't Juttertje DIT DE WIJDE WERELD 'li Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van Zaterdag 9 Februari 1929. VONDEL'S 250e STERFDAG HERDACHT. sprongh, EEN DOODE STAD. De krijgsman en de handelaar, HET EERSTE KOFFIEHUIS TE WEENEN. DE METHODE, Deze stad is verrold. DE TAMBOUR ALS DAUPHIN. De treffende geiykenla ,,-Wevgetrokken.zooals alle anderen". Tob Nooit Hoekje 36$. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). v hl9 Wij laten hier, in aansluiting op wat wy omtrent Vondel in de Held. Courant van Diasdag jj. schreven, ter kenschetsing van den meester, eenige fragmenten uit enkele gedichten volgen. Liever dan één gedicht in zyn geheel, meenden wy enkele ülteenloopende fragmenten te moeten geven, daar die beter een beeld van Von ders beteekenis als dichter geven kunnen dan een enkel gedicht. Van eenige ver ouderde woorden en uitdrukkingen voe gen wy de beteekenis er by. Uit „Uifwaert van nuin dochterke": De felle Doot, die nu «een wit magh zien, Verschoont de grijze liên. Zij zit om hoogh, en mickt met haeren schicht Op het onnozel wicht, En lacht, wanneer in 't scheien De droeve moeders schreien. Zij zagh' er een, dat wuft en onbestuurt, De vreught was van de buurt, En, vlugh te voet, in 't ilinghertouwtje Of zoet Fiane zongh. En huppelde in het reitje Om 't lieve lodderaitje: Of dreef, gevolght van een en wackren troep, Den rinckelenden hoep De atraeten door. Uit „De Rijnstroom": Doorluchte Rijn, mijn zoete droom, Vaa waar zal ik u lof toezinghen? Mijn treckende geboortestroom, Gij komt uit Zwitsersohe Alpes springhen, Als hooftaer der begaefde Euroop.... 0 onvermoeide molenaer, O itedebouwer, schepedraegher, G rijeksgrens, schermheer in gevaer, Wijischenicker,' veerman, oeverknaegher, Rpieremaker, schaf papier, Dair ik uw glori op ma,gh schrijven: Lw water dat ontvonckt mijn vier, Mijl zinnen in uw wedde drijven, Éh spelen als een dartle zwaen, Vsrleckert op uw wijngherttlaên. Gay schijnt een aerdsche leghénboogh, Gekeet met levendighe kleuren, Ei tart den hemelschen om hoogh, Die hierom nijdigh schijnt te treuren. Dc blaeuwe en purpre en witte druif Terciert uw s-tedekroon en locken, Eb muscadelle wijnghertkuif; Ee vlieten staen met wijnghertstocken Ibntom u, druipende van 't nat, Ei offren elck hun watervat. KORIDON. iCoom hier, o goelijk meisje, Gy ziet de velden groenen. Vergunne slechts een reisje, Dat ik uw mont magh zoenen, Ei uwe wangen, uit lust en verlangen.. Ay koom wat nader: VAnt uwe moeder en was niet vroeder, Zij kuste vader. De duiven trekkebekken, De dieren in de weiden len lijn te zamen trekken, Wie kan de liefde scheiden Vai het leven, de jonkheit gegeeven Om te gebruiken? ■Wyi hebben onze döodé stedlen, maar de Harderwijkers, Elburgers en hoe ze meer heet en mogen, leven, ondanks de „docd- hei df Tan de plaats hunner inwoning, even in- ens als wijzelf in ons „ievend-e"( spring- leTende voegen wij. er by') Den Helder. Dat er echter ook een „dioode" stad bestaat in dei onoverdrachtelylken zin van het woord, zal waarschijnlijk niet algemeen hekend zyt. Dat is het -stadje Bodie, in Oalifornië, eenyaal een) welvarendl stadje van 30.000 invoners, maar door de goudgravers, die het stici-tten, verlaten. Thans ligt het, volkomen uitgestorven, in denzelfden staat-, waarin de voojnallge bewoners- het achterlieten. -Ziehier het verhaal van een paar Ameri ka arsche toeristen, die het plaatsje bt- zoch-en. „Nadat wy ons moeizaam- heengewerk hadden door eeni laatste versperring van beidtstruiken men bedenke dat de toe- riste^ te paard zijni lag die stad- vóór ons. Als ben uitgestrekte groene wand .omsloot haarhet -bosch, door geen enkelen weg door sneden, en. onmiddellijk daarachter lie-p de hoofdstraat der voormalige goudgravers- miederzetting. Een: echte straat, met fraaie huizen links en rechts, die meeste met kleine uit houwtjes, die met eén paar stoept red or toegankelijk waren.. Behaaglijke woonhuizen ■waren het van welgestelde families, afg?- wiiseld met gebouwen voorzien van naam borden. ,yJohn Bar-ker" stond op den. voor- maligen kapperswink-e-L „Fryman" op de snudery, „Maxfield1" was de naam van een drorist. Opvallend vele „saloons" (bars of café's). Een aardig stadje, waarvan het merk waardige was, dat nergens een mensch te Ren was, dat er geen hond blafte, geen kip ov*r de straat liep. Niets bewoog achter de Liefde moet bloeien. Door liefde groeien De boom en struiken. Tenslotte een van de aangrypend- schoone reien, waardoor Vondel's treur spelen zoo beroemd zyn geworden. In „Lucifer" -zingt een rei van eng;elen het beroemde: Wie is het, die zoo hoogh gezeten, Zoo diep in 't grondelooze licht, Van tijdt noch eeuwigheit gemeten, Noch ronden, zonder tegenwight By zich ibestaet, geen steun van buiten Ontleent, maer op zichzelven rust, En in zijn wezen kan besluiten Wat om en: in hem, onbewust Van wancken, -draeit, en wordt gedreven, Op 't een en eenigh middelpunt; Der zonnen zon; de geest, het leven, De ziel van alles wat gij kunt Bevroên, of nimmermeer bevroeden: Het hart, de bronaêr, d'oceaan1 En oirsprong van- zoo veele goeden Als uit hen vloeien, eni bestaen Bij zijn genade en alvermogen En wijsheit, die hun 't wezen schonck Uit niet, eer dit in top voltooiden Palais, der heemlen hemel, blonck; Daer wij met vleuglen d'oogen decken, Voor aller glanssen Majesteit; Terwijl we 's hemels lofgalm wecken, En vallen, uit eerbiedigheit, Uit vreeze, i,n zwijm -op 't aanzicht neder? Wie is het? noemt, beschrijft ons hem, Met eene Serafijne veder, Of schort het aen begrijp en stem? De tegenzang (een andere rei engelen, die verondersteld wordt te antwoorden) vangt aan: Dat 's Godt. Oneindig eeuwig wezen Van alle ding, dat wezen heeft. waarna een slotkoor den lof des Eeuwi gen zingt met het: Heiligh, heiligh, noch eens heiligh, Driemaal heiligh, eer zij Godt. Deze reien zyn door Vondel naar het voorbeeld der oude Grieksche drama schrijvers gevolgd. wuft en onbestuurt, dartel' en onbe zorgd; Fiane, een thans vergeten zang wijsje; lodderaitje, lodderoogje, aanval lig meisje; hoep, hoepel; treckende ge boortestroom, aantrekkende, lokkende, papieremaker, hier: de papiermolens in beweging brengende; magh staat voor kan; wedde, thans wed1, doorwaadbare plaats; ronden, hier kringen der eeuwig heid; wancken, wankelen, oorsprong van zoovele goeden, goede dingen; begryp, begrip. 'Men spreekt in de groote oorlogszuchtige mogendheden veel van „prestige" en men geeft aan- de militaire overwinningen de rol, om door een soort aureool den handel van het land te ondersteunen. IJdele dwaas heid! Het prestige van den handelaar spruit voort uit zy'n methode, uit zijn kennis, zyn eerlijkheid, zyn opvattingen over crediet, de pry-zen, die hij voor zyin waren vraagt en de kwaliteit dier waren-. Holland heeft door oen gestadige, nooit verflauwende werk kracht, door een intelligente voortvarend heid' zich een positie verworven, die by geen- enkele ter wereld achterstaat, Le Monde Nouveau. vensters, geen rook steeg uit de schoor- steenen. In Bodie scheen alles in Zondag- middagslaap te liggen, maar het was niet temin Donderdag en 7 uur 's avondls. „Hoe grappig", merkte Jee op (Joe is de verloofde van Iris). „Buitengewoon", zei I'ris. Ónze paarden draafd'en lustig vardeT en door geen enkel middel konden wy ze be wegen harder te gaan. Eindeloos strekte zich de stille straat uit; wy reden naast elkander en zwegen. Een vreemde 'beklemming over viel ons, geen onzer had l-ust af te stijgen en aan een der vele deuren en vensters te 'kloppen. Na een -groot kwartier eindigde de straat op een ruim plein, waar de kerken, het -post kantoor, de polit.iebureaux en het stadhuis stonden. Toen wy stilhielden, was het zoo stil, dat wij! duideiiiik I-ris, -het overmoedige meisje uit PhiJadelpMa, konden hooren zuchten. Ik geloof, dat niemand onzer haar ooit eerder had hooren zuchten. 'Wy rustten een poosje en wachtten;, zon- der te weten waarop. Toen hoorden Wy een deur knarsen, schreden kwamen aan- over steenen trappen, en achter de kerk ver scheen een oude man o-p het plein. Bloots hoofds, -en gekleed in e-en ouderwetsch grys -pak, kwam- hjj op ons toe. Zijn -gezicht toon de niet de minste verwondering, -toen hij ons zag. „Hallo!" riep Joe, veel harder dan nood'ig was, „waar -kunnen wij de paarden hier stallen?" -De -oude -man maakte een beweging met de hand. d'ie het geheel© plein- om-Vhtt-e. „Waar gij wenscht". Wy stegen af en maakten de teugels- aan het hek vast, dat rondom de kenk stond,-hoe wel er niet de minste oorzaak ko-n zyn. die d-e d'eren- zou d-oen vluchten. Intu-sschen was de man ons genaderd, en wij zagen, dat zijn ooeen een blauwen glans hadden, dat hij zorgvuldig geschoren was en zijn wit haar Pijnlijk netjes -in lange, gladde strengen teruggekamd was. Jee noemde onze na-men. en vertelde hem. dat wit uit- Bridgerort kwamen om- de stad te bezichtigen; en hier wilden overnachten. „Dat dacht ik wel", antwoordde hij, „twee Heit eerste koffiehuis werd te Weenen geopend, kort nadat de Turken in 1684 het beleg voor de-ze stad hadden opgeheven. Gedurende dit beleg dat Oostenrijk met den algeheeien ondergang bedreigde, bewees een zekere Koltschinsky den belegerden zeer belangrijke diensten, -omdat hij uitstekend op de hoogte was van de zeden en- gewoon ten1 'der Turken en hun taal vloeiend sprak, waagde h-Jji zic-h- meermalen1- in de' kampen om inlichtingen in te winnen eri- achter de plan nen der belegeraars te komen. Toen nu deze door den dapperen Poo-lschen koning Johan Sobiesky verslagen waren en in allerijl af trokken, werd Koltschinsky als belooning voor zyn- diensten een groote hoeveelheid koffie toegewezen, die in het Turksche le gerkamp was buitgemaakt. Hy- kreeg daarby de vergunning, den geuirigen drank aan lief hebbers te verkoo-pen- en richtte daartoe het eerste café te Weenen op. 'Frederik de Groote* koning van Pruisen, was een groot liefhebber van fluitspelen, waarin hy onderwezen, werd door den -mu sicus Quantz. Eens hoorde hy' een jong- mensc-h, dat ook les van dien meester kreeg, een stuk op de fluit uitvoeren, zooals hy, de koning, het niet kon-. Daaro-ver ontstemd-, maakte hy Quantz ex een verwijt van, dat die hem n-o-g niet zoo-ver had gebracht. „Dat ligt aan de -methode, Sire!" ant woordde de musicus. „W-elke methode volg je dan hij dien leer ling?" Quantz maakte een beweging met de hand, alsof hy: met den stok sloeg. „-Zoo, Quantz",, zei de koning, „nu, -als het daaraan ligt, wil ik -mijl liever aan de tot nu toe gevolgde methc-de houden". Eenige jaren geleden begon het er ge vaarlijk uit te zien voor de kleine stad Hib- b-ing in den- Arrteri'kaanischeni staat) M'inneo- sota,, omcat zij ondermijnd werd door den mynarbeid der United States Steel Corpora tion.. Om rampen te voorkomen, zei-de de leider dier machtige vereenigi-ng tot een aantal ingenieurs: „Verhuis de geheele stad een myll verder". Men ging aan het werk en de 200 gebouwen en water-werken alles van hout gemaakt werden sueeessievelyk op rolwagentjes ge-plaatst, zonder dat de on geveer 10.000 bewoners er -eenigen -last van hadden,, en th-a-ns is de nieuwe stad' herrezen op -een- ongevaarlijikj plaats en kan het mijn werk onder de -plek waar Hibbing vroeger gestaan heeft, .ongehinderd! worden voort gezet. In het jaar 1800 werden de hoven van Europa -in spanning gebracht door een merk waardige gebeurtenis, betreffende een jon gen tamboer van -het Öostenryksche regi ment, Bel'giosrjosoi, hetwelk destijds te Tor- tona in Piemont lag. De jonge trommelaar was w-egens 'desertie veroordeeld' tot spi-ts- roedenloo-pen. Toen de straf aan hem zou voltrokken worden; bekende hy aan den commandant, jaar geleden waren hier ook twee h-eeren en tw-ee -dames om de stad te zien en hier te overnachten!". „lEn- w-aar hebt u ze -ondergebracht,?" -„'Zoover is het niet gekomen, de beide heer-en en de -dames zijn na- een uurtije weer weggereden". „iZiii waren zeker ni-eiti zoo moe als 'ik'", zei Iris, „ik heb op het oogenibük maar één ver langen: een uurtje te kunnen rusten". WWy zijn daarop ingericht". Weder maakte de oude man de kleine handbewe ging, die het gansche plein- omvatte. Er zyn vele kamers vrijt Waar wilt u -rusten, miss Vincent?" Iris,, die andiers zoo snel was in het nemeh van besluiten, aarzelde -thans, t-oen haar een gansche stad aangeboden werd. 'Daarna zeide zy, met een ietwat kunstmatig lachje: „Et verlaat mij 'op uw raad". Wiyl volgden d'en mian over het plein. Hy bleef voor eenige deunen- besluiteloos staan, en bracht ons -tenslotte naar een1- der smalle, lage huisjes. Meer tot zichzelf dan tot ons, zeide hy vervolgens: „Hier, by Fadyen, zal rtcg het 'b-est zyn". Wyl traden' binnen. De houten, voortrap klonk hol -o-nder onze schreiden, de huisdeur was miet gesloten. Een 1'eege voorkamer, die stoffig rook, dan- een ija-me-r met een sofa in het midd'en -en twee rieten' stoelen, die verlaten' langs den wan-cP stonden-. J-oe opende beide vensx-ers, maar de lucht bleef 'benauwd en duf. Misschien kwam h-et wel, doordat van de -straat geen enkel geluid- tot ons 'doordrong. Tweemaal' ging Iris het ver trek op en neer, toen zette zij' zich -op den divan,, welks veeTen onder bet zwarte over trek knarsten. „Zullen wyi gaani?" vroeg ik. rJNeen-, neen. Biy-f hl-er, ik geloof niet, dat ik zal slapen. Hoe lang -hf het huis eigen- iy-k onbewoond?" „Nog niet lang", was het antwoord van den, oudeni man., „Zoowat vyif-en-twintig jaar". Iris stond snel op, alsof zij geschrokken was. ..Waar rijo de bewoners dan heenge gaan?" En zoo, lm de voorkamer der familie Fa- óat hy niemand anders was dan de dauphin van- Frankryk, de ongelukkige zoon van Lodewyk XVI en van Marie Antoinette (op 25 Maart 1786 geboren en nadat hy op de bekende verschrlkkeiyke wyze door den schoenmaker Simon gemarteldi was, inge schreven als overleden op 8 Juni 1795). Zijn officieel gemelde dood was een bedrog, hy had zich- aan niemand willen bekend ma-ken dan aan zich destijds te Weenen bevindende zuster, de hertcgin van Angoutème, die hem ongetwy-fekï herkennen zou. Een dergelyke vernederende straf kon- hij echter niet on dergaan, zonder zijn Incognito af te werpen en hy verzocht daarom naar zyn zuster te Weenen te worden- gebracht. Dat alles ver telde hy op zoo'n overtuigende manier en met zoov-eel waarschijnlijkheid, dat de over ste van het regiment besloot, van- het ge beurde -melding -te maken. Men- zond den tamboer-dauphin daarop naar Turijn, waar mem hem, door hoogstaande personen, die den jongen dauphin van Frankrijk h-adden gekend, liet ondervragen. Verscheidene per sonen- verklaarden, hij was beslist de on gelukkige prins. Zoo geleek ook het voorhanden zynde por tret van den dauphin sprekend. Hy had de zelfde f-yne huid, ook had hy den gang der Bourbons en sommige andere eigenaardig heden der koninklijke familie. 'Een heer, die vroeger aan het hof was geweest, herinerde zich, dat de dauphin een i'i'tteeken aan de knie had, door het vallen van een trap, en werkelijk vond -men op de aan geduide plaats een klein 1-it-teeken. Van zyn lotgevalllen vertelde -hy het vol gende: De schoenmaker Simon had hem, wanneer er iem-and bij' was, ai-tijd ze-er slecht behan deld; in het geheim was hij -echter altyd vriendelijk -en goed voor het kind geweest. Toen Himiom van Robespi-erre bevel ont ving den dauphin te vergiftigen, heeft h-y de gelegenheid1 -aangegrepen om h-em te doen vieirdwyn'en en) een dood jongetje van -onge veer d-enzeifden leeftijd v-o-or hem tle doen doorgaan. De we-rkelyk -geconstateerde veran- andering -der gelaatstrekken by hét lykje schreef men toe aan de werking van het vergift. Simon had hem enkele dagen- ver borgen gehouden en- toen- aan een vriend opgedragen hem naar- Bordeaux te brengen. Daarbij had Simon hem uitdrukkeiyk aan bevolen- -ter wille van zijn persoonlijke zeker heid,, aan niemand -bekend' te maken en voorlooptg verborgen -te blijven- en zoo den gang van zaken- af te wachten. Met den vriend van Simon was hij van Bordeaux naar Corsica gereisd; waar zyn beschermer overleden was. Daar -hij geheel zonder middelen was, werd hy bediende -in een koffiehuis, in- Bastia. Toen- vernam hy, dat zjjn zuster zich in Weenen bevond en begaf zich naar Venetië met het plan om daar te voet naar Weenen te gaan. Toen was de oorlog uitgebroken en Italië w-end -overstroomd -door Oostienryksch^ tr-oe- pey en -zag hyi zich- genoodzaakt om dienst te nemen, wilde hij -niet van honger om komen. Nadat hy een-ig geld- gespaard had, had hij zijn -reis naar Weenen willen) door zetten en daarom was hy gedeserteerd. D-e generaal Melas, d'ie deze -gegevens naar W-eenen zond, ontving h-et bevel, den tam boer voor den krijgsraad' te -brengen; deze constateerde, dat hi1 -een horl-ogemakersbe- d'iend© was, afkom-stig van V-ersailles. En zoo werd, niettegenstaande hij dat be slist ontkende, de spitsroedenstraf op hem toegepast; door hooge voorspraak behoefde hy echter inplaats van driemaal slechts een maal te loo-pen. Toen men hem zijn uniform wilde uit trekken, riep hiji uit: „Welk- een vernede ring voor een- Bourbon!" Hyi werd uit den militairen dienst ontsla gen en .nooit heeft men meer iets van hem vernomen; IZooals bekend is, was -de later optredende tweede pseudo-dauphi-n Nau-ndorff eveneens een horlogemaker. B. dyen; d;ie een kwart -eeuw geleden -haaT wo ning had' verlaten, vertelde -ons de eenige bewoner van Bo-die d-e geschiedenis dezer goudgraversstadi. Hij had' haar -nog in haar bl-oedtyj gekend, toen d-e bergen van Mono Coun/ty nog rijk waren aan goudh-ou-dend gesteente, toen -de „diggers" (gravers) eiken Zaterdagavond; hongerig naar genoegens en dorstig naar whisky, naar dé nederzetting -terugkeerd-em, de saloons en bars -propvol waren, en ieder bewoner der stad, van de caféhouders en speelhuishouders af -tot arts, dominé en doodgraver -toe, zooveel verdien den als zjj wilden. Dat hie-r en daar de revolvers knalden, de messen blonken -en een goudgraver d'ood voor zyn) woning bleef liggen, beteeken-de -niets, de temperamenten waren- nu eenmaal heftig, de a-ardsche gerechtigheid was by rechter Lynch (hiermede wordt bedoeld het verschaffen van eigen recht, de toepassing der lynchwet), in de beste hanceni, en over wat hiernamaals kwam; maakten- de goud gravers zich- niet bezorgd; Toen echter begonnen de goudad-ers in de bergen het op te geven, de „diggers" trekken verder noordiwaarts, en de goede -dagen van Bod'ie1 waren; eens vooral- voo-rhy. Even-ais in de eerste dagen v-olgden- de -bar- eigen-aars, muzikanten en- d'e vrou-welyke -staf -de goudgravers. De smid, de 'barbier, d'e dlr-ogisll hielden! hel! no® een paar jaar uit, maar ook zjj verlieten hun woningen en werkplaatsen en zochten aan -de kust of hooger de bergen in hun geluk. Alleen de ouden bleven achter en wachtten, tot zy doof den dood werden, gehaald. „Ik heb ze allemaal op de rij af begraven en hun werk geërfd. Thans ben ik post meester, politiechef, brandmeester eri dood graver tegelijk. Ook ben i'k burgemeester van Bodie", besloot d-e -oude lachend. „Hoe is uw naam-?" verbrak Joe de stilte. „Ik heet Jimmy Walker1". Wij zagen elkander aan. „U heeft een be roemd naamgenoot in New-York, mr. Wal ker", zeide Joe. „Kent u hem? Hy is ook burgemeester". ..Ik weet niets omtrent bem. Het is mo- geiyk, dat er nog een burgemeester Walker SLEUR De sleur der gewoonte is de waarachtigste van aflle duister nissen; de nacht is niet donker in vergelyking daarmee. Barbusse. „Er is niets nieuws onder de zon". Vrij algemeen en meestal zuchtend hoort men dat beweren, 't Is waar, in 't uiteriyke leven komt in den loop der eeuwen niet veel verandering en zeker niet binnen een menschenleeftyd. We eten en drinken en probeeren geld te verdienen. Vroeger gingen we per trekschuit, nu per vliegr machine.Dèt is toch wel een groot verschil? Och, ja, geeft de onbevredigde toe, maar hy is niet overtuigd, want. dèt bedoelt hy eigeniyk niet. Wat hy wel bedoelt, zou hy niet zoo makkeiyk kun nen zeggen. In de meeste gevallen klaagt hy over ,,'t vervelende leven". 't Leven moet ook troosteloos vervelend zyn voor hem, die.niet leeft. Wan neer we aannemen, dat er niets nieuws onder de zon is en ons leven inrichten naar dat van onzen vader en grootvader, hun godsdienst, hun fatsoer, begrippen, hun plichten overnemen, dan hebben we zelf niets meer te doen, dan een „baantje" waar te nemen, 't meestal zoo eentonige baantje van eiken dag 't zelfde. Om iets nieuws te kunnen beleven, moe ten we 't oude achter ons laten. Alsof wij de eerste mensch op aarde waren, zoo moeten we 't leven tegemoet gaan, zelf onze godsdienst en onze plichten maken. En nu is 't heerlyke, dat we niet meer de eerste mensch zy'n, dat er anderen leven; die voelen en denken als wy. En die ook arbeiden aan hun vooruitgang, die indi rect dè vooruitgang is. Twee m-ensohen met dezelfde, overgenomen begrippen staan kou-d en liefdeloos tegenover elkaar; maar tussohen twéé menschen, die elk voor zich van dé -grootheid en de schoon heid der wereld door-drongen zijn, ont staat de h-oogere, geestdriftige vriend schap, die verheft. Met het bewustzyn van die vriendschap, van die geesteiyk-e over eenkomst, bestaat er geen „verveling" meer. Dan voelen we ons één met de groote eenheid, die bestemd is. omhoog te stijgen, in de onvermydenjke evolutie. Wanneer we ons los hebben gemaakt van conventie en onbevooroordeeld en met den wil tot genieten 't leven in gaan, zal iedere dag ons nieuwe schoonheid too- nen en geven, onverschillig of wy kun stenaar, dan wel kanto-or-mensch zyn. Dr. JOS. DE OOCK. Handelaar te H.: Het is ons niet mogeiyk, Uw vraag te beantwoorden, aangezien wy de persoon In kwestie in het geheel niet kennen. Soms gaat het samenwerken in compag non-schap goed, dikwyls loopt het ver keerd, -en veelal is de opzet niet juist ge weest. Een goede, zakelijke regeling is dan ook een hoofdverei-sohte waarvan iets goeds te verwachten is. Verz. brieven: J. P. te H.; Mej. D. te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte- lyk aan de aanvragers. Toch verstaan ze elkander. In den Philippynschen Archipel worden meer can- zestig verschillende -talen ge sproken. is, maar de naam komt weinig voor in de Stateri". De -oude man wildé heengaan. Wy bleven echter in zijn! nabijheid! -en verlieten met hem -het huis. Ofschoon wyl eigenlijk niet zeer nieuwsgierig waren-, v-eirzochten wy hem l-och, -ons nog wat van de stadi te laten zien. -Bereidwillig -en zwijgend veerde hy ons door de straten. Wij betraden een ba-r, aan welks wanden vergeelde plakaten met ver geten nameni van whiskymerken hingen; op welks tafel bestoven glazen stonden; Wy zagen in woningen, waar eenzame meubel stukken hun dioodenslaap sliepen, omdat het transport over de slechte wegen de kosten niet loonde. Wij- kwamen- in de 'kerk, waar naast oude rommel en teervaten1 nog de oude kerkboeken lagen; en bereikten tenslotte bet kerkhof. Tusscbeni de scheefgezakte kruisen en de in elkander gevallen steenen hadden wy allen dezelfde gedachte: Wie zo-u straks den ouden man, den laa-tsten burgemeester van Bodie, de laatste eer be-wyzen? W-yi waagden het evenwel- niet de vraag uit te sp-reken; Zwijgend keerdén wij naar het hoofdplein terug, en zonder dat wy er met elkander over gesproken hadden, gingen wy- n-aar onze -Daarden, en 'maakten hun teugels los van het hek waaraan wij ze vastgemaakt hadden-.. Met den voet -reeds in -den styigbeuge.1, zeide Joe tot dén -oude: „Wy gaan t-och rnaa-r liever naar Bridgepo-rt terug, mr. Walker". wDat dacht ik wel", antwoordde déze, boog hoffelijk voor Iris erf ging met k'.eine -pasjes over het -plein oor ergens in de scha duw te vendwii-nien. De nachtelijke rit door het bosch was niet zoo vermoeiend als wij gedacht haddén'. De maan scheen helder, onze paarden draafden lustig -en schenen; den weg aüeen te kunnen vinden, die van de doode goud'graversstad naar de levende wereld' terugv-oerdle.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7