Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 4 Augustus 1928. DE NOORSCHE FRITHIOFSAGE In de veertiende eeuw woonde op het landgoed van den vrijboer Thorsten Vi- kingson diens ergenaam Frithiof. De hoeve lag op het schier-eiland, tegenwoor dig Vangsnes geheeten, dat destijds den naam Framnos droeg. De geheele land streek rondom de fjord werd beheerscht door koning Bele, die ann den tegenover- llggenden oever zijn woonplaats had ter plaatse, waar nu Balholmen ligt. Zijn eenige dochter was de schoone Ingeborg, die te zamen met Frithiof op de hoeve van Hildlng, een vrijboer was op gegroeid. Nadat zij de kinderschoenen ontwassen waren, ontwaakte in Frithiof een groote liefde voor zijn vroegere speel makkertje Ingeborg. Bijna gelijktijdig waren Frithiofs vader en koning Bele ge storven. Voor hun dood hadden zij hun erfgenamen, Frithiof en de koningszonen Holge en Halfdan samengeroepen en hen de belofte laten afleggen, dat zij na hun dood in vrede en vriendschap met elkan der zouden leven. Na den dood der beide vaders aanvaardde Frithiof zijn vaderlijke hoeve, terwijl Holge en Halfdan gemeen schappelijk het rijk huns vaders regeer den. Kort daarop vroeg Frithiof den bei den broeders de hand hunner zuster Inge borg, toen bij het graf van koning Bele een bijeenkomst werd gehouden. Hoog hartig wees men zijn aanzoek af. Nimmer, zoo zeide Holge, zou hij zijn zuster aan een boerenzoon afstaan, wel echter mocht Frithiof een plaats in zijn gevolg innemen als hij wilde. Verontwaardigd weigerde Frithiof dit voorstel, trok zijn zwaard, dat den naam „Angurvadel" droeg en kloofde daarmede met een slag het gouden schild van Holge, dat aan den gerechtsboom was opgehangen, daarbij de koningszonen dreigende en zeggen, dat zij zich voortaan voor dit zwaard in acht zouden moeten ne men. Frithiof keerde huiswaarts vol woede over den smaad, dien men hem had aan gedaan. Weldra verschenen nu boden van den in het Noorden wonenden koning Ring aan het hof te Balholmen om voor hun be jaarden heer, die weduwnaar was, de hand van Ingeborg te vragen, welke vroeger met haar vader vaak het hof van koning Ring had bezocht. Hoonend wezen de ZAKKENROLLERS VAN BEROEP. Het briefje van honderd. „Goedenmorgen, mevrouw Martens, goe den morgen. Wel, wat scheelt er aan? Wat ziet u boos. Vergeet niet, dat wtf arme stervelingen sidderen bij den aanblik van uwen toorn!" En de heer Jan Geesink legde glimlachend mes en vork neer, toen zijn gast aan de ontbijttafel plaats nam. De mannen glimlachten altijd, als zij Greta Martens zagen; want zij was op en top een snoezig vrouwtje. Maar dezen morgen was mevrouw Martens erg laat, en keek zeer ontevreden, „Maar lieve Greta," riep haar gast- vrouw uit, „waar heb je je hoed gelaten? Binnen vijf minuten komt de auto voorl" ,,'t Is jammer, lieve mevrouw Geesink, 't spijt mij erg," antwoordde mevrouw Martens, „maar er zal wel niets van ko men om naar de stad te gaan. Vanmorgen heb ik vergeten mijn man om geld te vra gen: toen ik wakker werd, was hij al naar kantoor vertrokken, en mijn eigen geld heb ik gisterenavond met whiflteij ver- loren „Achteraf beschouwd is 't misschien nog maar 't allerbeste," grapte mevrouw Gee sink, „want zulke onstandvas ige vrouw tjes porde» op dergelijke ultverkoopen maar tot groote uitgaven verleid. Toen ik ik met Harry op de tribune verschijnen, met de groote motor-wedstrijden, bij de prysuitdeeling, hü zit tamra lj t be- stuur; er komen allerlei autoriteiten mei hun dames, en ik heb geen enkelen goe- den hoed!" riep Greta Martens tragisch "'ï'Maar Greta, je hebt toch die blauwe toque, en dan die prachUge zwarte met echte struisveeren, die heliotrope, en da,?Wrineen, die kan Ik geen Tan .11. ge- bruiken, ik moet een hoed hebben, die by mijn nieuwe kostuum past. Het is om te huilen! Ik krijg nu geen andere kans meer om vóór 't feest nog naar de stad te gaan en de tranen begonnen nu werke- lUk bijna te vallen. Jan GeeBink was ech ter te goedhartig om zulks toe te loten en kwam tusschenbeide, zeggende: broeders de boden van Ring af en zonden hen terug naar het hol van hun heer. Met wraakzucht vervuld rustte deze nu een vloot van draakschepen uit en verklaarde den broeders den oorlog. zyn macht was grooter dan die der Balholmers en de broeders brachten hun zuster in veilig heid in den tempel van den lichtgod Bal der, die op een heuvel gebouwd was. Men zond den pleegvader Hilding naar Frithiof om diens hulp in te roepen, waarop Frithiof in den nacht zich naar den tem pel begaf waar Ingeborg vertoefde, welke hem verzocht zich met haar broeders te verzoenen en hun zijn hulp te bieden. Den volgenden ochtend bezocht Frithiof de bij eenkomst van strijders, die op de gerechts plaats was bijeengeroepen en vroeg hij daar weder om de hand van Ingeborg, waartegen hij gewapende hulp wilde be loven. Allen stemden toe, slechts Holge weigerde en hij schold daarbij Frithiof voor een tempelsohender, die zijn eer enkel kon herstellen door een tocht naar de Westeilanden, waar de gevreesde Jarl Agantyr zetelde om dezen tot het ver vullen eener door hem gedane belofte te dwingen. In den nacht deed Frithiof een laatste poging om Ingeborg er toe te be wegen met hem de vlucht te nemen, doch haar eer zegevierde over haar liefde en zij verzocht hem de zware taak te vol brengen die haar broeders als prijs tot het bereiken eener verzoening hadden gesteld. Frithiof stak nu met zijn schip Ellida in zee. Zware stormen waren den zee lieden bijna noodlottig geworden, maar Frithiof bereikte toch de West-eilanden, waar hij bij Jarl Agantyr, die een vriend van zijn overleden vader was, gastvrh- heid vond. Nadat in het voorjaar de sneeuw verdwenen was, bereidde Frithiof zich op de terugreis voor, en de Jarl gaf hem, ter voldoening aan de gedane belofte, een grooten bundel goud mede, waarover hij vrijelijk mocht beschikken. Het schip bereikte veilig Framnes, maar Frithiof vond slechts de puinhoopen van de hof stede, die door brand vernield was. Ko ning Ring had intussohen de beide broe ders overwonnen en de hofstede van Frithiof, zijn medeminnaar, laten ver woesten. Als prijs voorde overwinning voerde hij Ingeborg als echtgenoot© mee, anders zouden de beide broeders zoowel land als kroon verloren hebben. Frithiof ontstak in woede over Ingeborg's ontrouw en hij ging zich m'et zijn pleegvader Hil ding beraden, die hem een geruststellende mededeeling namens zijn geliefde deed: zij beminde hem nog steeds, maar om hoogero belangen van geslacht en land te dienen, had hij zich opgeofferd. „Kom, kom, mevrouw Martens, martel uw arm hoofdje maar niet langer. Zulke damesnietigheden zijn heusch al het ge jammer niet waard. Ik zal u honderd pop leenen om uw inkoopen in de stad te doen, als u daarmede geholpen bent," en met een haalde hij uit zijn portefeuille een banknoot van 100.die hjj haar over reikte. Greta greep het geld begeerig en dank te uitbundig. „Ik zal er voor zorgen, dat Harry het u vanavond terug geeft, meneer Geesink," zei ze ten slotte, terwijl ze haas tig haar stoeL achteruit schoof, want men hoorde de auto al voor de deur staan brommen. En met een korten groet, nog maals dankbaar haar gastheer aanziende, wipte Greta, na zich verder gekleed te hebben, vlug in de auto. Nèt op tijd kwam zij nog aan het station om den trein van 10.50 naar Amsterdam te halen. Zij sprong in een eerste-klasse coupé en liet zich met een zucht van verlichting in de kussens achterover zinken, toen de trein vertrok Er zat slechts één passagier in de coupé, een dame, van wie een zeer sterke per soonlijkheid uitging, zooals Greta spoe dig bemerkte. Wat kleeding betrof, was er niet een enkel voorwerp, dat zij aan had, waarin Greta haar niet overtroefde, wat betrof de waarde en de nieuwste mode; en toch lag er een zeker cachet van voor naamheid en deftige afkomst over het ge heele wezen dier dame, dat zich merk baar maakte. Greta gevoelde zich niet erg op haar gemak; waarom wist zij niet. Eerst tracht te zij zich bezig te houden met het land schap dat aan haar oogen voorbij trok; en daarna begon zij er zich in te verdiepen, wat voor moois zij wel in Amsterdam koo- pen zou. Maar het hielp allemaal niets; op onverklaarbare wijze werden haar oogen steeds weer tot haar medereizigster aangetrokken. De trein stopte te Bussum; drie minuten oponthoud. Krantenjongens liepen langs den trein en riepen: „De Prins, de Tele graaf, Groene Amsterdammer." Greta sprong op het perron en liep zelf naar de kiosk om iets te lezen te koopen; maar hoe stoml zij had haar taschje in de coupé laten liggen. Toen ze weer bij haar coupé kwam, zoo vlug loopende als haar nauwe rokken het toelieten, was het al te laat om terug te keeren, want de oonducteuren gooiden de portieren al dicht. Zy stapte weer in. De coupé zag er nog precies zoo uit als toen zij eruit gesprongen was; haar tasch je en pararsol lagen in een hoekje. De dame met den hypnotlschen invloed scheen dommelig te worden door haar tijdschrift. Greta keek eteeda gedachtenlooa ne»r In zijn woede wilde Frithiof zich nu op Holge wreken. Hij trof hem aan in den tempel van Balder, terwijl hij een offerande deed. In zijn toorn sloeg hij Holge met den bundel goud in het aan gezicht, zoodat hem het bloed uit neus on mond vloeide.'Bij het nu ontstaande ge vecht in den tempel wierp Frithiof het beeld van den god Bolder omver, dat in het offervuur viel en verbrandde. Ook de tempel werd door het vuur vernield. Nu liep het volk te hoop en elschte, dat de dubbele tempelschender zou onthoofd of verbannen worden. Frithiof werd het verblijf in het land ontzegd en men ver- kluarde hem vogelvrij. Hierop voer hij met de op roof uit zijnde vokings naar Griekenland, bleef drie jaren afwezig en begaf zich daarna, door verlangen naar Ingeborg verteerd, weder naar het vader- land, waar hij, in de vermomming vaji een bedelaar aan het hof van koning Ring verscheen. Het koningspaar schepte be- hugcn in den van zoo verre gekomen zee- mön, hij werd uitgenoodigd, den winter aan het hof te verblijven, wat door Frithiof werd aangenomen. Elke vraag naar zijn verleden en afkomst weigerde hij te beantwoorden. Bij een sledevaart over het bevroren meer redde hij het met do slede door het ijs gezakte koningspaar het leven. Tijdens een jachtpartij bleef de oude koning Ring, die wegens zijn ouder- dom den stoet niet genoeg vermocht te volgen, In het gezelschap van Frithiof achter. Hij stelde Frithiof voor eenigen tijd rust te nemen in het bosch, doch Frithiof ried dit den koning af, bevreesd als hij was, dat hij de verleiding niet zou kunnen weerstaan, den slapenden koning te dooden. De koning hield echter aan, Frithiof breidde zijn mantel over zyn knieën uit en de oude Ring legde zyn ver- moeid hoofd op Frithiofs schoot, waar hy insliep en zoo gerust sluimerde als een kind kan rusten aan de borst der moeder. Daar verscheen een zwarte vogel in het bosch, die Frithiof toezong: haast u, Frithiof, den man te dooden, die zulk een groot aandeel heeft ln het leed, dat over u is gekomen. Even daarna verscheen een witte vogel in het kreupelhout, die Fri thiof in zyn gezang voor oogen stelde, dat hy door het begaan van een laaghartigen mboord zyn naam als held, vrywel het eenige wat hem w*« overgebleven, zou verliezen, wat hy er ook verder mede mocht winnen. Nadat de vogel zyn gezang had geëindigd, verdween hy op lichte vleugelen zonnewaarts. Frithiof, door de waarschuwing getroffen, slingerde zyn zwaard Angurvadel in het bosch, waarop de koning ontwaakte. Deze zeide hem, dat hy Frithiof reeds lang had herkend, en hem nu op de proef had gesteld om te onderzoeken of hy hem zyn vertrouwen kon geven. Kort na deze gebeurtenis stierf Ring en werd Frithiof door het volk als voogd over den jongen koning, den zoon van Ingeborg en Ring, aan gewezen. Hy vond echter geen rust, daar nog steeds de smaad der verbanning op hem rustte. Hy begaf zich daarom naar Balholmen, waar hy op de plaats, waar eens' de verbrande tempel had gestaan, een nieuwen tempel, gewyd aan god Bal der, bouwde en zich met Halfdan, den goeden broeder van Ingeborg verzoende. De sleohte Holge was intusschen door de muren van een ineenstortenden tem- haar mede-reizigster, en kwam na eenige minuten tot de conclusie, dat deze was in geslapen. Eindeiyk nam Greta spelenderwyze haar taschje en opende het, om zfch nog eens te verkwikken aan den aanblik van het mooie bankbiljet van honderd gulden. En toen leek het wel, alsof de trein, haar hersens, haar hart, de heele wereld, kortom alles plotseling stil bleef staan. Want de honderd gulden van den heer Geesink waren verdwenen spoorloos verdwenenl En de dame in het hoekje tegenover haar sliep maar steeds rustig door. Greta zocht zenuwachtig gejaagd in haar hand- taschje, telkens weer opnieuw; er kwam een stukje batist uit, met kantrandje; een klein odeurfleschje, een kleine zakdoek; een paar sleuteltjes, een zakspiegeltje; een miniatuur notitieboekje; een paar in- eengefrommelde rekeningen; en ten slotte haar portemonnaie met een paar dubbeltjes, een kwartje en twee guldens; maar van het bankbiljet was niets te zien. En de dame met bet hoogbeschaafde uiteriyk, sliep maar altyd door. Plotseling drong de oplossing van het raadsel tot Greta's overspannen brein door. Niemand was in de coupé gekomen sinds zyzelf er te Hilversum in gestapt was. Wat zat ze toch te suffen! Natuur- ïyk kon niemand anders het gedaan heb ben, dan die dame tegenover baar.die „ftjnbeschaafde dame," die dame met het air alsof ze uit de hoogste kringen stam de. En toch, toen ze weer naap de slui merende gestalte keek, leek het wel een onmogeiykheid te zyn; dio dame kon toch niet behooren tot het gilde van de beroeps zakkenrollers 1 Maar aan den anderen kant kon toch niemand anders het bankbiljet van honderd gulden hebben weggenomen; dat stond vast. En Greta zou en moest het weer terug hebben, onverschillig op welke manier. Zou zy die vrouw tegenover haar nu maar eenvoudig wakker maken, haar den diefstal brutaalweg voor de voeten werpen en haar geld terugeischen r- of zou ze wachten totdat ze in Amsterdam aankwa men, zich daar aan haar vastklampen, en haar in 't openbaar van diefstal beschul digen? Zy schrok echter terug voor de onaan gename tooneelen, die het gevolg zouden zyn van elk van die beide manieren van behandeling der zaak, en die zij zich in gedachten al kon voorstellen. Dat ge- meene mensch zou natuuriyk den diefstal ontkennen, weigeren het geld terug te ge ven, en er zou niets anders over blijven dan de zaak in het openbaar voor de rechtbank uit te pluizen. Terwijl haar man pel gedood geworden. Halfdan bewerkte de verbintenis tussehen Ingeborg en Fri thiof, die nu eindelijk zijn bruid ver overd had. De bovenstaande sago zal to meer be langstelling vinden, waar zoovelen ln ona land een bezoek aan Noorwegen bobbon gebraoht met do Ned. Reisveroenlglng, of wel voornemens zyn zulks dit jaar mot „De Ryndam" te doen. WAARHEDEN. 't Gaat zoo: het genie en het echte talent Bespelen hun eigen instrument; Maar daarentegen de dilettant Die jodelt zyn draai-orgel met de hand Een snoode daad wordt zelf haar straf, Dat wordt schier nooit bezonnen. Zy komen er al leeiyk af, Wier straf reeds is begonnen. Maar voorzeker zy zullen het zwaarste boeten. Die ontdekking en straffe nog vreezen moeten. Sieraad van 't huis is zind'iykheid. En de eer van 't huis menschllevendheid. Zyn zegen, dat Is eeriykheld. En zyn geluk tevredenheid. Zyt gij om goeden raad verlegen, En vroegt ge een wyze reeds deswege, En wees U die geen uitweg aan, Dan moet ge naar een domkop gaan. Wil hem nauwkeurig alles zeggen, En vraagt ge hoe ge aan zou leggen, En zegt hy 't U, doe dan geheel 't Tegendeel. Kunt ge niet met den aad'laar stygen, Die stoutweg Phoebus nader streeft, Tevredenheid kunt gy verkrygen Wen ge als het bijtje viytig leeft SPIERKRACHT VAN MIEREN. Een verzamelaar van naturaliën wilde een vry grooten vogel, die geplukt en van het grove vleesch ontdaan was, verder laten afkluiven door de mieren. Zooals men weet wordt die wyze om het gebeente goed schoon te krygen dikwyis toegepast. Hy legde zyn vogel op een mierennest en ging eenige dagen later eens kyken, wat het resultaat was. Het gebeente lag vrywel in denzelfden toestand een zestal passen van den mierenhoop af. Nogmaals en na een paar dagen ten derde male moest hy het skelet naar den mierenhoop terugbrengen. Dat maakte hem nieuws gierig en hij besloot eens na te gaan op welke wyze die verhuizing plaats vond. Talryke mieren zetten zich aan de onder- deeien van den vogel vast en langzaam bewoog zich de vreemde stoet In de rich ting van de plek waar reeds tweemaal te voren het beestje was heengedragen. Wel een sterk bewijs voor de betrekkeiyk groote spierkracht van de mieren. Moeders taaL Ondcrwyzer: Wat beteekent het woord: moedertaalI Bertha: Dat pa niets te zeggen heeft, meester. er natuuriyk woedend over zou zyn, dat zyn vrouw, nog wel door haar eigen zorge loosheid in zoo'n schandaal werd betrok ken. Maar het ergste was nog, dat zy door al die herrie natuuriyk haar gezellige dag in Amsterdam, winkelen, inkoopen, taart jes eten in lunchrooms enz., zou missen. Hoe kon dit wyf daar maar gerust liggen te slapen met gestolep. geld in haar bezit 1 Intusschen snelde de trein echter voort en kwamen ze hoe langer hoe dichter by Amsterdam. Greta moest een besluit ne men, hoe eerder, hoe beter. Hoe slecht die vrouw tegenover haar ook was, toch vond zy het ook wel een akelig idee, haar in handen te geven van de politie. Ze kon er heelemaal niet goed tegen, menschen te zien met handboeien aan; ze zou er van droomen. Maar dat mensch had dan toch maar Greta's geld in haar bezit gewoonweg gestolen, haar mooie nieuwe hoed, waar mee ze op de motorrijwiel-wedstrijden zou verschynen! Dit laatste idee gaf den doorslag. Ze stak haar hand al uit om de slaapster te wekken, en haar lippen spitsten zich al om de woorden uit te spreken, waarmede ze die vrouw van den diefstal beschuldi gen wilde toen zy plotseling op een nieuw denkbeeld kwam, een derde uitweg uit de mo3liykheid. Als ze maar wist dat die vrouw werkeiyk sliep. Haar ademhaling was even zacht en regelmatig als van een onschuldig kind. Met heftig kloppend hart en terijl bet bloed onder de grootste opwinding door haar aderen joeg, boog Greta Mariens zich voorzichtig over de slapende dame heen, lichtte haar handtaschje iets op. zonder aan de riempjes te trekken, opende het taschje geruischloos en.... bovenop den verderen inhoud van het taschje lag open een bloot het bankbiljet van honderd gul den I En de vreemde dame sliep rustig door. Het was slechts het werk van een oogen- blik ora de banknoot er uit te nemen, het taschje weer te sluiten en weer op zyn oorspronkelijke plaats terug te laten zak ken, het bankbiljet in haar eigen taschje te stoppen, en weer achterover te leunen in de kussens. Maar dat oogenblik was byna nog te lang van duur; want Greta kon nauweiyks weer opkyken, of haar medereizigster, op geschrikt door het geratel der wielen over de wissels van het station Muiderpoort, ging rechtop zitten. Zou ze soms aldoor wakker geweest zyn? Greta begon nu in de war te raken, maar t was te laat om aan het gebeurde nog iets te veranderen. Wat aou er ge Tob Nooit Hoek|o. MJjn vrienden, laten vfl ona bozlnnan. (Uit een predlcatle). Deae vermaning heeft reeds zoo vaak, onder ulteenloopende omstandigheden on uit zoo velerlei mond, weerklonken, dat wij haar ook wel eens tot onderwerp van onze kleine wekelijkacho overdonking mogen kiezen. Laten wt| ona bezinnen I Want, waarlijk daaraan hobben wij allen op onzen tlju behoefte. Hoo verschelden do wegen ook mogen zyn, die de levens ontwikkeling der versohJllende menschen afzonderiyk zich kiest, toch hebben wjj voor het overgroote deel wel dit met elkaar gemeen, dat de kleine dageiyksche noo- don, zorgen en verplichtingen dermate beslag op ons dreigen te leggen, dat zij ons bykans geheel zouden gaan overhoor- sohen, waardoor wij licht in de dwaling kunnen vervallen, dat die kleine, alle- daagsche dingen het ware, groote Leven vormen. En wanneer het ons dan niet goed schijnt te gaan, wanneer wij te kam pen hebben met kleinere of grootere materieel© zorgen, er ziekte is in den kring van hen, die wy lief hebben en er verlangens zyn, die door geen bevredi ging gestild worden, dan meenen wy, dat ons lot wel zeer te beklagen Is. Al naar gelang van onze inneriyke geaardheid worden wy ontevreden of prikkelbaar, moedeloos en verslagen en wy leven maar zoo'n beetje voort van den eenen dag in den anderen, voortsukkelende onder het juk van onze moeiiykheden. Wie zoo leeft en het zyn er velen heeft in derdaad groote behoefte aan eenige oogenblikken van zelfbezinning. Wy moeten ons bij tyd en wyie los weten te maken varl de sleur van lederen dag, wy moeten trachten nu en dan uit ons eigen levenskringetje te treden en ons simpel bestaan eens crltisch bezien op een afstand, als gold bet het leven van een ander. En bovenal! Wy moeten de d ngen van allen dag plaatsen tegen den achtergrond van het eeuwige heelal. Daö zullen wy de moeiten en zorgen, waar tegen wy tot dusver opzagen, als waren het bergen, zien inkrimpen tot hun ware proporties, zoodat zy ons niet langer ver ontrusten en wy een wyie kunnen opade- men als een bevrijd mensch, die zyn eeu wigheid gevoelt en haar durft dragen, die zyn bestaan ajs een biyde gave heeft Iee- ren waardeeren, in het heeriyke besef, dat in de onmeteiyke wydten van het heelal zoowel als in de onzieniyke kleine wereld van den waterdruppel een zóó volmaakte ordening heerscht, dat wy voor dit mach tige en schoone Leven slechts in eerbied de knie kunnen buigen. En al mag het dan waar zyn, dat er in de dageiyksche dingen veel is wat ons telkens opnieuw heeft verontrust of verontrusten zal, toch kunnen wy ons niet onttrekken aan de zinrijke gedachte, dat, waar alom in de Schepping zulk een volmaakte ordening heerscht, ook voor de menschheld een volmaakte rechtvaardigheid moet be staan, Zoodat de moeiiykheden ons levens pad doorkruisen, niet anders dan recht vaardig en noodig kunnen zyn voor onze verdere levensontwikkeling. Wie zich zóó bezint op wat hem ln het leven hard en moeiiyk toeschynt, die zal daaruit kracht putten om den dageUjk- beuren, als dat mensch haar taschje toe vallig opende, het verdwynen van het geld ontdekte, en op haar beurt Greta van diefstal beschuldigde? Dat zou nog qens zyn wat men „de bordjes verhangen" noemt, en zoo'n schepsel was natuurlijk tot alles in staat. Greta zou een paar lee- ïyke dagen kunnen meemaken, voordat het haar gelukken zou, de ware toedracht van de zaak te bewyzen, Zy kreeg koorts van angst en werd beurtelings warm en koud. Nooit bad zy nog zoo'n marteling doorstaan. Zou de dame haar tasch open doen om soms nog haar zakdoek te krij gen, of om er alvast haar kaartje uit te nemen? Natuuriyk zou ze in dat geval al les onmiddeliyk begrijpen. Eindeiyk bleef de trein schokkend stil staan, zonder dat de vreemde dame haar taschje had geopend. Haar kaartje kwam uit een mantelzak te voorschyn. Greta stapte het eerst uit en was terBtond van haar reisgezellin gescheiden door de ge wone drukte op het perron. Zy had een hoogst-gezelligen dag in Amsterdam, en toen zy in een lunchroom zat te snoepen, kon zij niet nalaten te grinniken by het idee, hoe 'n gezient die gedistingueerde zakkenrolster wel gezet moest hebben by de ontdekking, dat ze beetgenomen was. Éénmaal in haar oneer volle loopbaan had ze dan toch iemand ontmoet, die haar nog te glad af was ge weest. Nu zou ze ook niet aarzelen haar man te vertellen hoe schitterend zij er zich ln dat moeiiyke geval door haar eigen sluw heid uit gered had. Toen de heer Geesink 's avonds thuis kwam riep hy uit: „Wel mevrouw Mar tens, u ziet er uit alsof u, ondanks allen tegenspoed, tooh nog een prettigen dag hebt gehad." Greta verkwikte zich met een sigaretje op de veranda, toen haar gastheer op haar toetrad, en antwoordde dankbaar: „Ja, dat heb ik alléén aan u te danken; het was aardig van u, en myn nieuwen hoed is als een sprookje. Maar ik moet eeriyk bekennen, dat ik van uw leening niet veel geld heb overgehouden." Jan Geesink keek haar verbluft aan. „Dat zal wel niet," zei hfj, en plotseling flapte hij er uit: „Maar mijn lieve me vrouw, nu begrijp ik er niets meer van, want een half uur nadat u weg waart vond Mina, ons kamermeisje, het bank biljet van honderd gulden op uw wasch- tafel, waar u het in de haast bij 't aanklee- den liet liggen!" t Jutte rt je 341. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7