I DE OIDE D0IS. VOOR DE VROUWEN. pohen gt 4 bet. an ln zelfver trouwen ou. .^aeersoiiing tegemoet te treden en hem te voeren vanaf dat hooge plan, waarop de mensoh staat, die zich het eenvoudige woord van Paul Kruger: „Alles zal rag kom!" heeft eigen gemaakt Dl. /'OS. DB OOCK P. te N. Voor U is het noodig, dat U wat meer aan een ander en wat minder aan Uzelf denkt. Als gij' U dat aanwent zult gij spoe dig bemerken, dat niet iedereen vijan dig gezind is en dat Uw leven er geheel anders gaat uitzien. Moeder te H. Gij maakt heusch wat al te ongerust. Ieder jong meisje gaat gaarne uit, en at, gij in Uw jeugd, zoo geheel anders want, zal wel gelegen hebben aan allerlei om standigheden. Niet ieder kind helaas heeft een blijde jeugd, maar een heerlijk jong leven gehad te hebben is een testament voor den ouderdom. Laat Uw dochter je, toch genieten en gij als moeder houdt ean oogje in het zeil en waakt over haar. Ver der zorgt gij, dat zij ook thuis gezell held vindt, zoodat haar verlangen om bui tenshuis te gaan niet te groot wordt Vrager te H. Neem nimmer een overijld besluit; daar heeft men altijd spijt van. Een beslissing dient men te nemen, als men met een kaim hoofd, de zaken nauwkeurig onderzocht i heeft Hebt gij na overdenking een te-! sluit genomen, dan moet gij er niet me r i op terugkomen en zoo gij gefaald hebt, de gevolgen daarvan moedig dragen, j wetende, dat gij gehandeld hebt, na rijp i beraad en men natuurlijk niet alle moge-f Ujkheden tevoren kan overzien. Verz. brieven: M. EL te EL; Logé te EL; K. L. te H.-; Winkelier te H.; Moeder te H. Voor do lezQtB van ons blad gaaft onze psychologische medewerker Da, Joa de Cock, van Merfonstraaf 12Q, <S-GtevBP- hage gratis zielkundige sdvfeztïïh om. over de wijzo waarop z9 hun geest tin nen vorfrisscSon en htm aQsËaaaBt en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld In dit Cad behandeld. Mochten do heantwoordingen te uitvoerig worden dan (Hiaat tohriti» lijk aan de aanvragers. BABBELUURTJE OVER MODE. Zomerhoeden. Augustus is de maand van de uitver- koopen en.ook van de warmste zomer dagen (ten minste als het gaat, zooals 't „behoort" te gaanl) En ik geloof dat een! en ander wel met elkuar in verband! staat.... dat 't een handige en knappe zakenberekening is van de diverse eigena ren van winkels. Want, nietwaar, 't mooie leiden en zet de prijzen beduidend lager dan bi) het begin van het seizoen. Dan strijken we onze hand over onze beurs enwe koopen nog dat aardige hoed je voor dien kleinen prijs of dat snoepige japonnetje voor bijna niets en die fijne schoentjes zoo spotgoedkoopZoo krij gen dan allen hun zin: de winkelier ver koopt, en de koopsters krijgen er nog een paar frissche nieuwe dingies bij; die met geen andere versiering dan wat smal lint en fijne gesp. Daarnaast was steeds het hoedje te zien van het heele dunne zomer- vilt, wat natuurlijk ook al zoo goed als geen garneering had dan een lintje en sierspeld. Dan was er ook nog de fijne stroohoed en deze was meestentijds met wat bloempjes en bandfluweel gegar neerd. En voor wanne zomerdracht komt dan Tweede Tooneelspeler: Zoo als wat dan? Tooneelspeler: Ik ben aangenomen om een rol te spelen, waarin ik alle avon den spiegeleieren moet bakken en.op eten. Barendje: O, patroon, wat heb ik vannacht heerlijk gedroomd! Janus Tulp: - Wat dan, jongen? Barendje: Ik droomde, dat de juf frouw haar hand had bezeerd, en dat ik zelf mijn boterhammen mocht snijden. lift: DE HEEREVMODE IN DEN PRUIKENTIJD. Niet alleen de vrouwen verande ren van smaak. In den loop der 17e eeuw werden de modes van het Fransche hof overal mek de pijnlijkste nauwgezetheid nagebootst. Geheel Europa, weid er door aangesto ken, op enkele landen na, waar de volks geest sterk genoeg was, om de nationale kleederdrachten in eere te houden, zooals in Hongarije, Schotland, het Zuiden van Spanje. Ongenaakbaar als een godheid en als op de wolken tronend, vertoonde zich de Zonnekoning, met een ontzaggelijke al- longepruik op het hoofd, aan het in aan-' bidding neergezonken volk. De over vloed van (al waren het dan ook valsche) lokken, die tot ver in den nek, op den borst en de schouders afhingen, gaf hem een toon van waardigheid en verheven heid. Voor de fantasie der dichters uit dien tijd was de pruik „het beeld der zon, die met vriendelijke stralen door de morgennevelen heenbreekt". Of wel men verbond er een begrip van kracht aan en „trok den met manen omhangen leeuw" in de vergelijking, ofschoon zulk een mensch-pruikleeuw daarom toch volstrekt geen koene sprongen of iets van dien aard geoorloofd waren. In alle romans uit die dagen, hetzij ze in de nog onbetreden wou den van Amerika, op den klassieken grond van Griekenland en Rome, in Ohina of in Achter-Indië spelen, vindt men de zelfde Parijsche mensohen weer, die de zelfde vleiende en opgeschroefde taal spreken en in het volle gevoel hunner waardigheid rondstappen. Op de schilde rijen zien de Olympisohe goden en godin nen er uit alsof zij hun kapper en hun dansmeester regelrecht uit Parijs hadden laten komen. De pruik met haar aanhang overrompelde alles, de natuur, de kunst en de letterkunde. Immers, die schoon©, eerwaardige pruik, die „triomf van den mensoheLÖ- ken geest", zooals de Fransche uitvinders haar noemden, was geen alleenstaand mode-artikel. Zij wist zich een kleeder dracht te scheppen die geheel met haar in overeenstemming waa Vooreerst de hoed. Daar de pruik niet alleen kapsel, maar ook wel degelijk hoofddeksel was, had men, zonder gevaar van verkouden te worden, den grooten slappen hoed, die in den laatsten tijd ge dragen werd, kunnen afschaffen. De wereld wilde dien trouwen dienaar echter niet zoo onbarmhartig wegsturen, maar kortte hem in. Hij verloor zijn overgrooten omvang, moest zich laten welgevallen dat zijn rand aan drie kanten werd omgebo gen, en van zijn groote pluimen bleef niets over dan een zeer besoheiden bosje vee- ren. Voor salongebruik werd hij zóó klein, dat hij niet meer op het hoofd paste, maar slechts in de hand kon gedragen wor den. In de 18e eeuw eindelijk, toen hij definitief zijn plaats ondeT den arm ge kregen had, was er niets van hem over gebleven dan een steek. Wie het niet wist, kon hier zien, hoe ver de mode soms van de wetten van het gezond verstand af wijkt, een kleedingstuk dat enkel tot be scherming van het hoofd is uitgevonden, weer doet min of meer de zucht ontstaan naar nog een nieuw toiletje of een paar schoentjes of een hoed of iets dergelijks. Maar onze zuinige overwegingen zeggen: t is nog maar één maand en dan komt de herfst alweer doe het nog maar met hetgeen je hebt Dan eohter komt de win kelier ons te hulp of misschien wel ver- 't oog op de zomervaoantie nog fijn van pas kunnen komen. Komt U dus nog een uitverkoop tegen van snuitige zomerhoedjes, vergelijk ze dan met onze teekening om te weten of ze wel chic en modern zijn. De bangkok- hoed heeft dezen zomer hoogtij gevierd ln alle moderne kleuren, meestentijds met ten laatste nog de ragfijne en lichte en doorschijnende paardehaarhoed, die ech ter begrijpelijkerwijs zeer teer Is en vol strekt niet bestand is tegen een buitje regen, maar het in dit geval oogenblik- kelyk aflegt liet zij onder den arm terechtkomen. Evenmin als de slappe hoed vonden de kolossale slappe laarzen genade in de oogen van den fijnen hofsmaak. Er waren namelijk laarzen in de mode geweest in den trant van die der Duitsche studenten uit de 19e eeuw, maar nog .vergroot door den zoogenaamden Laarzenkraag. Het scheen alsof al het linnen uit den groo ten kragen-tijd van den hals naar de voe ten afgezakt was: men droeg linnen kou sen, welker wijde uiteinden als sieraad over de kappen der laarzen omgeslagen werden. De schrijver Lauremberg verge lijkt daarom de zoo uitgedoste heeren met ringpootige duiven. Dit alles moest nu wijken voor de schoenen en de zijden kou sen, want in den pruikentijd hechtte men ten opzichte der mannen groot gewich aan de zichtbaarheid en sierlijkheid der beenbewegingen. De fluweelen broek reik te tot aan de knieën, waar de lichtkleuri ge kousen begonnen, en de voeten staken in schoenen met hooge roode hakjes en groote rozetten of strikken. De laarzen werden aan de dragonders overgelaten voor aanzienlijke particulieren waren zi hoogstens slechts op straat en dan nog bij slecht weer geoorloofd. Maar anders dan met zijden kousen in damesgezel schap te verschijnen, zou een ongehoor de lompheid zijn geweest. Bij de kaplaarzen had het geweldige tweesnijdende «ridderzwaard met zijn kruisvest gehoord. Bij het invoeren der zijden kousen werd dit door een langen degen vervangen, die zich in de 18e eeuw meer en meer tot den galanteriedegen verkleinde, waarmee jong en oud zich op tuigde. Bejaarde heeren schaften zich ten overvloede nog een lang Spaansch riet met een gouden knop aan, om als wandel stok ln de rechterhand te dragen, een steun dien ook vele dames niet versmaad den wanneer zij in het openbaar ver schenen. Terwijl hoed, laarzen en zwaard zulk een groote veranderingen ondergin gen werd nu ook het hoofdartikel, de be kleeding van het bovenlijf, door het Pa rijsche hof geheel herschapen. In de laat ste jaren was, meer nog dan het wambuis en de Spaansche mantel, de lange, wijde boerenkielen of blouse, de echte afstam meling der Romeinsche tunica, algemeen gedragen. Hiertoe had de dertigjarige oorlog, ln de dracht, der recruten aanlei ding gegeven. Voor het Fransche salon was dit kleedingstuk natuurlijk niet mooi genoeg. Maar door bet ln de heupen te vernauwen, aan de mouwen en op de borst breede omslagen te maken en over al kant, gouden belegsels en gouden en zilveren knoopen aan te brengen, schiep men ongemerkt een schitterenden, indruk- wekkenden rok, die geheel voor do pracht- mde omgeving van LodewJjk.XIV ge schikt was. Onder dezen rok ontwikkelde zich nog een andere, nauwsluitende, de zoogenaamde Just-au-corps, die nader hand tot vest zou Inkrimpen. De echte fluweelen, met zijde of goud en zilver ge borduurde salonrok van Lodewijk XIV heerschte in Duitsohland nog tot in het laatst der 18e eeuw als mannelijk gala- oostuum, dat zoowel door de vorsten als door de aanzienlijke burgers der vrije rijkssteden bij hooge gelegenheden ge dragen werd. Ook bij ons bleef hij lang in eere. B. Edison is van oordeel, dat we spoedig al onze meubels van staal zullen maken en al onze boeken en kranten van nikkel, dat het achtduizendste deel van een cen timeter dik en veel buigzamer en goed- kooper zal zijn dan gewoon papier. Een nikkelen boek, 6 c.M. dik en 40.000 pagi na's bevattend, zou slechts een pond wegen. Wie een brief schrijft naar Amerika, doet wek niet alleen op het adres te schrij ven den naam der stad en de letters U. 8.A., maar ook de naam van den Staat, want vele steden dragen denzelfden naam. Zoo vindt men er 12 die Baltimore, heeten; 18 Brooklyn, 5 Buffalo, 16 Char leston, 4 Chicago, 8 Cincinnati, 10 Cleve- land, 19 Columbus, 25 Dayton, 15 Louis- ville, 14 Nachville, 12 St Paul, 9 Phila- delphia, 8 Pitsburg, 80 Washington, enz. Niet ver van de London Bridge bevindt zich te Londen de misschien wel grootste brouwerij ter wereld. De gebouwen en bergplaatsen nemen een ruimte in van 41/» bunder. Er zijn bierkuipen, die een millioen liter kunnen bevatten. Deze brouwerij betaalt jaarlijks aan bierbelas ting 2 millioen gulden. De paardenstallen telde, toen de auto-concurrentie hem nog niet bedreigde, 150 prachtige Vlaamsche paarden. De meesterknecht der brouwe rij heeft een inkomen van een Nederland- schen minister. Wie in Kamschatka zich een vrouw koopt, betaalt daar voor drie rendieren, terwijl voor acht ossen (prix fixe) in Kaf- ferland een flinke vrouw te krijgen is. De ouders zijn de verkoopers in zulke geval len, die bijv. in Oeganda een ruil sluiten, van hun dochter tegen een pakje geweer patronen en een half dozijn naainaalden. Aan de Zuidkust van Australië is het ge wicht van de bruid aan boter voldoende om den koop tot stand te brengen. Bij enkele Tartaren van Turkestan kan men al zeer goedkoop terecht, volgens onze waardebegrippen althans, want daar volstaat men met een doosje lucifers. I In de eerste periode van de boekdruk kunst, welke begint omstreeks 1430 en eindigt in 1500, werden in Duitsohland 20.000 boeken, gedrukt, in Italië 6630, ln Nederland 2049 en in Frankrijk 1125. In de eerste dertig jaren van de 16e eeuw steeg het aantal over de gansche wereld gedrukte boeken tot 45.000 en gedurende de rest van deze eeuw tot 242.000. In de 17e eeuw werden 972.000 boeken gedrukt. In de 18de 1.860.000 en in de 19e 7.586.000. Gedurende de jflren 1900 tot 1908 werden per jaar 174.000 boeken uitgegeven. Hoe veel boeken er tijdens den oorlog gedrukt werden, Ls door den verwoeden papier- oorlog, welken Geallieerden en Centralen naast dien met de wapens voerder, zelfs niet bij benadering te schatten. De groote patentenstrijd welke om streeks 1890 over het luchtbandenvraag- stuk heeft plaats gehad, maakte het niet gemakkelijk om uit den wirwar van pro cessen er. patenten op te maken, wie de eigenlijke uitvinder was. De eerste lucht band was in 1846 gemaakt door een ze keren Thomson en werd gebruikt voor cabs. Hij was met binnenbanden aan den velg vast gemaakt De uitvinding werd vergeten, totdat in 1888 J. B. Dunlop hem opnieuw uitvond, en het was slechts bij toeval dat de veel oudere constructie van Thompson werd teruggevonden. Zoodra de Dunlopband op de markt verscheen, waren alle speculanten erop uit hun for tuin te maken, door allerlei zonderlinge z.g. verbeteringen aan te brengen aan den band en daarop patent te nemen. De Dun lop wist zich echter tot op heden op de markt te handhaven. Openhartig. Musicus (tot boertje): Kunt u piano spelen? Boertje: 'k Wét niet, meneer, 'k hè 't nog nooit 'probeerd. V riendschappolljk. Eeiste schilder: Kerel je kunt me fe- liciteeren, ik heb mijn doek voor 12.000 aan Jampach, den bankier, verkocht. Tweede Schilder: Uitstekend, die flesschentrekker verdient op de gemeen ste manier bedrogen te worden. Een Parvenu. Vader: Wat speel je daar, als ik vra gen mag? Muziekonderwijzer: Duetten van Verdi; ik speel de eerste viool en mijnheer uw zoon, de tweede viool. Vader: Met uw permissie, als ik mijn zoon -zulk een kostbare opvoeding geef, dan moet hij overal de eerste viool spelen. Tusscben moeders. Eerste mama: Wat hoor ik daar, heeft je dochter een boek geschreven? En nog wel een zeer modern boek? Tweede mama: Ja, 't is zoo modern, dat ik het lieve kind zeker geen toestem ming zou hebben gegeven het te lezen, als ze het niet zelf geschreven had. Verkeerd begrepen. Rechter: Lieg nu niet, beklaagde, men vond Immers ln den tuin precies de afdrukken van je ln t' oogloopende klei ne voeten. Beklaagde: Och! meneer de rechter, denk nu niet, dat u mij met vleierij kunt verschalken. Geen hongerlijden. Tooneelspeler: Nu heb ik toch eens een engagement dat goed is gekregen, en hoef ik geen honger meer te lijden. DE DILIGENCE VAN TOOVERLANDt Jullie weet misschien wei, dat dé men. schen heel vroeger, toen er nog geen spoortreinen bestonden, in diligenoe's en trekschuiten reisden. Diligenoe's waren groote koetsen met twee of vier paarden ervoor. Er konden wel twaalf of nog meer passagiers in. Nu in Tooveriand bestaan nog van die koetsen. Het zijn groote dikke rupsen. De koetsiers zijn lieveheersbeestjes en de passagiers zijn de heel jonge elfen- kindertjes, die nog niet kunnen vliegen. Op een heel mooie zomerochtend zat een lieveheersbeestje bij zijn rups-koets te wachten op passagiers. Daar zag hJJ twee schattige kleine elfjes aankomen, e'k met een klein tasohje van rozeblaad- jes in de hand. Het lieveheersbeestje maakte beleefd een buiging en zei: „Kom maar vlu& lieve kindertjes. Ik vertrek dadelijk!" ,jO nee," antwoordde het eene elfjet „We gaan niet mot zoo'n kruipkoets. Dat is ons veel te langzaam. We gaan met een vlinder-vliegtuig, want we moeten vanmiddag daar ginds op dien heuvel pio nicken." „Ik ben heusch voor het middag is oip den heuvel," zei het Lieveheersbeestje nog, maar de ongeduldige kleine wezen tjes waren al doorgetippehJ. Het lieve-heersbeoetje zuchtte. Hij wist wel, dat de elfjes gelijk hadden. Zijn di ligence was langzaam Maar vroeger was ea- een tijd geweest, dat er geen ander vervoermiddel bestond voor elfenkinder- tjes. De eifenanoedertjes zouden toen een vliegtocht ook veel te gevaarlijk gevon den hebben voor hun kleintjes. Toen er geen passagiers binnen kwa men voor de rupsen koets, besloot het lieveheersbeestje zelf maar een tochtje te gaan maken. Hij ging op de rups zit ten, vlak achter de kop, trok aan de spinrag-teugeltjes en daar ging de koets, omhoog, vooruit en omlaag omhoog, ooruil en omlaag, langzaam, maar zeker. Al gauw waa het koetsiertje zijn verdriet vergeten en heel tevreden stuurde hij zijn koets verder in de richting van den heuvel Plotseling verschenen er twee kleine figuurtjes op het paadje, dat de rups langs kroop. Ze wenkten het lieveheers beestje om te stoppen. „Wel, alle elfen en kabouters", zei het: „dat lijken warem pel wel dezelfde twee elfjes, die met een vliegtuig uit picnicken gingenl Wat is er aan de hand, kleintjes?" „O, o," snikten de elfjes; „de vlinder- vliegmachine wilde niet verder gaan. Ze zei, dat ze zoo moe werd, omdat wij ons aan twee vleugels vasthielden. En wij konden toch ook niet los blijven zitten. O, o!" „Stil maar," troostte het lieveheers beestje. „Stap maar op de koets. Zoek Je een gemakkelijk plaatsje tusscben de kussens, dan breng ik je vóór den mid dag nog op den heuvel." Zoo gebeurde het ook en na de plcnio reed het koetsiertje de elfjes naar huis terug. Toen bedankten de kleine wezen tjes het lieveheersbeestje in zijn koets en zelden, dat ze nooit meer met een vliegtuig uit wilden gaan. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I Ondervinding Monnikendam Erkentelijk Rotterdam Veerpont Aardbei Cactus Appel Neef Tak In E H Naarden (na ar den) Beste kinderen. In Augustus hebben Jullie ook vacantio van het raadsels oplossen. Veel genoegen hoor! En tot September. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: A. v. d. B.; F. A. de B.; W. O. v. D.| M. G. D.; J. v. E. G.; A. E.; L. H.; P. T. W. K.; H. K.; A. v. d. M.;T.M.^J. J« P.; J. O. S.; S. T.; G. V.; E. V.; W. W. De prijsjes zijn ditmaal ten deel ge vallen aan: M. G. Dekkers, Goversstraat 34. Llza Horsman, 2e Vroonstraat 82. A. Eijlders, Hoogstraat 11. H. Kramer, Kuiperdwarsstraat lo- P. Keyzer, Goversstraat 26. Tine Minneboo, Sluisdijkstraat 25- Alfred v. d. Meulen, Koningstraat J. Chr. Schol. J. in 't Veltfltraat 106. E. Veldman, v. Limb. Stirumstra» W. WillemNieuwstraat 34. Coriy Bram. Zomervaoantie

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 8