VOOR DE VROUWEN.
Voor de Kinderen.
BABBELUURTJE OVER MODE.
Onderzoekingen in de diepte der zee,
hebben bet bestaan van blinde visschen
tol zekerheid gebracht De zonnestralen
dringen niet dieper dan 200 vademen
door, en toch heeft men levende visschen
op e'en diepte van meer dan 2 Engelsohe
mijlen gevonden. De diepe duisternis
van den afgrond wordt eenigszins ver
helderd door een zwak phosphorische
rand licht1 dat van tallooze zeesterren af
straalt, en de visschen van de zeediepten
zijn óf geheel blind óf hebben groote
oogen, die in het bijzonder hiertoe inge-
rioht zijn, om het grootste voordeel uit
het licht te trekken dat zij bezitten. Men
heeft bevonden, dat bij zekere blinde vis
schen de gezichtsorganen vervangen
schijnen door toestellen, die hij geneigd
is voor lichtvoortbrengers te houden.
Deze vissohen dragen phosphoriseerende
lantaarns in hun kop, die als fakkels ge
bezigd kunnen worden om de grootoogl-
ge soorten aan te trekken waarop zij jaoht
maken. Hoewel do blinde vissohen slechts
de nabijheid van hun levende spijzen niet
tunnen zien, is toch hun bek rijkelijk
met lange voelers bezet, welke hen in
kennis stellen van alle bewegingen, die
in een aanzienlijke ruimte plaats vinden.
Andere vissohen uit de diepte, sommigon
blind, anderen niet, bezitten rijen licht
gevende vlekken op de onderste zijden
van hun buik en staart en soms ook aan
den bek. Eenige der vlekken, die wat den
vonn aangaat van de anderen afwijken,
heeft men voor neven-oogen aangezien.
Uitgesloten van alle genot der zonnestra
len, schijnt het, dat zij onder den invloed
ongetwijfeld van de natuurk«us en het
in leven blijven daartoe gesohikste, zich
zeiven ten liohtgevers zijn.
Giftigheid wordt door de mensdien ge
woonlijk aan de slangen, nooit aan de
vissohen toegekend. In Midden-Amerlka
komt echter een viach voor, wiens kieuw
bedekking met een angel is bewapend,
welke er uit let als de tand van een ver
giftige slang. De angel is hol en staat van
onderen in verband met een giftblaas,
wier Inhoud door den angel in de aange
brachte wonden vloeit
De, rugvin van denzelfden visch is
eveneens van angels voorzien, die op
dezelfd» wijze gevormd zijn en hetzelfde
doel hebben, als de hierboven beschreve
ne. Gevaarlijker, daar zij In groote menig
te worden aangetroffen, zijn twee viacfc-
soorten in den Indisohen Stillen Oeeaan.
Elk hunn-T zeer talrijke rugangels is
zoo goed of zoo slecht als een glfttand;
elk heeft en giftblaas en kanalen tot
leiding ver het gif in den wond. De vls-
schers op „e kust van Mauritius en ande
re eilanden, in wier nabijheid deze vis
schen voorkomen, wachten zich zeer zorg
vuldig er voor die dieren aan te pakken,
ev i goed als zij zich in aoht nemen voor
de giftige zeslangen dier streken.
Andere visschen brengen met dolkach
tige angels zulke zware wonden toe, dat zij
het vermoeden wekken als zou de punt erg
vergiftigd wezen. Zijn aldus eenige vis
schen in levenden lijve vergiftigd, zij zijn
het veel meer, als zij dood zijn. De ge
wone visch is meer of minder eetbaar. Het
gebruik der hierboven bedoelde visschen
heeft meest doodelijke gevolgen. Hiertoe
behooren tal van merkwaardige ballon-
vormige visschen, die onder den naam van
kogelvisch of zeestekelvarken, ook snult-
viftch bekend zijn. Zij zijn gemakkelijk te
herkennen aan hun eigenaardige gedaan
te; maar minder gemakkelijk te herken
nen en toch even gevaarlijk, zijn zekere
soorten van haringen en papegaaisoorten,
die in de heete luchtstreken voorkomen.
Hun schadelijke eigenschappen worden in
de meeste gevallen aan den vergiftigen
den aard van hun voedsel toegeobhreven.
81. Nicolaas is een heel gezellig feest.
De bekende geheimzinnigheid eenerzijda
en de geagiteerde spanning anderszijds
werkt fascineerend, en of we willen of niet,
op 't eind besluiten we toch allen, al is het
dan ook nog zoo weinig, er iets aan te
doen.
Heel anders is de invloed van het Kerst
feest. Dat blijft veel meer persoonlijk. Die
genen, welke niets voor de viering hiervan
voelen, hebben eenvoudig een paar vrije
dagen. Maar zij, die het vieren, zorgen
voor een prettige rustige feestelijke stem
ming. Alles ademt vredigheid, en wan
den boom en het gezellig-met-elkaar zin
gen. Zij passen zich zoo prachtig aan in
hun lichte feestelijke kleertjes en maken
het geheel tot èen harmonisch geheel.
Ons groepje mag daar zeker ook wel toe
gerekend worden.
Wat aardig staan die kleuters daar in
hun lichte jurkjes. Die kleine meid in
haar bunaan-kleurig crêpe-de-chine jurk
je, steekt zoo aardig af tegen den groenen
boom. Fijn en eenvoudig is het bewerkt
met de smal ingestikte plooitjes.
Ook het groote meiske maakt een aar
dig kleur-effect in haar rose taft-jurk, die
zoo keurig met geglaceerde zilver-zijde
breede bandfluweelen uitgezet, wat na
tuurlijk een allerliefst koket effect op-
Het zwarte bolletje naast dit in citroen
geel gekleede kind, heeft een antiek-
blauw jurkje aan van crflpe-de-chine. Het
is snoepig verwerkt in stolle-plooion.
Iedere plooi is van onderen afgewerkt tot
een schelp, waarop een schattig roosje is
geplaatst van rose met zilver. De kleine
meid, knabbelend aan haar koekje,
heeft een samon-kleurig crêpe-georgette
kleedje aan. Het is heel eenvoudig met
een dichte rij plooitjes versiert. Deze ein
digen op heuphoogte. De onderkant van
het dunne jurkje wordt nu door donkere,
de vrouw. Wat moest hij beginnen met
zoo'n sloom en kostganger, wiens handen
verkeerd stonden voor alle werk? Het leek
waarlijk de oude Jot niet meer; wat een
knuisten had die jongkerel gehadI Hij
zou maar eens met den burgemeester
gaan spreken; mogelijk wisi oio een
baantje voor dén ontslagen gevangene.
„De ontslagen gevangene!", wat klonk dat
versciirikkedijk. En dót was je eigen
bloedt
Toen zong de oude boesr uit volle borst
de Kerstliederen mee, want hij was niet
kleinzeerig. Wat kwam, dat kwam, en 't
was nu Kerstmis en Jot was terug. Hij
was tenslotte toch wel met een klein beet
je trots, dat hij onder het zingen met een
schuinsch oog keek naar zijn slapetiden
zoon; de burgemeester en dominee en dok-
ter hadden zoo hard voor de gratie ge-
w riet en 't was toch iets heel bijzonders,
dat de koningin zich in eigen persoon met
het wel en wee van zijn gezin had be
moeid.
's Avonds bij de wafels met cihooolade
begon het Jot te benauwen. Ze hielden
hem klaarblijkelijk voor een ander. Hij
begrip langzamerhand, dat de menschen,
die hem nu als hun kind behandelden, een
zoon moesten hebben, die werkelijk Jot
heette en dat ze dien zoo toevallig juist
verwachtten, toen hij het dorp binnen-
«tevende. En hij moest op dien heuschen
Jot lijken.
Terwijl hij den éónen wafel na den an
deren opkauwdie. dacht Jot er over, of hij
■iet het best» zou doen met het misver-
ataad op te helderen. Maas de Mfcasheid.
neer er dan nog een kerstboom is om het
feest op te luisteren, dan is er geen pret
tiger gezicht dan een rij lachende en zin
gende kindertjes er om heen.
Ook hier in Holland wordt het al meer
en meer gewoonte om het Kerstfeest op
die manier te vieren. Er zijn al heel veel
gezinnen, die er vooral een kinderfeest
van maken. Want immers de kinderen zijn
wel het meest verrukt van den schitteren-
De Sterveling.
De sterveling is een boek, somtijds in
marokijn
En rijk opsnee verguld, gebonden;
Waarin hoe prachtig 't ook moog zijn,
Toch vast op ied're zijde een vetvlak
wordt gevonden.
Er werd heel bescheiden aan de deur
geklopt.
Och dame, zei de bedelaar, 'k heb
mijn rechterbeen verloren.
Nu hier is het niet, antwoordde de
vrouw des huizes, terwijl ze de deur dicht
sloeg.
Zij: Voor dat we getrouwd waren, be
loofde je me, dat mijn pad op rezen zou
gaan, en nu zit ik 's avonds laat kousen
te breien en te stoppen.
Hij: Maar kind, Je zou toch zeker niet
blootsvoets over rozen willen loopen? Je
zou je prikken!
dat hij dan onmiddellijk in dé barre kou
weer op straat zou staan, zonder anderen
toevlucht misschien dan do brits onder
den toren, waar de veldwachter hem stel
lig zou opsluiten, hield hem van een op
heldering terug. Hij liet zich dit weldoen
behagélyk aanleunen en bpsloot, maar stil
af te wachten, totdat men op een of an
dere wijze uit den droom zou geraken.
En zoo aanvaardde hij den nachtzoen
van „Moeder", toen die hem te bed had
gébracht in een zindelijk \tertrekje op
zolder, waar hij als een prins onder de
dekens kon kruipen.
Hij sliep zoo lang en zoo lekker, dét
hij den volgenden ochtend, toen hy de
mensohen beneden al druk in bedoening
hoordé, zich nog eens omkeerde en een
nieuw tukje begon, 't Was, of hij een
schade van Jaren moest inhalen, zoo over
mande hem de slaap.
Toen hy eindeiyk klaar wakker werd
gegarneerd la.
Het kleine kindje in haar volant-jurk
ziet er ook beeldig uit Het kleedje is ge
maakt van citroen-gele mousseline-de-
soie. Langs lederen onderkant en langs de
mouwtjes is een ruche van de zelfde stof
gezet Een mooi, blauw-fluweelen lint
wordt van om het halsje achter door den
rug geregen en hangt dan ln lange slip
jes neer.
i
EPAMESOXDAS EN DE KERST
GESCHENKEN.
Het is lang geleden, dat ik jullie wat
verteld heb van Epaminondas, dat kleine,
lieve negerjongetje, dat telkens zulke
domme dingen deed. Hoor maar eens, wat
hy nu weer uitgehaald heeft
Moeder zei tegen Epaminondas: „Het
wordt tyd om voor de Kerstgeschenken
te gaan zorgen."
,Ja, moeder," antwoordde Epaminondas
vroolijk. „Wat zullen we wegsturen?"
„Eerst hebben we oom Tobias," begon
Moeder. ltWe moesten hem maar een
warme das sturen en tante Maria zal wel
een beurs kunnen gebruiken. En Mientje
moest maar een nieuwe jurk hebben en
Fientje een jasje. Tanté Sara heeft geen
kleeren noodig, maar een schilderytje zal
ze wel aardig vinden en voor haar baby
een paar witte wollen sokjes."
„Ja, Moeder," zei Epaminondas, en hy
dacht erover wat hy wel krygen zou.
Den volgenden ochtend, juist toen Moe
der uit wilde gaan, om haar geschenken
te koopen, werd er op de deur van het
huisje geklopt. Daar stond een negerjon
getje, die kwam vertellen, dat Oom Obadja
een aanval van rheumatiek had en zoo
levert
De andere versnaperingen-draagster
draagt een jurkje van zwart velours-
chiffon, wat gegarneerd is met plissee's
van rose crèpo-de-chine.
Geen wonder, nietwaar, dat deze smaak
vol gekleede kinders, een mooie groep
vormen met den schitterend versierden
kerstboom.
door een hevig tumult, begreep hy als by
Ingeving, dat déze herrie hem gold.
Angstig dook hy onder de dekens, op'
het ergste bedacht
Het was de burgemeester, die dooT zjjn
onverwacht bezoek heit stille hulsrte van
het echtpaar Kiek ln opschudding bracht.
De burgemeester woonde op een naburig
dorp en had van de terugkomst van Jot
nog niet. eghoord. daar hij met zyn auto
onmlddeliyk na het ontbijt rechtstreeks
naar de woning van Kiek was gereden.
Zyn gezicht stond bedrukt
„U komt ons zeker felloiteeren?", zei
de oude boer glunder. Het hoog» bezoek
verzoend)» hem met de terugkomst vu
Jot, die de oude Jot niet meer was.
„Helaas, noenl", antwoordde plechtig
de burgemeester. „Ik wou dat het waar
was, vriend Kiek! Het spyt me, dat ik
jelui Kerstdagen bederven moet met een
ongunstig bericht". En met een gewichtig
gebaar haalde hij een brief uit den zak.
„Afwijzend beschikt!", bromde hy som
ber. „JammerI we hebben er allemaal zóó
ons best voor gedaan".
De oude boer gaapte met open mond
den burgemeester aan, maar rijn vrouw
stak ondeugend! den vinger omhoog en zei
ooiyk:
„De burgemeester is net te laat met
zyn grapje. Jot zelf is u al voorgeweest.
Nou, maar 't is toch aardig, dat u ons
even wou beetnemen, alvorens met de
verrassing te komen. Is dat de brief, waar
de gratie in staat? Heeft de koningin die
nu zelf géschreven?"
„Nu begrijp ik er niets meer van", ze'
de burgemeester en plofte onthutst op een
stoel neer. „Jot zelf gekomen? Onmoge
lijk! Hier staat duideüjk, dat.
„Maar hy ligt boven te bod!", kirde het
vrouwtje verrukt,
Het gezicht van den burgemeester werd
ernstig. „Daar moet ik het myne van
hebben 1", bromde hi^ barsch.
De vermeende Jot was dadeiyk door de
mand gevallen, toon de burgemeester hem
ondervroeg. Hy stamelde een paar voor
den burgemeester onbegrijpelijke woor
den en barstte in%nikken uit.
„De kon er niks aan doenl", riep hy uit
en wentelde zich wanhopig op dé andere
■ijide. Zijn blik viel op de Zondagsefae klee-
pyniyk en styf was, dat hy te bed moest
biyven."
„Ach, lieve help," zei Moeder medeiy*
dend. „Arme Oom Obadja. Wie zou er nu
heen kunnen om hem te helpen. Iedereen
hoeft t druk voor het Kerstfeest. Ik moest
er zelf maar heen gaan. jy kunt dan wel
vast den Kerstboom gaan versieren en
alles bestellen voor de pudding, hè jon
gen. Den je, dat je het kunt en dat je alles
nog weet?"
„O ja, Moeder. Gaat u gerust naar Oom
Obadja. Ik zal overal om denken en erg
myn best doenl"
Moeder vertrok ln het ezelwagentje en
Epaminondas liep eerst naar den kruide
nier, om alles voor de kerstpudding te be
stellen. Daarna begon hy vrooiyk en met
veel zorg den kerstboom te versieren. On
afgebroken werkte hy door, en toen de
boom klaar was, vond Epaminondas hem
mooier dan ooit te voren. Wat moest hy
nu nog doen? Had hy niets vergeten?
„Nee," dacht Epaminondas, „nu is alles
in orde. Maar Moeder heeft nog geen
kerstgeschenken weggestuurd. En dat
moet toch vandaag gebeuren, want over
morgen is het al Kerstmis. Ik zal het maar
vast doen. Moeder komt natuuriyk pas
laat thuis vanavond, en dan is het post
kantoor gesloten."
Nu ging Epaminondas bedenken, wat
Moeder sturen wilde aan de verschillende
ren, dio voor het bed op d*e stoel hingen.
En hh rook de lucht van gebraad, die
door do reten van den vloer naar de zol
dering opsteeg. En opnieuw begon hy te
huilen.
„Een oplichter ben je; een onbeschaam
de redcel!", bulderde de burgemeester.
„Allo marschl het bed uit. We zullen je
leeren, zulke oude menschen te bedrie
gen. Vertel op, hoe heet je, waar woon je,
wat doe je?"
Moeder Kick zat intusschen beneden
geluidloos te grienen, nu zy alles begreep.
Het was Jot niet; Jot zat nog in dé gevan
genis, Jot moest nog zeven jaar zitten,
Vyf jaar waren er nog maar om van do
twaalf en nu hadden ze gisterenavond nog
wel zoo vroolijk Kerstmis gevierd. Wafels
en chocola, terwijl hun arme jongen daar
Ln de gevangenis zat, op water en brood!
Daar kwam de burgemeester binnen met
dén gewaanden Jot. Krom en gebogen
volgde heit oudé boertje.
„Ga zitten", zei streng de burgemeester.
„En biecht op: geef antwoord op alles wat
ik je vragen zal. Maar pas op, als je liegt;
je straf zal er des te zwaarder om worden.
W
't tuchthu
Nu kreeg moeder Kiek een droevig ver
haal te hooren. Geen ouders, in 't wild op
gegroeid, geen opvoeding genoten, tot
spot van de jongens geloopen, van den
eenen baas naar den anderen gestuurd,
overal geplaagd en door 't oude personeel
tot baldadigheid aangezet om dan déor
diezelfde knechten verklikt te worden. Ze
lieten hem zich bedrinken en solden dan
hem om tot hij kwaad werd; in drilt
familieleden. „O, ja, Oom Tobias zou een
warme das krygen." En Epaminondas
haalde er een van den kapstok.
„Een beure voor Tante Maria." Het ne
gertje kon alleen Moeders oude bood-
schappenbeurs vinden.
„Mientje een nieuwe jurk. Ik zal Moe
ders nieuwe japon maar sturen. Tante
Maria kan die dan wel wat korter maken
voor Mientje."
„En Flentje, nu, die kan myn jasje wel
krijgen. ÜC kan beter tegen de kou dan
zoo'n klein meisje."
„Ja, Tante Sara zou een schilderijtje
krygen. Welk zal ik haar sturen? Dit
muur, dat vindt Moeder ook ultyd zoo
mooi. Ik zal het maar heel goed inkappen
in wat stroo en dan in een stevige doos.
Daar moeten nog sokjes by voor de baby.
Waar haal ik die zoo gauw vandaan.
Wacht, Moeders slaapsokken, dan moet
Tante Maria ze maar wat kleiner maken."
Toen Epaminondas alle geschenken by-
eengezocht had, pakte hy ze netjes een
voor een ip, schreef de namen er op en
de adressen en daaronder telkens: „Van
Epaminondas en zyn Moeder."
Toen bracht hy zyn pakjes naar het
postkantoor en ging heel voldaan naar
huis.
's Avonds laat, toen het kereltje al lang
sliep, kwam Moeder thuis. Epaminon
das werd wakker en vertelde heel triom
fantelijk, wat hy gedaan had.
„Lieve help," Jongen, hoe kom je er
by?", riep Moeder uit, „oude dingen te
sturen als geschenkenI"
„Och Moeder, ik was zoo bang, dat ze
anders niets zouden krijgen. Ik ducht, dat
u er geen tyd voor had vundaag."
„Gelukkig heb lk er wel tyd voor ge
had, mijn Jongen. Ik heb onderweg alle
geschenKen besteld en laten verzenden.
En ik zal morgen dadeiyk schrijven, om
je goede bedoeling uit te leggen en te
vragen of ze jou presentjes terug willen
•turen."
De familie begreep er natuuriyk niets
van, toen ze allen twee presentjes kregen
van „Epaminondas en zijn Moeder," maar
na ontvangst van Moeders brief lachten
ze harteiyk oin wat het kereltje gedaan
had en Flentje vond het erg Hef, dat Epa
minondas haar zyn eigen jasje had willen
geven.
RAADSELS.
Oplossingen der torlge raadsels.
I
Saks en
C a o a o
Helm
E 1 k
D O
E
Roermond.
I
Nieuwe raadsels.
Haal uit elk der volgende zinnen een
lettergreep, zóó dat die lettergrepen
samen de naam van een bekende plaats
op Java vormen.
L De mees bouwt zyn nest.
2. Beter benyd dan beklaagd.
8. Moederleed comedbeafop het brood.
4. Terhorne is een plaatsje in Friesland.
6. Claudius Civllis is bekend uit onze
Geschiedenis.
(Ingez. door D. R. L)
n
"XXXXXXXX Op de krulsjesiyn komt
de naam van een feest
Op de 2e rij een verte-
genwoordigervaneender
drie standen uit de mid
deleeuwen.
Op de 8e rij een voertuig.
Op de 4e rij een metaal.
Op de 8e rij een lichaamsdeel.
Op de 6e rij een plantje.
Op de 7e rij het geluid van een viervoeter.
Op de 8e rij een medeklinker.
Goede oplossingen ontvangen van beide
raadsels van:
T. A. de B.; W. C. v. D.;.J. v. E. G.;
N. A. K.; T. W. K.; P. de X.; L. v. d.
M.; J. de M.; Joh. de M.; D. R.; J. O. S.;
S. T.; C. en B. V.; P. W. en J. W.
Zant dat Je voor zulk een oplichting naar
ifs gaat, begrijp Je toch zeker?"
had hy iemand geslagen; had veertien
dagen gezeten; was aan t zwerven ge
raakt; ziek geworden, en liep nu met lu
cifers".
„'t Is mooi", zei de burgemeester en
trommelde met zyn vingers op tafel
„Wat moeten we nu met Je doen?"
Onder het verhaal had vrouw Kiek
maar aldoor aan haar eigen Jot moeten
denken. Ze kon ze niet goed meer uil
elkaar houden; dé echte en de vermeende.
En, zonderling, ondertusschen speelde
haar maar aldoor door het hoofd, wat
Dominee gisteravond in rijn preek had
gezegd: „Wat gij gedaan heb voor één
van deze mijn allergeringste broeders,
hebt gU voor my gedaan!"
Moest deze stakkerd naar t tuchthuis?
Omdat hy hun het pleizier had geschon
ken, een oogenblik te denken, dat ze hun
Jot terughadden? Die Jot, dien ze nu nog
zeven jaar lang zouden moeten missen, nu
de gratie geweigerd was? Kyk hem eens
kijken; kon dit nu een slechte jongen
zyn?
En ln een opwelling uit het diepst van
haar hart zei ze:
„Niet naar het tuchthuis met hem,
burgemeester. Eón in 't tuchthuis Is al
genoeg. Laat hem hier blijven, bij ons,
do zeven jaar tot de echte Jot thuiskom-
Zoolang mag hy onze Jot zyn, nietwaar
jongen?!"
En moederiyk streelde ze den ver
wezen stumper over het haar.
vergiftige visscjhen.
B.
Feest-jurkjes voor kleiue meisjes,
Corry Brens.
ENSCHEDE
N a a r d e