later zou zien, dan kon 't er nog altijd
op door, dat het potret vergeten was. Maar
ze zag het onmiddellijk en maakte er een
der mannen op attent. Hij vertelde dat het
op mijn verzoek was gedaan. Ze knikte
en praatte er verder niet over.
Zoo bleef het portret in mijn atelier
hangen. Van het dienstmeisje hoorde ik
later, dat het de jongste dochter voor
stelde. Er waren drie kinderen geweest.
drie volwassen kinderen. Twee waren er
overleden en het derde, het jongste, dat
laat gekomen was, lag ziek in het sana
torium. Meer wist ze er ook niet van.
Meneer en mevrouw waren stille men
schen, zei ze. Ze praatten maar weinig,
nooit over zichzelf, 't Waren menschen,
die veel verdriet hadden.
Even overwoog de schilder hoe hij zijn
verhaal zou vervolgen. Toen vertelde hij
verder: Ik besloot de oude mevrouw toch
te vragen, of het portret mocht blijven
hangen. Toen ze op een goeden keer toe
vallig in mijn atelier kwam, roerde ik de
kwestie even aan. Ze vond 't goed, maar
informeerde tooh naar de reden en ik
wist niets beters te antwoorden dan dat
ik het zoo'n lief kopje vond. Dat deed haar
goed. Ik zag het direct aan haar ge
zicht. Van dat oogenblik af kwam er een
heel goede verstandhouding tusschen ons
^zt kwam later dikwijls in mijn atelier
en omdat ze wel wist, dat ik met belang
stelling naar haar luisterde, werd ze nooit
moe te vertellen van haar zieke dochter.
Ik leerde dat meisje kennen door alles wat
de moeder mij vertelde. Ik leerde haflr
kennen of ik jarenlang persoonlijk met
haar had omgegaan. We spraken over
haar, alsof ze ons beiden even lief was,
wij spraken over haar genezing, over haar
toekomsten er kwam geen bericht
van haar of ik las het.
Ik heb van dat portret gehouden. Niet
zooals je van andere dingen houdt. Je
kunt bijv. gewend geraakt zjjn aan een
stoel, een jas, een hoed. Dingen, die je
op zichzelf niets zeggen, maar die je toch
niet graag zou willen missen, omdat....
enfin om allerlei redenen. Maar met het
portret was het natuurlijk wat anders. Het
was ook niet te vergelijken met een mooi
ding met een schilderij, een klok of een
vaas,' die je mooi vindt en daarom graag
in je kamer houdt. Het portret op zich
zelf we* niet mooi.het ging hier zui
ver om wat het voorstelde om het meis
jeskopje. Misschien heb ik dus van het
meisje gehouden, van liet meisje zooals ik
mij dat gedacht heb. Misschien klinkt daii
een beetje gek, maar ik kpn 't niet anders
uitdrukken.
Ik heb haar geschilderd naar dat por
tret en getracht ook het innerlijke daarin
te leggen, zooals dat in mijn verbeelding
was gegroeid. Lang, heel lang zat ik soms
naar het doekje te kijken dan kreeg het
kopje uitdrukking, dan begon het voor
mij te leven.
Eens op een avond, toen ik weer naar
het portret zat te kijken, meende ik dat
er een droefgeestige trek lag over het ge
zichtje. Ik wist natuurlijk dat dit in wer
kelijkheid niet het geval kon wezen en
toch.van welken kant ik het portret
ook bekeek, ik zag die bange droevige
uitdrukking onmiddellijk weer.steeds
scherper en duidelijker....
Ik begon om mezelf te lachen, en schold
me uit voor gek. Jullie zult nou óók
lachen, maar ik werd er beroerd van.
ik ging het atelier uit en kwam er dien
avond niet meer terug.
De schilder zweeg. Eindelijk vertelde
hij verder:
Het is natuurlijk verbeelding ge
weest, pure verbeelding, ik weet 't zelf te
goedeen portret is maar een portret.
Maar ik had voortdurend het gevoel, als
of er iets gebeurd was, een ongeluk of
zooiets
Den volgenden morgen kwam de oude
mevrouw op mijn kamer. Ze hield in haar
hand een telegram en ik wist onmiddel
lijk, dat er bericht van haar dochter was.
Ze gaf rnjj het telegram zonder een woord
te spreken.... ik las, dat de dochter des
avonds tevoren was overleden.
De stem van den schilder stokte, maar
hij herstelde zich en haastte zich eraan
toe te voegen:
Ik begrijp best, dat jullie dit verhaal
dwaas vindt, maar als je het zelf beleefd
hebt, dan.... dan kom je er zoo licht toe
anders er over te denken....
B.
Goochelaars hebben zich van oudsher
in de gunst van een groot publiek mogen
verheugen; en datzelfde publiek is altijd
even begeerig geweest om achter hun ge
heimen te komen. Om aan dit verlangen
te voldoen zijn dan ook heel wat boekjes
versohenen, in den ouden zoowel als in
den nieuweren tijd. Een werkje op dat
gebied, hetwelk ons onlangs in handen
kwam, blijkbaar dateerend uit het midden
der 18e eeuw, draagt den veelbelovenden
maar eenigszins langademigen titel: „Het
Groot Tooneel van Behendigheden, te zien
in de Italiaansche, Fransche, Engelsche,
Poolsche, Hoog- en Nederduitsche Tas-
schenspeelers en Googhelaars; vervatten
de alles wat 'er aartigs door de meest be
kende Natiën tot heden is uitgevonden;
zulks het behelst al 't geen tot een na
tuurlijk Tover-Boek behoort, hetwelk door
meer dan zestig afbeeldingen wordt aan
gewezen, in 't licht gebracht door den
vermaarden kunstmeester J. V. Z. Te Am
sterdam bij Bernardus Mourik, Boekver-
kooper in de Nes. Met Consent"
Naast de gewone kunstjes met ballen,
eieren, kaarten, enz., die zich steeds heb
ben weten te handhaven op het program
ma onzer hedendaagsche prestigitateurs,
treft men er eeriige aan, die een eigen
aardig licht werpen op de kieschheid, den
smaak en de goedgeloovigheid van voor
gaande geslachten.
Het valt b.v. sterk te betwijfelen of
iemand tegenwoordig nog iets zou voelen
voor de „aardigheid" om goede vrienden
„zoo zwart te doen worden als Morianen".
De schrijver zegt: „Wanneer men goede
vrienden tot zijnent gehuisvest heeft en
zich wil vermaken, legt men galnoten
in water te weeken en maakt dit water
vervolgens met een weinig rozenwater
aangenaam, en hen dit gevende om zich
daar mede te wasschen, heeft niemand
tenige argwaan daaromtrent; maar als
men de handdoek, waar aan zij zich af
drogen, alvorens in vitriool water heeft
gestoken en doen drogen, dan veranderd
het tooneel, want zij worden zoo zwart,
als men zegt dat de nikker is."
Het verdient vooral aanbeveling, deze
„aardigheid" niet met erfoompjes uit te
halen.
Een even bedenkelijk stukje is het
kunstje om „een zestehalf of dubbele stui
ver uit de spleet van een deur of houten
schout te halen, wanneer men op een ze
kere distantie daar van af staat. Men
steekt een zestehalf of dubbele stuiver in
een spleet of scheur van hout of muur,
die men aan iemand geeft om 't er met
den mond uit te halen, mits een trée daar
van af staande, en beide de handen op
don rug houdende; dit schijnt niet moei
lijk, echter is 't bilna onmogelijk. En wil
men dan dengene, die zulks onderneemt,
noch een poets speelon, dan maakt men
het geld heet in 't vuur of in de kaars, als
wanneer hij, dit met de mond vattende,
►zijn lippen brand; dit dlont onder goede
vrienden gedaan te worden (I), ander-
zints baard het lichtelijk onlust of zelfs
slagen."
En dit kan ons ook niet bekoren: „Om
vogels levend te schieten": „In de plaats
van u geweer met kogels of grove hagel
te laden, moet gij een once vijlzel van
lood daarop zetten, als wanneer gij, een
vogel daarmede treffende, denzelven ge
heel kaal, doch levendig zult zien neder-
vallen."
Doch er staan andere kunststukken in,
die ook den 29ste eeuwer nog zullen kun
nen aantrekken. Is hij begeerig om schat
ten te ontdekken niets is gemakkelij
ker. „Neemt wierook, zwavel en onbedor
ven was (bijenwas), en neemt garen,
draait het en maakt daar van een kaars,
licht daar mede in alle hoeken ,en indien
gij ergens komt daar een schat begraven
is, zal deze kaars aanstonds uitgaan."
Daar is de Spaansche schatgraver niets
bij. Om op tijd wakker te worden geeft
het boekje ook een middel aan, dat onge
twijfeld probaat isl Neemt zoo veel lauwe-
rier bladen als gij voornemens zijt uren
te willen slapen, wind1 ze in fijn linnen,
dat gij vervolgens op het hoofd bind, gaat
dan op de linkerzijde en laag met het
hoofd leggen, gij zult gewis ontwaken op
het uur dat gij begeerd."
Vechtende honden te laten ophouden?
Niets eenvoudiger! „Keert een stuk brood,
van 't geen op de tafel legt om, of legt het
ondersteboven, zoo laten zij dadelijk het
veahten na." Probatum est.
Van deze dergelijke kunststukken, die
wij bijna onder de rubriek Kleinigheden,
/.ouden willen indeelen, bevat dit boekje
er tientallen. Ook indien tijd had men al
last van de zeeziekte; toch was het ge
makkelijk, die te voorkomen, want, zegt
onze gids: „men moet alleen een visch
die in 't lijf van een anderen visch gevon
den is, op de rooster braaden en dezelven
eten; nooit zal men zeeziek worden."
Een ander Italiaansch stukje en een
sterk stukje 1 is dit voorschrift om zich
onzichtbaar te maken: „Steekt een vleer
muis het rechter oog uit, en wanneer gij
dit bij u draagt, zoo zijt gij onzichtbaar;
of anderzints, neemt een oor van een
zwarte kat, kookt het in melk van een
zwarte koe, maakt daarna een duimling
daarvan en steekt dezelve aan de linker
duim, dan kan men u niet zien."
Misschien verdient dit aanbeveling voor
schoonzoons, die schoonmama op bezoek
hebben. Ze hebben het echter in eigen
hand om zich bij schoonmama bemind te
maken tegen wil en dank.
Draagt bij u Hoppe oogen (Hoppe is
een vogel met een kuif welk zijn nest met
zijn eigen vuiligheid maakt!) dan zijt gij
lief en aangenaam. Of wel, draagt bij u
het oog van een Das, dan behaagt gij aan
een iegelijk."
En hier is, een Poolsch voorschrift om
des nachts zonder licht te kunnen lezen:
„Men bestrijkt zich 't aangezicht met
bloed van een vleermuis, dan ziet en
leest men bij de nacht zonder licht zoo
goed als bij den dag."
een zaal, die op z]jn Turksoh gemeubeld
was.
De student wilde heengaan en duizend
excuses maken, maar er viel niet aan te
ontkomen, er was geon vergissing meer
te denken. Daar zat do blinde, glim
lachend op eon divan en vroeg:
„Wenscht u mij te sproken mijnheer?"
„Wel, mijnhoor antwoordde de bezoe
ker, die niet wist, hoe hij; do reden van
zijn komst zou zeggen, „het spijt mU wel,
dat ik u kom' lastig vallen, maar.... als
ik mij niet bedrieg.ik geloof dat ik
dezen morgen, toen ik u als gewoonlijk
ben voorbijgegaan bij vergissing eon
dubbelen gouden Louis in plaats van een
tweestuiverstuk heb gegeven".
„Zoo, mijnheer", antwoordde de blinde
losweg, „dat is zeer wel mogelijk.... ik
heb mijn ontvangst nog niet nageteld.
en, zoo er van uw kant een vergissing
heeft plaats gehad, zal ik haar natuurlijk
terstond herstellen".
Daarop schelde hij en zeide tot de bin
nenkomende knecht:
„Vraag eens aan mijnheer Ernst, of hij
in de ontvangst van hedenmorgen ook
een veertig-frankstuk heeft gevonden."
Het geldstuk was er. De knecht bracht
het binnen en presenteerde het, op last
van zijn heer, op een blaadje van Chi-
neesch lakwerk aan den student.
Toen deze zich wilde verwijderen en
beleefd groette, zei de blinde:
„Pardon, mijnheer, mag ik u doen op
merken, dat gij iets vergeetmij ko
men nu de twee stuivers toe
Te Londen zijn professors, 'die onder
richt geven in het bedelen, en in de kunst,
om lichaamsgebreken voor te wenden,
welke men niet heeft.
Te Parijs vindt men schrandere man
nen, die hun ongeluk genoegzaam weten
te exploiteeren, om zich een onbezorgd
en zelfs weelderig leventje te bezorgen.
Het volgende staaltje kan dat getuigen,
Een student had de gewoonte om iede-
ren morgen een Fransch tweestuiverstuk
te geven aan een blinde, die op den
hoek van een brug zat, waarover hij een
paar maal per dag moest wandelen, als
hij naar en van het college ging.
Eens nu wierp hij, in de meening dat
hij zijn gewonen aalmoes gaf, in plaats
van een tweestuiverstuk een dubbelen
Louis van 40 francs in de pet van den
blinde, en merkte het eerst een uur later
dat hij zich vergist had.
Hij liep terstond naar de plek, waar de
blinde gewoonlijk zat, maar vond hem niet
meer. In zijn plaats zat er een kleine jon
gen, achter een orgel, waarvan de pijpen
tamelijk heesch waren.
„Waar is de blinde?" vroeg de stu
dent.
„De heer Benjamin? Die is juist weg
gegaan," antwoordde de knaap. „Hij is
thuis gaan ontbijten".
„Is dat ver?"
„Neen, vlak bij, daar en daar".
De student liep zoo hard hij kon naar
het opgegeven adres en zeide tot den por
tier:
„Is de heer Benjamin thuis?"
„Jawel, mijnheer," antwoordde deze, op
de tweede verdieping, de deur rechts".
Twee seconden later stond de student
voor de deur en schelde aan. Een be
diende in livrei maakte de deur open.
„Woont hier de heer Benjamin?"
„Om u te dienen".
De voorkamer zag er netjes en zelfs
elegant uit, en voor de deur van de eet
zaal, die op een kiertje stond, zag men
een welvoorziene en goed1 gedekte tafel
met een schoon tafellaken, zilver en fij
ne glazen.
Hier moest natuurlijk een vergissing
plaats hebben.
„Mijnheer vraagt of u zoo goed wilt
zijn, naar binnen te komen," zeide de
knecht, terwijl hij de deur open hield van
Hij, die nooit geld leent, heeft nooit
veel vrienden.
Kansas City Star.
Caruso's longen.
Caruso's longen waren zoo sterk, dat
hij eefa groote Steinway Concertvleugel,
door het uitzetten van zijn longen een
paar duim kon wegduwen.
Dr. Willem Lloyd.
In de Vereenigde Staten zijn 26.000
bioscopen met in totaal 50.000.000 zit
plaatsen. Ze loopen gemiddeld tweemaal
per dag vol De inkomsten bedragen meer
dan 25.000.000 dollars per dag.
New York Herald.
Alle tegenwoordige rampspoeden komen
voort uit een trilogie van ongelukkige om
standigheden: slapte in handel en bedrijf;
werkeloosheid; hooge kosten van het le
ven. En deze drie komen weer uit een en
dezelfde bron: hooge productiekosten.
Daily Express.
Een Chineesch ambtenaar bij het be
lastingkantoor te Batavia was gedurende
45 jaar in tijdelijken dienst. In Januari
requestreerde hij, om in vasten dienst be
noemd te worden, en dezer dagen eerst
volgde zijn benoeming. Nu denkt hij er
hard over, met pensioen te gaan.
Java-Bode.
Maar verdwenen zijn de automobilisten,
voor wie het genot van de sport is afge
bakend door de rustplaatsen, die uitgaan
om heel gauw op de boulevard te zijn of
rechtstreeks naar „De Kievit" te rijden,
en voor wie het bereiken van een of an
dere uitspanning, herberg of restaurant
de eerste bedoeling is bij den ril
De Motorkampioen.
Er zijn in Holland duizenden kleine be
drijfjes, ateliers en werkplaatsen waar
grondige vakkennis, werklust .en zuinig
heid gereed staan om zich verdienstelijk
te maken voor het produceerend proces.
Maar voor hun waren vinden zij geen dé-
bouchó, voor hun gemeenschappelijke be
langen geen organisatie-centrum, voor
het vele dat aan hun handels- en organi
satorische opleiding ontbreekt geen voor
lichting in een orgaan dat tevens als ver
dediger van hun belangen zou moeten
dienst doen. In ieder opzicht schijnt het
groot-bedrijf in Holland zooveel plaats in
te nemen, zoo'n aaneengesloten geheel te
vormenr dat het voor den middenstander
een moeilijke taak is om daartusschen te
komen en te kunnen opbloeien.
Bedrijfsorganisatie.
De oude heer Drijver zag in de gezel
ligheid een gevaarlijk element. Als stu
dent had hij na een droog theologisch col
lege, bij Wynand Fockink in de zalige
goedkoope jaren van een halve eeuw her,
wel eens een notedopje half om half van
zeven en een halve cent gekocht. Als in
dat lakaal een jazzband' waa geweest, zou
het gevaar niet uitgesloten zijn geweest
dat hij er meer dan één had genomen.
Maandblad De Wijn.
De Amerikaansche regeering is niet
voornemens, het gebruik van gas als oor
logsmiddel af te schaffen. Indien Amerika
andermaal in oorlog gewikkeld mocht
worden, zal iedere Amerikaansche soldaat
een hoeveelheid stikgas als deel van zijn
uitrusting, in zijn ransel hebben. De che
mische legerafdeeling, waarmee het schei
kundig genootschap van Amerika krachtig
samenwerkt, heeft een procédé voltooid,
waardoor dit gas kan worden gecompri-
meterd, zoodat de soldaat het in zijn ran
sel kan meedragen.
New York Time*.
Beginselen zijn er, opdat de
mensch ervan kan afwijken.
Het bovenstaande motto moge vreerad
schijnen en moge aanvankelijk de ge
dachte wekken, dat degene, die deze stel
ling verkondigt een weinig ernstig man
is, maar toch zit er een groote kern van
waarheid ln. De mensch heeft behoefte
aan beginselen, die hem als leidstarren
dienen op den weg des levens; hij heeft
principes van noode, waarnaar hij zijn
hadelinigen inricht. Toch moet hij1 aan
die principes niet al te zeer vasthouden,
want er is een oud, Hollandsch gezegde,
ontleend aan de zeevaart, dat zegt: „als
het getij verloopt, verzet men do bakens."
Dit moet men ook doen met zijn begin
selen, want ook deze zijn op bepaalde
punten onderhevig aan veroudering. Een
treffend voorbeeld op dit gebied ia het
volgende» Harrington Emerson, een man
die de allergrootste verdienste heeft ge
had voor de Amerikaansche Efficiency be
weging is beroemd geworden voor zijn
twaalf beginselen, grondleggend voor
deze beweging. Toen een bekend leider
der Engelsche Efficiencybeweging hem
eens vroeg, of er niet meer dan twaalf
principes waren, waarop het wetenschap
pelijk bedrijfsbeheer rustte antwoordde
hij: „Natuurlijk zijn die er; niemand weet
hoeveel er zijn. Ik begin alleen met deze
twaalf, omdat ik daar zeker van ben en
ga daarvan uit om de andere te zoeken.
Zoo gaat het in het leven ook. De
mensch gaat uit van die beginselen, welke
voor hem want dit is een zuiver per
soonlijke kwestie van belang zijn. Dit
zijn ook stellig de eenige, maar zij zijn
voortoopig, alles wat hij noodig heeft. Zij
zijn de neerslag van wat de ervaring en
de opvoeding hem hebben geleerd. Maar
een ieder moet bedenken, dat hij wel eens
heel veel belangrijke beginselen kan heb
ben over het hoofd gezien, en dat die be
ginselen, waarvan hij voor zichzelf alle
heil verwachtte, juist niet de goede waren.
Een man als Emerson, die een scherp
denker was, week af van zijn beginselen
en dat moeten wij menschen soms ook
doen!
Ouders te H.
Gij maakt U bezorgd, over de verniel
zucht van Uw kind en dat natuurlijk te
recht, als dat kapot maken blijft aanhou
den. Maar daarvoor behoeft gij nu nog niet
bang te zijn. De meeste kinderen houden
er van de dingen uit elkaar te halen,
maar meestal niet eerder, of er moet aan
het voorwerp al iets kapot zijn. Dikwijls
gaat het vernielen met lawaai gepaard,
wat de vreugde verhoogt. Kinderen hou
den van drukte 'en beweging en na een
uurtje van inspannend werken, zoeken
zij ontspanning in schreeuwen, hollen en
lawaai maken. Maar ook velen ouderen
houden van vernielen, denkt U maar eens
aan „de vroolijke keuken" en aan onze
studenten bij hun Lustrum.
Van paedagisch belang is het echter
dat een kind verkeert in een omgeving,
waar niets wordt vernield, maar in tegen
deel alles wat kapot gaat, 't zfj kleeren,
speelgoed of andere direct wordt hersteld,
of anders weggedaan. Zonder twijfel moet
dit zijn goeden invloed doen gelden en
zal langzamerhand het kind meer plei-
zier gaan vinden in opbouwen dan in af
breken. Een goed voorbeeld kan heel
gunstige resultaten hebben en het is het
beste, dat U zich daar voorloopig maar
toe bepaalt.
Verz. brieven:
G. te H.; Winkelier te H.; Schilder te
H.; Zeeman te N.
Voor de lezers van ons blad geeft onze.
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, e>.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilsfcraoht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de. beantwoordingen
te uitvoerig worden dnn direet schrifte
lijk aan de aanvragers.
Dr. JOS. DE COCK.
Kort
Wat heb jij toch bespottelijke korte
beenen! zei een lang man tot een ander,
die klein van gestalte was.
Mijn beenen raken den grond en ik
zou wel eens willen zien, wat de jouwe
meer konden doen", was het antwoord
van den kleine.
Een jonge dame, die veel aan schilde
ren deed, trouwde met een heer die dezelf
de kunst beoefende.
Op zekeren dag, dat de oom van de jong
gehuwden hen kwam bezoeken, vond hij
hen knorrig ieder in een anderen hoek
van hun gemeenschappelijk atelier zitten.
De man was boos omdat hij zijn vrouws
middel niet goed geproportioneerd vond
en de vrouw beweerde dat de neus van
haar man te klein was.
Brutaal.
t
In zeker ihotel beklaagde een reiziger
zich bij den eigenaar over de muizen, die
hem 's nachts uit den slaap hielden.
De hotelhouder zette daarop een kat in
het vertrek van den logeergast.
Deze was zeer verbaasd, twee dagen
later, op zijn rekening te vinden; 2 gul
den voor huur van een kat.
Zonder er zich echter over verstoord
te toonen, trok hij bedaard 8 gulden van
de rekening af: voor voeding var het
beestje.