Russische vissoherswoning aan de monding van de rivier de »Newa«. De „dankbaarste" visch. Die na zfln dood 't meeste geeft Van alle wezens die den Oceaan bewo nen is er geen dat meer dienst bewijst dan de kabeljauw. In het Noorden leven duizenden visschers van zijn vangst, ter wijl in het Zuiden miljoenen menschen er huü voedsel van maken. De kabeljauw behoort tot de beenige visschen, en wordt gerangschikt tot de orde der weekvin- nigen, en tot de familie der Schelvisch- achtigen. Zijn rug is bruinachtig geel gewolkt, zijn zijden zijn lichter van kleur, zijn buik is geelachtig wit en zijn vinnen zijn bruin. Aan de onderkaak heeft hij een baardraad en' op den rug 3 vinnen, voorts een paar borst- en een paar buik vinnen, 2 zoogenaamde aarsvinnen en een ronde staartvin. De buikvinnen bevinden zich bij de keel, onder den betrekkelijk <grooten kop en zijn wijde bek is van scherpe^ tanden voorzien. Hij is een vraatzuchtige roof- visch, die de scholen haringen en sardi nes vervolgt en zich ook voedt met inkt- visschen, schaaldieren enz. De kabeljauwvangst heeft plaats in de maanden DecemberMaart, terwijl de winter in het hooge Noorden ten streng ste heenscht. Niettegenstaande den grooten moord bestaat er geen gevaar dat deze visschen zullen uitsterven. Een enkele kabeljauw brengt ongeveer 9V2 miljoen eitjes voort. De kabeljauw is een voedsel voor ieders beuns bereikbaar, vooral als hij als stok- visch verkocht wordt. Frankrijk bijvoorbeeld verorbert ieder jaar twintig millioen K.G. stokvisch. Spanje koopt jaarlijks 40 60.000 ton stokvisch. Portugal gebruikt voor 8 mil lioen gulden. Het stokvisch eten komt het meest voor in de katholieke landen, waar \de twee laatste dagen der week gewoonlijk „ma ger" gegeten wordt Italië staat bovenaan met 16 millioen gulden. In Europa wordt de meeste kabeljauw gevangen in Noor wegen, (bij de Lofoden eilanden en om Lapland. Volledige inventaris van een Siciliaansch Krabben «-visscher. Zonderlinge lotgevallen in het Visschers-leven. DE OOLIJKE VISSCHER. Hoewel een bordje met duidelijke let ters waarschuwde, dat het verboden was op die plek te visschen, zat een man rus tig aan den oever en keek naar zijn dan senden dobber. De boer, van wien grond en water wa ren, kwam woedend aanstormen, maar bleef vol verbazing staan, toen hij zag, dat de visscher een heelen aardappel aan den haak sloeg en inlegde. Spottend vroeg hij, wat de man d'eed. Visschen, antwoordde deze en voeg de er als verklaring bij1, dat zijn zenuwen "esch'kt waren door financieelen tegen spoed!, en dat zijn dokter hem daarom een rustig verblijf in. de frissche lucht had aangeraden. 's Avonds vertelde hij' het verhaal in de dorpsherberg en hij was er juist moe Haar, toen de visscher binnenstapte. Hallo, riep de boer vroolijk, heb je nogal geluk gehad? O ja, antwoordde de man en opende een zak, waarin een flinke zoo visch was. Wel dit en dat, riep de boer. Je wilt me toch niet vertellen, dat je dat met dien aardappel gevangen hebt! O neen, was het antwoord, daar heb ik alleen jou maar mee gevangen. EEN GOED VISSCHER. Joseph Jefferson, de Amerikaansche tooneelspeler, heeft een vijver op zijn buitenplaats in Louisiana, voorzien van baars én andere kostelijke visch. Onlangs, zoo verhaalt hij, zag in een vreemde man visschen in mijn vijver. Eerst later vernam ik, dat hij daar den geheelen middag had gezeten zonder beet te krijgen. Ik stapte hem toe en maakte hem beleefd opmerkzaam, dat hij, in strijd met de wet, vischte op particulier gebied. Hij glimlachte weemoedig en zei: Gij vergist u, mijnheer. Ik vang uw visch niet. Ik voeder uw visschen. DE GEHOORNDE KREEFT. Sinds onheugelijke tijden bij voorkeur voorkomende in wateren van de Middel- landsche Zee. 4 De meest beroemde en meest populaire visch (of juister gezegd: »zeebeest«) uit de gouden tijden van de oude G rieksche en Romeinsche beschaving en zonder welke b.v. geen maaltijd van eenig vorst of Romeinschen rijkaard behoorlijk compleet was. De gehoornde Zeekreeft (op meer dan tientallen manieren toebereid en aange wend) kwam voor op den disch der oude Romeinen als bij ons de aardappelen. Dat doen bij voorkeur d^ Ohineezen. Men gebruik; daar.oe op nieren en rivie ren'de bekende „Coromans" of Visch- arend. Ook wel' genoemd „Duiker-peli kaan". Deze vogels voeden zich met vis schen, die ze al duikende eerst opzame len in een pelikaanachtige zakhals. Wan neer ze deze krop vol gevangen hebben, beginnen ze pas te eten. Hiervan nu maakt de visscher gebruik. Met 'n aantal van soms tien tot vijftien vogels in 'n bootje gaat hü de rivier op. De vogel duikt naar visch en zoodra de krop vol is, grijpt de visscher den vogel en doet déze door z'n hals stevig toe te knijpen die gevangen visch eenvou dig weer uitbraken. Op deze wijze komt het net van den visscherraan vol! VISSCHEN MET 'N VORK. Dat deden in vroeger jaren de echte Hongaarsche nomaden. Met 'n groote drietandige vork posteerden (als ze eens lekker visch eten wilden), vader, moeder en kinderen van het gezin zich naast of boven de watervalletjes tusschen berg- en rotsspleten. Zoodra 'n visch zichtbaar werd en 'n oogenblik hulpeloos door den snellen stroom, toonden de v'schjagers hun bedrevenheid door t spartelende dier eenvoudig aan de vork te pikken! WILDEN-METHODEN. Op ongeveer gelijke wijze gaan de in woners der Australische bosschen te werk. Evenzoo de negers van de Goudkust en inboorlingen van Afrika. Zij bezigen hierbij een lange lans met scherpe pun ten. Soms posteert de visscher zich in 'n over 't water hangenden boom, soms duikt hij zelf in 't water. Ook wel rent hjj de visch langs den oever na en op het juiste oogenblik weet hij met zyn lange lans de zwemmende visch op behendige wijze te doorsteken. VISSCHEN BIJ LAMPLICHT. In de Middel-Amerikaansohe wateren is het gebruikelijk vanaf een langen boomtak voor de boot uit een gesloten lantaarn in bet water te hangen. De visch komt op den lichtschijn af en wordt door de wachtende, viaschers in schepnetten gevangen. Chineesche Visschers-vaartuigen. DIT I5IMDEN DO LP HTM VANSTEEN detrovt op godt VREEST HE Al ALLEE N HEBT GHTGEEMAAGHTJ BE VE ELT GO DTDEKRACÖT OP DEN UITKIJK. Op de Italiaansche meren bestaat de gewoonte om zwaardvischen te vangen met een „uitkijk in de mast". In het mid den van het vischbootje staat n.1. een hooge paal met een klein platformpje. Op dat platformpje staat een van de vis- scheis in het heldere meerwater te turen. Hij geeft aanwijzingen waar 'n visch zwemt of ligt en naar zijn commando ma noeuvreert het bootje en vervolgt den visch. De »beroemde« Steur. W etens waardigheden omtrent den snoek De „Internationale" Zoetwaterroover! De snoek, Esox Tucius, heet in het Fransoh brochet; in het Engelsch plke; in Duitschland Hecht; in Z'weden Godda; in Rusland schtsehuka; in Italië noemt men hem luzzo; in Hongarije koronzéges; bij de Ostjaken sart; bij de Samojeden purro; in Japan kamas enz. Deze verschillende namen bewijzen dat de snoek een visch is die over een groot gedeelte der aarde verspreid is. Cijfers. De natuurkundige Richter telde bh een snoek van een meter lengte 17000 pchubben. De gewone lengte van den snoek is van 30 tot 60 centimeter, en dan weegt hij van l1/, tot 2K.G. In de bovenste deelen alleen van den bek telt men meer dan 700 tanden van verschillende grootte. Men telt in dé kuit van ©en middelmatige snoek, volgens Baldner, meer dan 148.000 eieren. De vraat! Verschillende natuurkundigen geven in hun werken staaltjes van de roofzucht van den snoek. Lacépède noemt hem den zoetwaterhaai, en met recht: immers hij verslindt niet slechts alle visschen die hij durft aanvallen; hfj maakt niet slechts een groote slachting in de kuit en de jon gen van alle soorten van visschen, en zelfs in die van zijn eigen soort; maar zelfs kleine zoogdieren, waterratten, jonge honden en katten, kikvoxschen, hagedis sen, slangen, ja watervogels worden zijn prooi en men kan met recht zeggen dat hij alles, wat zich in het water beweegt, aantak. Zoo.heeft men voorbeelden van vrij zware verwondingen door de tanden van den snoek toegebracht aan dé han den van visschers, of aan dé beenen van lieden die door het water waadden. Pennant verhaalt van een snoek die den kop van een zwaan die den Langen hals gebogen had om op den bodem van het water naar voedsel te zoeken, inzwolg, tengevolge waarvan beiden den dood von den. Een gelijk geval zag dr. Plot geschie den in Lord GoweFs kanaal bij Trentham; toen men opmerkzaam werd op den lan gen tijd dat de zwaan den kop onder water hield, en men den zwaan greep, ving men ook tevens den dood en snoek. Gesner verhaalt dat een snoek in den Rhóne een muildier dat men liet drinken, in de lippen beet, en die niet losliet voor dat het dier den aanvaller op het drooge geslingerd had; en men heeft een snoek gezien die een otter een vrij grooten kar per, die reeds door den otter gegrepen was, betwistte, hoezeer dit dier anders de grootste schrik der visschen ia Maar ook zjjn zijn wapens krachtig, en zijn sterkte is niet gering: Zoo spreekt Jesse van een middelmatigen snoek op wiens rug men het geraamte van een vischarend vond, die door den visch onder water getrokken en zoo gestikt was, en zelfs heeft men een snoek gevangen met de klauwen van een zeearend, in den rug vast zittende, dewijl de arend de klauwen niet weer los kon maken, en de snoek hean onder water sleurde; waarop beiden, aanvaller en aan gevallene, door visschers gegrepen en ge dood werden. GOED YISCHWATER. Boerenjongen (tot zoekend visscher): Zoekt u goed vischwater, meneer? Visscher: Dat doe ik net! Jongen: Pan moet u dit particuliere .vogg.tje ingaan, langs Buiten „Visch- lust" de tweede weg linksaf, langs t prik.- keldraad dan den hoek om tot u na 'n paar minuten aan 'n grooten vijver komt met 'n bordje: „Verboden Visch water". Daar zitten ze, meneer! Vlsscherlattyn. Eerste visscher: Ik zat eens te visschen. Na een poosje kreeg ik beet. Ik haalde op en er zat een zak met kolen aan mijn baak. Ik gooide weer in en kreeg weer beet en haalde een kinderwagen op. Tweede visscher: En wat heb je met dien zak kolen en dien kinderwagen gedaan? Eerste visscher: Wel, ik laadde dé zak met kolen op den kinderwagen en reed er mee naar huls! Uit verveling. Wandelaar (tot politieagent, die achter de struiken zit): Zeg, wat voer je hier toch den geheelen dag uit? Politie-agent: Ik bekeur de hengelaars, die hier komen visschen. Wandelaar: Verveel je Je dan niet? Politie-ogent: Och, ik hengel er ook maar een beetje bij. De Groote Visscherij. 8 Hm. O, Saartje, zegt mevrouw. Wat heb Je toch uitgevoerd met de oesters? Er zat niets meer in d'e schelpen. Saartje: Wel mevrouw, de knecht had er de ingewanden laten inzitten; lk kon toch zulke vuile schelpen niet op tafel brengen! De Kleine Visscherij. Van welke visch per jaar uit Rusland alleen 30.000 pond vischlijm en voor meer dan 400.000 pond Kaviaar (de gezochte en duur betaalde kuit) wordt uitgevoerd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 8