(De heer Boskert: Ja, ik houd' niet van gedraai (De heer Van DantAta lik dan al ata wchtache fracü© vrijhij;', beteékerit dat niet dat ik individueel vrijMJjï. Uit de notulen i^J»t spr. wat de bedoeling was, die daar- ,weie(r8©g©ven» Het ta zeer gojd mogelijk, dat men individueel anders denkt, maar toch één lijm trekt met de fractie. Spr. behoudt rich zijn oordeel over de gestie van den 'heer Van Breda voor, vooral' na het ge sprokene des heeren Verstegen, oindat spr. atch niet de houding wil' geven alsof hij zichzelf wil vrijpleiten. De heer Van Os heeft rondtuit gezegd den rechten weg te hebben! bewandeld. Wat de heer Verstegen zegt amitrent den heer Van Breda gaat buiten ons om en moet de heer Van Breda persoonlijk verantwoorden. De heer Van Breda Dit kan niet ge schied Zijn op dien' dag vóór de verkiezin gen. Er kan een misverstand zijn geweest, ik heb daarmede ook wel' rekening gehouden. Er wordt inderdaad op de wethouderskamer wel eens meer wat gezegd, maar dit is ge schied vóór 2 September. Het gesprek van dien hoer Boogaard met den heer van Breda. De heer Boogaard is deiï avond vóór de verkiezingen, mJ. op 6 September, met den heer Van1 Breda van het raadhuis geko men en opgewandeld. Hij vroeg hem toen hoe het met de verkiezing stond en de heer Van Breda antwoordde »het komt in orde. Ik heb in mijn fractie veel moeite ermee gehad', daar zij op Gemeentebelang wil stem men. Maar Smits en ik zijn nu vrij en w]j •temmen vanavond op De Boer". Toen apr. op atijtn fractievergadering kwam, ze 1de hij daar, dat het met dien heer Van Breda en Smits in ore waai Typeerend la wel, dat de heer Verstegen in deze vergadering aan den heer Van Breda vroeg: J>us de heer De Boer krijgt morgenavond 10 stemmen?", waarop het antwoord luidde: Jbet komit in arde". Nu zal' de heer Van Breda natuurlijk wel zeggen, dat ik dit lieg. Maar op 6 Sep tember hebben wjji samen geloopen en laat de heer Van Breda nu maar zeggen, dat het oiet waar ta. Wat de heer Boogaard zegt b onjuist! De heer Van Breda: De heer Boo* Siard ta abuis. Op de raadsvergadering van ugustus beeft deze heer gevraagd: Hoe staat het ermee? en ik heb toen geantwoord: daar staat je baas, vraag het bem.1 6 Septem ber is de heer Boogaard op mlljtn kamer ge weest en heeft hij gezegd: de zaak is in orde. Repliek van den heer v. <L Vaart De beer Van der Vaart is getroffen door bet woord van dank, dat de beer Van Van Breda tot den voorzitter richtte inzake diens bemoeiingen deze zaak tot een goed einde te brengen. Daardoor werd bij »pr. de gedachte opgewekt, ata zooi de Voorzitter tracht hebben overeenstemming te berei- n, In bepaalde geveilen kan zoo'n poging verdienstelijk zijn, maar 'in dit geval' is van schipperen geen sprake en de schuldige moet dat erkennen. Wanneer dus de Voor zitter inderdaad pogingen om tot overeen stemming te geraken, beeft gedaan, begrijp ik niet zijn beweegreden. Voor den Raad toch is geen andere conclusie mogelijk dan de aanvaarding van het rapport. Spr. waar deert de goede bedoeling des Voorzitters, maar meent, dat deze zich op een terrein 'begeven hééft, waarop hij zich niet moest 'begeven. In het algemeen wil spr. nog Iets opmer ken. Toen wijl de ultoooddglngen zonden voor besprekingen, zijn ode aan de drie rechtsche groepen» alsmedé de v.-di. gezon den, welke dus 10 Aug. eis afzonderlijke groepen ter vergadering kwamen. Onzer zijds is een voorstel' gedaan ter oplossing; men ging aan het dijousstet.ion, en de heer Van Dam deed daarbij uitkomen, dat zijn meenlng die was van de drie rechtsche léden. Mur voor ons waren de groepen apart, dat blijkt uit onzen brief van 11 Aug_ waarin uij zeiden ons te zulten beraden. Toen dit waa geschied, is aan elke fractie afzonderlijk een schrijven gezonden. Onze notulen waren juist, dit blijkt wél De vorige maal heeft meü de zaak gesteld alsof wij in den mist voeren. Had de heer Van Dam tben gezegd wat bij hedenavond zei, dan ware thans niet gezegd door ons wat wij zelden. Door den heer Smits is van avond gesproken, waaruit Mijkt, dat ver onderstelling als zou er geen onderlinge afspraak zijm geweest, werd 'bevestigd. De heer SmitsIk, héb alleen voor mij zelf gesproken! De heer Van'der Vaart: Goed, maar gil hebt ruimte gelaten voor de gedachte, dat het in de rechtsche fractie nog niet posi- tf-Af vaststond. De heer Eijiders heeft posi tief gezegd, dat wij wisten, dat'4 leden van rechts op Gem-'belang zouden stemmen. Dat hebben wij ook zeer goed begrepen, maar het ging om die twee anderen. Wat den heer Van der Veer betreft» deze 'kan zeer goed hebben medegewerkt aan de afspraak van 6 Aug- maar hij Is niet schuldig aan bet op 10 Aug. niet openlijk aan ons mededeelen wat was afgesproken. Daarom is de heer Van- der Veer van de verantwoordelijkheid' Uitgesloten. Wat men dn de rechtsche groe pen verder met dien heer wenacht té doen, ta niet onze zaak. Er is voorts gesproken over opzettelijk heid in het rapport, welke den heer Van Dam verweten' wordt Deze wijst die opzet terug en zegt dfet ze op de ^htsche frac ties terugvalt Namens de rechtsche fracties is dan opzettelijk door den heer Van Dam een verkeerde voorstelling gewekt, en 'het as voor ons een reden de 8 fracties nu verant- é'oordeMJk 'te stelten. D© ©ereraad is trouwens niet maar zonder meer tot zijn conclusie gekomen. De ©ere raad heeft ons niet gehoord; maar wij heb ben schriftelijk onze meenlng kenbaar ge maakt. Het s:uk is wat lang om voor te lezen; wij hebben de bewijsstukken eraan gehecht (De hees Van GaWaren hiér ook de door den heer Van Breda aangevochten conclusies blij? De heer Bork ertDe heer Van 'Breda heeft gelegenheid genoeg gehad, deze te weerleggen. (De heer Van der Vaart/: Er ta af- scnrift van gezonden aan den heer Van Breda, welke geen poging heeft gedaan, ons te overtuigen van de onjuistheid ervan. Ook heeft de heer Van Brëaa in de Held, Oö> rant niet de gepubliceerde notulen weer sproken. De Voorzitter meent hier den spre ker te moeten interrumpeeren. Spr. is be reid 'hedenavond de zaak af te werken, maar dan dient de Raad zich in zijn discussies te bekorten. Want om hier tot een uur of dirie in den nacht te zitten, is spr. te machtig. De heer Van L o o wil gaarne ook nog het woord De Voorzitter heeft bjj den aanvang der zitting opgemerkt, dat het rapport de basis vormt van dé besprekingen, We zün nu aan hét herkauwen van vroeger gezegde dingen. De oommissie héecfit alle mogelijke stukken gehad en 'het is niet noodiig zoo lang over de zaak te praten. De heer Van der Vaart zal zich aan den wensch des voorzitters houden en zich bekorten. De heer Van Breda beeft de juist heid der notulen in twijfel getrokken. Het is een slechte gewoonte niet te reageeren op ontvangst, van een of ander stuk of op een aanval in de kramt, en dan 6 maanden later te zeggen» dat bet niet waar geweest is. Op de vergadering waarop de heer Van' Breda doelde, Is hem de positieve vraag voorge legd: zooai's die in de notulen staat, In net antwoord daarop zegt de 'beer Van Breda, dat bij zich verwonderde over de leiding op dLe vergadering, maan hij heeft nagelaten daarop toen kritiek uit te oefenen. Nu, na zooveel maanden» moeten wij die afwijzen. Ook het motief, dat hij1 alleen is geweest, wijzen' wij thans af. Mededeeilngen van de vriJt-dem. De heer V a n L o o De beer Van' Breda heeft gezegd, dat de linksche partijen, in het bizonder de v.-cL, 'bevredigd' waren door het rapport Dat is ook zoo, ofschoon spr. in eerste instantie niet zoo optimist was. Maar de beer Van. Breda kan er niet mee af met te zeggen, dat hij op miijm uitlatingen xiet ingaat Misschien heeft men bij de aan vaarding van den eereraad wel' gedacht» dat deze kool en geit zou sparen. Laat de heer Van Breda aantoomen, dat in mijn betoog één onwaar woord staat De heer Van Breda: Ik héb gewezen op de onbehoorlijke uitdrukkingen, die ge bezigd zijn. De heer v a n L o o Ik heb geen onbe hoorlijk woord gebezigd. Zooals ik: den heer Van Breda geteekend heb, ta het inderdaad' juiist. En zoolang deze heer op zijn stand punt blijft staan, neem ik er geen woord' van terug. Bij, de begrooting heeft spr. uiteen gezet hoe de zaak zich heeft toegedragen. De heer Van, Breda ontkent nu alles, maar onzerzijds is ock onder getuigen verklaard. Dit blijkt uit de volgende mededeeilngen der Vrijzinnig-Democratische Raadsfractie inzake de voorgeschiedenis der Wethoudere verkiezing op 6 September 1927, te Helder. Geen leidende rot De Vrijzinntlg-Deoïocrattacbe Raadsfrac tie alhier heeft in deze geschiedenis geen leidende rol' gespeeld. Zij Is uitgenoodigd! tot twee bijeenkom sten; voor ééne, 'belegd) door Gemeentebe lang; waar zij niet verscheen, voor een tweede, 'bijeengeroepen door de Soc.-Demo craten. Deze laatste heeft onze Raadsfractie, be staande uit de lieden: W. de Boer, L. F. van Loo en D. H. Grumwaild, bijgewoond'. Op deze vergadering, gehouden in de Ar beidsbeurs alhier, waren tegenwoordig, be halve de raadsfractie der SjDAP, die der Roomsch-Katholieken» der Aötü-iRev., der Cbr.-Hdst. en der Vriji.-Democraten. Hier is geen overeenstemming bereikt, wel bestond er ten opzichte der eerste twee wethouderszetels eensgezindheid, deze ont brak echter voor den derden. De gecoeM- seerde fractie der katholieken» anti-rev. en chr.-hist» (samien 6 leden) veiWaarden ten opzichte van dezen zetel vnjj te wlien Wij ven, terwijl de Boc.-dem. en vrljfc-dem. hiermee geen genoegen namen. Deze bijeen komst bad dus geen resultaat» Onze fractie is van deze vergadering thuis gekomen met de eerlijke imeeniing, dat de zes leden der kerkelijke raadsfrac ties (de CAEL, de A.-R. en de Kaïth.) ieder voor zioh- absoluut vrij kondén 'beschikken over hunne stem' voor den derden wethou- derszetel (vacature-Gtrunwald; vrijz.-dein.)» Er was voor ons nu aanleiding te verwach ten, dat dé heeren Van Breda en Smits, bei den kathol, raadsleden en 'bekend ata demo craten; voor dezen derden wethouderszetel zouden stemmen op den vrijri-démocraat.. •lei omdat rij dit vier, jaren terug ook ge daan hadden; 2e. omdat de samenstelling van1 den Raad 'in wezen niet is veranderd, getuige de be handeling der Begrooting 1928, waarbij de democraten bij alle voorstellen de meerder heid behielden. Onzerzijds ls er daarom steedls contact be houden mét den heer Van Breda, ziehier wat in dit opzicht geschied ta. Gesprek tusachen dé heeren van Breda en van Loo. Bij de begrafenis van het a-di. raadslid' (De Zee waren nagenoeg alle raadsleden op het kerkhof aanwezig. Kort voordat de stoet aankwam, 'had' de heer Van Loo een gesprek niet dén heer Van Breda over de afgeloopen gemeenteraadsverkiezingen en over de sa menstelling van het Oolege van B. en W. Volgens den heer Van Breda was er geen verandering nood'lg. Immers, de democraten hadden de meerderheid behouden? Mochten van de 8 raadsleden der geooaliseerdle ker kelijke partijen 4 niet willen medewerken, dan was er eene meerderheid te vinden van1 6 soo.-dem», 3 vrijzAdem. en 2 katholieken, n.1 de heeren Van Breda en Smits, terwijl naar de meenlng van den heer Van Breda, de raadsleden Scheef telenberger en Trap (Oppositiegroep) vermoedelijk welwillend tegenover we oomtdaatle zouden steen Gesprek fusschen dezelfde heerci ln de maand! JnU op het stadhuis, na een conferentie van een zieken fonds met den hoer van Breda, als wethouder. Dit gesprek liep alleen over de samen stelling van, het .toekomstige Ooilege van B en W. De heer Van Loo deelde mede, dai door Gemeentebelang (waarvan 4 leden in dén Raad zitting hebben!) en onder katho lieken in de gemeente propaganda werd ge maakt voor verkiezing van den heer R. N. van Os (katholiek) 'tot wethouder dnötede van den heer Van Breda, terwijl de heer Grunwald) (vrlja-dém.) moest vervangen worden dioor dén heer E. J. Bok (Gemeente belang)). De heer Van Breda antwoordde hierop: Hiervan zal wel' niets komen en kon ook niet, daar hij Van 'Breda. No. 1-stond op de lijst der R.-K. en1 zou hij daardoor niet kunnen worden verdrongen door den beer Van Oa Daarbij kon hü de stelligste verzekering geven, dat het College zou olij ven bestaan, uit de heeren Verstegen (s.-d.), Van Breda (Scath.) en den door dé vrijz.- oam. aan te wijtoen candidaat, waarschijnlijk de heer W. de Boer, daar deze No. 1 was geplaatst op de vrijzi-deim. lijst» Dan volgt de vergadering, bijeengeroepen door de soc.-démocraten, gehouden in de Arbeidsbeurs; op den lOen Augustus 1927, waarop boven reeds werd gedoeld, en van welke vergadering de soc.-democraten wel nader verslag, zulten geven. (Hierop hielden de heeren Verategen en De Boer eeniige malen een oiet officieeilie conferentie ten huize vao laatstgenoemde, waarbij' respectievelijk tegenwoordig waren cle héér Van Loo, Avenarlus (voorzitter der Vrijiz.-Dem. Kiesvereeniging) en de heer Reitsma (ld van gen. Kiesvereen.). In deze samenkomsten gaf de heer De Boer te kennen» dat hij geen groot vertrou wen stelde in den heer Van Breda, waarom hij het gewenscht oordeelde, den heer Van Breda voor den derden zetel te verkiezen» eerst dus den candidaat der soc.-denL, dan die der vrijs.-dem. en daarna den heer Van Breda. De heer Verstegen had daartegen bezwa ren» de grootte dier fracties achtte hij in dezen beslissend. Wel vond hij het noodïg den heer Van Breda op ©enigerlei wijze vast te leggen» Eerst vond de heer Verstegen hiervoor nooddg eene schriftelijke verklaring van den heer Van Breda, later werd1 dit eene verkla ring door den heer Van Breda af te leggen in een fractie-vergadering der SJD.AJP. De heer De Boer achtte dit alles wel goed, maar bleef blij zijn opinie, dat hét daarnaast gewenscht was den heer Van Breda als derden wethouder te 'kiezen. Een zoodanig schriftelijk verzoek, om dus bjj de wethoudersverkieziiig. eerst den can didaat der S.-&» dan dien der vrjjz.-dem. en in laatste instantie Van 'Breda, aan stemming te onderwerpen» is dan ook door den secre taris der vrijfc-dem. kiesvereeniging alhier gericht aan dé S.-D. raadsfractie. AI het vorengaande levert geen bewijs, dat de heer Van Breda beloften aflegde» cie hij schond, dat hij naar twee kanten zijn woord gaf, om zijn, eigen verkiezing .tot wet houder te verzekeren. Op 26 Augustus 1927 vond er echter wat anders plaats. Des avonds ten 9 uur hadden de heeren Avenatóus (voorz. der VAD. Kiesvereen.), Van Loo en De Boer eene aamenkomst ten huize van dezen laatste. Tijdens deze samenkomst .belt de heer Van Loo den heer Van Breda op en krijgt met dezen laatste verbinding. De heer Van loo vroeg, of de ka tholieken, Van Breda en Smits nog op hum1 standpunt staan, om voor den derden wethouder een vrijs»-democraat te kiezen. De heer Van Breda antwoordt hierop be vestigend Hij deelt verder nog mede, dat van eene verkiezing van den heer Van Os (R.-K.) tot wethouder geen sprak© waa De heer Van Loo deelde hierop mode» dat bannen enkele dagen aan de verschillende fracties zou worden medegedeeld' wie de candidaat der vrijz.-dem. zou zijm voor wet houder. waarop de heer Van Breda ant woordde, dat dit hoog tijd werd» Nog maals kon hij de meest stellige verzekering geven, dat hij, Van Breda, en Smits op den vrijrinnig-tdemocraat zouden stemmen en zag daarom den naam van den door de v.-d'. aangewezen man ten spoedigste tegemoet» 'Over eventueelen steun voor deze ver kiezing sprekend© van de heeren Scboeffe- lenbérger en Trap (oppositiepartij) ver wachtte de hoer Van Breda daar niet veel van, want de heer Smits had een onderhoud met den heer Trap gehad en hieruit bleek voldoende, dat van die zijde geen steun was te verwachten» Het telefoongesprek. Van de drie bij dit telefoongesprek aan wezige personen (Avenarlus, Van Loo en De Boer) gaat hierbij eene verklaring van de heeren Avenarius en De Boer, dat ttfl dit telefoongesprek niet alleen bijwoonden» maar ook woord voor woord' volgden en dus bovenstaande verklaring van dén heer Van' Breda volledig tonnen bevestigen» Dit telefoongesprek in verband' brengend met de verklaring door den heer Van Breda afgelegd' in de vergadering der S.-D. raads fractie op 5 September 1927, bewijst over tuigend, dat de heer Van1 Breda naar twee rijden, zijn woord! gaf, eerst aan de leden zijner eigen fractie» daarna aan de V.-D. en Soc.-Democratie. Hét wil ons voorkomen, d'at Iemand, die niet terugdeinst voor dergelijke practijllcen, niet de nua® mag zijn» die dé vertrouwens positie van Wethouder bekleedt» (Helder, 20 Maart 1928. Voor ons ta dit een bewijs, dat de heer Van Breda, terwijl hij zich al had vast gelegd bij rechts, toch de toezegging deed, dat hij op onzen candidaat zou stemmen. De heer Van Breda zal dit wel weer logen straffen. De Cle. was evenwel roei dit onder zoek nog niet tevreden. 7i» heeft ook de zaak van éu. :iiefoonf*Sf--i onder zocht, en zich ten huize van den heer Do Boer telefonisch verbonden met enkele leden op het raadhuis. Dit gasprak ta woord voor -oord door dértién Ttrttafta» hetgeen V.$V- verkla ring: Verklaring. Ondergeteekenden B. Th. Avenarlus, voorzitter der Vrijz.-Democratlsche Kies vereeniging te Helder, verklaren, dat de heer L. F. van Loo op 26 Aug. 1927 ten huize van den henr W. de Boer, een telefoongesprek hield met den heer W. O. van Breda, wethouder alhier, dat de heer Van Loo aan den heer Van Breda ln dit telefoongesprek vroeg, op wien deze (Van Breda) en de heer P. A. Smits (Roomsch Katholiek Raadslid alhier) straks op 6 Sept 1927, hun atem zouden uitbrengen voor den derden Wet houderszetel, dat daarop de heer W. O. van Breda antwoordde, dat zij beiden hunne stem zouden uitbrengen op den Vrijzinnig-De mocraat, waarbij de heer W. O. van Bre da er tevens op aandrong, spoedig te mogen hooren, wie de candidaat der Vrij zinnig-Democraten was. Ondergeteekenden verklaren dit ant woord van den heer W. O. van Breda duidelijk te hebben kunnen volgen en op nemen. (get) B. Th. Avenarlus. W. de Boer. Helder, 19 Maart 1928. Duidelijk is door ons uiteengezet wat een eereraad is. Deze eereraad heeft thans een conclusie getrokken, die aan vaard moet worden. Wat den brief be treft van den heer Van Breda aan den eereraad, wij hebben daaromtrent aan mr. Slingenberg geschreven, die ons ant woordde: wij konden uit dat sohrjjven niet wijs worden. Men heeft zich bij een eere raad neer te leggen en het gaat niet aan te zeggen, dat men op enkele gedane op merkingen niet ingaat WIJ blijven vol houden, dat wij niet beter wisten of de heeren Van Breda en Smits stonden vrij. De meening van de heeren Van Os, Van Dam, Eyldere en Van der Veer was be kend. Hoe de heer Van Breda den moed heeft zich niet bij het rapport neer te leggen, is spr. onbegrijpelijk. Van de katholieke fractie is nog steeds geen uit spraak en ik heb het recht haar te be schuldigen, dat zij ter wille van een wethouderszetel den heer Van Breda handhaaft De heeren spreken zich ove rigens tegen; de heeren Van Dam en Eyl dere zeggen precies het tegenovergestel de van elkaar. De heer Van Breda be roept er zich op, dat men hem nu, na zes maanden, ter verantwoording roept Is hij dan vergeten, dat men deze kwestie uit stelde tot de alg. beschouwingen? Spr. dient de volgende motie in: Motie. De Raad der Gemeente Den Helder, bij een in zijne vergadering van 18 Sept 1928, gelezen het Rapport der Commissie van Onderzoek inzake de Wethoudersverkie zing van 6 September 1927, van oordeel, dat de conclusie van ge noemde Commissie bindend is voor onzen Raad, die met algemeene stemmen tot hare instelling over ging, besluit de conclusie, neergelegd in het Rapport van bovengenoemde Commissie, te aanvaarden, en noodigt de Wethouders uit hun mandaat onmiddellijk te stellen ter be schikking van den Raad, en gaat over tot de orde van dag. De heer Van Breda: Als de heer Van Loo er prat op gaat als rechtvaardig man in den Raad te zitten, geldt dit ook voor spr. Ik heb de gronden genoemd, waarop de conclusies van den eereraad be rusten en de heer Van Loo kan van mij niet verwachten dat ik die aanvaard. De heer Slingenberg had in het rapport be- hooren op te nemen, dat men uit mijn schrijven niet wijs kon worden. Ik heb het recht den eereraad te vragen naar ant woord op de voor mij principieel» kwestie der beloften of toezeggingen. Een tele foongesprek als waarvan de heer Van Loo spreekt, herinnert spr. zich niet De heer Bork ert interrumpeert hef tig; de heer Verstegen, die een oogenblik de leiding der vergadering heeft overgenomen, 'hamert herhaalde lijk. De heer Van Breda heeft niet op de notulen der S.D.A.P. gereageerd. Maar spr. heeft overleg gepleegd met zijn voor zitter, en deze zou een stukje ter weer legging in de „Held. Courant" schrijven en overigens zou men bij de begrooting op de zaak terugkomen. De Voorzitter (nu weder de Bur gemeester), aanvankelijk onverstaanbaar, zegt een poging gedaan te hebben de zaak tot klaarheid te willen brengen. Spr. oor deelde dit in het belang der gemeente. Vóór zijn vertrek, dat over weinige weken plaats vindt, wenschte spr. deze zaak gaarne tot klaarheid zien gebracht Hij protesteert dan ook tegen de uitlating des heeren Van der Vaart als zou hij hebben wilen schipperen. Zijn plicht is te zorgen, dat voor zijn opvolger straks een klare verhouding in het College komt De heer Van der Vaart repliceert en merkt op alleen gezegd te hebben, des Voorzitters bedoeling te appredeeren. Maar hier ta geen schipperen mogelijk, aldus zeide spr., doch alleen een positieve uitspraak van den Raad kan redding brengen. De rechtsche fracties wisten niet alles. De heer Van Os merkt op, dat de rechtsche fracties niet wisten wat thans uit het door den heer Van Loo gesprokene blijkt. De heer Van Breda was op 26 Aug. niet meer vrij, hij had zich toen gebon den aan Gemeentebelang. Maar wij als fractie staan daarbuiten. Spr. zegt dan nu ook tegen den heer Van Breda: Leg u royaal bij de conclusies van het rapport neer, werp alle overwegingen omtrent kwade trouw van u en aanvaard de motie di: vrljz.dom. Dat ls het beste en royaal ste standpunt. De heer Woud bespreekt de motie /lem Gemeentebelang zal zich onderV *pen aan de uitspraak van den Maaread, r>un wenacht zich niet te bin der' de ov»rw<Hfir.fi Ser soc.-dem. an zou deze laatste clausule gaarne uil da motie gelicht alen. De &DÜLP. handhaaft haar. De heer De Zwart merkt op, dat het frappeerend ls, dat Gemeentebelang be zwaar maakt tegen afkeuring dor bar,da lingen, doch wel de oonoluale van den eereraad aanvaardt. Maar die conclusie la gebaseerd op die handelingen, die worden afgekeurd. Ook dient door den Raad te worden uitgesproken, dat, welke politieke of economische klove ons ook scheidt, men elkander bij het geven van inlichtin gen etc. volkomen moet kunnen vertrou wen. Door de heeren Van Dam en anderen ta, zij het schoorvoetend, toegegeven, dat men ons verkeerd heeft ingelicht Wg kunnen de conclusies van het rapport dan ook niet anders aanvaarden dan door diskwalificatie van de handelingen der betrokkenen. Om die redenen handhaaft spr. de clausule in zijn motie» De motie der SJXAJP. verworpen. De motie der soa-democraten, (zie bo ven) komt allereerst in stemming en wordt verworpen met 8 tegen 7 stemmen en twee onthoudingen (de heeren Van Dam en Van Os). Tegen de motie stem men de leden Grunwald, van der Veer, van Loo, Smits, Eijiders, de Boer, mevr. Dekker en Woud. Die dér VitJa-deaa aangeuemm. De tweede motie van den heer Van Loo, (zie boven) wordt met algemeene (16) stemmen aangenomen. De heer Van Dam, inmiddels weder ter vergadering ge komen, vraagt aanteekening ook vóór te hebben gestemd, zoodat zij met 16 stem men ls aangenomen. ZtJn dé heeren bereid heen te gaan? De heer De Zwart constateert, dat hier thans de uitspraak van den Raad ta, dat de wethouders hun mandaat ter be schikking van den Raad moeten stellen. Van den heer Verstegen hebben wij die verklaring bereids. Is ook de heer Bok bereid zijn zetel beschikbaar te stellen? De heer Bok verklaart zioh daartoe bereid. Desgevraagd, antwoordt de heer Van B r e d a te zijner tijd op deze vraag te zul len antwoorden. Nieuwe motie van wantrouwen. De heer De Zwart had een derge lijke houding wel verwacht, en dient thans een nieuwe motie in, luidende: De Raad: kennis genomen hebbende van de ver klaring der wethouders, inzake het in gevolge de uitnoodiging van den Raad ter beschikking stellen van hun mandaat; constateert, dat de wethouder W. O. v. Breda zijn mandaat niet ter beschikking van den Raad wensdht te stellen; is van oordeel, dat met deze handeling de heer W. C. v. Breda duidelijk te ken nen geeft niet te willen medewerken aan de oplossing van de kwestie en zijn per soonlijk belang blijft stellen boven het belang van de Gemeente; overwegende, dat de conclusién van de commissie van onderzoek en de beslissing van den Raad daardoor tot een aanflui ting worden gemaakt. Besluit het vertrouwen in den wet houder W. O. v. Breda op te zeggen en elke samenwerking met hem te verbreken. De heer Van Breda wensoht ten sterkste te protesteeren tegen alinea 8 dezer motie. De heer De Zwart merkt naar aan leiding hiervan op, dat de heer Van Breda het rapport van den eereraad twee maanden in zijn bezit heeft In die twee maanden is alle gelegenheid geweest alle mogelijke conclusies etc. te overwegen, doch dit ta blijkbaar door den heer Van Breda nagelaten. Nog een motie, maar zachter. De heer Woud dient in verband met de verklaringen der belde andere wethou ders een andere motie in, luidende: De Raad: Gehoord de besprekingen over het rap port van den Eereraad, betreffende de Wethoudersverkiezingen: verklaart: a. den Eereraad dank te zeggen voor zijn omvangrijken arbeid, b. met genoegen kennis te hebben ge nomen van de bereidverklaring van de wethouders Bok en Verstegen, om hunne zetels ter beschikking van den Raad te stellen, 0. te betreuren, dat de wethouder Van Breda heeft geweigerd zijn zetel ter be schikking te stellen, overwegende, dat onder deze omstandig heden aan de conclusie van den Eereraad geen uitvoering kan worden gegeven, spreekt als zijne meening uit: 1. dat de bereidverklaring der wethou ders Bok en Verstegen voldoende wordt geacht, doch dat het ter beschikking stel len van hun wethouderszetel niet noodig is; 2. dat de houding van den wethouder Van Breda zeer ernstig wordt afgekeurd, en gaat over tot de orde van den dag. De motie tegen dén beer Van Breda aangenomen. Dc motie-De Zwart, als zijnde van dé verste strekking, komt het eerst in stem ming en wordt aangenomen met 14 tegen 8 stemmen. Tegen de heeren Van Oa, Smits en Woud. Mevrouw Dekker feliciteert den beer Bok. Mevrouw D e k k e r^-K 1 i k vraagt het woord. De onverkwikkelijke avond, dien wij thans gehad hebben, heeft op spr. een diepen indruk gemaakt Het uitgangspunt ervan is geweest, dat men Gemeente belang uitgeschakeld had uit het overleg, omdat het geen politiek program haa. Spr. ta er blijde om, dat zij dientengevolge aan deze politieke haxrswarrerjj nist heeft meegedaan. M'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 11