Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 4 Augustus 1928.
DE NOORSCHE FRITHIOFSAGE
In de veertiende eeuw woonde op het
landgoed van den vrijboer Thorsten Vi-
kingson diens ergenaam Frithiof. De
hoeve lag op het schier-eiland, tegenwoor
dig Vangsnes geheeten, dat destijds den
naam Framnos droeg. De geheele land
streek rondom de fjord werd beheerscht
door koning Bele, die ann den tegenover-
llggenden oever zijn woonplaats had ter
plaatse, waar nu Balholmen ligt.
Zijn eenige dochter was de schoone
Ingeborg, die te zamen met Frithiof op de
hoeve van Hildlng, een vrijboer was op
gegroeid. Nadat zij de kinderschoenen
ontwassen waren, ontwaakte in Frithiof
een groote liefde voor zijn vroegere speel
makkertje Ingeborg. Bijna gelijktijdig
waren Frithiofs vader en koning Bele ge
storven. Voor hun dood hadden zij hun
erfgenamen, Frithiof en de koningszonen
Holge en Halfdan samengeroepen en hen
de belofte laten afleggen, dat zij na hun
dood in vrede en vriendschap met elkan
der zouden leven. Na den dood der beide
vaders aanvaardde Frithiof zijn vaderlijke
hoeve, terwijl Holge en Halfdan gemeen
schappelijk het rijk huns vaders regeer
den. Kort daarop vroeg Frithiof den bei
den broeders de hand hunner zuster Inge
borg, toen bij het graf van koning Bele
een bijeenkomst werd gehouden. Hoog
hartig wees men zijn aanzoek af. Nimmer,
zoo zeide Holge, zou hij zijn zuster aan
een boerenzoon afstaan, wel echter mocht
Frithiof een plaats in zijn gevolg innemen
als hij wilde. Verontwaardigd weigerde
Frithiof dit voorstel, trok zijn zwaard, dat
den naam „Angurvadel" droeg en kloofde
daarmede met een slag het gouden schild
van Holge, dat aan den gerechtsboom was
opgehangen, daarbij de koningszonen
dreigende en zeggen, dat zij zich voortaan
voor dit zwaard in acht zouden moeten ne
men. Frithiof keerde huiswaarts vol woede
over den smaad, dien men hem had aan
gedaan.
Weldra verschenen nu boden van den
in het Noorden wonenden koning Ring
aan het hof te Balholmen om voor hun be
jaarden heer, die weduwnaar was, de hand
van Ingeborg te vragen, welke vroeger
met haar vader vaak het hof van koning
Ring had bezocht. Hoonend wezen de
ZAKKENROLLERS VAN BEROEP.
Het briefje van honderd.
„Goedenmorgen, mevrouw Martens, goe
den morgen. Wel, wat scheelt er aan? Wat
ziet u boos. Vergeet niet, dat wtf arme
stervelingen sidderen bij den aanblik van
uwen toorn!" En de heer Jan Geesink
legde glimlachend mes en vork neer, toen
zijn gast aan de ontbijttafel plaats nam.
De mannen glimlachten altijd, als zij
Greta Martens zagen; want zij was op en
top een snoezig vrouwtje. Maar dezen
morgen was mevrouw Martens erg laat,
en keek zeer ontevreden,
„Maar lieve Greta," riep haar gast-
vrouw uit, „waar heb je je hoed gelaten?
Binnen vijf minuten komt de auto voorl"
,,'t Is jammer, lieve mevrouw Geesink,
't spijt mij erg," antwoordde mevrouw
Martens, „maar er zal wel niets van ko
men om naar de stad te gaan. Vanmorgen
heb ik vergeten mijn man om geld te vra
gen: toen ik wakker werd, was hij al naar
kantoor vertrokken, en mijn eigen geld
heb ik gisterenavond met whiflteij ver-
loren
„Achteraf beschouwd is 't misschien nog
maar 't allerbeste," grapte mevrouw Gee
sink, „want zulke onstandvas ige vrouw
tjes porde» op dergelijke ultverkoopen
maar tot groote uitgaven verleid. Toen ik
ik met Harry op de tribune verschijnen,
met de groote motor-wedstrijden, bij de
prysuitdeeling, hü zit tamra lj t be-
stuur; er komen allerlei autoriteiten mei
hun dames, en ik heb geen enkelen goe-
den hoed!" riep Greta Martens tragisch
"'ï'Maar Greta, je hebt toch die blauwe
toque, en dan die prachUge zwarte met
echte struisveeren, die heliotrope, en
da,?Wrineen, die kan Ik geen Tan .11. ge-
bruiken, ik moet een hoed hebben, die by
mijn nieuwe kostuum past. Het is om te
huilen! Ik krijg nu geen andere kans
meer om vóór 't feest nog naar de stad te
gaan en de tranen begonnen nu werke-
lUk bijna te vallen. Jan GeeBink was ech
ter te goedhartig om zulks toe te loten en
kwam tusschenbeide, zeggende:
broeders de boden van Ring af en zonden
hen terug naar het hol van hun heer. Met
wraakzucht vervuld rustte deze nu een
vloot van draakschepen uit en verklaarde
den broeders den oorlog. zyn macht was
grooter dan die der Balholmers en de
broeders brachten hun zuster in veilig
heid in den tempel van den lichtgod Bal
der, die op een heuvel gebouwd was. Men
zond den pleegvader Hilding naar Frithiof
om diens hulp in te roepen, waarop
Frithiof in den nacht zich naar den tem
pel begaf waar Ingeborg vertoefde, welke
hem verzocht zich met haar broeders te
verzoenen en hun zijn hulp te bieden. Den
volgenden ochtend bezocht Frithiof de bij
eenkomst van strijders, die op de gerechts
plaats was bijeengeroepen en vroeg hij
daar weder om de hand van Ingeborg,
waartegen hij gewapende hulp wilde be
loven. Allen stemden toe, slechts Holge
weigerde en hij schold daarbij Frithiof
voor een tempelsohender, die zijn eer
enkel kon herstellen door een tocht naar
de Westeilanden, waar de gevreesde Jarl
Agantyr zetelde om dezen tot het ver
vullen eener door hem gedane belofte te
dwingen. In den nacht deed Frithiof een
laatste poging om Ingeborg er toe te be
wegen met hem de vlucht te nemen, doch
haar eer zegevierde over haar liefde en
zij verzocht hem de zware taak te vol
brengen die haar broeders als prijs tot
het bereiken eener verzoening hadden
gesteld.
Frithiof stak nu met zijn schip Ellida
in zee. Zware stormen waren den zee
lieden bijna noodlottig geworden, maar
Frithiof bereikte toch de West-eilanden,
waar hij bij Jarl Agantyr, die een vriend
van zijn overleden vader was, gastvrh-
heid vond. Nadat in het voorjaar de
sneeuw verdwenen was, bereidde Frithiof
zich op de terugreis voor, en de Jarl gaf
hem, ter voldoening aan de gedane belofte,
een grooten bundel goud mede, waarover
hij vrijelijk mocht beschikken. Het schip
bereikte veilig Framnes, maar Frithiof
vond slechts de puinhoopen van de hof
stede, die door brand vernield was. Ko
ning Ring had intussohen de beide broe
ders overwonnen en de hofstede van
Frithiof, zijn medeminnaar, laten ver
woesten. Als prijs voorde overwinning
voerde hij Ingeborg als echtgenoot© mee,
anders zouden de beide broeders zoowel
land als kroon verloren hebben. Frithiof
ontstak in woede over Ingeborg's ontrouw
en hij ging zich m'et zijn pleegvader Hil
ding beraden, die hem een geruststellende
mededeeling namens zijn geliefde deed:
zij beminde hem nog steeds, maar om
hoogero belangen van geslacht en land te
dienen, had hij zich opgeofferd.
„Kom, kom, mevrouw Martens, martel
uw arm hoofdje maar niet langer. Zulke
damesnietigheden zijn heusch al het ge
jammer niet waard. Ik zal u honderd pop
leenen om uw inkoopen in de stad te doen,
als u daarmede geholpen bent," en met
een haalde hij uit zijn portefeuille een
banknoot van 100.die hjj haar over
reikte.
Greta greep het geld begeerig en dank
te uitbundig. „Ik zal er voor zorgen, dat
Harry het u vanavond terug geeft, meneer
Geesink," zei ze ten slotte, terwijl ze haas
tig haar stoeL achteruit schoof, want men
hoorde de auto al voor de deur staan
brommen. En met een korten groet, nog
maals dankbaar haar gastheer aanziende,
wipte Greta, na zich verder gekleed te
hebben, vlug in de auto. Nèt op tijd kwam
zij nog aan het station om den trein van
10.50 naar Amsterdam te halen. Zij sprong
in een eerste-klasse coupé en liet zich met
een zucht van verlichting in de kussens
achterover zinken, toen de trein vertrok
Er zat slechts één passagier in de coupé,
een dame, van wie een zeer sterke per
soonlijkheid uitging, zooals Greta spoe
dig bemerkte. Wat kleeding betrof, was er
niet een enkel voorwerp, dat zij aan had,
waarin Greta haar niet overtroefde, wat
betrof de waarde en de nieuwste mode;
en toch lag er een zeker cachet van voor
naamheid en deftige afkomst over het ge
heele wezen dier dame, dat zich merk
baar maakte.
Greta gevoelde zich niet erg op haar
gemak; waarom wist zij niet. Eerst tracht
te zij zich bezig te houden met het land
schap dat aan haar oogen voorbij trok; en
daarna begon zij er zich in te verdiepen,
wat voor moois zij wel in Amsterdam koo-
pen zou. Maar het hielp allemaal niets;
op onverklaarbare wijze werden haar
oogen steeds weer tot haar medereizigster
aangetrokken.
De trein stopte te Bussum; drie minuten
oponthoud. Krantenjongens liepen langs
den trein en riepen: „De Prins, de Tele
graaf, Groene Amsterdammer." Greta
sprong op het perron en liep zelf naar de
kiosk om iets te lezen te koopen; maar hoe
stoml zij had haar taschje in de coupé
laten liggen. Toen ze weer bij haar coupé
kwam, zoo vlug loopende als haar nauwe
rokken het toelieten, was het al te laat om
terug te keeren, want de oonducteuren
gooiden de portieren al dicht. Zy stapte
weer in.
De coupé zag er nog precies zoo uit als
toen zij eruit gesprongen was; haar tasch
je en pararsol lagen in een hoekje. De
dame met den hypnotlschen invloed scheen
dommelig te worden door haar tijdschrift.
Greta keek eteeda gedachtenlooa ne»r
In zijn woede wilde Frithiof zich nu op
Holge wreken. Hij trof hem aan in den
tempel van Balder, terwijl hij een
offerande deed. In zijn toorn sloeg hij
Holge met den bundel goud in het aan
gezicht, zoodat hem het bloed uit neus on
mond vloeide.'Bij het nu ontstaande ge
vecht in den tempel wierp Frithiof het
beeld van den god Bolder omver, dat in
het offervuur viel en verbrandde. Ook de
tempel werd door het vuur vernield.
Nu liep het volk te hoop en elschte, dat
de dubbele tempelschender zou onthoofd
of verbannen worden. Frithiof werd het
verblijf in het land ontzegd en men ver-
kluarde hem vogelvrij. Hierop voer hij
met de op roof uit zijnde vokings naar
Griekenland, bleef drie jaren afwezig en
begaf zich daarna, door verlangen naar
Ingeborg verteerd, weder naar het vader-
land, waar hij, in de vermomming vaji
een bedelaar aan het hof van koning Ring
verscheen. Het koningspaar schepte be-
hugcn in den van zoo verre gekomen zee-
mön, hij werd uitgenoodigd, den winter
aan het hof te verblijven, wat door
Frithiof werd aangenomen. Elke vraag
naar zijn verleden en afkomst weigerde
hij te beantwoorden. Bij een sledevaart
over het bevroren meer redde hij het met
do slede door het ijs gezakte koningspaar
het leven. Tijdens een jachtpartij bleef de
oude koning Ring, die wegens zijn ouder-
dom den stoet niet genoeg vermocht te
volgen, In het gezelschap van Frithiof
achter. Hij stelde Frithiof voor eenigen
tijd rust te nemen in het bosch, doch
Frithiof ried dit den koning af, bevreesd
als hij was, dat hij de verleiding niet zou
kunnen weerstaan, den slapenden koning
te dooden. De koning hield echter aan,
Frithiof breidde zijn mantel over zyn
knieën uit en de oude Ring legde zyn ver-
moeid hoofd op Frithiofs schoot, waar hy
insliep en zoo gerust sluimerde als een
kind kan rusten aan de borst der moeder.
Daar verscheen een zwarte vogel in het
bosch, die Frithiof toezong: haast u,
Frithiof, den man te dooden, die zulk een
groot aandeel heeft ln het leed, dat over
u is gekomen. Even daarna verscheen een
witte vogel in het kreupelhout, die Fri
thiof in zyn gezang voor oogen stelde, dat
hy door het begaan van een laaghartigen
mboord zyn naam als held, vrywel het
eenige wat hem w*« overgebleven, zou
verliezen, wat hy er ook verder mede
mocht winnen. Nadat de vogel zyn gezang
had geëindigd, verdween hy op lichte
vleugelen zonnewaarts. Frithiof, door de
waarschuwing getroffen, slingerde zyn
zwaard Angurvadel in het bosch, waarop
de koning ontwaakte. Deze zeide hem,
dat hy Frithiof reeds lang had herkend,
en hem nu op de proef had gesteld om te
onderzoeken of hy hem zyn vertrouwen
kon geven. Kort na deze gebeurtenis
stierf Ring en werd Frithiof door het
volk als voogd over den jongen koning,
den zoon van Ingeborg en Ring, aan
gewezen. Hy vond echter geen rust, daar
nog steeds de smaad der verbanning op
hem rustte. Hy begaf zich daarom naar
Balholmen, waar hy op de plaats, waar
eens' de verbrande tempel had gestaan,
een nieuwen tempel, gewyd aan god Bal
der, bouwde en zich met Halfdan, den
goeden broeder van Ingeborg verzoende.
De sleohte Holge was intusschen door de
muren van een ineenstortenden tem-
haar mede-reizigster, en kwam na eenige
minuten tot de conclusie, dat deze was in
geslapen.
Eindeiyk nam Greta spelenderwyze
haar taschje en opende het, om zfch nog
eens te verkwikken aan den aanblik van
het mooie bankbiljet van honderd gulden.
En toen leek het wel, alsof de trein,
haar hersens, haar hart, de heele wereld,
kortom alles plotseling stil bleef staan.
Want de honderd gulden van den heer
Geesink waren verdwenen spoorloos
verdwenenl
En de dame in het hoekje tegenover
haar sliep maar steeds rustig door. Greta
zocht zenuwachtig gejaagd in haar hand-
taschje, telkens weer opnieuw; er kwam
een stukje batist uit, met kantrandje; een
klein odeurfleschje, een kleine zakdoek;
een paar sleuteltjes, een zakspiegeltje;
een miniatuur notitieboekje; een paar in-
eengefrommelde rekeningen; en ten
slotte haar portemonnaie met een paar
dubbeltjes, een kwartje en twee guldens;
maar van het bankbiljet was niets te zien.
En de dame met bet hoogbeschaafde
uiteriyk, sliep maar altyd door.
Plotseling drong de oplossing van het
raadsel tot Greta's overspannen brein
door. Niemand was in de coupé gekomen
sinds zyzelf er te Hilversum in gestapt
was. Wat zat ze toch te suffen! Natuur-
ïyk kon niemand anders het gedaan heb
ben, dan die dame tegenover baar.die
„ftjnbeschaafde dame," die dame met het
air alsof ze uit de hoogste kringen stam
de. En toch, toen ze weer naap de slui
merende gestalte keek, leek het wel een
onmogeiykheid te zyn; dio dame kon toch
niet behooren tot het gilde van de beroeps
zakkenrollers 1 Maar aan den anderen kant
kon toch niemand anders het bankbiljet
van honderd gulden hebben weggenomen;
dat stond vast. En Greta zou en moest
het weer terug hebben, onverschillig op
welke manier.
Zou zy die vrouw tegenover haar nu
maar eenvoudig wakker maken, haar den
diefstal brutaalweg voor de voeten werpen
en haar geld terugeischen r- of zou ze
wachten totdat ze in Amsterdam aankwa
men, zich daar aan haar vastklampen, en
haar in 't openbaar van diefstal beschul
digen?
Zy schrok echter terug voor de onaan
gename tooneelen, die het gevolg zouden
zyn van elk van die beide manieren van
behandeling der zaak, en die zij zich in
gedachten al kon voorstellen. Dat ge-
meene mensch zou natuuriyk den diefstal
ontkennen, weigeren het geld terug te ge
ven, en er zou niets anders over blijven
dan de zaak in het openbaar voor de
rechtbank uit te pluizen. Terwijl haar man
pel gedood geworden. Halfdan bewerkte
de verbintenis tussehen Ingeborg en Fri
thiof, die nu eindelijk zijn bruid ver
overd had.
De bovenstaande sago zal to meer be
langstelling vinden, waar zoovelen ln ona
land een bezoek aan Noorwegen bobbon
gebraoht met do Ned. Reisveroenlglng, of
wel voornemens zyn zulks dit jaar mot
„De Ryndam" te doen.
WAARHEDEN.
't Gaat zoo: het genie en het echte talent
Bespelen hun eigen instrument;
Maar daarentegen de dilettant
Die jodelt zyn draai-orgel met de hand
Een snoode daad wordt zelf haar straf,
Dat wordt schier nooit bezonnen.
Zy komen er al leeiyk af,
Wier straf reeds is begonnen.
Maar voorzeker zy zullen het zwaarste
boeten.
Die ontdekking en straffe nog vreezen
moeten.
Sieraad van 't huis is zind'iykheid.
En de eer van 't huis menschllevendheid.
Zyn zegen, dat Is eeriykheld.
En zyn geluk tevredenheid.
Zyt gij om goeden raad verlegen,
En vroegt ge een wyze reeds deswege,
En wees U die geen uitweg aan,
Dan moet ge naar een domkop gaan.
Wil hem nauwkeurig alles zeggen,
En vraagt ge hoe ge aan zou leggen,
En zegt hy 't U, doe dan geheel
't Tegendeel.
Kunt ge niet met den aad'laar stygen,
Die stoutweg Phoebus nader streeft,
Tevredenheid kunt gy verkrygen
Wen ge als het bijtje viytig leeft
SPIERKRACHT VAN MIEREN.
Een verzamelaar van naturaliën wilde
een vry grooten vogel, die geplukt en van
het grove vleesch ontdaan was, verder
laten afkluiven door de mieren. Zooals
men weet wordt die wyze om het gebeente
goed schoon te krygen dikwyis toegepast.
Hy legde zyn vogel op een mierennest
en ging eenige dagen later eens kyken,
wat het resultaat was. Het gebeente lag
vrywel in denzelfden toestand een zestal
passen van den mierenhoop af. Nogmaals
en na een paar dagen ten derde male
moest hy het skelet naar den mierenhoop
terugbrengen. Dat maakte hem nieuws
gierig en hij besloot eens na te gaan op
welke wyze die verhuizing plaats vond.
Talryke mieren zetten zich aan de onder-
deeien van den vogel vast en langzaam
bewoog zich de vreemde stoet In de rich
ting van de plek waar reeds tweemaal te
voren het beestje was heengedragen. Wel
een sterk bewijs voor de betrekkeiyk
groote spierkracht van de mieren.
Moeders taaL
Ondcrwyzer: Wat beteekent het
woord: moedertaalI
Bertha: Dat pa niets te zeggen heeft,
meester.
er natuuriyk woedend over zou zyn, dat
zyn vrouw, nog wel door haar eigen zorge
loosheid in zoo'n schandaal werd betrok
ken.
Maar het ergste was nog, dat zy door al
die herrie natuuriyk haar gezellige dag
in Amsterdam, winkelen, inkoopen, taart
jes eten in lunchrooms enz., zou missen.
Hoe kon dit wyf daar maar gerust liggen
te slapen met gestolep. geld in haar bezit 1
Intusschen snelde de trein echter voort
en kwamen ze hoe langer hoe dichter by
Amsterdam. Greta moest een besluit ne
men, hoe eerder, hoe beter.
Hoe slecht die vrouw tegenover haar
ook was, toch vond zy het ook wel een
akelig idee, haar in handen te geven van
de politie. Ze kon er heelemaal niet goed
tegen, menschen te zien met handboeien
aan; ze zou er van droomen.
Maar dat mensch had dan toch maar
Greta's geld in haar bezit gewoonweg
gestolen, haar mooie nieuwe hoed, waar
mee ze op de motorrijwiel-wedstrijden zou
verschynen!
Dit laatste idee gaf den doorslag. Ze
stak haar hand al uit om de slaapster te
wekken, en haar lippen spitsten zich al
om de woorden uit te spreken, waarmede
ze die vrouw van den diefstal beschuldi
gen wilde toen zy plotseling op een
nieuw denkbeeld kwam, een derde uitweg
uit de mo3liykheid. Als ze maar wist dat
die vrouw werkeiyk sliep.
Haar ademhaling was even zacht en
regelmatig als van een onschuldig kind.
Met heftig kloppend hart en terijl bet
bloed onder de grootste opwinding door
haar aderen joeg, boog Greta Mariens zich
voorzichtig over de slapende dame heen,
lichtte haar handtaschje iets op. zonder
aan de riempjes te trekken, opende het
taschje geruischloos en.... bovenop den
verderen inhoud van het taschje lag open
een bloot het bankbiljet van honderd gul
den I En de vreemde dame sliep rustig
door.
Het was slechts het werk van een oogen-
blik ora de banknoot er uit te nemen, het
taschje weer te sluiten en weer op zyn
oorspronkelijke plaats terug te laten zak
ken, het bankbiljet in haar eigen taschje
te stoppen, en weer achterover te leunen
in de kussens.
Maar dat oogenblik was byna nog te
lang van duur; want Greta kon nauweiyks
weer opkyken, of haar medereizigster, op
geschrikt door het geratel der wielen over
de wissels van het station Muiderpoort,
ging rechtop zitten.
Zou ze soms aldoor wakker geweest
zyn? Greta begon nu in de war te raken,
maar t was te laat om aan het gebeurde
nog iets te veranderen. Wat aou er ge
Tob Nooit Hoek|o.
MJjn vrienden, laten vfl ona
bozlnnan. (Uit een predlcatle).
Deae vermaning heeft reeds zoo vaak,
onder ulteenloopende omstandigheden on
uit zoo velerlei mond, weerklonken, dat
wij haar ook wel eens tot onderwerp van
onze kleine wekelijkacho overdonking
mogen kiezen. Laten wt| ona bezinnen I
Want, waarlijk daaraan hobben wij allen
op onzen tlju behoefte. Hoo verschelden
do wegen ook mogen zyn, die de levens
ontwikkeling der versohJllende menschen
afzonderiyk zich kiest, toch hebben wjj
voor het overgroote deel wel dit met elkaar
gemeen, dat de kleine dageiyksche noo-
don, zorgen en verplichtingen dermate
beslag op ons dreigen te leggen, dat zij
ons bykans geheel zouden gaan overhoor-
sohen, waardoor wij licht in de dwaling
kunnen vervallen, dat die kleine, alle-
daagsche dingen het ware, groote Leven
vormen. En wanneer het ons dan niet
goed schijnt te gaan, wanneer wij te kam
pen hebben met kleinere of grootere
materieel© zorgen, er ziekte is in den
kring van hen, die wy lief hebben en er
verlangens zyn, die door geen bevredi
ging gestild worden, dan meenen wy, dat
ons lot wel zeer te beklagen Is. Al naar
gelang van onze inneriyke geaardheid
worden wy ontevreden of prikkelbaar,
moedeloos en verslagen en wy leven maar
zoo'n beetje voort van den eenen dag in
den anderen, voortsukkelende onder het
juk van onze moeiiykheden. Wie zoo
leeft en het zyn er velen heeft in
derdaad groote behoefte aan eenige
oogenblikken van zelfbezinning.
Wy moeten ons bij tyd en wyie los
weten te maken varl de sleur van lederen
dag, wy moeten trachten nu en dan uit
ons eigen levenskringetje te treden en
ons simpel bestaan eens crltisch bezien
op een afstand, als gold bet het leven van
een ander. En bovenal! Wy moeten de
d ngen van allen dag plaatsen tegen den
achtergrond van het eeuwige heelal. Daö
zullen wy de moeiten en zorgen, waar
tegen wy tot dusver opzagen, als waren
het bergen, zien inkrimpen tot hun ware
proporties, zoodat zy ons niet langer ver
ontrusten en wy een wyie kunnen opade-
men als een bevrijd mensch, die zyn eeu
wigheid gevoelt en haar durft dragen, die
zyn bestaan ajs een biyde gave heeft Iee-
ren waardeeren, in het heeriyke besef, dat
in de onmeteiyke wydten van het heelal
zoowel als in de onzieniyke kleine wereld
van den waterdruppel een zóó volmaakte
ordening heerscht, dat wy voor dit mach
tige en schoone Leven slechts in eerbied
de knie kunnen buigen. En al mag het
dan waar zyn, dat er in de dageiyksche
dingen veel is wat ons telkens opnieuw
heeft verontrust of verontrusten zal, toch
kunnen wy ons niet onttrekken aan de
zinrijke gedachte, dat, waar alom in de
Schepping zulk een volmaakte ordening
heerscht, ook voor de menschheld een
volmaakte rechtvaardigheid moet be
staan, Zoodat de moeiiykheden ons levens
pad doorkruisen, niet anders dan recht
vaardig en noodig kunnen zyn voor onze
verdere levensontwikkeling.
Wie zich zóó bezint op wat hem ln het
leven hard en moeiiyk toeschynt, die zal
daaruit kracht putten om den dageUjk-
beuren, als dat mensch haar taschje toe
vallig opende, het verdwynen van het
geld ontdekte, en op haar beurt Greta
van diefstal beschuldigde? Dat zou nog
qens zyn wat men „de bordjes verhangen"
noemt, en zoo'n schepsel was natuurlijk
tot alles in staat. Greta zou een paar lee-
ïyke dagen kunnen meemaken, voordat
het haar gelukken zou, de ware toedracht
van de zaak te bewyzen, Zy kreeg koorts
van angst en werd beurtelings warm en
koud. Nooit bad zy nog zoo'n marteling
doorstaan. Zou de dame haar tasch open
doen om soms nog haar zakdoek te krij
gen, of om er alvast haar kaartje uit te
nemen? Natuuriyk zou ze in dat geval al
les onmiddeliyk begrijpen.
Eindeiyk bleef de trein schokkend stil
staan, zonder dat de vreemde dame haar
taschje had geopend. Haar kaartje kwam
uit een mantelzak te voorschyn. Greta
stapte het eerst uit en was terBtond van
haar reisgezellin gescheiden door de ge
wone drukte op het perron.
Zy had een hoogst-gezelligen dag in
Amsterdam, en toen zy in een lunchroom
zat te snoepen, kon zij niet nalaten te
grinniken by het idee, hoe 'n gezient die
gedistingueerde zakkenrolster wel gezet
moest hebben by de ontdekking, dat ze
beetgenomen was. Éénmaal in haar oneer
volle loopbaan had ze dan toch iemand
ontmoet, die haar nog te glad af was ge
weest.
Nu zou ze ook niet aarzelen haar man
te vertellen hoe schitterend zij er zich ln
dat moeiiyke geval door haar eigen sluw
heid uit gered had.
Toen de heer Geesink 's avonds thuis
kwam riep hy uit: „Wel mevrouw Mar
tens, u ziet er uit alsof u, ondanks allen
tegenspoed, tooh nog een prettigen dag
hebt gehad."
Greta verkwikte zich met een sigaretje
op de veranda, toen haar gastheer op haar
toetrad, en antwoordde dankbaar: „Ja, dat
heb ik alléén aan u te danken; het was
aardig van u, en myn nieuwen hoed is
als een sprookje. Maar ik moet eeriyk
bekennen, dat ik van uw leening niet veel
geld heb overgehouden."
Jan Geesink keek haar verbluft aan.
„Dat zal wel niet," zei hfj, en plotseling
flapte hij er uit: „Maar mijn lieve me
vrouw, nu begrijp ik er niets meer van,
want een half uur nadat u weg waart
vond Mina, ons kamermeisje, het bank
biljet van honderd gulden op uw wasch-
tafel, waar u het in de haast bij 't aanklee-
den liet liggen!"
t Jutte rt je
341. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).