Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 28 JULI 1928. 340. HET PORTRET. Bijgeloof?! OUDE GOOCHEL- EN TOOVER- CONSTE. Merkwaardige oude Toover- middelen. Hoe Goedgeloovlg onze voorouders waren. EEN GOED BAANTJE. Schijn bedriegt! HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? Vriendschap in de portemonnale. De Bioscoop. Oorzaak der malaise. 45 jaar tijdelijk. Het verdwenen ras. Plaats voor de kleineren. Gevaarlijke gezelligheid. De a.8. verdelgingsoorlog. Tob Nooit Hoek]». BEGINSELEN. Al te artistiek. 't Jutte rt]e (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). Je mag het bijgeloof noemen of niet, maar je kunt toch wel 's wat beleven, dat wonderlijk ia en waarvan je niet direct een goede verklaring kunt geven, beweer de een der schilders, een man van middel baren leeftijd ,op wiens atelier zich een paar bevriende artisten padden ver zameld. Men zat in schemerdonker wat te pra ten en het gesprek was toevallig gekomen op het bijgeloof, dat volgens een der hoe ren nooit geheel was uit te roeien. Je hebt toch geen spook gezien, «potte een der jongsten van het gezel schap. De ander schudde het hoofd en zijn stem klonk volmaakt ernstig, toen hij ver- volgde: Neen, geen spook.... Tc heb eigen lijk niks gezien, maar.... enfin, ik kan jullie de geschiedenis wel vertellen. Het is, begon hij, al een paar jaar geleden. Ik was naar Antwerpen om wat studies te maken en huurde een paar ka mers bij een vrij-bejaard echtpaar, dat een groot, ouderwetsch huis bewoonde. Veel te groot voor twee oude menschen.... misschien wilden ze er daarom wel een ge deelte van verhuren, ofschoon ik den in druk kreeg, dat ze 't niet noodig hadden, 't Waren schuwe, stille menschen, een beetje zonderling. Ze lieten zich in het begin heel weinig zien en misschien had ik ze nooit goed leeren kennen, als niet., maar ik zal bij 't begin beginnen. Ik wou een van de kamers als atelier gebruiken en wou daarom deze voor een deel laten ontruimen. Toen ik nog eens goed rond snuffelde in dat groote vertrek, vond ik aan de muur het potret van een meisje. Eerst keek ik er even naar, zoo maar vluchtig, zooals je meestal naar een vreemd portret kijkt. Maar onwillekeurig bleef ik er later nog 's bij staan en nog *n keer. Waarom dat weet ik niet precies, maar er zat iets in dat kopje, dat me di rect aantrok.... Den volgenden morgen waren er een paar mannen bezig, om de zware ouder- wetsche meubelen uit de kamers te slee pen. Ik zag hoe ze het eene stuk na het andere wegdroegen en bemerkte dat het portret nog aan den muur hing. Laat dat maar hangen, zei ik, toen ze 't eindelijk wilden wegnemen. De oude mevrouw kwam kijken. Ik had haar eigenlijk willen vragen, of het goed was, dat het potret zou blijven hangen. Maar ik vond 't toch een beetje gek en praatte er niet over. Ze zou het misschien niet eens bemerken, dacht ik. Bn als ze het later zou zien, dan kon 't er nog altijd op door, dat het potret vergeten was. Maar ze zag het onmiddellijk en maakte er een der mannen op attent. Hij vertelde dat het op mijn verzoek was gedaan. Ze knikte en praatte er verder niet over. Zoo bleef het portret in mijn atelier hangen. Van het dienstmeisje hoorde ik later, dat het de jongste dochter voor stelde. Er waren drie kinderen geweest. drie volwassen kinderen. Twee waren er overleden en het derde, het jongste, dat laat gekomen was, lag ziek in het sana torium. Meer wist ze er ook niet van. Meneer en mevrouw waren stille men schen, zei ze. Ze praatten maar weinig, nooit over zichzelf, 't Waren menschen, die veel verdriet hadden. Even overwoog de schilder hoe hij zijn verhaal zou vervolgen. Toen vertelde hij verder: Ik besloot de oude mevrouw toch te vragen, of het portret mocht blijven hangen. Toen ze op een goeden keer toe vallig in mijn atelier kwam, roerde ik de kwestie even aan. Ze vond 't goed, maar informeerde tooh naar de reden en ik wist niets beters te antwoorden dan dat ik het zoo'n lief kopje vond. Dat deed haar goed. Ik zag het direct aan haar ge zicht. Van dat oogenblik af kwam er een heel goede verstandhouding tusschen ons ^zt kwam later dikwijls in mijn atelier en omdat ze wel wist, dat ik met belang stelling naar haar luisterde, werd ze nooit moe te vertellen van haar zieke dochter. Ik leerde dat meisje kennen door alles wat de moeder mij vertelde. Ik leerde haflr kennen of ik jarenlang persoonlijk met haar had omgegaan. We spraken over haar, alsof ze ons beiden even lief was, wij spraken over haar genezing, over haar toekomsten er kwam geen bericht van haar of ik las het. Ik heb van dat portret gehouden. Niet zooals je van andere dingen houdt. Je kunt bijv. gewend geraakt zjjn aan een stoel, een jas, een hoed. Dingen, die je op zichzelf niets zeggen, maar die je toch niet graag zou willen missen, omdat.... enfin om allerlei redenen. Maar met het portret was het natuurlijk wat anders. Het was ook niet te vergelijken met een mooi ding met een schilderij, een klok of een vaas,' die je mooi vindt en daarom graag in je kamer houdt. Het portret op zich zelf we* niet mooi.het ging hier zui ver om wat het voorstelde om het meis jeskopje. Misschien heb ik dus van het meisje gehouden, van liet meisje zooals ik mij dat gedacht heb. Misschien klinkt daii een beetje gek, maar ik kpn 't niet anders uitdrukken. Ik heb haar geschilderd naar dat por tret en getracht ook het innerlijke daarin te leggen, zooals dat in mijn verbeelding was gegroeid. Lang, heel lang zat ik soms naar het doekje te kijken dan kreeg het kopje uitdrukking, dan begon het voor mij te leven. Eens op een avond, toen ik weer naar het portret zat te kijken, meende ik dat er een droefgeestige trek lag over het ge zichtje. Ik wist natuurlijk dat dit in wer kelijkheid niet het geval kon wezen en toch.van welken kant ik het portret ook bekeek, ik zag die bange droevige uitdrukking onmiddellijk weer.steeds scherper en duidelijker.... Ik begon om mezelf te lachen, en schold me uit voor gek. Jullie zult nou óók lachen, maar ik werd er beroerd van. ik ging het atelier uit en kwam er dien avond niet meer terug. De schilder zweeg. Eindelijk vertelde hij verder: Het is natuurlijk verbeelding ge weest, pure verbeelding, ik weet 't zelf te goedeen portret is maar een portret. Maar ik had voortdurend het gevoel, als of er iets gebeurd was, een ongeluk of zooiets Den volgenden morgen kwam de oude mevrouw op mijn kamer. Ze hield in haar hand een telegram en ik wist onmiddel lijk, dat er bericht van haar dochter was. Ze gaf rnjj het telegram zonder een woord te spreken.... ik las, dat de dochter des avonds tevoren was overleden. De stem van den schilder stokte, maar hij herstelde zich en haastte zich eraan toe te voegen: Ik begrijp best, dat jullie dit verhaal dwaas vindt, maar als je het zelf beleefd hebt, dan.... dan kom je er zoo licht toe anders er over te denken.... B. Goochelaars hebben zich van oudsher in de gunst van een groot publiek mogen verheugen; en datzelfde publiek is altijd even begeerig geweest om achter hun ge heimen te komen. Om aan dit verlangen te voldoen zijn dan ook heel wat boekjes versohenen, in den ouden zoowel als in den nieuweren tijd. Een werkje op dat gebied, hetwelk ons onlangs in handen kwam, blijkbaar dateerend uit het midden der 18e eeuw, draagt den veelbelovenden maar eenigszins langademigen titel: „Het Groot Tooneel van Behendigheden, te zien in de Italiaansche, Fransche, Engelsche, Poolsche, Hoog- en Nederduitsche Tas- schenspeelers en Googhelaars; vervatten de alles wat 'er aartigs door de meest be kende Natiën tot heden is uitgevonden; zulks het behelst al 't geen tot een na tuurlijk Tover-Boek behoort, hetwelk door meer dan zestig afbeeldingen wordt aan gewezen, in 't licht gebracht door den vermaarden kunstmeester J. V. Z. Te Am sterdam bij Bernardus Mourik, Boekver- kooper in de Nes. Met Consent" Naast de gewone kunstjes met ballen, eieren, kaarten, enz., die zich steeds heb ben weten te handhaven op het program ma onzer hedendaagsche prestigitateurs, treft men er eeriige aan, die een eigen aardig licht werpen op de kieschheid, den smaak en de goedgeloovigheid van voor gaande geslachten. Het valt b.v. sterk te betwijfelen of iemand tegenwoordig nog iets zou voelen voor de „aardigheid" om goede vrienden „zoo zwart te doen worden als Morianen". De schrijver zegt: „Wanneer men goede vrienden tot zijnent gehuisvest heeft en zich wil vermaken, legt men galnoten in water te weeken en maakt dit water vervolgens met een weinig rozenwater aangenaam, en hen dit gevende om zich daar mede te wasschen, heeft niemand tenige argwaan daaromtrent; maar als men de handdoek, waar aan zij zich af drogen, alvorens in vitriool water heeft gestoken en doen drogen, dan veranderd het tooneel, want zij worden zoo zwart, als men zegt dat de nikker is." Het verdient vooral aanbeveling, deze „aardigheid" niet met erfoompjes uit te halen. Een even bedenkelijk stukje is het kunstje om „een zestehalf of dubbele stui ver uit de spleet van een deur of houten schout te halen, wanneer men op een ze kere distantie daar van af staat. Men steekt een zestehalf of dubbele stuiver in een spleet of scheur van hout of muur, die men aan iemand geeft om 't er met den mond uit te halen, mits een trée daar van af staande, en beide de handen op don rug houdende; dit schijnt niet moei lijk, echter is 't bilna onmogelijk. En wil men dan dengene, die zulks onderneemt, noch een poets speelon, dan maakt men het geld heet in 't vuur of in de kaars, als wanneer hij, dit met de mond vattende, ►zijn lippen brand; dit dlont onder goede vrienden gedaan te worden (I), ander- zints baard het lichtelijk onlust of zelfs slagen." En dit kan ons ook niet bekoren: „Om vogels levend te schieten": „In de plaats van u geweer met kogels of grove hagel te laden, moet gij een once vijlzel van lood daarop zetten, als wanneer gij, een vogel daarmede treffende, denzelven ge heel kaal, doch levendig zult zien neder- vallen." Doch er staan andere kunststukken in, die ook den 29ste eeuwer nog zullen kun nen aantrekken. Is hij begeerig om schat ten te ontdekken niets is gemakkelij ker. „Neemt wierook, zwavel en onbedor ven was (bijenwas), en neemt garen, draait het en maakt daar van een kaars, licht daar mede in alle hoeken ,en indien gij ergens komt daar een schat begraven is, zal deze kaars aanstonds uitgaan." Daar is de Spaansche schatgraver niets bij. Om op tijd wakker te worden geeft het boekje ook een middel aan, dat onge twijfeld probaat isl Neemt zoo veel lauwe- rier bladen als gij voornemens zijt uren te willen slapen, wind1 ze in fijn linnen, dat gij vervolgens op het hoofd bind, gaat dan op de linkerzijde en laag met het hoofd leggen, gij zult gewis ontwaken op het uur dat gij begeerd." Vechtende honden te laten ophouden? Niets eenvoudiger! „Keert een stuk brood, van 't geen op de tafel legt om, of legt het ondersteboven, zoo laten zij dadelijk het veahten na." Probatum est. Van deze dergelijke kunststukken, die wij bijna onder de rubriek Kleinigheden, /.ouden willen indeelen, bevat dit boekje er tientallen. Ook indien tijd had men al last van de zeeziekte; toch was het ge makkelijk, die te voorkomen, want, zegt onze gids: „men moet alleen een visch die in 't lijf van een anderen visch gevon den is, op de rooster braaden en dezelven eten; nooit zal men zeeziek worden." Een ander Italiaansch stukje en een sterk stukje 1 is dit voorschrift om zich onzichtbaar te maken: „Steekt een vleer muis het rechter oog uit, en wanneer gij dit bij u draagt, zoo zijt gij onzichtbaar; of anderzints, neemt een oor van een zwarte kat, kookt het in melk van een zwarte koe, maakt daarna een duimling daarvan en steekt dezelve aan de linker duim, dan kan men u niet zien." Misschien verdient dit aanbeveling voor schoonzoons, die schoonmama op bezoek hebben. Ze hebben het echter in eigen hand om zich bij schoonmama bemind te maken tegen wil en dank. Draagt bij u Hoppe oogen (Hoppe is een vogel met een kuif welk zijn nest met zijn eigen vuiligheid maakt!) dan zijt gij lief en aangenaam. Of wel, draagt bij u het oog van een Das, dan behaagt gij aan een iegelijk." En hier is, een Poolsch voorschrift om des nachts zonder licht te kunnen lezen: „Men bestrijkt zich 't aangezicht met bloed van een vleermuis, dan ziet en leest men bij de nacht zonder licht zoo goed als bij den dag." een zaal, die op z]jn Turksoh gemeubeld was. De student wilde heengaan en duizend excuses maken, maar er viel niet aan te ontkomen, er was geon vergissing meer te denken. Daar zat do blinde, glim lachend op eon divan en vroeg: „Wenscht u mij te sproken mijnheer?" „Wel, mijnhoor antwoordde de bezoe ker, die niet wist, hoe hij; do reden van zijn komst zou zeggen, „het spijt mU wel, dat ik u kom' lastig vallen, maar.... als ik mij niet bedrieg.ik geloof dat ik dezen morgen, toen ik u als gewoonlijk ben voorbijgegaan bij vergissing eon dubbelen gouden Louis in plaats van een tweestuiverstuk heb gegeven". „Zoo, mijnheer", antwoordde de blinde losweg, „dat is zeer wel mogelijk.... ik heb mijn ontvangst nog niet nageteld. en, zoo er van uw kant een vergissing heeft plaats gehad, zal ik haar natuurlijk terstond herstellen". Daarop schelde hij en zeide tot de bin nenkomende knecht: „Vraag eens aan mijnheer Ernst, of hij in de ontvangst van hedenmorgen ook een veertig-frankstuk heeft gevonden." Het geldstuk was er. De knecht bracht het binnen en presenteerde het, op last van zijn heer, op een blaadje van Chi- neesch lakwerk aan den student. Toen deze zich wilde verwijderen en beleefd groette, zei de blinde: „Pardon, mijnheer, mag ik u doen op merken, dat gij iets vergeetmij ko men nu de twee stuivers toe Te Londen zijn professors, 'die onder richt geven in het bedelen, en in de kunst, om lichaamsgebreken voor te wenden, welke men niet heeft. Te Parijs vindt men schrandere man nen, die hun ongeluk genoegzaam weten te exploiteeren, om zich een onbezorgd en zelfs weelderig leventje te bezorgen. Het volgende staaltje kan dat getuigen, Een student had de gewoonte om iede- ren morgen een Fransch tweestuiverstuk te geven aan een blinde, die op den hoek van een brug zat, waarover hij een paar maal per dag moest wandelen, als hij naar en van het college ging. Eens nu wierp hij, in de meening dat hij zijn gewonen aalmoes gaf, in plaats van een tweestuiverstuk een dubbelen Louis van 40 francs in de pet van den blinde, en merkte het eerst een uur later dat hij zich vergist had. Hij liep terstond naar de plek, waar de blinde gewoonlijk zat, maar vond hem niet meer. In zijn plaats zat er een kleine jon gen, achter een orgel, waarvan de pijpen tamelijk heesch waren. „Waar is de blinde?" vroeg de stu dent. „De heer Benjamin? Die is juist weg gegaan," antwoordde de knaap. „Hij is thuis gaan ontbijten". „Is dat ver?" „Neen, vlak bij, daar en daar". De student liep zoo hard hij kon naar het opgegeven adres en zeide tot den por tier: „Is de heer Benjamin thuis?" „Jawel, mijnheer," antwoordde deze, op de tweede verdieping, de deur rechts". Twee seconden later stond de student voor de deur en schelde aan. Een be diende in livrei maakte de deur open. „Woont hier de heer Benjamin?" „Om u te dienen". De voorkamer zag er netjes en zelfs elegant uit, en voor de deur van de eet zaal, die op een kiertje stond, zag men een welvoorziene en goed1 gedekte tafel met een schoon tafellaken, zilver en fij ne glazen. Hier moest natuurlijk een vergissing plaats hebben. „Mijnheer vraagt of u zoo goed wilt zijn, naar binnen te komen," zeide de knecht, terwijl hij de deur open hield van Hij, die nooit geld leent, heeft nooit veel vrienden. Kansas City Star. Caruso's longen. Caruso's longen waren zoo sterk, dat hij eefa groote Steinway Concertvleugel, door het uitzetten van zijn longen een paar duim kon wegduwen. Dr. Willem Lloyd. In de Vereenigde Staten zijn 26.000 bioscopen met in totaal 50.000.000 zit plaatsen. Ze loopen gemiddeld tweemaal per dag vol De inkomsten bedragen meer dan 25.000.000 dollars per dag. New York Herald. Alle tegenwoordige rampspoeden komen voort uit een trilogie van ongelukkige om standigheden: slapte in handel en bedrijf; werkeloosheid; hooge kosten van het le ven. En deze drie komen weer uit een en dezelfde bron: hooge productiekosten. Daily Express. Een Chineesch ambtenaar bij het be lastingkantoor te Batavia was gedurende 45 jaar in tijdelijken dienst. In Januari requestreerde hij, om in vasten dienst be noemd te worden, en dezer dagen eerst volgde zijn benoeming. Nu denkt hij er hard over, met pensioen te gaan. Java-Bode. Maar verdwenen zijn de automobilisten, voor wie het genot van de sport is afge bakend door de rustplaatsen, die uitgaan om heel gauw op de boulevard te zijn of rechtstreeks naar „De Kievit" te rijden, en voor wie het bereiken van een of an dere uitspanning, herberg of restaurant de eerste bedoeling is bij den ril De Motorkampioen. Er zijn in Holland duizenden kleine be drijfjes, ateliers en werkplaatsen waar grondige vakkennis, werklust .en zuinig heid gereed staan om zich verdienstelijk te maken voor het produceerend proces. Maar voor hun waren vinden zij geen dé- bouchó, voor hun gemeenschappelijke be langen geen organisatie-centrum, voor het vele dat aan hun handels- en organi satorische opleiding ontbreekt geen voor lichting in een orgaan dat tevens als ver dediger van hun belangen zou moeten dienst doen. In ieder opzicht schijnt het groot-bedrijf in Holland zooveel plaats in te nemen, zoo'n aaneengesloten geheel te vormenr dat het voor den middenstander een moeilijke taak is om daartusschen te komen en te kunnen opbloeien. Bedrijfsorganisatie. De oude heer Drijver zag in de gezel ligheid een gevaarlijk element. Als stu dent had hij na een droog theologisch col lege, bij Wynand Fockink in de zalige goedkoope jaren van een halve eeuw her, wel eens een notedopje half om half van zeven en een halve cent gekocht. Als in dat lakaal een jazzband' waa geweest, zou het gevaar niet uitgesloten zijn geweest dat hij er meer dan één had genomen. Maandblad De Wijn. De Amerikaansche regeering is niet voornemens, het gebruik van gas als oor logsmiddel af te schaffen. Indien Amerika andermaal in oorlog gewikkeld mocht worden, zal iedere Amerikaansche soldaat een hoeveelheid stikgas als deel van zijn uitrusting, in zijn ransel hebben. De che mische legerafdeeling, waarmee het schei kundig genootschap van Amerika krachtig samenwerkt, heeft een procédé voltooid, waardoor dit gas kan worden gecompri- meterd, zoodat de soldaat het in zijn ran sel kan meedragen. New York Time*. Beginselen zijn er, opdat de mensch ervan kan afwijken. Het bovenstaande motto moge vreerad schijnen en moge aanvankelijk de ge dachte wekken, dat degene, die deze stel ling verkondigt een weinig ernstig man is, maar toch zit er een groote kern van waarheid ln. De mensch heeft behoefte aan beginselen, die hem als leidstarren dienen op den weg des levens; hij heeft principes van noode, waarnaar hij zijn hadelinigen inricht. Toch moet hij1 aan die principes niet al te zeer vasthouden, want er is een oud, Hollandsch gezegde, ontleend aan de zeevaart, dat zegt: „als het getij verloopt, verzet men do bakens." Dit moet men ook doen met zijn begin selen, want ook deze zijn op bepaalde punten onderhevig aan veroudering. Een treffend voorbeeld op dit gebied ia het volgende» Harrington Emerson, een man die de allergrootste verdienste heeft ge had voor de Amerikaansche Efficiency be weging is beroemd geworden voor zijn twaalf beginselen, grondleggend voor deze beweging. Toen een bekend leider der Engelsche Efficiencybeweging hem eens vroeg, of er niet meer dan twaalf principes waren, waarop het wetenschap pelijk bedrijfsbeheer rustte antwoordde hij: „Natuurlijk zijn die er; niemand weet hoeveel er zijn. Ik begin alleen met deze twaalf, omdat ik daar zeker van ben en ga daarvan uit om de andere te zoeken. Zoo gaat het in het leven ook. De mensch gaat uit van die beginselen, welke voor hem want dit is een zuiver per soonlijke kwestie van belang zijn. Dit zijn ook stellig de eenige, maar zij zijn voortoopig, alles wat hij noodig heeft. Zij zijn de neerslag van wat de ervaring en de opvoeding hem hebben geleerd. Maar een ieder moet bedenken, dat hij wel eens heel veel belangrijke beginselen kan heb ben over het hoofd gezien, en dat die be ginselen, waarvan hij voor zichzelf alle heil verwachtte, juist niet de goede waren. Een man als Emerson, die een scherp denker was, week af van zijn beginselen en dat moeten wij menschen soms ook doen! Ouders te H. Gij maakt U bezorgd, over de verniel zucht van Uw kind en dat natuurlijk te recht, als dat kapot maken blijft aanhou den. Maar daarvoor behoeft gij nu nog niet bang te zijn. De meeste kinderen houden er van de dingen uit elkaar te halen, maar meestal niet eerder, of er moet aan het voorwerp al iets kapot zijn. Dikwijls gaat het vernielen met lawaai gepaard, wat de vreugde verhoogt. Kinderen hou den van drukte 'en beweging en na een uurtje van inspannend werken, zoeken zij ontspanning in schreeuwen, hollen en lawaai maken. Maar ook velen ouderen houden van vernielen, denkt U maar eens aan „de vroolijke keuken" en aan onze studenten bij hun Lustrum. Van paedagisch belang is het echter dat een kind verkeert in een omgeving, waar niets wordt vernield, maar in tegen deel alles wat kapot gaat, 't zfj kleeren, speelgoed of andere direct wordt hersteld, of anders weggedaan. Zonder twijfel moet dit zijn goeden invloed doen gelden en zal langzamerhand het kind meer plei- zier gaan vinden in opbouwen dan in af breken. Een goed voorbeeld kan heel gunstige resultaten hebben en het is het beste, dat U zich daar voorloopig maar toe bepaalt. Verz. brieven: G. te H.; Winkelier te H.; Schilder te H.; Zeeman te N. Voor de lezers van ons blad geeft onze. psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, e>.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilsfcraoht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de. beantwoordingen te uitvoerig worden dnn direet schrifte lijk aan de aanvragers. Dr. JOS. DE COCK. Kort Wat heb jij toch bespottelijke korte beenen! zei een lang man tot een ander, die klein van gestalte was. Mijn beenen raken den grond en ik zou wel eens willen zien, wat de jouwe meer konden doen", was het antwoord van den kleine. Een jonge dame, die veel aan schilde ren deed, trouwde met een heer die dezelf de kunst beoefende. Op zekeren dag, dat de oom van de jong gehuwden hen kwam bezoeken, vond hij hen knorrig ieder in een anderen hoek van hun gemeenschappelijk atelier zitten. De man was boos omdat hij zijn vrouws middel niet goed geproportioneerd vond en de vrouw beweerde dat de neus van haar man te klein was. Brutaal. t In zeker ihotel beklaagde een reiziger zich bij den eigenaar over de muizen, die hem 's nachts uit den slaap hielden. De hotelhouder zette daarop een kat in het vertrek van den logeergast. Deze was zeer verbaasd, twee dagen later, op zijn rekening te vinden; 2 gul den voor huur van een kat. Zonder er zich echter over verstoord te toonen, trok hij bedaard 8 gulden van de rekening af: voor voeding var het beestje.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7