TWEEDE BLAD GEMEENTERAAD Vergadering van Dinsdag 18 September, '8 avonds 8 uur. Afwezig met kennisgeving de heer Biersteker (wegens ziekte), en de secre taris. Waarnemend secretaris de heer Wessel. In verband met de aangekondig de behandeling van het Rapport van den •ereraad is de publieke tribune zeer vol met belangstellend publiek. De Voorzitter, mededeelend, dat de heer Biersteker wegens ziekte afwe zig is, heet den heer de Boer, die eenigen tijd ziek is geweest, na zijn herstel har telijk welkom, en wenscht hem geluk. (Applaus). Ingekomen stukken. a. Goedkeuring van Gedeputeerde Sta ten op de begrooting dezer gemeente voor den dienst 1928; b. Goedkeuring van Gedeputeerde Sta- op het besluit van 24 Juli j.1. tot vermin dering van den omvang van het onder wijs aan school no. 8 door het vervallen van het eerste leerjaar en tot het geleide lijk uitsterven van die school; c. Goedkeuring van Gedeputeerde Sta ten op het besluit van 14 Augustus J.1. tot uitgifte van grond in erfpacht aan D. M. Langerak, weduwe van O. J. N. Wezel man; d. Dankbetuiging van Dijkgraaf en Heemraden van den Polder „Het Koe gras" voor de beschikbaar gestelde stee- nen ten behoeve van den aanleg van af- voergoten en van een Btraatje in het Julianadorp. Goedkeuring van Gedeputeerde Staten op het raadsbesluit van 14 Augustus J.1. tot verkoop van grond aan mej. E. Ver- heus; Goedkeuring van Gedeputeerde Staten op het raadsbesluit van 24 Juli J.1. tot ver koop van grond aan G. Zeil inga; Afschrift van het Koninklijk Besluit van 80 Augustus j.1. houdende vergunning tot het verminderen van het aantal leer jaren aan school 8. Deze stukken worden conform het voor stel, voor kennisgeving aangenomen. Hierna is aan de orde: RAPPORT EERERA AD. De conclusies van het rapport. Verslag der Ingevolge raadsbesluit van 27 Februari 1928 benoemde Commissie, omtrent de wijze waarop en de omstandig heden waaronder de wethoudersverkiezin- 8en in den Raad der gemeente Den [elder in de maand September 1927 zijn gehouden. In de Held. Courant van 28 Juli 11. is dit rapport in extenso opgenomen; wij laten de conclusies hieronder nogmaals volgen: De Commissie meent op grond van het hierboven gereleveerde \eenstemmig te mogen concludeeren: dat door de rechtsohe raadsfractie in deze geen open kaart is gespeeld, met de linksche groepen een politieke afspraak werd gemaakt en op een politiek accoord werd aangedrongen zonder openhartige en volkomen mededeeling van de bedoe ling waarmee zou worden gehandeld, alsmede dat de heer Van Breda vele leden van de sociaal-democratische en vrijzinnig-democratische raadsfracties ten einde toe in de stellige verwachting heeft gelaten, dat hij aan een benoeming van een lid der vrijzinnig-democratische partij zou kunnen meewerken; dat een en ander zonder twijfel van in vloed is geweest op de houding, welke door de sociaal-democratische raadsfrac ties is aangenomen en tot een andere ge dragslijn aanleiding zou hebben kunnen geven wanneer zij omtrent de afspraak der redhtsche groepen volledig en juist wa ren ingelicht. Mitsdien is de commissie eenparig van oordeel, dat de bovengenoemde omstan digheden, waaronder de wethoudersver kiezingen hebben plaats gehad van dien aard zijn, dat het wensohelijk is, dat de drie thans in functie zijnde wethouders hun mandaat ter beschikking van den ge- meenteraad stellen en een nieuwe verkie zing zal plaats hebben. De Voorzitter dringt op aan vaarding van het rapport aan. De Voorzitter: Alhoewel ik den Raad moeilijk in zijn discussieskan be perken, meen ik bil de aanbiednig va dit rapport te moeten opmerken, dat, waar de instelling van de oommissie met alge meene stemmen door den Raad is aan vaard, en de leden door mij met aigeheele instemming van de betrokken partyen zijn gekozen, de conclusie van het ver slag met .algemeene stemmen door deze commissie is genomen, er aan den inhoud van dit rapport niet valt te tornen, dat het moet worden aanvaard, z°oaJs net daar ligt, niet meer en niet binder, en men zich bij de discussie dus dient te be palen tot de gevolgen. De S.D.A.P. aanvaard de con clusies. De heer Van der Vaart: De Raad heeft ln het voorjaar op voorstel van den Voorzitter besloten eene oommissie te be noemen voor een onderzoek Inzake de wethoudersverkiezingen, Onzerzijds ia deze commissie betiteld als eereraad, om dat het hier niet betrof een kwestie van politiek inzicht, maar van samenwerking onderling. Dankbaar hebben wij dan ook dit voorstel aanvaard. Wij staan op het standpunt, dat er een objectieve uitspraak moest komen en wij zijn den heeren, die deze niet gemakkelijke en onaangename taak op zich namen, dankbaar voor dit rapport, waarin uitvoerig hün conclusies zijn neergelegd. De raadsleden kunnen thans met verruimd inzicht en met de con clusies van onpartijdige mannen achter zich, een oordeel uitspreken. Wij zouden ons zonder meer bij het rapport kunnen aansluiten en dit aan vaarden. Wij hebben daar geen enkel be zwaar tegen; wy hebben medegewerkt aan de totstandkoming dezer commissie en ons by voorbaat neergelegd by de con clusies van het rapport. De wethouder van onze party heeft ook verklaard zioh by voorbaat by het rapport te zullen neer leggen. Dit wil evenwel niet zeggen, dat wy niets over het rapport zelf te zeggen heb ben. De by de vorige behandeling door ons geleverde kritiek betrof enkele per sonen, welke verwachtingen hadden ge wekt by ons, en onze beschuldigingen werden teruggewezen op zoodanige w{jze, dat daardoor by de gemeentenaren de in druk werd gewekt als zouden wy ons schuldig hebben gemaakt aan min oir- bare handelingen. De S.D.A.P. heeft niet ln den mist gevaren. Wy wenschen dus thans nader te be schouwen of de gronden, waarop die kri tiek steunde, wel den toets eener kritiek kunnen doorstaan. Want de tegen ons in gebrachte kritiek was geenszins zoetsap pig; zoo liet de heer Van Dam zich uit als zou de S.D.A.P., „in den mist varen". Op zichzelf zou dit niet zoo erg zyn, maar als men zioh daarby op de borst slaat en zegt: wy zyn de vertegenwoordigers van de waarheid en het recht, wy hebben ons nooit begeven op het pad van den leugen, en als men dan de andere party beschul digt van in den mist te varen, wordt daar mede de indruk naar buiten gewekt als zou dit laatste inderdaad het geval zyn. Waarom spoelde de heer Van Dam niet open kaart? En waar deze commissie, welker benoe ming tot Btand is gekomen op lniatief van den burgemeester, objectief tot de con clusie komt, dat de verklaringen des hee ren van Dam niet geheel juist waren (spr. citeert daartoe het rapport), daar vragen v/y: welke waren die redenen van opportuniteit, die den heer van Dam noop ten op lü Augustus niet de geheele waar heid te zeggen? Welke redenen waren er om ons niet met dezelfde openhartigheid te behandelen als wy hadden betoond? Wy hebben ronduit gezegd waar het op stond en er is geen aanleiding ons van „in den mist varen" te beschuldigen. In de vergadering van 10 Augustus is met nadruk gezegd door de heeren van Dam en Van Breda, dat het nog lang niet vaststond, dat de candidaat van Gemeente belang zou worden gesteund. Op dien grond hebben wy ons gehouden aan onze aanvankeiyke meening, dat de rechtsche groepen vrywaren. Achteraf is gebleken, datr die meening onjuist was. De conclusies van het Rapport zyn an ders dan wat in den Raad is betoogd. De heter Van Dam stelde vast, dat aan de S.D.A.P. op 10 Aug. het standpunt van rechts was meegedeeld. Als dat waar was, zou deze commissie niet tot haar conclu sie kunnen zyn gekomen, dat opzetteiyk, om redenen van opportuniteit, verzwegen was, dat men anders zou stemmen. Nu kan men den mond wel eens wat vol nemen. Maar de heer Van Dam, die by herhaling de woorden bezigt van een „gentleman's agreement" (hetgeen zoo veel beteekent als een afspraak waaraan mannen van eer zich te houden hebben), die zich op de borst slaat en zegt wy strij den niet, maar w;j getuigen, legt dan een getuigenis af van valschheid. Wy dienen in de toekomst dus by dergeiyke uitlatin gen rekening te houden met hem, die ze bezigt. De betrouwbaarheid wordt er niet mee gediend als men in openb. raad zegt zoo was het, de andere party heeft in den mist gevaren. Niet wy voeren in den mist, maar zy, die spraken van eer enz., en die zich te buiten gingen aan hande lingen, welke in stryd zyn met die van mannen van eer. Er is gezegd, dat de heer Van Breda 5 Sept. als afgevaardigde zyner party naar onze fractievergadering is gegaan om te zeggen wie in de Cie. van Bystand zou den worden gekozen. Maar de heer Van Breda heeft ons geenerlei besluit meege deeld, de zaak liep wel degelyk over de besprekingen die hij met wethouder Ver stegen had gehad. Het is teekenend, dat twee leden van rechts, de heeren Eylders en Van Breda, dit geheel anders zeggen dan de heer Van Dam. De naïviteit des heeren Smits. De heer Smits heeft naiviteit ver weten op grond van het feit, dat de heer Van Dam sprak namens de recht sche fracties en men daaruit kon aflei den, dat er eenheid zou zijn in de recht sche fractie. Ik voel voor die bewering, mits de heer Smits dan ook de Commis sie van naïviteit besdhuldige. Als het in derdaad zoo zou zijn als de heer Smits beweert, n.1., dat wy op 24 Aug. ten ant woord kregen, dat het standpunt van rechts onveranderd was (hetgeen wij in derdaad hebben gekregen), dan is de be slissing van 20 Aug., dat op den candidaat van Gem.belang gestemd zou worden, daarmede in strijd, en men had ons moe ten mededeelen van meening veranderd te zyn. Men heeft dus nagelaten ons vol ledig in te lichten. Het is niet spr. bedoeling alle uitlatin gen, welke gebezigd zyn, onder de loupe te nemen. Slechts enkele dingen dienen te worden rechtgezet welke omtrent onze handelingen een verkeerden Indruk wek ken. Door eigen party veroordeeld. Door verschillende klesvereenigingen zyn moties aangenomen (vooral die van de A.-R. was zeer onomwonden en wil de beide heeren, Van Breda en Van Dam nopen tot aftreden). Waar in eigen kring al zoodanig oordeel wordt geveld daar geloof ik, dat wy dat niet op betere wyze hadden kunnen zeggen. Ook Gemeente belang heeft de kwestie ernstig onder do loupe genomen en haar uitspraak teekent wel het optreden der heeren van rechts. Het is dan ook overbodig nog meer licht te laten vallen op de andere handelingen. Want er is nog veel meer gepasseerd. Wy hebben de vorige maal de zaak sober gesteld en uitsluitend het licht laten val len op de handelingen van den heer Van Breda. Uit het rapport biykt dat we er met den heer Van Breda alleen niet zyn, dat er nog anderen zyn, wier daden het daglicht niet kunnen velen. Op die gron den en omdat de voorzitter voorstelt het rapport te aanvaarden, meenden wij goed te doen het volgend voorstel aan den Raad over te leggen. Het verslag der oommissie is te besohouwen als een rap port, maar dit houdt niet in, dat de Raad tevens een ,bepaalde uitspraak zal doen. Wy meenen evenwel, dat een positieve uitspraak gewenscht is en dienen daartoe de volgende motie in: Motie van die S.D.A.P. voor af treding der wethouders. De Raad; kennis genomen hebbende van Eet ver slag van de Commissie belast met het' on derzoek omtrent de wyze waarop en de omstandigheden waaronder de wethou dersverkiezingen in de maand September 1927 zyn gehouden; gehoord de discusslën; keurt ten sterkste af de handelingen, die in verband met m.g. verkiezingen door eenige leden van den Raad zyn gepleegd, daar deze in stryd geacht moeten wor den met de goede trouw, waarop de on derlinge samenwerking in den Raad moet zyn gebaseerd; Besluit mede naar aanleiding van de conclusiën van de commissie van onder zoek de wethouders te verzoeken hun mandaat ter beschikking van den Raad te stellen. Hoewel erkennende, dat de wethouders persooniyk moeten uitmaken of zy al dan niet wenschen af te treden, achten wy het noodzakeiyk, dat de Raad den wethou ders kenbaar make, dat hy het wensche- ïyk oordeelt. De meening van don heer van Os. De heer Van Os is het eens met de S.D.A.P., dat een eenmaal gegeven woord moet worden opgevolgd. Nu een rapport is samengesteld door een commissie be staande uit mannen vtn eer, komt spr. tot de vraag: hoe komt de oommissie tot deze uitspraak en deze conclusie, dat de rechtsche party niet openhartig geweest is? Van het eerste oogenblik af zyn wy recht door zee gegaan. Nimmer hebben wy getracht willens en weten iemand te misleiden. Bpr. althans, die alles heeft meegemaakt, is zich daarvan niet bewust. Wel vraag ik me af: sedert wannoer is de S.D.A.P. gerechtigd ons onder curatee- le te plaatsen of ons te berechten? Toen wy op 6 Augustus samensprekingen hiel den met de S.D.A.P. teneinde het elkan der mogoiyk te maken wederzyds een wethouder te doen verkiezen en den der den zetel voorbehielden, is door de S.D. A.P. van het begin af aangedrongen en geëischt, dat wfj met hen mede zouden gaan. Dit blijkt wel uit het schryven, door de S.D.A.P. gericht aan de rechtsche frac tie. Wy hebben onomwonden te kennen gegeven wat wy wilden. Wy wilden de party Gemeentebelang in de gelegenheid stellen haar ideeën te verwezeniyken en men heeft dat aan den overkant zeer goed begrepen. Toeri wy besloten den candi daat van Gemeentebelang te steunen, was hieromtrent nog geen bespreking met deze party gehouden. Het verloop der onderhandelingen. De notulen der S.D.A.P. over deze aan gelegenheid zyn in hoofdzaak juist, be houdens enkele verkeerde voorstellingen, welke daarin worden gewekt. De tyd ver streek, tot eene oplossing kwam men niet. Een poging van Gemeentebelang om tot samenwerking te komen, mislukte, waar na spr. in zijn fractie voorstelde een na dere poging te doen. De heer Van Breda stelde hierop voor nog eens met den heer Verstegen te spreken of het niet moge-, iyk was onze voorstellen verwezeniykt te krijgen. De heer Verstegen zegde toe dit punt in zyn fractie ter sprake te zullen brengen; ook, dat misschien wel tot over eenstemming te komen was. Het stem- menaantal was vrijwel geUjk. Tot aan 5 September zyn wy recht door zee gegaan. 25 Augustus was er eene vergadering met Gemeentebelang en wy kwamen daarin overeen op den candidaat van Gem.be lang te zuilen stemmen. Maar toen waren de besprekingen tusschen den heer Ver stegen en den heer Van Breda nog loo- pende. De heer Van Breda zeide toen in de fractievergadering der S.D.A.P. be scheid te zullen halen. Dat geschiedde 5 Sept. en dit betrof niet, zooals de heer Van der Vaart zegt, de Cie. van Bystand, maar eenvoudig een ja of neen inzake samenwerking by de wethoudersverkie zingen. De heer Van Breda heeft ons ge zegd, dat de zaak in orde was, en het geeft nu geen pas moties in de krant uit te buiten. Spr. tart ieder om hem te be wijzen, dat tot 5 September niet rechtuit door de rechtsche groepen is gehandeld. Toen de heer Van Breda by ons kwam om te zeggen, dat de zaak in orde was, heb ben wy geen moment daaraan getwyfeld. Er is ook gesproken over de volgorde. Gemeentebelang was daar erg op gesteld, de S.D'.A.P. hechtte er niet veel aan. Spr. heeft dit laatste nog tegen den leider van Gem.belang gezegd, die er niet over gesticht was. De heer verstegen, hierover geïnterpelleerd, antwoordde: laat het maar zoo, het beteekent immers niets die vierde stemming. Was er, vraagt spr. thans, toen geen aanleiding geweest hieruit eens wat anders te concludeeren. Ik heb toen gezegd: laat maar varen. Wy hebben de briefjes gekregen, waaruit duidelyk bleek de volgorde, en het doet wel naief aan, dat noch de heer Borkert noch de heer De Zwart vroegen wat ge beurt er met ons? De heer Borkert: Zoo vol vertrou wen waren wy over den afloop! De heer Van Os: Ik spreek filer thans zuivere waarheid! De heeren Borkert en De Zwart interrumpeeren. De rachtsche fracties zfin eer lijk geweest De heer Van Os protesteert er tegen, dat men hem van leugens beschuldigt Wat den heeren Van Dam en Van Breda wordt aangeleund, moeten deze heeren zelf verantwoorden. Ik spreek alleen na mens de rechtsche fracties en als zoo danig zijn wy te goeder trouw geweest. Den volgenden avond, toen ik de notulen las van de 8.D.A.P., was ik ontdaan, en heb aan den heer Verstegen gevraagd: heeft Van Breda dat inderdaad beloofd? Deze antwoordde: beloofd niet, wel heeft hy den sohyn gewekt. Hierover zal de heer Van Breda zich moeten verantwoor den, evenals de heer Van Dam. Maar on juist is het op deze gronden my te veroor- deelen: ik ben rechtuit geweest, van den aanvang af. Hoe komt nu een oommissie als deze tot een zoodanige oonolusle? Er is gezegd, dat de heer Van der Veer bulten de zaak staat. Maar tot 5 Sept. zijn wy als recht sche fractie verantwoordeiyk, ook de heer Van der Veer. Wat daarna gebeurd la, biyve voor rekening van den heer Van Breda. Door de rechtsche groepen is een memorie aan den eereraad gezonden van den volgenden Inhoud: Memorie van die samenwerkende Rechtsche groepen Inzake hot verhandelde aangaande de Wethouders verkiezing in September 1927. Na voorafgaande besprekingen zyn op de vergadering van de Raadsleden met enkele bestuursleden der klesvereenigin gen op Dinsdag 9 Augustus onze groepen gekomen tot het besluit om aan de S.D.- Raadsfractle voor te stellen over en weer eikaars candidaat van don Wethouders zetel te steunen, terwyi de twee partyen ln dezen elkandor voor de verkiezing van den derden Wethouder vry zouden laten. Dit laatste geschiedde omdat aangeno men werd dat de S.D.-fractle niet anders zou kunnen doen, dan voor den 8den zetel oen man van de Vrijz. Dom. Raadsfractie steunen, tenzy twee Sooiaal Democraten gekozen zouden worden, ln welk geval echter onze groepen medewerking zouden weigeren. Wy wilden van de Sociaal-De mocraten niet het onmogeiyke vergen. Voor den derden zetel zouden de Recht sche Raadsleden een oandidaat van Ge meentebelang steunen, omdat een party met zoo afbrekende kritiek op het bestuur by de stembusactie voor de verantwoor- deiykheid gesteld moest worden nu de verkiezing haar zooveel succes had opge leverd. Op de vergadering van 10 Augustus met de V.D.- en de S.D.-raadsfracties werden deze voorstellen dan ook gedaan. By schryven van 10 Augustus weiger de de S.-D. fractie aan het voorstel, in dezen brief van 10 Augustus nader om schreven, als waarby dan de benoeming van één wethouder uit de Rechtsche frac tie en één uit de S.-D. fractie wordt ver zekerd, terwyi ten aanzien van de benoe ming van den derden wethouder alle par tyen zich de vrijheid voorbehouden mede werking te verleenen, omdat met de vrij heid „niets anders beoogd wordt, dan de mogeiykheld open te houden om een can didaat uit de fractie van Gemeente-belang te benoemen". Op dit schrijven van 10 Augustus werd onzerzyds geantwoord op 24 Augustus, met een algemeene opmer king over de notulen der vergadering, dat wy geen nieuwe voorstellen hadden te doen. Inmiddels had Gemeentebelang op 15 Augustus een vergadering belegd waarop alle leden van den Raad uitgenoo- dig waren om de wethoudersbenoeming te bespreken. Alleen de Rechtsche groe pen waren daar verschenen, terwyi de heer Schoeffelenberger bericht van ver hindering gezonden had. Afspraken wer den op deze vergadering niet gemaakt Den 25en Augustus (Donderdag) ver gaderde de de fractie Gemeente-Belang met ons in den Roomsch-Katholieken Volksbond, waar besloten werd om over en weer eikaars candidaat te steunen én wel als volgt de stemmingen te houden le. stemming: iedere fractie stemt haar eigen candidaat; 2e. stemming: als de Soc.-Dem. mede werken willen, de heer Verstegen; 8e. stemming: de heer Van Breda; 4e, stemming: de heer Bok. Ondertusschen vertelde de heer Van Breda aan enkele leden der rechtsche groep, dat hy met den heer Verstegen besproken had omtrent mogelyke toena dering van de sociaal-democraten; uit welke besprekingen gebleken was, dat de zaak in de Soc.-Dem. fractie besproken zou worden op 22 Aug. Op de gewone ver gadering der rechtsche club voor de Raadsvergadering van 23 Augustus voeg de de heer Van Breda hieraan toe, dat de heer Verstegen de zaak op den zelfden avond op de S.-D. fractievergadering be spreken zou en het besluit aan den heer Van Breda mededeelen. Een voorstel van den heer Van Os om nogmaals een vergadering van alle leden van den Raad te beleggen, werd daarom Ingetrokken, en afgewacht zou worden of de CL-D. fractie als gevolg van de bespre kingen tusaohen de heeren Verstegen en Van Breda bereid zou zyn zy het dan niet officieel op ona vooratel tooh nog in te gaan. Maandagavond 5 September was hier nog niets van bekend, eohter vertelde do heer Van Breda met den heer Verstegen besproken te hebben, dat hy het antwoord der S.-D. fractie, die in den Arbeidsbeurs vergaderde, zou gaan halen. Om dit te doen verliet de heer Van Breda de ver gadering en zou meteen de candidaten der S.D.A.P. voor de oommissie vragen en nam onze lyst mede. Terugkomende, vertelde de heer Van Breda, dat de S.-D. fractie bereid was op ons eerste voorstel in te gaan, eohter stelde zy er prijs op, dat bij de eerste stemming de heer Verstegen dadelijk zou herkozen worden. Daar roet Gem.-Belang een andere afspraak ge maakt was, ging de heer van Os naar deze fractie om mede te deelen, dat de bedoe ling was drie stemmingen te houden. De heer Van Os heeft ten huize van mevr. DekkerKlik nog den heer Verstegen op gebeld om hem te vragen of zy over wegende bezwaren hadden om eerst ieder den eigen candidaat te stemmen. De S.-D. fractie vond dat geen zin hebben. Daar dit weer een kwestie van vorm was, heb ben wy in deze onze houding herzien. Op Dinsdagavond vóór de stemming hebben versohillende rechtsche leden met andere de samenstelling der commissies van bystand besproken, waarby duideiyk bleek, dat wy de verkiezing van den heer Bok (candidaat van Gem.-Belang) voor waarechyniyk hielden. Wat'het couranten geschrijf betreft heeft onzerzyds alleen de Voorzitter der Olub in overleg met ons een stukje aan de Heldersohe Courant ver zonden, waarby er de nadruk op gelegd werd, dat de Rechtsche leden reeds weken voor de wethoudersverkiezing besloten hadden om een iyn te trekken. Helder, 29 Maart 1928. Namens de R.-K. Raadsfractie, Namens de Anti-Revolutionairs Raadsfractie, Namens het Christelljk-Hlflto- risoh Raadslid, Bpr. begrijpt niet, hoe, na dit schryven, de oommissie thans tot conclusie komt, dat wat door rechts gedaan ls,t juist is. Rode van dien heer van Loa De heer Van Loo: Mynheer de Voor zitter. Hetzy my vergund, ter verduide- ïyking van het standpunt onzer fraotie In zake de brandende kwestie der uitspraak van den Eereraad, in het kort nog even in het licht te stellen: le. de wording van den Eereraad; 2e. zyne samenstelling; 8e. het wezen van een Eereraad; 4e. zyn uitspraak; 6e. hoe hierop door de betrokken frac ties gereageerd werd, om dan eindeiyk te komen tot de houding die onze fraotie voor haarzolve en heel den Raad tevens de eenige juiste aoht. Het ontstaan van den eereraad, In de Raadsvergadering van 27 Febr. 1928 ((Notulen van de Behandeling der Gemeente-begrooting 1928, Deel I, bldz. 201), deed de Voorzitter het voorstel de kwestie der wethoudersverkiezing, waar over reeds meerdere sprekers het woord voerden, tot oplossing te brengen door haar te onderwerpen aan het oordeel eener Commissie, bestaande óf uit on- zydige plaatsgenooten, óf uit hervorragen- de mannen uit de verschillende groote politieke partyen. U, M. d. V. voegdet hieraan woordeiyk toe: <blz. 201 der bovengen. Notulen) „Aan dit laatste zou ik de voorkeur geven; dan toch krijgt men een oordeel van geheel bulten de zaak staande per sonen, die bovendien bevoegd zyn, een oordeel uit te spreken, wat oirbaar en niet oirbaar is ln de politiek en door wiens oordeel ieders rechtsgevoel wordt bevredigd." Wy memoreeren hier even, M. d. V., dat U de uitspraak van een Eereraad als wer- keiyk tot stand kwam, onaanvechtbaar acht, Immers zij bevredigt naar uw eigen woorden ieders reohtgevoel. Na de boven aangehaalde woorden, ver volgde U, M. d. V., op 27 Februari 1928, Uw begrootingsrede en by haar einde is het de heer De Zwart, die komt met een bepaald voorstel van orde Inzake de wet houdersverkiezing, en wel, om in deze een commissie van onderzoek te benoe men, die hy liever zou betitelen met den naam van Eereraad, waarop U, M. d. V., Interrumpeert: „acooord". Op voorstel van den heer Biersteker wordt nu de vergadering geschorst, ten einde de fracties gelegenheid te geven, zioh te beramen over het Voorstel van Orde van den heer De Zwart Met algemeene stemmen aanvaard By heropening wordt met algemeene stemmen tot het instellen van een Eere raad besloten, of, zools U, M. d. V., zich uitdrukt: „deze zaak door arbiters te laten be slissen" (zie blz. 211 van meergenoemde Notulen). De heer Van Dam, hi'erby sprekende namens de kerkeiyke fracties, zegt: „De beslissing van een Eeraad zal het rechtsgevoel het meest bevredigen, meer dan dat wy in deze zaak excu seer my het woord blijven modderen. Daarom ïykt het ons beter, dat wy hier onpartydige arbiters over hooren. (blz. 210 der Notulen)". De heer ven Dam enthousiast De heer Van Dam is dus nog al enthou siast ten opzichte van een Eereraad, hy zegt toch: „Zyn beslissing zal het rechts gevoel het meest bevredigen" en neemt tevens zelf zulke arbiters „onpartydig". Nadat de Soc.-Democraten de instelling van een Eereraad hebben aanvaard en ook de Vryz--Democraten zich hierby heb ben aangesloten, al is het dan ondei pro-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 5