(De heer Boskert: Ja, ik houd' niet
van gedraai
(De heer Van DantAta lik dan al ata
wchtache fracü© vrijhij;', beteékerit dat niet
dat ik individueel vrijMJjï. Uit de notulen
i^J»t spr. wat de bedoeling was, die daar-
,weie(r8©g©ven» Het ta zeer gojd
mogelijk, dat men individueel anders denkt,
maar toch één lijm trekt met de fractie. Spr.
behoudt rich zijn oordeel over de gestie van
den 'heer Van Breda voor, vooral' na het ge
sprokene des heeren Verstegen, oindat spr.
atch niet de houding wil' geven alsof hij
zichzelf wil vrijpleiten.
De heer Van Os heeft rondtuit gezegd
den rechten weg te hebben! bewandeld. Wat
de heer Verstegen zegt amitrent den heer
Van Breda gaat buiten ons om en moet de
heer Van Breda persoonlijk verantwoorden.
De heer Van Breda Dit kan niet ge
schied Zijn op dien' dag vóór de verkiezin
gen. Er kan een misverstand zijn geweest, ik
heb daarmede ook wel' rekening gehouden.
Er wordt inderdaad op de wethouderskamer
wel eens meer wat gezegd, maar dit is ge
schied vóór 2 September.
Het gesprek van dien hoer Boogaard
met den heer van Breda.
De heer Boogaard is deiï avond vóór
de verkiezingen, mJ. op 6 September, met
den heer Van1 Breda van het raadhuis geko
men en opgewandeld. Hij vroeg hem toen
hoe het met de verkiezing stond en de heer
Van Breda antwoordde »het komt in orde.
Ik heb in mijn fractie veel moeite ermee
gehad', daar zij op Gemeentebelang wil stem
men. Maar Smits en ik zijn nu vrij en w]j
•temmen vanavond op De Boer". Toen apr.
op atijtn fractievergadering kwam, ze 1de hij
daar, dat het met dien heer Van Breda en
Smits in ore waai Typeerend la wel, dat de
heer Verstegen in deze vergadering aan den
heer Van Breda vroeg: J>us de heer De
Boer krijgt morgenavond 10 stemmen?",
waarop het antwoord luidde: Jbet komit in
arde". Nu zal' de heer Van Breda natuurlijk
wel zeggen, dat ik dit lieg. Maar op 6 Sep
tember hebben wjji samen geloopen en laat
de heer Van Breda nu maar zeggen, dat het
oiet waar ta.
Wat de heer Boogaard zegt b onjuist!
De heer Van Breda: De heer Boo*
Siard ta abuis. Op de raadsvergadering van
ugustus beeft deze heer gevraagd: Hoe
staat het ermee? en ik heb toen geantwoord:
daar staat je baas, vraag het bem.1 6 Septem
ber is de heer Boogaard op mlljtn kamer ge
weest en heeft hij gezegd: de zaak is in orde.
Repliek van den heer v. <L Vaart
De beer Van der Vaart is getroffen
door bet woord van dank, dat de beer Van
Van Breda tot den voorzitter richtte inzake
diens bemoeiingen deze zaak tot een goed
einde te brengen. Daardoor werd bij »pr. de
gedachte opgewekt, ata zooi de Voorzitter
tracht hebben overeenstemming te berei-
n, In bepaalde geveilen kan zoo'n poging
verdienstelijk zijn, maar 'in dit geval' is van
schipperen geen sprake en de schuldige
moet dat erkennen. Wanneer dus de Voor
zitter inderdaad pogingen om tot overeen
stemming te geraken, beeft gedaan, begrijp
ik niet zijn beweegreden. Voor den Raad
toch is geen andere conclusie mogelijk dan
de aanvaarding van het rapport. Spr. waar
deert de goede bedoeling des Voorzitters,
maar meent, dat deze zich op een terrein
'begeven hééft, waarop hij zich niet moest
'begeven.
In het algemeen wil spr. nog Iets opmer
ken. Toen wijl de ultoooddglngen zonden
voor besprekingen, zijn ode aan de drie
rechtsche groepen» alsmedé de v.-di. gezon
den, welke dus 10 Aug. eis afzonderlijke
groepen ter vergadering kwamen. Onzer
zijds is een voorstel' gedaan ter oplossing;
men ging aan het dijousstet.ion, en de heer
Van Dam deed daarbij uitkomen, dat zijn
meenlng die was van de drie rechtsche léden.
Mur voor ons waren de groepen apart, dat
blijkt uit onzen brief van 11 Aug_ waarin
uij zeiden ons te zulten beraden. Toen dit
waa geschied, is aan elke fractie afzonderlijk
een schrijven gezonden.
Onze notulen waren juist, dit blijkt wél
De vorige maal heeft meü de zaak gesteld
alsof wij in den mist voeren. Had de heer
Van Dam tben gezegd wat bij hedenavond
zei, dan ware thans niet gezegd door ons
wat wij zelden. Door den heer Smits is van
avond gesproken, waaruit Mijkt, dat ver
onderstelling als zou er geen onderlinge
afspraak zijm geweest, werd 'bevestigd.
De heer SmitsIk, héb alleen voor mij
zelf gesproken!
De heer Van'der Vaart: Goed, maar
gil hebt ruimte gelaten voor de gedachte,
dat het in de rechtsche fractie nog niet posi-
tf-Af vaststond. De heer Eijiders heeft posi
tief gezegd, dat wij wisten, dat'4 leden van
rechts op Gem-'belang zouden stemmen. Dat
hebben wij ook zeer goed begrepen, maar
het ging om die twee anderen. Wat den heer
Van der Veer betreft» deze 'kan zeer goed
hebben medegewerkt aan de afspraak van
6 Aug- maar hij Is niet schuldig aan bet op
10 Aug. niet openlijk aan ons mededeelen
wat was afgesproken. Daarom is de heer
Van- der Veer van de verantwoordelijkheid'
Uitgesloten. Wat men dn de rechtsche groe
pen verder met dien heer wenacht té doen,
ta niet onze zaak.
Er is voorts gesproken over opzettelijk
heid in het rapport, welke den heer Van
Dam verweten' wordt Deze wijst die opzet
terug en zegt dfet ze op de ^htsche frac
ties terugvalt Namens de rechtsche fracties
is dan opzettelijk door den heer Van Dam
een verkeerde voorstelling gewekt, en 'het as
voor ons een reden de 8 fracties nu verant-
é'oordeMJk 'te stelten.
D© ©ereraad is trouwens niet maar zonder
meer tot zijn conclusie gekomen. De ©ere
raad heeft ons niet gehoord; maar wij heb
ben schriftelijk onze meenlng kenbaar ge
maakt. Het s:uk is wat lang om voor te
lezen; wij hebben de bewijsstukken eraan
gehecht
(De hees Van GaWaren hiér ook de
door den heer Van Breda aangevochten
conclusies blij?
De heer Bork ertDe heer Van 'Breda
heeft gelegenheid genoeg gehad, deze te
weerleggen.
(De heer Van der Vaart/: Er ta af-
scnrift van gezonden aan den heer Van
Breda, welke geen poging heeft gedaan, ons
te overtuigen van de onjuistheid ervan. Ook
heeft de heer Van Brëaa in de Held, Oö>
rant niet de gepubliceerde notulen weer
sproken.
De Voorzitter meent hier den spre
ker te moeten interrumpeeren. Spr. is be
reid 'hedenavond de zaak af te werken, maar
dan dient de Raad zich in zijn discussies te
bekorten. Want om hier tot een uur of dirie
in den nacht te zitten, is spr. te machtig.
De heer Van L o o wil gaarne ook nog
het woord
De Voorzitter heeft bjj den aanvang
der zitting opgemerkt, dat het rapport de
basis vormt van dé besprekingen, We zün
nu aan hét herkauwen van vroeger gezegde
dingen. De oommissie héecfit alle mogelijke
stukken gehad en 'het is niet noodiig zoo
lang over de zaak te praten.
De heer Van der Vaart zal zich aan
den wensch des voorzitters houden en zich
bekorten. De heer Van Breda beeft de juist
heid der notulen in twijfel getrokken. Het
is een slechte gewoonte niet te reageeren op
ontvangst, van een of ander stuk of op een
aanval in de kramt, en dan 6 maanden later
te zeggen» dat bet niet waar geweest is. Op
de vergadering waarop de heer Van' Breda
doelde, Is hem de positieve vraag voorge
legd: zooai's die in de notulen staat, In net
antwoord daarop zegt de 'beer Van Breda,
dat bij zich verwonderde over de leiding
op dLe vergadering, maan hij heeft nagelaten
daarop toen kritiek uit te oefenen. Nu, na
zooveel maanden» moeten wij die afwijzen.
Ook het motief, dat hij1 alleen is geweest,
wijzen' wij thans af.
Mededeeilngen van de vriJt-dem.
De heer V a n L o o De beer Van' Breda
heeft gezegd, dat de linksche partijen, in
het bizonder de v.-cL, 'bevredigd' waren door
het rapport Dat is ook zoo, ofschoon spr.
in eerste instantie niet zoo optimist was.
Maar de beer Van. Breda kan er niet mee af
met te zeggen, dat hij op miijm uitlatingen
xiet ingaat Misschien heeft men bij de aan
vaarding van den eereraad wel' gedacht» dat
deze kool en geit zou sparen. Laat de heer
Van Breda aantoomen, dat in mijn betoog
één onwaar woord staat
De heer Van Breda: Ik héb gewezen
op de onbehoorlijke uitdrukkingen, die ge
bezigd zijn.
De heer v a n L o o Ik heb geen onbe
hoorlijk woord gebezigd. Zooals ik: den heer
Van Breda geteekend heb, ta het inderdaad'
juiist. En zoolang deze heer op zijn stand
punt blijft staan, neem ik er geen woord' van
terug. Bij, de begrooting heeft spr. uiteen
gezet hoe de zaak zich heeft toegedragen.
De heer Van, Breda ontkent nu alles, maar
onzerzijds is ock onder getuigen verklaard.
Dit blijkt uit de volgende mededeeilngen
der Vrijzinnig-Democratische Raadsfractie
inzake de voorgeschiedenis der Wethoudere
verkiezing op 6 September 1927, te Helder.
Geen leidende rot
De Vrijzinntlg-Deoïocrattacbe Raadsfrac
tie alhier heeft in deze geschiedenis geen
leidende rol' gespeeld.
Zij Is uitgenoodigd! tot twee bijeenkom
sten; voor ééne, 'belegd) door Gemeentebe
lang; waar zij niet verscheen, voor een
tweede, 'bijeengeroepen door de Soc.-Demo
craten.
Deze laatste heeft onze Raadsfractie, be
staande uit de lieden: W. de Boer, L. F. van
Loo en D. H. Grumwaild, bijgewoond'.
Op deze vergadering, gehouden in de Ar
beidsbeurs alhier, waren tegenwoordig, be
halve de raadsfractie der SjDAP, die der
Roomsch-Katholieken» der Aötü-iRev., der
Cbr.-Hdst. en der Vriji.-Democraten.
Hier is geen overeenstemming bereikt,
wel bestond er ten opzichte der eerste twee
wethouderszetels eensgezindheid, deze ont
brak echter voor den derden. De gecoeM-
seerde fractie der katholieken» anti-rev. en
chr.-hist» (samien 6 leden) veiWaarden ten
opzichte van dezen zetel vnjj te wlien Wij
ven, terwijl de Boc.-dem. en vrljfc-dem.
hiermee geen genoegen namen. Deze bijeen
komst bad dus geen resultaat»
Onze fractie is van deze vergadering thuis
gekomen met de eerlijke imeeniing,
dat de zes leden der kerkelijke raadsfrac
ties (de CAEL, de A.-R. en de Kaïth.) ieder
voor zioh- absoluut vrij kondén 'beschikken
over hunne stem' voor den derden wethou-
derszetel (vacature-Gtrunwald; vrijz.-dein.)»
Er was voor ons nu aanleiding te verwach
ten, dat dé heeren Van Breda en Smits, bei
den kathol, raadsleden en 'bekend ata demo
craten; voor dezen derden wethouderszetel
zouden stemmen op den vrijri-démocraat..
•lei omdat rij dit vier, jaren terug ook ge
daan hadden;
2e. omdat de samenstelling van1 den Raad
'in wezen niet is veranderd, getuige de be
handeling der Begrooting 1928, waarbij de
democraten bij alle voorstellen de meerder
heid behielden.
Onzerzijds ls er daarom steedls contact be
houden mét den heer Van Breda, ziehier
wat in dit opzicht geschied ta.
Gesprek tusachen dé heeren van
Breda en van Loo.
Bij de begrafenis van het a-di. raadslid' (De
Zee waren nagenoeg alle raadsleden op het
kerkhof aanwezig. Kort voordat de stoet
aankwam, 'had' de heer Van Loo een gesprek
niet dén heer Van Breda over de afgeloopen
gemeenteraadsverkiezingen en over de sa
menstelling van het Oolege van B. en W.
Volgens den heer Van Breda was er geen
verandering nood'lg. Immers, de democraten
hadden de meerderheid behouden? Mochten
van de 8 raadsleden der geooaliseerdle ker
kelijke partijen 4 niet willen medewerken,
dan was er eene meerderheid te vinden van1
6 soo.-dem», 3 vrijzAdem. en 2 katholieken,
n.1 de heeren Van Breda en Smits, terwijl
naar de meenlng van den heer Van Breda,
de raadsleden Scheef telenberger en Trap
(Oppositiegroep) vermoedelijk welwillend
tegenover we oomtdaatle zouden steen
Gesprek fusschen dezelfde heerci
ln de maand! JnU op het stadhuis, na
een conferentie van een zieken
fonds met den hoer van Breda, als
wethouder.
Dit gesprek liep alleen over de samen
stelling van, het .toekomstige Ooilege van B
en W. De heer Van Loo deelde mede, dai
door Gemeentebelang (waarvan 4 leden in
dén Raad zitting hebben!) en onder katho
lieken in de gemeente propaganda werd ge
maakt voor verkiezing van den heer R.
N. van Os (katholiek) 'tot wethouder dnötede
van den heer Van Breda, terwijl de heer
Grunwald) (vrlja-dém.) moest vervangen
worden dioor dén heer E. J. Bok (Gemeente
belang)). De heer Van Breda antwoordde
hierop:
Hiervan zal wel' niets komen en kon ook
niet, daar hij Van 'Breda. No. 1-stond
op de lijst der R.-K. en1 zou hij daardoor
niet kunnen worden verdrongen door den
beer Van Oa Daarbij kon hü de stelligste
verzekering geven, dat het College zou olij
ven bestaan, uit de heeren Verstegen (s.-d.),
Van Breda (Scath.) en den door dé vrijz.-
oam. aan te wijtoen candidaat, waarschijnlijk
de heer W. de Boer, daar deze No. 1 was
geplaatst op de vrijzi-deim. lijst»
Dan volgt de vergadering, bijeengeroepen
door de soc.-démocraten, gehouden in de
Arbeidsbeurs; op den lOen Augustus 1927,
waarop boven reeds werd gedoeld, en van
welke vergadering de soc.-democraten wel
nader verslag, zulten geven.
(Hierop hielden de heeren Verategen en
De Boer eeniige malen een oiet officieeilie
conferentie ten huize vao laatstgenoemde,
waarbij' respectievelijk tegenwoordig waren
cle héér Van Loo, Avenarlus (voorzitter der
Vrijiz.-Dem. Kiesvereeniging) en de heer
Reitsma (ld van gen. Kiesvereen.).
In deze samenkomsten gaf de heer De
Boer te kennen» dat hij geen groot vertrou
wen stelde in den heer Van Breda, waarom
hij het gewenscht oordeelde, den heer Van
Breda voor den derden zetel te verkiezen»
eerst dus den candidaat der soc.-denL, dan
die der vrijs.-dem. en daarna den heer Van
Breda.
De heer Verstegen had daartegen bezwa
ren» de grootte dier fracties achtte hij in
dezen beslissend.
Wel vond hij het noodïg den heer Van
Breda op ©enigerlei wijze vast te leggen»
Eerst vond de heer Verstegen hiervoor
nooddg eene schriftelijke verklaring van den
heer Van Breda, later werd1 dit eene verkla
ring door den heer Van Breda af te leggen
in een fractie-vergadering der SJD.AJP.
De heer De Boer achtte dit alles wel goed,
maar bleef blij zijn opinie, dat hét daarnaast
gewenscht was den heer Van Breda als
derden wethouder te 'kiezen.
Een zoodanig schriftelijk verzoek, om dus
bjj de wethoudersverkieziiig. eerst den can
didaat der S.-&» dan dien der vrjjz.-dem. en
in laatste instantie Van 'Breda, aan stemming
te onderwerpen» is dan ook door den secre
taris der vrijfc-dem. kiesvereeniging alhier
gericht aan dé S.-D. raadsfractie.
AI het vorengaande levert geen bewijs,
dat de heer Van Breda beloften aflegde» cie
hij schond, dat hij naar twee kanten zijn
woord gaf, om zijn, eigen verkiezing .tot wet
houder te verzekeren.
Op 26 Augustus 1927 vond er echter wat
anders plaats. Des avonds ten 9 uur hadden
de heeren Avenatóus (voorz. der VAD.
Kiesvereen.), Van Loo en De Boer eene
aamenkomst ten huize van dezen laatste.
Tijdens deze samenkomst .belt de heer
Van Loo den heer Van Breda op en krijgt
met dezen laatste verbinding.
De heer Van loo vroeg, of de ka tholieken,
Van Breda en Smits nog op hum1 standpunt
staan, om voor den derden wethouder een
vrijs»-democraat te kiezen.
De heer Van Breda antwoordt hierop be
vestigend Hij deelt verder nog mede, dat
van eene verkiezing van den heer Van Os
(R.-K.) tot wethouder geen sprak© waa
De heer Van Loo deelde hierop mode» dat
bannen enkele dagen aan de verschillende
fracties zou worden medegedeeld' wie de
candidaat der vrijz.-dem. zou zijm voor wet
houder. waarop de heer Van Breda ant
woordde, dat dit hoog tijd werd» Nog
maals kon hij de meest stellige verzekering
geven, dat hij, Van Breda, en Smits op den
vrijrinnig-tdemocraat zouden stemmen en
zag daarom den naam van den door de v.-d'.
aangewezen man ten spoedigste tegemoet»
'Over eventueelen steun voor deze ver
kiezing sprekend© van de heeren Scboeffe-
lenbérger en Trap (oppositiepartij) ver
wachtte de hoer Van Breda daar niet veel
van, want de heer Smits had een onderhoud
met den heer Trap gehad en hieruit bleek
voldoende, dat van die zijde geen steun was
te verwachten»
Het telefoongesprek.
Van de drie bij dit telefoongesprek aan
wezige personen (Avenarlus, Van Loo en
De Boer) gaat hierbij eene verklaring van
de heeren Avenarius en De Boer, dat ttfl dit
telefoongesprek niet alleen bijwoonden»
maar ook woord voor woord' volgden en dus
bovenstaande verklaring van dén heer Van'
Breda volledig tonnen bevestigen»
Dit telefoongesprek in verband' brengend
met de verklaring door den heer Van Breda
afgelegd' in de vergadering der S.-D. raads
fractie op 5 September 1927, bewijst over
tuigend, dat de heer Van1 Breda naar twee
rijden, zijn woord! gaf, eerst aan de leden
zijner eigen fractie» daarna aan de V.-D. en
Soc.-Democratie.
Hét wil ons voorkomen, d'at Iemand, die
niet terugdeinst voor dergelijke practijllcen,
niet de nua® mag zijn» die dé vertrouwens
positie van Wethouder bekleedt»
(Helder, 20 Maart 1928.
Voor ons ta dit een bewijs, dat de heer
Van Breda, terwijl hij zich al had vast
gelegd bij rechts, toch de toezegging deed,
dat hij op onzen candidaat zou stemmen.
De heer Van Breda zal dit wel weer logen
straffen.
De Cle. was evenwel roei dit onder
zoek nog niet tevreden. 7i» heeft ook de
zaak van éu. :iiefoonf*Sf--i onder
zocht, en zich ten huize van den heer Do
Boer telefonisch verbonden met enkele
leden op het raadhuis. Dit gasprak ta
woord voor -oord door dértién Ttrttafta»
hetgeen V.$V- verkla
ring:
Verklaring.
Ondergeteekenden B. Th. Avenarlus,
voorzitter der Vrijz.-Democratlsche Kies
vereeniging te Helder, verklaren,
dat de heer L. F. van Loo op 26 Aug.
1927 ten huize van den henr W. de Boer,
een telefoongesprek hield met den heer
W. O. van Breda, wethouder alhier,
dat de heer Van Loo aan den heer Van
Breda ln dit telefoongesprek vroeg,
op wien deze (Van Breda) en de heer
P. A. Smits (Roomsch Katholiek Raadslid
alhier) straks op 6 Sept 1927, hun atem
zouden uitbrengen voor den derden Wet
houderszetel,
dat daarop de heer W. O. van Breda
antwoordde, dat zij beiden hunne stem
zouden uitbrengen op den Vrijzinnig-De
mocraat, waarbij de heer W. O. van Bre
da er tevens op aandrong, spoedig te
mogen hooren, wie de candidaat der Vrij
zinnig-Democraten was.
Ondergeteekenden verklaren dit ant
woord van den heer W. O. van Breda
duidelijk te hebben kunnen volgen en op
nemen. (get) B. Th. Avenarlus.
W. de Boer.
Helder, 19 Maart 1928.
Duidelijk is door ons uiteengezet wat
een eereraad is. Deze eereraad heeft
thans een conclusie getrokken, die aan
vaard moet worden. Wat den brief be
treft van den heer Van Breda aan den
eereraad, wij hebben daaromtrent aan
mr. Slingenberg geschreven, die ons ant
woordde: wij konden uit dat sohrjjven niet
wijs worden. Men heeft zich bij een eere
raad neer te leggen en het gaat niet aan
te zeggen, dat men op enkele gedane op
merkingen niet ingaat WIJ blijven vol
houden, dat wij niet beter wisten of de
heeren Van Breda en Smits stonden vrij.
De meening van de heeren Van Os, Van
Dam, Eyldere en Van der Veer was be
kend. Hoe de heer Van Breda den moed
heeft zich niet bij het rapport neer te
leggen, is spr. onbegrijpelijk. Van de
katholieke fractie is nog steeds geen uit
spraak en ik heb het recht haar te be
schuldigen, dat zij ter wille van een
wethouderszetel den heer Van Breda
handhaaft De heeren spreken zich ove
rigens tegen; de heeren Van Dam en Eyl
dere zeggen precies het tegenovergestel
de van elkaar. De heer Van Breda be
roept er zich op, dat men hem nu, na zes
maanden, ter verantwoording roept Is hij
dan vergeten, dat men deze kwestie uit
stelde tot de alg. beschouwingen?
Spr. dient de volgende motie in:
Motie.
De Raad der Gemeente Den Helder, bij
een in zijne vergadering van 18 Sept 1928,
gelezen het Rapport der Commissie van
Onderzoek inzake de Wethoudersverkie
zing van 6 September 1927,
van oordeel, dat de conclusie van ge
noemde Commissie bindend is voor onzen
Raad, die met algemeene stemmen tot
hare instelling over ging,
besluit de conclusie, neergelegd in het
Rapport van bovengenoemde Commissie,
te aanvaarden,
en noodigt de Wethouders uit hun
mandaat onmiddellijk te stellen ter be
schikking van den Raad,
en gaat over tot de orde van dag.
De heer Van Breda: Als de heer
Van Loo er prat op gaat als rechtvaardig
man in den Raad te zitten, geldt dit ook
voor spr. Ik heb de gronden genoemd,
waarop de conclusies van den eereraad be
rusten en de heer Van Loo kan van mij
niet verwachten dat ik die aanvaard. De
heer Slingenberg had in het rapport be-
hooren op te nemen, dat men uit mijn
schrijven niet wijs kon worden. Ik heb het
recht den eereraad te vragen naar ant
woord op de voor mij principieel» kwestie
der beloften of toezeggingen. Een tele
foongesprek als waarvan de heer Van
Loo spreekt, herinnert spr. zich niet
De heer Bork ert interrumpeert hef
tig; de heer Verstegen, die een
oogenblik de leiding der vergadering
heeft overgenomen, 'hamert herhaalde
lijk.
De heer Van Breda heeft niet op
de notulen der S.D.A.P. gereageerd. Maar
spr. heeft overleg gepleegd met zijn voor
zitter, en deze zou een stukje ter weer
legging in de „Held. Courant" schrijven
en overigens zou men bij de begrooting
op de zaak terugkomen.
De Voorzitter (nu weder de Bur
gemeester), aanvankelijk onverstaanbaar,
zegt een poging gedaan te hebben de zaak
tot klaarheid te willen brengen. Spr. oor
deelde dit in het belang der gemeente.
Vóór zijn vertrek, dat over weinige
weken plaats vindt, wenschte spr. deze
zaak gaarne tot klaarheid zien gebracht
Hij protesteert dan ook tegen de uitlating
des heeren Van der Vaart als zou hij
hebben wilen schipperen. Zijn plicht is te
zorgen, dat voor zijn opvolger straks een
klare verhouding in het College komt
De heer Van der Vaart repliceert
en merkt op alleen gezegd te hebben, des
Voorzitters bedoeling te appredeeren.
Maar hier ta geen schipperen mogelijk,
aldus zeide spr., doch alleen een positieve
uitspraak van den Raad kan redding
brengen.
De rechtsche fracties wisten niet alles.
De heer Van Os merkt op, dat de
rechtsche fracties niet wisten wat thans
uit het door den heer Van Loo gesprokene
blijkt. De heer Van Breda was op 26 Aug.
niet meer vrij, hij had zich toen gebon
den aan Gemeentebelang. Maar wij als
fractie staan daarbuiten. Spr. zegt dan
nu ook tegen den heer Van Breda: Leg u
royaal bij de conclusies van het rapport
neer, werp alle overwegingen omtrent
kwade trouw van u en aanvaard de motie
di: vrljz.dom. Dat ls het beste en royaal
ste standpunt.
De heer Woud bespreekt de motie
/lem Gemeentebelang zal zich
onderV *pen aan de uitspraak van den
Maaread, r>un wenacht zich niet te bin
der' de ov»rw<Hfir.fi Ser soc.-dem. an
zou deze laatste clausule gaarne uil da
motie gelicht alen.
De &DÜLP. handhaaft haar.
De heer De Zwart merkt op, dat het
frappeerend ls, dat Gemeentebelang be
zwaar maakt tegen afkeuring dor bar,da
lingen, doch wel de oonoluale van den
eereraad aanvaardt. Maar die conclusie la
gebaseerd op die handelingen, die worden
afgekeurd. Ook dient door den Raad te
worden uitgesproken, dat, welke politieke
of economische klove ons ook scheidt,
men elkander bij het geven van inlichtin
gen etc. volkomen moet kunnen vertrou
wen. Door de heeren Van Dam en anderen
ta, zij het schoorvoetend, toegegeven, dat
men ons verkeerd heeft ingelicht Wg
kunnen de conclusies van het rapport
dan ook niet anders aanvaarden dan door
diskwalificatie van de handelingen der
betrokkenen. Om die redenen handhaaft
spr. de clausule in zijn motie»
De motie der SJXAJP. verworpen.
De motie der soa-democraten, (zie bo
ven) komt allereerst in stemming en
wordt verworpen met 8 tegen 7 stemmen
en twee onthoudingen (de heeren Van
Dam en Van Os). Tegen de motie stem
men de leden Grunwald, van der Veer,
van Loo, Smits, Eijiders, de Boer, mevr.
Dekker en Woud.
Die dér VitJa-deaa aangeuemm.
De tweede motie van den heer Van
Loo, (zie boven) wordt met algemeene
(16) stemmen aangenomen. De heer Van
Dam, inmiddels weder ter vergadering ge
komen, vraagt aanteekening ook vóór te
hebben gestemd, zoodat zij met 16 stem
men ls aangenomen.
ZtJn dé heeren bereid heen
te gaan?
De heer De Zwart constateert, dat
hier thans de uitspraak van den Raad ta,
dat de wethouders hun mandaat ter be
schikking van den Raad moeten stellen.
Van den heer Verstegen hebben wij die
verklaring bereids. Is ook de heer Bok
bereid zijn zetel beschikbaar te stellen?
De heer Bok verklaart zioh daartoe
bereid.
Desgevraagd, antwoordt de heer Van
B r e d a te zijner tijd op deze vraag te zul
len antwoorden.
Nieuwe motie van wantrouwen.
De heer De Zwart had een derge
lijke houding wel verwacht, en dient
thans een nieuwe motie in, luidende:
De Raad:
kennis genomen hebbende van de ver
klaring der wethouders, inzake het in
gevolge de uitnoodiging van den Raad
ter beschikking stellen van hun mandaat;
constateert, dat de wethouder W. O. v.
Breda zijn mandaat niet ter beschikking
van den Raad wensdht te stellen;
is van oordeel, dat met deze handeling
de heer W. C. v. Breda duidelijk te ken
nen geeft niet te willen medewerken aan
de oplossing van de kwestie en zijn per
soonlijk belang blijft stellen boven het
belang van de Gemeente;
overwegende, dat de conclusién van de
commissie van onderzoek en de beslissing
van den Raad daardoor tot een aanflui
ting worden gemaakt.
Besluit het vertrouwen in den wet
houder W. O. v. Breda op te zeggen en
elke samenwerking met hem te verbreken.
De heer Van Breda wensoht ten
sterkste te protesteeren tegen alinea 8
dezer motie.
De heer De Zwart merkt naar aan
leiding hiervan op, dat de heer Van
Breda het rapport van den eereraad twee
maanden in zijn bezit heeft In die twee
maanden is alle gelegenheid geweest alle
mogelijke conclusies etc. te overwegen,
doch dit ta blijkbaar door den heer Van
Breda nagelaten.
Nog een motie, maar zachter.
De heer Woud dient in verband met
de verklaringen der belde andere wethou
ders een andere motie in, luidende:
De Raad:
Gehoord de besprekingen over het rap
port van den Eereraad, betreffende de
Wethoudersverkiezingen:
verklaart:
a. den Eereraad dank te zeggen voor
zijn omvangrijken arbeid,
b. met genoegen kennis te hebben ge
nomen van de bereidverklaring van de
wethouders Bok en Verstegen, om hunne
zetels ter beschikking van den Raad te
stellen,
0. te betreuren, dat de wethouder Van
Breda heeft geweigerd zijn zetel ter be
schikking te stellen,
overwegende, dat onder deze omstandig
heden aan de conclusie van den Eereraad
geen uitvoering kan worden gegeven,
spreekt als zijne meening uit:
1. dat de bereidverklaring der wethou
ders Bok en Verstegen voldoende wordt
geacht, doch dat het ter beschikking stel
len van hun wethouderszetel niet noodig
is;
2. dat de houding van den wethouder
Van Breda zeer ernstig wordt afgekeurd,
en gaat over tot de orde van den dag.
De motie tegen dén beer Van
Breda aangenomen.
Dc motie-De Zwart, als zijnde van dé
verste strekking, komt het eerst in stem
ming en wordt aangenomen met 14 tegen
8 stemmen. Tegen de heeren Van Oa,
Smits en Woud.
Mevrouw Dekker feliciteert
den beer Bok.
Mevrouw D e k k e r^-K 1 i k vraagt het
woord. De onverkwikkelijke avond, dien
wij thans gehad hebben, heeft op spr. een
diepen indruk gemaakt Het uitgangspunt
ervan is geweest, dat men Gemeente
belang uitgeschakeld had uit het overleg,
omdat het geen politiek program haa.
Spr. ta er blijde om, dat zij dientengevolge
aan deze politieke haxrswarrerjj nist heeft
meegedaan.
M'