Uiï VLEGELJAREN
Populair3ijvoegsel van de
HELDERiCHE COURANT,
/onderlinge lotgevallen
ir het Dagelijksch leven
-
van Zatenag 16 Februari 1929.
369. (auteurrechten voorbehouden).
Natuurlijk, beweert D Easton, moet
er op deze beschouwingde(, aia op een
rots worden gebouwd, m,r volgens zijn
inzicht verkeeren we toch^ een periode,
die een reeks van vorstw>,era doet ver
wachten.
Aan dat artikel dacht vanmorgen
toen ik op mijn buiten haüend tüermo-
metertje 15° C. vorst aflaadt was niet
mis: 27® F vorst.
Dan draai je weer gauw ó«öeur in en
kruipt zoo dicht mogelijk bi^e kachel.
Maar als je dan door de st^ bevroren
ramen het gouden zonlicht zit stroomen,
dat de ijsbloemen toovert in eejfonkeiing
van veelkleurige tint en je, dot een ont
dooid plekje op de ruit, dat zoicht uit
fel-blauwen hemel ziet daveren Ver het
landschap, dan trekt toch dat llclye naar
buiten.
En, ondanks de felle koude, stije op
van je hoekje aan den haard, je s,at je
een dikken halsdoek om, zet de vaag
van je jas hoog op en trekt je wollen
ten aan.
Eerst is het buiten een koude sneren
het lijkt wel of je ooren van
hoofd vriezen en het is, of de kou<-
wind dwars door je voorhoofd snijdt, te.-
wijl js neus allures aanneemt van eei
watercraan, waarvan het leertje ver
vonden, waar ze genoeglijk konden rus
ten en zich overspoelen met het zeewater.
Angstig klonken hun kreten. Opge
jaagd waren ze van hun voedselterreinen;
nergens een plekje om zich te voeden en
zich te vermeien. De vorst had hen tot
zwervers gemaakt en rusteloos trokken
ze rond, nu eens zwaaiend zich versprei
dend in een dunne kronkelende sliet, dan
weer zich samenpakkend en zwevend
rond als een groote donkere wolk.
Ook voor die wezens is de vorst een
kwade vriendin. En zoo zijn er meer an
deren. Denk aan de woonwagens; denk
aan hen, die niet voldoende voedsel,
brand en ligging hebben; denk aan hen,
die wonen in de halfsteens huisjes, waar
de felle wind doorperst, zoodat er geen
stoken aan is; denk aan de kleeding, die
thans maar weinig ingesteld is op de
felle koude.
"Vroeger droegen de vrouwen dan
hun kapers of harsenlappen. Fijne wol
len hoofdbedekkingen, die de ooren ge
heel afsloten en het gezicht slechts voor
een deel bloot lieten.
Toen had men eigen-gebreide wanten,
met slechts een duim om deze handbedek
king op te houden.
De mannen droegen bonten „polen",
waarin de ooren schuil gingen of petten,
die een rand hebben, welke neerge
laten, hoofd en kin bedekte. Het
wlntergoed was wolliger'en steviger. Men
was er op geschoeid.
De huizen hadden wat dikkere muren;
de vensters waren voorzien van luiken,
buiten of binnen aangebracht, zoodat er
's avonds een flinke buitensluiting was
van de koude-inwerking.
We rekenden niet meer op felle koude;
we meenden dat dat zoo zou voortgaan en
we stelden ons daarop in.
Maar nu worden we misschien tot het
esef gebracht, dat het kan verkeeren en
Usschien is de tijd niet ver meer, dat we
rmen en dat we onze winterplunje weer
tvt in het teeken van „wol" zetten.
Dn als Dr. Easton gelijk heeft dan is
la zaak ook en we doen misschien ver
zadig met zijn wenk rekening te hou
der
nleuvrï moet worden. Je doet alle moeite éer „heel steens" gaan bouwen en dat
om de kraan stevig af te sluiten, maar, weer luiken laten maken voor onze
druppelsgewijs blijft het water lekken.!
En zoo is het ook met je neus in een tem-
peratuui van 15° C. onder nul. Je snuit
en je haalt op, doch een chronische drup-
pelversiiring aan den top van je neus is
het eindresultaat
Maar ,e zet je schouders stevig dwars
tegen dei wind in; je vermant je en ter
wijl je snurkt door je .neusgaten en je
voorhooft zich rimpelt door de koude-
snljding en je voetstappen holklinkend
gaan over de hard bevroren straten, komt
er toch eindelijk wat strooming in je
bloed en het duurt niet lang of je staat
boven op den dijk en je vergeet voor een
moment je kille verkleumdheid, want
vóói je ontplooid zich een zoo machtig-
groctsch schouwspel, dat alles vergoedt
het®en je aan koude lijdt.
Hiel de zee was overdekt met ijs. Zoo
ver iet oog reikte was het één compacte
wltt< massa, waarop d'e zon in toover
kleu'wemeling haar stralend licht spran
kelde
Hé ijs knerpte en schuifelde tegen el
kaar het wreef met kracht schots tegen
Bchos, zoodat de randen rafelden en
broklelden en knallend elkaar versplin
terd®.
Teftn den horizon waren talrijke heu
veltje; als witte grillige silhouetten zicht
baar in ze bewezen dat onweerstaanbare
kracken zich met elkaar hadden geme
ten, ei, elkaar vernietigend, andere om-
trekksi hadden gecreeërd.
Als eei zwart contour teekende, hoog
bovm die witte, schuimende massa, het
ellatd Texel zich af.
Hael de haven was dicht bezet met ijs.
In le monding lag de Texelsche boot te
wonteen met de ijsmassa; de Drente
dee< zjn best in d'e haven het ijs „leven
dig' te houden. Overigens doodsche rust.
Het witer \ias zoo enorm laag, dat de
schüten aan den steiger, sterk heliend,
«enden grond zaten.
Oer het Wad wolkten de duizenden
watrv«gels, die nergers een open plek
17)
Wees was „gek"; c© studievrienden wa-
reni hei aarover roerend' eens en1 ware het
niet datbilj door zjjn. d'öiie uitgelatenheid,
geesiigsiengensatreken en onigineele non-
chalancei'erg'oeiide wat hij aan psycholo
gisch va-de -anderen-afwijken inboette, zijn
populairst waare zeer zeker beduidend min
eer gewst. Nu echter wist hij zich n'iet
alleen te.sr.ihaven, doch stond vrijwel aan
de spits an ons, zeesterrenbeeld. Leende
dag of Jond zich minder voor wandelen
langs stand of boulevard', hield ©en een
tonige rffinl ons van Ntieuwendijk of Jaoota-
«triat endast mot „least", was generaal de
■toestand nzer financiën van dien aard, dat
om bezot de bezitters van Metropol© e. a.
tenpels ui genoegen, minder aangenaam
zou zijn, tn bokten we ais samenzweerders
op Woest kameT tezaam. In een vrijmoe
dig* chao; zittend, liggend of op-den-grond-
gtóirkt, hd leder zich, een plaatsje gekozen.
O# naouBaig bed; islceas «n sprei verleren-
DE VOORSPELLING VAN DEN
ASTROLOOG.
De sombere voorspelling.
Na den dokt van Wallenstein, in het
jaar :634 verleef diens vriend en raads
man, de oudt astroloog Johan Battista
Seni, tijdelijk o» het kasteel van Max Wal
lenstein, waar nog verscheidene andere
gasten verbleven
Op zekeren avnd maakten zij' zich vroo-
lijk over dén sterekundige. Lang luister
de Seni toe en sjjak toen: „Heeren, de
kunst der waarzeggers is geen bedriegerij,
maar slechts het og, dat door geen harts
tocht verblind kanzien wat in de sterren
geschreven staat, en het lot van ieder
mensch staat daarli geschreven"
De ernstige redevan den ouden man
had haar uitwerking niet gemist,
Slechts een jonge edelman, Kurt von
Würden was niet te o'ertuigen en in jeug
digen overmoed riep iij uit: „Als gij niet
als leugenprofeet vil, staan, toon ons
dan wat gij kunt, z<g njj dan hoe en wan
neer ik uit dit levti scheiden zal".
Eindelijk gaf Seri toe. Slechts door een
bediende vergezeld beklom hij den slot
toren. Daar keek lij aaar de sterren en
deed sommige haiüeliugen, die den on
wetenden knecht ain tCoverij deden den
ken. Eindelijk keerie hij in de zaal' terug
waar de aanwezige: hem spoedig om
ringden.
„Wel, wat is het?" riej de jonge von
Würden.
De blik van den ouden man verkondig
de niet veel goeds.
„Weet Jonker", antwoordde bij, „dat gij
geen drie jaar meer te leven kebt en gij
in het derde jaar en in het kisteel uws
vaders door een leeuw zult sterven!"
Een luid gelach der aanwezlger begroet
te deze uitspraak van den astro.oog, die
zich kalm verwijderde.
De jonge von Würden had de voorspel
ling spoedig vergeten, en niemani dacht
er meer aan.
Toen naderde het jaar 1637 en ni, deel
de de graaf v. Wallenstein de voorspdling
aan den vader van den jongen von "Vür-
den nede. De oude lieer was zeer b.jge-
loovig, daarom was hij zoo angstig, dat hij
zijn zoon niet alleen de jacht verbrod,
maar hem ook zooveel mogelijk in het ^ot
bij zich hield. Niemand kon dén jonktr
beter gezelschap houden dan zijn nichtje
Bertha von Waldstein. Dikwijls kwam i\
met haar vader mede en vergat de jonge
graaf zijn gevangenschap.
Reeds was het derde jaar bijna om toen
hij op zekeren morgen gewekt werd door
de vroolijke drukte van een naderende
jachtstoet. Hij keek uit het raam en ont
waarde op de binnenplaats een klein jacht
gezelschap. Zijn nicht Bertha was ook op
een paard gezeten en aan haar zijde zag
hij een knappen jager, dien hij nog nooit
gezien had. In druk gesprek met haar
begeleider reed zij weg, zonder een blik
naar boven te werpen. Dat was den ge
vangene te machtig. Met haastige stappen
liep hij de kamer op en neer. Toen viel
zijn oog op een wapenschild, dat aan den
muur hing. Twee leeuwen die tegenover
elkaar stonden. Bij den aanblik der leeu
wen geraakte hij in woede en terwijl hij
riep: „Vervloekt dierengeslacht" gaf hij
een slag met zijn vuist op een der geschil
derde leeuwén. Daarbij verwondde hij zijn
rechterhand aan een spijker. Het wondje
was zoo klein, dat hij er geen notitie van
nam.
Den volgenden dag had hij onduldbare
pijn aan zijn hand, die van uur tot uur
weer erger werd; men haalde een heel
meester die zooveel mogelijk trachtte te
helpen. Maar het mocht niet baten, bin
nen twee dagen was de jonker over
leden. Zoo vervulde zich de voorspelling
van Seni, den astroloog van Wallenstein.
keltf onder Woest's)respectabel lange body,
zijn v-oeten hoogstsunenid op dtokige ledi-
kantaanidi, dto-or veavuldig bescludiigen-, lag
daar de keizer der zeesternen en sprak als
een! orakel tusaohei dunne lippen, geschei
den door ce steel Tan lange Goudsche pijp,
van vreemde ervaiingen. De wonder-krul-
lende, vaal-blauw jpstjjgende rookwolkjes-,
cmwalmdeni zjjin ge&at in oneindig bewegen.
De oogleden, als cie van een kat half ge
sloten,, zoo dat de blonde wimpers slechts
vaag blauw oogeipaar zichtbaar gaven,
staarde hij de sl'ijgtnd© rook na eb als daar
uit zdj,n fantasiën bouwende,, vertelde hij
wondere dingen vin Friesland en zeevaart
schoolervaringen op Terschelling. Want
voor ViiS'Singen had Woest op Terschelling
de zeevaartschool bezocht, waar duistere
redenen hem hadten uitgedreven en op de
Boulevard De Rurter, te V!issingen\ doen
belanden. Door zijn reeds-eeTder-van-hui3-
zijin en veelvuldige omgang daar met oude
ren,, gold hij ondei onzen kring als d'e des
kundige met betrekking tot ons toekomstig
zeeleven. Ademloos luisterden wij loe wan»
neer hij, behagen scheppend in zijn aan
dachtig auditorium, wonder'ijk verhaalde
over ver-vreemde landen. Realiteit en faa-
,- tAttimkt Mh*p?inge» va» ♦ud»r»n, wmn
EEN GESCHIEDKUNDIGE
DRUKFOUT.
Napoleon II of Napoleon DL
Vaak is de vraag opgeworpen hoe het
toch komt, dat op Napoleon I in de rij der
Napoleons dadelijk een Napoleon III volgt
en waarom Louis Napoleon niet de
„tweede" genoemd1 wordt.
Volgens den Engelschen geschiedvor-
scher Klinglake is dit aan ^en merkwaar
dige drukfout te wijten.
Onmiddellijk voor de staatsgreep, was
de toenmalige Fransche minister van Bin-
nenlandsche Zaken ijverig bezig de ko
mende verandering voor te bereiden. Hij
schreef een proclamatie voor het offi-
cieele orgaan, dat de stemming in Parijs
weergaf en sloot met de woorden: „En
zoo zij dan het devies, dat. ons moet ver
lossen: Leve Napoleon!!!"
„Louis", de president, had' reeds beslo
ten, om op deze wijze van de liefde, welke
het volk voor zijn oom gevoeld had, te
profiteeren. Het schrijven der drie uit-
roepteekens achter den naam, gelukte den
minister klaarblijkelijk niet, immers de
zetter maakte hieruit op, geen uitroep-
teekens, maar het Romeinsche cijfer III.
Toen het blad den volgenden morgen
in handen van den schrijver, den presi
dent en de andere ingewijden kwam, was
de verrassing groot, toen ze lazen:
„Leve Napoleon III."
Tijd om de fout te herstellen of een ver
klaring te geven was er niet en de pro
clamatie werd1 door de geheele pers nage
drukt en op vergaderingen voorgelezen.
De bewering, dat de eenige zoon van
Napoleon I, de hertog van Reichstadt, als
Napoleon II gold', omdat zijn vader ten
zijnen gunste in 1815 afstand van den
troon deed, is eerst later bedacht.
AFVAL VAN EDELE METALEN.
Evenals in de diamantslijperijen zelfs
het veegsel van den vloer verzameld
wordt, om na verbranden en zuiveren
nog wat diamantpoeder op te leveren,
word'en ook de afvallen der goud- en
zilversmeden zorgvuldig bewaard om door
een bijzondere bewerking weer de daar
in voorkomende edele metalen terug te
geven. Deze bewerking gebeurt in de raf
finaderijen voor edele metalen, welke de
afvallen der plaatsen met vloeimidüelen
en lood samensmelten.
Hierdoor nemen de vloeimiddelen aller
lei verontreinigingen weg, torwijl het
goud en het zilver oplossen in het lood!.
Dit laatsto metaal wordt afgedreven
door verhitting in een oxydeerenden oven,
waardoor het lood! overgaat in loodglit,
terwijl een mengsel der edele metalen,
zonder chemische veranderingen te onder
gaan, overblijft.
Ten slotte worden deze twee metalen
escheiden met behulp van zwavelzuur,
at zilver oplost en goud' niet. Uit de op
lossing kan weer zilver gewonnen wor
gden. Ook oude en gebroken voorwerpen
van edele metalen worden op dergelijke
wijze behandeld, daar ze alle koper of
andere bijmengsels bovatten, die er alleen
(langs genoemden weg uitgehaald kunnen
worden.
Slechts In zeer enkele gevallen kunnen
oude voorwerpen direct gesmolten worden
et tot nieuwe omgewerkt.
De oorlog heeft gemaakt, dat in vele
1 arden de snelheid van werken in de raf-
finsderijen sterk vergroot is, zoodat in
een -nkelen dag alles kan afloopen.
Veegsel wordt eerst zeer nauwkeurig
homogeen gemengd en geanalyseerd, zoo
dat de raffinaderij geen risico heeft bij het
koop en. Tijdens den oorlog ontvingen de
raffinaderijen slechts zeer weinig platina.
Tegenwoordig neemt het gebruik van pla
tina voor allerlei juwelierswerk weer toe,
hetgeen bewijst, iat de menschelijke ijdel-
heid nog precies iezelfde is gebleven.
zestig maten rust.
Soeds lil de maat.
Een Amsterdamsoh bekend paukenist,
die jaren, lang aan jen der grootste
schouwburgen verbonden is geweest,
dronk gaarne onder de Utvoeringen van
een lange opera eens een kleine hartver
sterking.
Gedurende een groote opvra in vijf be
drijven kreeg hij eens een oreewone aan
vechting; de droge tong kletXdo aan het
verhemelte, want in geen tweo uur had
een enkele dronk hem verkwikt. Daar
komt een lichtpunt in de 4e acte:hij heeft
60 maten rust.
Die gelegenheid is te gunstig, om er
niet even gebruik van te maken, Wmt de
kleine herberg, die hij gemeenlijk mtt zijn
klandizie bevoordeelt, is slechts op'een
paar pas van den schouwburg gelegvn.
Zoodra is bedoelde passage niet af
gebroken en heeft bij den laatsten slf^
op zijn instrument gegeven, of hij legt zijl.
stokken *neer, sluipt zonder 't minste ge
luid te maken door de nauwe deur en
gaat, zijn maten tellende, 1, 2, 8, 4, in het
tempo van een marsch naar het bedoelde
café, 5, 6, 7, 8, 9, 10 treedt hij 11, 12
de gelagkamer binnen, 18 goeden avond,
14, 15, een glas Beiersch, 16, maar gauw,
17, 18, 19, hier dank je, 20; (hij' drinkt),
21, 22, 23 (hij drinkt) brr 27, 28; hier 29
is een dubbeltje 80, 31, nog een! 82, 33,
34 (het tweede glas komt) 35 (hij drinkt)
86, 37, 38, 39, 40; hier is, 41, nog een
dubbeltje! 42, 43 goeden avond, 44, ik
heb 45 geen tijd' meer, 46, 47 50, 51, 52,
marcheert hij weer naar zijn plaats in het
orchest, is met 59 in postuur en Boem!
valt hij, juist als hij 60 telt, met het volle
tutti der instrumenten weer in
verteld' en opgesmukt dooi' Woest, wiens
levendige verbeelding dé beelden wonder
vreemde bekoring en geheimzinnige:! vorm
bijbracht; waarvan wijl smulden.
Genietend van eigen fantasie eni diep
aandachtig gehoor,, 'ag als een geestelijke
misdadiger, de keizer, rookkringetjes bla
zend -en vertelde verder: De boorden der
La Plata-rlvier, tropisch schoon, de steden
in luchtte kleurenpracht, Montevideo, Bue-
nos-iAyres en het hooger gelegen Rio de
Janeiroi, on virtuoze wijize, klaar als een
photo, schilderde hïj ons alles.
Bn hoe langer de regen ons opsloot, hoe
verder Woest kwam met zijn, verhaal van
zeemansvermaiken en! -liefden.
Voor een vreemdeling in ons midden zou
Woest als een all-TOund' zeeman gegoldfen
kunnen hebben. Bejaarde zeelui hadden niet
natuurlijker kunnten verballen. Tót tol details
teekende tosjjl zijn holle fantasiën, berustend©
op meer of minder gekleunde mededeelingen
van onevenwichtige vrienden. En steeds
weeraan vroegen) d'e sterren naar meer.
En laat reeds, wanneer Woest was uitge
praat over alles, zijn Belsche en verderen,,
beëindigden wij de samenkomst van erotisch
geniéten en! giftig gevaar Want veel was
denkbeeldig wat Woest ons fantaseerde,
KLEINIGHEDEN.
Een nobel hart is meer waard, dan een
adellijk kroontje maar sommige meis
jes geven toch aan het laatste de voor
keur.
De wereld is een schouwtooneel, waar
op voor ied'ere tooneelspeelster 1000 plaats
vervangsters zijn te vinden.
De vrouw zegt liefde boven edelsteenen
te verklaren; het is echter gevaarlijk daar
mede een proef te nemen.
De vrouw die zich kan weerhouden een
man te vragen, waar hij geweest is, is een
verstandige vrouw.
Vele getrouwde mannen zijn jaloersch
op den fotograaf, die aan hun vrouw mag
zeggen: „nu even stil zitten en vriende
lijk kijken."
Volgens een orthopaedische specialiteit
moet men zijn schoenen altijd eenige num
mers te groot nemen.
Wagens van den ondergrondtrein in
Parijs zijn gemonteerd met papier-maohó
wielen, om ze meer geruischloos te doen
rijden.
Tob Nooit Hoekje
DE MEESTER.
Wie zichzelf niet meester Is
krijgt een anderen meester en
verdient niet beter.
Fred. van Eeden.
Zooveel denkende menschen er zijn,
zooveel overtuigingen. Die overtuigingen
kunnen soms héél veel op elkaar gelij
ken; altijd zullen ze toch iets verschillen.
Twee menschen, die precies dezelfde opi
nie hebben, zijn er niet. Toch zouden we
dat zeggen, als we aan de partijen den
ken, die bestaan en bezig zijn te ontstaan.
Daar is telkens een groep van menschen,
die 't zelfde willen, t zelfde voelen, één
ideaal volgen. Zoo'n partij, met een wer
kelijk idealistisch streven kan iets heer
lijks en moois geven. Samen probeeren
op te gaan naar een stralende hoogte ls
't grootste wat menschen kunnen bereiken.
Maar.... men verwordt er zoo licht tot
„partij-mensch". Elke party heeft haar lei
ders en 't is zoo gemakkelijk zich te laten
leiden. Dat we, bij dieper nadenken, over
sommige dingen anders zouden oor-
deelen, dan onze voorgangers, dat gaan
we maar liever voorbij. Meestal zijn zij
kunstenaars van 't woord of van de pen,
we laten ons meeslepen en roepen met an
deren mee, dat 't alles toch zoo prachtig
en waar is. We plakken onszelf een eti
ketje op en stellen ons voor als: socialist,
communist, fascist misschienEn in
eerbiedige bewondering kijken we op
naar de partij-leiders, die onze meesters
zijn. Terwijl we toch nooit een anderen
meester aannemen, dan onszelf, ons ge
weten en ons denken. De groote „nieuw
lichters" en dictators kunnen we in ge
dachten de hand' schudden en zeggen: „Ja,
dat ben ik met U eens, dat voel ik ook
zoomaar we moeten nooit vergeten,
dat zij ook maar kleine menschen zijn, die
zoeken als wij. Misschien zijn zij intelli
genter, wilskrachtiger en kunnen zij ons
tot nadenken brengen. Maar hun Ideeën
zonder meer aannemen, omdat zij nu een
maal de leiders zijn, is dom en gemak
zuchtig.
Blijf uzelf en behoud de zelf-controle.
Samenwerken moeten we met een geest
verwant, maar ons niet aan zijn leiding
onderwerpen. De Meester woont in ons
en boven hem staat niemand.
Dr. JOS. DB OOOK.
N. N. te H. Gij zult u meer op de
kunst van het geven moeten toeleggen,
maar niet als onpractische idealist, die in
een onvolmaakte wereld de volmaakte
deugd betracht zou wenschen te zien. Wel
degelijk ls het uw plicht te zorgen, dat
gij uw deel krijgt. Maar niet in een heb
zuchtig verlangen of een ruw verdringen
an den medemensch. Immers wij allen
i>oeten geven en nemen. Wij moeten deze
béde verrichtingen in onderling verband
brengen en het juiste evenwicht tusschen
beidvn betrachten. Inderdaad een kunst,
die nét iedereen verstaat, maar die door
een opgewekte, gulle levenshouding, de
vrucht van een gave ontwikkeling der
persoonlikheid, zonder al te groote in
spanning het deel kan worden van elk
een.
Verzonden brieven: K. G. te H.; D. te
H.; Mej. S. teH.
Voor de lezer; van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merleistraat 120, 's-Graven-
hage «gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waaro» zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht QD
energie kunnen verstekken.
De vragen worden geiegeld In dit blad
behandeld. Mochten de leantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
doch zeer veel bleek waar, reeds niet veel
later.
Toch, ondanks de conversatie met Woest,
bleek er onder de technische zeevaart-
studiosi nog plaats voor meer ideeëele
gevoelens van liefde. Rust althans, over!
gens de meest ongebonden Don Juan, was
sedert der kortsten dag des jaars in een
merkwaardige rust- en lusteloosheid' ver
vallen. Noch de wiskunstige varia van
Mor. Hoekman, noch de practisch-teohni
sehe lezingen en demonstraties van Mr.
Hamerma'ar, vermochten hem uit zijn
Triiumereien te verwekken en zelfs
Woest, geassisteerd door zfn warmlaohen-
de Waalsche, konden geen genezing
brengen. Rust was en Rust bleef.dom.
Of liever, dom was hij niet, want nergens
rustig, konden de vrienden hem overal'
vinden, waar hij! vroeger nooit was. Eni
waar hij eeTSt wel vertoefde, dëar kwam-i
nu niet meer. Een Metropole-bezoek viel'
hem: niet meer in. Maar als een dunnfe
Zuid-Wester het Scheldevlak dééd krul
len en rollen, en vlokkende schuimton
gen het strand van Walcheren lekten,
vond men Rust in de top van bet diuin,
En over de zilte vlaikte turend, droomde
hjj van u'n liefde.
De arme zoons.
Een vader en zijn twee zoons waren
reeds geruimen tijd werkloos en trokken
er dag in dag uit op uit om werk te zoe
ken. Eindelijk vond een der zoons dat in
een timmerfabriek. Na den eersten dag
daar gewerkt te hebben, ging hij naar
den meesterknecht en vroeg, of hij mis
schien ook werk had voor zijn broer.
Is hij sterk?
Ja zeker, sterker dan ik.
Goed, laat hem dan morgen ook maar
komen.
De twee broers werkten den volgenden
dag en hopende dat ook voor hun vader
werk voorhanden was, vroegen zij den
meesterknecht 's avonds of hij ook hun
vader kon gebruiken.
Is hij sterk?
Sterk, hij is minstens zoo sterk als
wij tweeën samen.
Goed, laat hem dan morgenochtend
maar komen en dan kunnen jullie wel
wegblijven.
Want Rust was verliefd
'Het was niet de eerste ikeer. In 't uit-
zetbaar hart van Rust bevonden zich
vele kamers. En in elk dier appartemen
ten troonde gemeenlijk een diva. En 't
was om bet even of dat een Belsche, dan
wel een Hollaridscho was. Ten dien aan
zien kende Rust geen grenzen en toonde
hjj: zich een heter internationalist, dan
menig socialist van dien tijd'.
Echter nu was alles anders geworden.
De altruïstische ruimheid van hart was
gevloden en het scheen d!at een favorite,
een ieder verdringbare pronkvrouw, als
solomeesteres was komen te heerschen ln
het overigens niet moeilijk te 'bestormen
hart van Rust.
De Neus verklaarde: Die Rust lijkt wel
gék.
Maar Ko, die achter d'e schermen keek
en Rust'fl dulcinea reeds kende, was von
een andere mening.
Want Bertha bleek aanvallig en lief,
een hartsfavorite waardig.
(Wosdt vervolgd).
't Juttertje
AANPÜSEN?
Dr. Ea«t»n heeft i de Groene, een
poos geledei, een rtikel geschreven,
ïvaarin betoigd werddat, overeenkom-'
stig zijn statbtische ëgevens, loopende
vanaf de zeveide eeuvtot dezen tijd, hij,
bij benadering heeft innen constatee-
ren, dat we thais leveün den tijdkring,
die kan doen verwachte, dat er strenge
winters kunnen 'oorkoien en dat het
vermoedelijk een oeriod is, waarin de
jeugd jaar aan jair 00ais dat ook in
onze jeugd was, zieh z, kunnen verma
ken met het schaatsenden.
Robtnson.
Giexj gedaver van puffende motoren,
gse: truisend doorklieven van sleep-
booles niets dan de doodsche rust, op-
gelsfd door de dictatoriale macht van de
vort
doei
K. SMELIK.