't Juttertje
DIT DE WIJDE WERELD
'li Greep van dit en dat
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van Zaterdag 9 Februari 1929.
VONDEL'S 250e STERFDAG
HERDACHT.
sprongh,
EEN DOODE STAD.
De krijgsman en de handelaar,
HET EERSTE KOFFIEHUIS
TE WEENEN.
DE METHODE,
Deze stad is verrold.
DE TAMBOUR ALS DAUPHIN.
De treffende geiykenla
,,-Wevgetrokken.zooals alle anderen".
Tob Nooit Hoekje
36$. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
v hl9
Wij laten hier, in aansluiting op wat wy
omtrent Vondel in de Held. Courant van
Diasdag jj. schreven, ter kenschetsing
van den meester, eenige fragmenten uit
enkele gedichten volgen. Liever dan één
gedicht in zyn geheel, meenden wy enkele
ülteenloopende fragmenten te moeten
geven, daar die beter een beeld van Von
ders beteekenis als dichter geven kunnen
dan een enkel gedicht. Van eenige ver
ouderde woorden en uitdrukkingen voe
gen wy de beteekenis er by.
Uit „Uifwaert van nuin dochterke":
De felle Doot, die nu «een wit magh zien,
Verschoont de grijze liên.
Zij zit om hoogh, en mickt met haeren
schicht
Op het onnozel wicht,
En lacht, wanneer in 't scheien
De droeve moeders schreien.
Zij zagh' er een, dat wuft en onbestuurt,
De vreught was van de buurt,
En, vlugh te voet, in 't ilinghertouwtje
Of zoet Fiane zongh.
En huppelde in het reitje
Om 't lieve lodderaitje:
Of dreef, gevolght van een en wackren troep,
Den rinckelenden hoep
De atraeten door.
Uit „De Rijnstroom":
Doorluchte Rijn, mijn zoete droom,
Vaa waar zal ik u lof toezinghen?
Mijn treckende geboortestroom,
Gij komt uit Zwitsersohe Alpes springhen,
Als hooftaer der begaefde Euroop....
0 onvermoeide molenaer,
O itedebouwer, schepedraegher,
G rijeksgrens, schermheer in gevaer,
Wijischenicker,' veerman, oeverknaegher,
Rpieremaker, schaf papier,
Dair ik uw glori op ma,gh schrijven:
Lw water dat ontvonckt mijn vier,
Mijl zinnen in uw wedde drijven,
Éh spelen als een dartle zwaen,
Vsrleckert op uw wijngherttlaên.
Gay schijnt een aerdsche leghénboogh,
Gekeet met levendighe kleuren,
Ei tart den hemelschen om hoogh,
Die hierom nijdigh schijnt te treuren.
Dc blaeuwe en purpre en witte druif
Terciert uw s-tedekroon en locken,
Eb muscadelle wijnghertkuif;
Ee vlieten staen met wijnghertstocken
Ibntom u, druipende van 't nat,
Ei offren elck hun watervat.
KORIDON.
iCoom hier, o goelijk meisje,
Gy ziet de velden groenen.
Vergunne slechts een reisje,
Dat ik uw mont magh zoenen,
Ei uwe wangen, uit lust en verlangen..
Ay koom wat nader:
VAnt uwe moeder en was niet vroeder,
Zij kuste vader.
De duiven trekkebekken,
De dieren in de weiden
len lijn te zamen trekken,
Wie kan de liefde scheiden
Vai het leven, de jonkheit gegeeven
Om te gebruiken?
■Wyi hebben onze döodé stedlen, maar de
Harderwijkers, Elburgers en hoe ze meer
heet en mogen, leven, ondanks de „docd-
hei df Tan de plaats hunner inwoning, even
in- ens als wijzelf in ons „ievend-e"( spring-
leTende voegen wij. er by') Den Helder. Dat
er echter ook een „dioode" stad bestaat in
dei onoverdrachtelylken zin van het woord,
zal waarschijnlijk niet algemeen hekend
zyt. Dat is het -stadje Bodie, in Oalifornië,
eenyaal een) welvarendl stadje van 30.000
invoners, maar door de goudgravers, die het
stici-tten, verlaten. Thans ligt het, volkomen
uitgestorven, in denzelfden staat-, waarin de
voojnallge bewoners- het achterlieten.
-Ziehier het verhaal van een paar Ameri
ka arsche toeristen, die het plaatsje bt-
zoch-en.
„Nadat wy ons moeizaam- heengewerk
hadden door eeni laatste versperring van
beidtstruiken men bedenke dat de toe-
riste^ te paard zijni lag die stad- vóór ons.
Als ben uitgestrekte groene wand .omsloot
haarhet -bosch, door geen enkelen weg door
sneden, en. onmiddellijk daarachter lie-p de
hoofdstraat der voormalige goudgravers-
miederzetting. Een: echte straat, met fraaie
huizen links en rechts, die meeste met kleine
uit houwtjes, die met eén paar stoept red or
toegankelijk waren.. Behaaglijke woonhuizen
■waren het van welgestelde families, afg?-
wiiseld met gebouwen voorzien van naam
borden. ,yJohn Bar-ker" stond op den. voor-
maligen kapperswink-e-L „Fryman" op de
snudery, „Maxfield1" was de naam van een
drorist. Opvallend vele „saloons" (bars of
café's). Een aardig stadje, waarvan het merk
waardige was, dat nergens een mensch te
Ren was, dat er geen hond blafte, geen kip
ov*r de straat liep. Niets bewoog achter de
Liefde moet bloeien. Door liefde groeien
De boom en struiken.
Tenslotte een van de aangrypend-
schoone reien, waardoor Vondel's treur
spelen zoo beroemd zyn geworden. In
„Lucifer" -zingt een rei van eng;elen het
beroemde:
Wie is het, die zoo hoogh gezeten,
Zoo diep in 't grondelooze licht,
Van tijdt noch eeuwigheit gemeten,
Noch ronden, zonder tegenwight
By zich ibestaet, geen steun van buiten
Ontleent, maer op zichzelven rust,
En in zijn wezen kan besluiten
Wat om en: in hem, onbewust
Van wancken, -draeit, en wordt gedreven,
Op 't een en eenigh middelpunt;
Der zonnen zon; de geest, het leven,
De ziel van alles wat gij kunt
Bevroên, of nimmermeer bevroeden:
Het hart, de bronaêr, d'oceaan1
En oirsprong van- zoo veele goeden
Als uit hen vloeien, eni bestaen
Bij zijn genade en alvermogen
En wijsheit, die hun 't wezen schonck
Uit niet, eer dit in top voltooiden
Palais, der heemlen hemel, blonck;
Daer wij met vleuglen d'oogen decken,
Voor aller glanssen Majesteit;
Terwijl we 's hemels lofgalm wecken,
En vallen, uit eerbiedigheit,
Uit vreeze, i,n zwijm -op 't aanzicht neder?
Wie is het? noemt, beschrijft ons hem,
Met eene Serafijne veder,
Of schort het aen begrijp en stem?
De tegenzang (een andere rei engelen,
die verondersteld wordt te antwoorden)
vangt aan:
Dat 's Godt. Oneindig eeuwig wezen
Van alle ding, dat wezen heeft.
waarna een slotkoor den lof des Eeuwi
gen zingt met het:
Heiligh, heiligh, noch eens heiligh,
Driemaal heiligh, eer zij Godt.
Deze reien zyn door Vondel naar het
voorbeeld der oude Grieksche drama
schrijvers gevolgd.
wuft en onbestuurt, dartel' en onbe
zorgd; Fiane, een thans vergeten zang
wijsje; lodderaitje, lodderoogje, aanval
lig meisje; hoep, hoepel; treckende ge
boortestroom, aantrekkende, lokkende,
papieremaker, hier: de papiermolens in
beweging brengende; magh staat voor
kan; wedde, thans wed1, doorwaadbare
plaats; ronden, hier kringen der eeuwig
heid; wancken, wankelen, oorsprong van
zoovele goeden, goede dingen; begryp,
begrip.
'Men spreekt in de groote oorlogszuchtige
mogendheden veel van „prestige" en men
geeft aan- de militaire overwinningen de rol,
om door een soort aureool den handel van
het land te ondersteunen. IJdele dwaas
heid! Het prestige van den handelaar spruit
voort uit zy'n methode, uit zijn kennis, zyn
eerlijkheid, zyn opvattingen over crediet,
de pry-zen, die hij voor zyin waren vraagt en
de kwaliteit dier waren-. Holland heeft door
oen gestadige, nooit verflauwende werk
kracht, door een intelligente voortvarend
heid' zich een positie verworven, die by geen-
enkele ter wereld achterstaat,
Le Monde Nouveau.
vensters, geen rook steeg uit de schoor-
steenen. In Bodie scheen alles in Zondag-
middagslaap te liggen, maar het was niet
temin Donderdag en 7 uur 's avondls.
„Hoe grappig", merkte Jee op (Joe is de
verloofde van Iris).
„Buitengewoon", zei I'ris.
Ónze paarden draafd'en lustig vardeT en
door geen enkel middel konden wy ze be
wegen harder te gaan. Eindeloos strekte zich
de stille straat uit; wy reden naast elkander
en zwegen. Een vreemde 'beklemming over
viel ons, geen onzer had l-ust af te stijgen en
aan een der vele deuren en vensters te
'kloppen.
Na een -groot kwartier eindigde de straat
op een ruim plein, waar de kerken, het -post
kantoor, de polit.iebureaux en het stadhuis
stonden. Toen wy stilhielden, was het zoo
stil, dat wij! duideiiiik I-ris, -het overmoedige
meisje uit PhiJadelpMa, konden hooren
zuchten. Ik geloof, dat niemand onzer haar
ooit eerder had hooren zuchten.
'Wy rustten een poosje en wachtten;, zon-
der te weten waarop. Toen hoorden Wy een
deur knarsen, schreden kwamen aan- over
steenen trappen, en achter de kerk ver
scheen een oude man o-p het plein. Bloots
hoofds, -en gekleed in e-en ouderwetsch grys
-pak, kwam- hjj op ons toe. Zijn -gezicht toon
de niet de minste verwondering, -toen hij
ons zag.
„Hallo!" riep Joe, veel harder dan nood'ig
was, „waar -kunnen wij de paarden hier
stallen?"
-De -oude -man maakte een beweging met
de hand. d'ie het geheel© plein- om-Vhtt-e.
„Waar gij wenscht".
Wy stegen af en maakten de teugels- aan
het hek vast, dat rondom de kenk stond,-hoe
wel er niet de minste oorzaak ko-n zyn. die
d-e d'eren- zou d-oen vluchten. Intu-sschen
was de man ons genaderd, en wij zagen, dat
zijn ooeen een blauwen glans hadden, dat hij
zorgvuldig geschoren was en zijn wit haar
Pijnlijk netjes -in lange, gladde strengen
teruggekamd was. Jee noemde onze na-men.
en vertelde hem. dat wit uit- Bridgerort
kwamen om- de stad te bezichtigen; en hier
wilden overnachten.
„Dat dacht ik wel", antwoordde hij, „twee
Heit eerste koffiehuis werd te Weenen
geopend, kort nadat de Turken in 1684 het
beleg voor de-ze stad hadden opgeheven.
Gedurende dit beleg dat Oostenrijk met den
algeheeien ondergang bedreigde, bewees een
zekere Koltschinsky den belegerden zeer
belangrijke diensten, -omdat hij uitstekend
op de hoogte was van de zeden en- gewoon
ten1 'der Turken en hun taal vloeiend sprak,
waagde h-Jji zic-h- meermalen1- in de' kampen om
inlichtingen in te winnen eri- achter de plan
nen der belegeraars te komen. Toen nu deze
door den dapperen Poo-lschen koning Johan
Sobiesky verslagen waren en in allerijl af
trokken, werd Koltschinsky als belooning
voor zyn- diensten een groote hoeveelheid
koffie toegewezen, die in het Turksche le
gerkamp was buitgemaakt. Hy- kreeg daarby
de vergunning, den geuirigen drank aan lief
hebbers te verkoo-pen- en richtte daartoe het
eerste café te Weenen op.
'Frederik de Groote* koning van Pruisen,
was een groot liefhebber van fluitspelen,
waarin hy onderwezen, werd door den -mu
sicus Quantz. Eens hoorde hy' een jong-
mensc-h, dat ook les van dien meester kreeg,
een stuk op de fluit uitvoeren, zooals hy, de
koning, het niet kon-. Daaro-ver ontstemd-,
maakte hy Quantz ex een verwijt van, dat
die hem n-o-g niet zoo-ver had gebracht.
„Dat ligt aan de -methode, Sire!" ant
woordde de musicus.
„W-elke methode volg je dan hij dien leer
ling?"
Quantz maakte een beweging met de hand,
alsof hy: met den stok sloeg.
„-Zoo, Quantz",, zei de koning, „nu, -als het
daaraan ligt, wil ik -mijl liever aan de tot nu
toe gevolgde methc-de houden".
Eenige jaren geleden begon het er ge
vaarlijk uit te zien voor de kleine stad Hib-
b-ing in den- Arrteri'kaanischeni staat) M'inneo-
sota,, omcat zij ondermijnd werd door den
mynarbeid der United States Steel Corpora
tion.. Om rampen te voorkomen, zei-de de
leider dier machtige vereenigi-ng tot een
aantal ingenieurs: „Verhuis de geheele stad
een myll verder". Men ging aan het werk en
de 200 gebouwen en water-werken alles
van hout gemaakt werden sueeessievelyk
op rolwagentjes ge-plaatst, zonder dat de on
geveer 10.000 bewoners er -eenigen -last van
hadden,, en th-a-ns is de nieuwe stad' herrezen
op -een- ongevaarlijikj plaats en kan het mijn
werk onder de -plek waar Hibbing vroeger
gestaan heeft, .ongehinderd! worden voort
gezet.
In het jaar 1800 werden de hoven van
Europa -in spanning gebracht door een merk
waardige gebeurtenis, betreffende een jon
gen tamboer van -het Öostenryksche regi
ment, Bel'giosrjosoi, hetwelk destijds te Tor-
tona in Piemont lag. De jonge trommelaar
was w-egens 'desertie veroordeeld' tot spi-ts-
roedenloo-pen.
Toen de straf aan hem zou voltrokken
worden; bekende hy aan den commandant,
jaar geleden waren hier ook twee h-eeren en
tw-ee -dames om de stad te zien en hier te
overnachten!".
„lEn- w-aar hebt u ze -ondergebracht,?"
-„'Zoover is het niet gekomen, de beide
heer-en en de -dames zijn na- een uurtije weer
weggereden".
„iZiii waren zeker ni-eiti zoo moe als 'ik'", zei
Iris, „ik heb op het oogenibük maar één ver
langen: een uurtje te kunnen rusten".
WWy zijn daarop ingericht". Weder
maakte de oude man de kleine handbewe
ging, die het gansche plein- omvatte. Er zyn
vele kamers vrijt Waar wilt u -rusten, miss
Vincent?"
Iris,, die andiers zoo snel was in het nemeh
van besluiten, aarzelde -thans, t-oen haar een
gansche stad aangeboden werd. 'Daarna zeide
zy, met een ietwat kunstmatig lachje: „Et
verlaat mij 'op uw raad".
Wiyl volgden d'en mian over het plein. Hy
bleef voor eenige deunen- besluiteloos staan,
en bracht ons -tenslotte naar een1- der smalle,
lage huisjes. Meer tot zichzelf dan tot ons,
zeide hy vervolgens: „Hier, by Fadyen, zal
rtcg het 'b-est zyn".
Wyl traden' binnen. De houten, voortrap
klonk hol -o-nder onze schreiden, de huisdeur
was miet gesloten. Een 1'eege voorkamer, die
stoffig rook, dan- een ija-me-r met een sofa
in het midd'en -en twee rieten' stoelen, die
verlaten' langs den wan-cP stonden-. J-oe
opende beide vensx-ers, maar de lucht bleef
'benauwd en duf. Misschien kwam h-et wel,
doordat van de -straat geen enkel geluid- tot
ons 'doordrong. Tweemaal' ging Iris het ver
trek op en neer, toen zette zij' zich -op den
divan,, welks veeTen onder bet zwarte over
trek knarsten.
„Zullen wyi gaani?" vroeg ik.
rJNeen-, neen. Biy-f hl-er, ik geloof niet,
dat ik zal slapen. Hoe lang -hf het huis eigen-
iy-k onbewoond?"
„Nog niet lang", was het antwoord van
den, oudeni man., „Zoowat vyif-en-twintig
jaar".
Iris stond snel op, alsof zij geschrokken
was. ..Waar rijo de bewoners dan heenge
gaan?"
En zoo, lm de voorkamer der familie Fa-
óat hy niemand anders was dan de dauphin
van- Frankryk, de ongelukkige zoon van
Lodewyk XVI en van Marie Antoinette (op
25 Maart 1786 geboren en nadat hy op de
bekende verschrlkkeiyke wyze door den
schoenmaker Simon gemarteldi was, inge
schreven als overleden op 8 Juni 1795). Zijn
officieel gemelde dood was een bedrog, hy
had zich- aan niemand willen bekend ma-ken
dan aan zich destijds te Weenen bevindende
zuster, de hertcgin van Angoutème, die hem
ongetwy-fekï herkennen zou. Een dergelyke
vernederende straf kon- hij echter niet on
dergaan, zonder zijn Incognito af te werpen
en hy verzocht daarom naar zyn zuster te
Weenen te worden- gebracht. Dat alles ver
telde hy op zoo'n overtuigende manier en
met zoov-eel waarschijnlijkheid, dat de over
ste van het regiment besloot, van- het ge
beurde -melding -te maken. Men- zond den
tamboer-dauphin daarop naar Turijn, waar
mem hem, door hoogstaande personen, die
den jongen dauphin van Frankrijk h-adden
gekend, liet ondervragen. Verscheidene per
sonen- verklaarden, hij was beslist de on
gelukkige prins.
Zoo geleek ook het voorhanden zynde por
tret van den dauphin sprekend. Hy had de
zelfde f-yne huid, ook had hy den gang der
Bourbons en sommige andere eigenaardig
heden der koninklijke familie.
'Een heer, die vroeger aan het hof was
geweest, herinerde zich, dat de dauphin een
i'i'tteeken aan de knie had, door het vallen van
een trap, en werkelijk vond -men op de aan
geduide plaats een klein 1-it-teeken.
Van zyn lotgevalllen vertelde -hy het vol
gende:
De schoenmaker Simon had hem, wanneer
er iem-and bij' was, ai-tijd ze-er slecht behan
deld; in het geheim was hij -echter altyd
vriendelijk -en goed voor het kind geweest.
Toen Himiom van Robespi-erre bevel ont
ving den dauphin te vergiftigen, heeft h-y
de gelegenheid1 -aangegrepen om h-em te doen
vieirdwyn'en en) een dood jongetje van -onge
veer d-enzeifden leeftijd v-o-or hem tle doen
doorgaan.
De we-rkelyk -geconstateerde veran-
andering -der gelaatstrekken by hét lykje
schreef men toe aan de werking van het
vergift. Simon had hem enkele dagen- ver
borgen gehouden en- toen- aan een vriend
opgedragen hem naar- Bordeaux te brengen.
Daarbij had Simon hem uitdrukkeiyk aan
bevolen- -ter wille van zijn persoonlijke zeker
heid,, aan niemand -bekend' te maken en
voorlooptg verborgen -te blijven- en zoo den
gang van zaken- af te wachten.
Met den vriend van Simon was hij van
Bordeaux naar Corsica gereisd; waar zyn
beschermer overleden was. Daar -hij geheel
zonder middelen was, werd hy bediende -in
een koffiehuis, in- Bastia. Toen- vernam hy,
dat zjjn zuster zich in Weenen bevond en
begaf zich naar Venetië met het plan om
daar te voet naar Weenen te gaan.
Toen was de oorlog uitgebroken en Italië
w-end -overstroomd -door Oostienryksch^ tr-oe-
pey en -zag hyi zich- genoodzaakt om dienst
te nemen, wilde hij -niet van honger om
komen. Nadat hy een-ig geld- gespaard had,
had hij zijn -reis naar Weenen willen) door
zetten en daarom was hy gedeserteerd.
D-e generaal Melas, d'ie deze -gegevens naar
W-eenen zond, ontving h-et bevel, den tam
boer voor den krijgsraad' te -brengen; deze
constateerde, dat hi1 -een horl-ogemakersbe-
d'iend© was, afkom-stig van V-ersailles.
En zoo werd, niettegenstaande hij dat be
slist ontkende, de spitsroedenstraf op hem
toegepast; door hooge voorspraak behoefde
hy echter inplaats van driemaal slechts een
maal te loo-pen.
Toen men hem zijn uniform wilde uit
trekken, riep hiji uit: „Welk- een vernede
ring voor een- Bourbon!"
Hyi werd uit den militairen dienst ontsla
gen en .nooit heeft men meer iets van hem
vernomen;
IZooals bekend is, was -de later optredende
tweede pseudo-dauphi-n Nau-ndorff eveneens
een horlogemaker.
B.
dyen; d;ie een kwart -eeuw geleden -haaT wo
ning had' verlaten, vertelde -ons de eenige
bewoner van Bo-die d-e geschiedenis dezer
goudgraversstadi. Hij had' haar -nog in haar
bl-oedtyj gekend, toen d-e bergen van Mono
Coun/ty nog rijk waren aan goudh-ou-dend
gesteente, toen -de „diggers" (gravers) eiken
Zaterdagavond; hongerig naar genoegens en
dorstig naar whisky, naar dé nederzetting
-terugkeerd-em, de saloons en bars -propvol
waren, en ieder bewoner der stad, van de
caféhouders en speelhuishouders af -tot arts,
dominé en doodgraver -toe, zooveel verdien
den als zjj wilden.
Dat hie-r en daar de revolvers knalden,
de messen blonken -en een goudgraver d'ood
voor zyn) woning bleef liggen, beteeken-de
-niets, de temperamenten waren- nu eenmaal
heftig, de a-ardsche gerechtigheid was by
rechter Lynch (hiermede wordt bedoeld het
verschaffen van eigen recht, de toepassing
der lynchwet), in de beste hanceni, en over
wat hiernamaals kwam; maakten- de goud
gravers zich- niet bezorgd;
Toen echter begonnen de goudad-ers in
de bergen het op te geven, de „diggers"
trekken verder noordiwaarts, en de goede
-dagen van Bod'ie1 waren; eens vooral- voo-rhy.
Even-ais in de eerste dagen v-olgden- de -bar-
eigen-aars, muzikanten en- d'e vrou-welyke
-staf -de goudgravers. De smid, de 'barbier,
d'e dlr-ogisll hielden! hel! no® een paar jaar uit,
maar ook zjj verlieten hun woningen en
werkplaatsen en zochten aan -de kust of
hooger de bergen in hun geluk. Alleen de
ouden bleven achter en wachtten, tot zy
doof den dood werden, gehaald.
„Ik heb ze allemaal op de rij af begraven
en hun werk geërfd. Thans ben ik post
meester, politiechef, brandmeester eri dood
graver tegelijk. Ook ben i'k burgemeester
van Bodie", besloot d-e -oude lachend.
„Hoe is uw naam-?" verbrak Joe de stilte.
„Ik heet Jimmy Walker1".
Wij zagen elkander aan. „U heeft een be
roemd naamgenoot in New-York, mr. Wal
ker", zeide Joe. „Kent u hem? Hy is ook
burgemeester".
..Ik weet niets omtrent bem. Het is mo-
geiyk, dat er nog een burgemeester Walker
SLEUR
De sleur der gewoonte is de
waarachtigste van aflle duister
nissen; de nacht is niet donker in
vergelyking daarmee.
Barbusse.
„Er is niets nieuws onder de zon". Vrij
algemeen en meestal zuchtend hoort men
dat beweren, 't Is waar, in 't uiteriyke
leven komt in den loop der eeuwen niet
veel verandering en zeker niet binnen een
menschenleeftyd. We eten en drinken en
probeeren geld te verdienen. Vroeger
gingen we per trekschuit, nu per vliegr
machine.Dèt is toch wel een groot
verschil? Och, ja, geeft de onbevredigde
toe, maar hy is niet overtuigd, want.
dèt bedoelt hy eigeniyk niet. Wat hy wel
bedoelt, zou hy niet zoo makkeiyk kun
nen zeggen. In de meeste gevallen klaagt
hy over ,,'t vervelende leven".
't Leven moet ook troosteloos vervelend
zyn voor hem, die.niet leeft. Wan
neer we aannemen, dat er niets nieuws
onder de zon is en ons leven inrichten
naar dat van onzen vader en grootvader,
hun godsdienst, hun fatsoer, begrippen,
hun plichten overnemen, dan hebben we
zelf niets meer te doen, dan een „baantje"
waar te nemen, 't meestal zoo eentonige
baantje van eiken dag 't zelfde.
Om iets nieuws te kunnen beleven, moe
ten we 't oude achter ons laten. Alsof wij
de eerste mensch op aarde waren, zoo
moeten we 't leven tegemoet gaan, zelf
onze godsdienst en onze plichten maken.
En nu is 't heerlyke, dat we niet meer de
eerste mensch zy'n, dat er anderen leven;
die voelen en denken als wy. En die ook
arbeiden aan hun vooruitgang, die indi
rect dè vooruitgang is. Twee m-ensohen
met dezelfde, overgenomen begrippen
staan kou-d en liefdeloos tegenover elkaar;
maar tussohen twéé menschen, die elk
voor zich van dé -grootheid en de schoon
heid der wereld door-drongen zijn, ont
staat de h-oogere, geestdriftige vriend
schap, die verheft. Met het bewustzyn van
die vriendschap, van die geesteiyk-e over
eenkomst, bestaat er geen „verveling"
meer. Dan voelen we ons één met de
groote eenheid, die bestemd is. omhoog te
stijgen, in de onvermydenjke evolutie.
Wanneer we ons los hebben gemaakt
van conventie en onbevooroordeeld en
met den wil tot genieten 't leven in gaan,
zal iedere dag ons nieuwe schoonheid too-
nen en geven, onverschillig of wy kun
stenaar, dan wel kanto-or-mensch zyn.
Dr. JOS. DE OOCK.
Handelaar te H.:
Het is ons niet mogeiyk, Uw vraag te
beantwoorden, aangezien wy de persoon
In kwestie in het geheel niet kennen.
Soms gaat het samenwerken in compag
non-schap goed, dikwyls loopt het ver
keerd, -en veelal is de opzet niet juist ge
weest. Een goede, zakelijke regeling is
dan ook een hoofdverei-sohte waarvan iets
goeds te verwachten is.
Verz. brieven: J. P. te H.; Mej. D. te H.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte-
lyk aan de aanvragers.
Toch verstaan ze elkander.
In den Philippynschen Archipel worden
meer can- zestig verschillende -talen ge
sproken.
is, maar de naam komt weinig voor in de
Stateri".
De -oude man wildé heengaan. Wy bleven
echter in zijn! nabijheid! -en verlieten met
hem -het huis. Ofschoon wyl eigenlijk niet
zeer nieuwsgierig waren-, v-eirzochten wy
hem l-och, -ons nog wat van de stadi te laten
zien.
-Bereidwillig -en zwijgend veerde hy ons
door de straten. Wij betraden een ba-r, aan
welks wanden vergeelde plakaten met ver
geten nameni van whiskymerken hingen; op
welks tafel bestoven glazen stonden; Wy
zagen in woningen, waar eenzame meubel
stukken hun dioodenslaap sliepen, omdat het
transport over de slechte wegen de kosten
niet loonde. Wij- kwamen- in de 'kerk, waar
naast oude rommel en teervaten1 nog de oude
kerkboeken lagen; en bereikten tenslotte
bet kerkhof.
Tusscbeni de scheefgezakte kruisen en de
in elkander gevallen steenen hadden wy
allen dezelfde gedachte: Wie zo-u straks den
ouden man, den laa-tsten burgemeester van
Bodie, de laatste eer be-wyzen? W-yi waagden
het evenwel- niet de vraag uit te sp-reken;
Zwijgend keerdén wij naar het hoofdplein
terug, en zonder dat wy er met elkander
over gesproken hadden, gingen wy- n-aar
onze -Daarden, en 'maakten hun teugels los
van het hek waaraan wij ze vastgemaakt
hadden-..
Met den voet -reeds in -den styigbeuge.1,
zeide Joe tot dén -oude: „Wy gaan t-och
rnaa-r liever naar Bridgepo-rt terug, mr.
Walker".
wDat dacht ik wel", antwoordde déze,
boog hoffelijk voor Iris erf ging met k'.eine
-pasjes over het -plein oor ergens in de scha
duw te vendwii-nien.
De nachtelijke rit door het bosch was niet
zoo vermoeiend als wij gedacht haddén'. De
maan scheen helder, onze paarden draafden
lustig -en schenen; den weg aüeen te kunnen
vinden, die van de doode goud'graversstad
naar de levende wereld' terugv-oerdle.