Uiï VLEGELJAREN Populair3ijvoegsel van de HELDERiCHE COURANT, /onderlinge lotgevallen ir het Dagelijksch leven - van Zatenag 16 Februari 1929. 369. (auteurrechten voorbehouden). Natuurlijk, beweert D Easton, moet er op deze beschouwingde(, aia op een rots worden gebouwd, m,r volgens zijn inzicht verkeeren we toch^ een periode, die een reeks van vorstw>,era doet ver wachten. Aan dat artikel dacht vanmorgen toen ik op mijn buiten haüend tüermo- metertje 15° C. vorst aflaadt was niet mis: 27® F vorst. Dan draai je weer gauw ó«öeur in en kruipt zoo dicht mogelijk bi^e kachel. Maar als je dan door de st^ bevroren ramen het gouden zonlicht zit stroomen, dat de ijsbloemen toovert in eejfonkeiing van veelkleurige tint en je, dot een ont dooid plekje op de ruit, dat zoicht uit fel-blauwen hemel ziet daveren Ver het landschap, dan trekt toch dat llclye naar buiten. En, ondanks de felle koude, stije op van je hoekje aan den haard, je s,at je een dikken halsdoek om, zet de vaag van je jas hoog op en trekt je wollen ten aan. Eerst is het buiten een koude sneren het lijkt wel of je ooren van hoofd vriezen en het is, of de kou<- wind dwars door je voorhoofd snijdt, te.- wijl js neus allures aanneemt van eei watercraan, waarvan het leertje ver vonden, waar ze genoeglijk konden rus ten en zich overspoelen met het zeewater. Angstig klonken hun kreten. Opge jaagd waren ze van hun voedselterreinen; nergens een plekje om zich te voeden en zich te vermeien. De vorst had hen tot zwervers gemaakt en rusteloos trokken ze rond, nu eens zwaaiend zich versprei dend in een dunne kronkelende sliet, dan weer zich samenpakkend en zwevend rond als een groote donkere wolk. Ook voor die wezens is de vorst een kwade vriendin. En zoo zijn er meer an deren. Denk aan de woonwagens; denk aan hen, die niet voldoende voedsel, brand en ligging hebben; denk aan hen, die wonen in de halfsteens huisjes, waar de felle wind doorperst, zoodat er geen stoken aan is; denk aan de kleeding, die thans maar weinig ingesteld is op de felle koude. "Vroeger droegen de vrouwen dan hun kapers of harsenlappen. Fijne wol len hoofdbedekkingen, die de ooren ge heel afsloten en het gezicht slechts voor een deel bloot lieten. Toen had men eigen-gebreide wanten, met slechts een duim om deze handbedek king op te houden. De mannen droegen bonten „polen", waarin de ooren schuil gingen of petten, die een rand hebben, welke neerge laten, hoofd en kin bedekte. Het wlntergoed was wolliger'en steviger. Men was er op geschoeid. De huizen hadden wat dikkere muren; de vensters waren voorzien van luiken, buiten of binnen aangebracht, zoodat er 's avonds een flinke buitensluiting was van de koude-inwerking. We rekenden niet meer op felle koude; we meenden dat dat zoo zou voortgaan en we stelden ons daarop in. Maar nu worden we misschien tot het esef gebracht, dat het kan verkeeren en Usschien is de tijd niet ver meer, dat we rmen en dat we onze winterplunje weer tvt in het teeken van „wol" zetten. Dn als Dr. Easton gelijk heeft dan is la zaak ook en we doen misschien ver zadig met zijn wenk rekening te hou der nleuvrï moet worden. Je doet alle moeite éer „heel steens" gaan bouwen en dat om de kraan stevig af te sluiten, maar, weer luiken laten maken voor onze druppelsgewijs blijft het water lekken.! En zoo is het ook met je neus in een tem- peratuui van 15° C. onder nul. Je snuit en je haalt op, doch een chronische drup- pelversiiring aan den top van je neus is het eindresultaat Maar ,e zet je schouders stevig dwars tegen dei wind in; je vermant je en ter wijl je snurkt door je .neusgaten en je voorhooft zich rimpelt door de koude- snljding en je voetstappen holklinkend gaan over de hard bevroren straten, komt er toch eindelijk wat strooming in je bloed en het duurt niet lang of je staat boven op den dijk en je vergeet voor een moment je kille verkleumdheid, want vóói je ontplooid zich een zoo machtig- groctsch schouwspel, dat alles vergoedt het®en je aan koude lijdt. Hiel de zee was overdekt met ijs. Zoo ver iet oog reikte was het één compacte wltt< massa, waarop d'e zon in toover kleu'wemeling haar stralend licht spran kelde Hé ijs knerpte en schuifelde tegen el kaar het wreef met kracht schots tegen Bchos, zoodat de randen rafelden en broklelden en knallend elkaar versplin terd®. Teftn den horizon waren talrijke heu veltje; als witte grillige silhouetten zicht baar in ze bewezen dat onweerstaanbare kracken zich met elkaar hadden geme ten, ei, elkaar vernietigend, andere om- trekksi hadden gecreeërd. Als eei zwart contour teekende, hoog bovm die witte, schuimende massa, het ellatd Texel zich af. Hael de haven was dicht bezet met ijs. In le monding lag de Texelsche boot te wonteen met de ijsmassa; de Drente dee< zjn best in d'e haven het ijs „leven dig' te houden. Overigens doodsche rust. Het witer \ias zoo enorm laag, dat de schüten aan den steiger, sterk heliend, «enden grond zaten. Oer het Wad wolkten de duizenden watrv«gels, die nergers een open plek 17) Wees was „gek"; c© studievrienden wa- reni hei aarover roerend' eens en1 ware het niet datbilj door zjjn. d'öiie uitgelatenheid, geesiigsiengensatreken en onigineele non- chalancei'erg'oeiide wat hij aan psycholo gisch va-de -anderen-afwijken inboette, zijn populairst waare zeer zeker beduidend min eer gewst. Nu echter wist hij zich n'iet alleen te.sr.ihaven, doch stond vrijwel aan de spits an ons, zeesterrenbeeld. Leende dag of Jond zich minder voor wandelen langs stand of boulevard', hield ©en een tonige rffinl ons van Ntieuwendijk of Jaoota- «triat endast mot „least", was generaal de ■toestand nzer financiën van dien aard, dat om bezot de bezitters van Metropol© e. a. tenpels ui genoegen, minder aangenaam zou zijn, tn bokten we ais samenzweerders op Woest kameT tezaam. In een vrijmoe dig* chao; zittend, liggend of op-den-grond- gtóirkt, hd leder zich, een plaatsje gekozen. O# naouBaig bed; islceas «n sprei verleren- DE VOORSPELLING VAN DEN ASTROLOOG. De sombere voorspelling. Na den dokt van Wallenstein, in het jaar :634 verleef diens vriend en raads man, de oudt astroloog Johan Battista Seni, tijdelijk o» het kasteel van Max Wal lenstein, waar nog verscheidene andere gasten verbleven Op zekeren avnd maakten zij' zich vroo- lijk over dén sterekundige. Lang luister de Seni toe en sjjak toen: „Heeren, de kunst der waarzeggers is geen bedriegerij, maar slechts het og, dat door geen harts tocht verblind kanzien wat in de sterren geschreven staat, en het lot van ieder mensch staat daarli geschreven" De ernstige redevan den ouden man had haar uitwerking niet gemist, Slechts een jonge edelman, Kurt von Würden was niet te o'ertuigen en in jeug digen overmoed riep iij uit: „Als gij niet als leugenprofeet vil, staan, toon ons dan wat gij kunt, z<g njj dan hoe en wan neer ik uit dit levti scheiden zal". Eindelijk gaf Seri toe. Slechts door een bediende vergezeld beklom hij den slot toren. Daar keek lij aaar de sterren en deed sommige haiüeliugen, die den on wetenden knecht ain tCoverij deden den ken. Eindelijk keerie hij in de zaal' terug waar de aanwezige: hem spoedig om ringden. „Wel, wat is het?" riej de jonge von Würden. De blik van den ouden man verkondig de niet veel goeds. „Weet Jonker", antwoordde bij, „dat gij geen drie jaar meer te leven kebt en gij in het derde jaar en in het kisteel uws vaders door een leeuw zult sterven!" Een luid gelach der aanwezlger begroet te deze uitspraak van den astro.oog, die zich kalm verwijderde. De jonge von Würden had de voorspel ling spoedig vergeten, en niemani dacht er meer aan. Toen naderde het jaar 1637 en ni, deel de de graaf v. Wallenstein de voorspdling aan den vader van den jongen von "Vür- den nede. De oude lieer was zeer b.jge- loovig, daarom was hij zoo angstig, dat hij zijn zoon niet alleen de jacht verbrod, maar hem ook zooveel mogelijk in het ^ot bij zich hield. Niemand kon dén jonktr beter gezelschap houden dan zijn nichtje Bertha von Waldstein. Dikwijls kwam i\ met haar vader mede en vergat de jonge graaf zijn gevangenschap. Reeds was het derde jaar bijna om toen hij op zekeren morgen gewekt werd door de vroolijke drukte van een naderende jachtstoet. Hij keek uit het raam en ont waarde op de binnenplaats een klein jacht gezelschap. Zijn nicht Bertha was ook op een paard gezeten en aan haar zijde zag hij een knappen jager, dien hij nog nooit gezien had. In druk gesprek met haar begeleider reed zij weg, zonder een blik naar boven te werpen. Dat was den ge vangene te machtig. Met haastige stappen liep hij de kamer op en neer. Toen viel zijn oog op een wapenschild, dat aan den muur hing. Twee leeuwen die tegenover elkaar stonden. Bij den aanblik der leeu wen geraakte hij in woede en terwijl hij riep: „Vervloekt dierengeslacht" gaf hij een slag met zijn vuist op een der geschil derde leeuwén. Daarbij verwondde hij zijn rechterhand aan een spijker. Het wondje was zoo klein, dat hij er geen notitie van nam. Den volgenden dag had hij onduldbare pijn aan zijn hand, die van uur tot uur weer erger werd; men haalde een heel meester die zooveel mogelijk trachtte te helpen. Maar het mocht niet baten, bin nen twee dagen was de jonker over leden. Zoo vervulde zich de voorspelling van Seni, den astroloog van Wallenstein. keltf onder Woest's)respectabel lange body, zijn v-oeten hoogstsunenid op dtokige ledi- kantaanidi, dto-or veavuldig bescludiigen-, lag daar de keizer der zeesternen en sprak als een! orakel tusaohei dunne lippen, geschei den door ce steel Tan lange Goudsche pijp, van vreemde ervaiingen. De wonder-krul- lende, vaal-blauw jpstjjgende rookwolkjes-, cmwalmdeni zjjin ge&at in oneindig bewegen. De oogleden, als cie van een kat half ge sloten,, zoo dat de blonde wimpers slechts vaag blauw oogeipaar zichtbaar gaven, staarde hij de sl'ijgtnd© rook na eb als daar uit zdj,n fantasiën bouwende,, vertelde hij wondere dingen vin Friesland en zeevaart schoolervaringen op Terschelling. Want voor ViiS'Singen had Woest op Terschelling de zeevaartschool bezocht, waar duistere redenen hem hadten uitgedreven en op de Boulevard De Rurter, te V!issingen\ doen belanden. Door zijn reeds-eeTder-van-hui3- zijin en veelvuldige omgang daar met oude ren,, gold hij ondei onzen kring als d'e des kundige met betrekking tot ons toekomstig zeeleven. Ademloos luisterden wij loe wan» neer hij, behagen scheppend in zijn aan dachtig auditorium, wonder'ijk verhaalde over ver-vreemde landen. Realiteit en faa- ,- tAttimkt Mh*p?inge» va» ♦ud»r»n, wmn EEN GESCHIEDKUNDIGE DRUKFOUT. Napoleon II of Napoleon DL Vaak is de vraag opgeworpen hoe het toch komt, dat op Napoleon I in de rij der Napoleons dadelijk een Napoleon III volgt en waarom Louis Napoleon niet de „tweede" genoemd1 wordt. Volgens den Engelschen geschiedvor- scher Klinglake is dit aan ^en merkwaar dige drukfout te wijten. Onmiddellijk voor de staatsgreep, was de toenmalige Fransche minister van Bin- nenlandsche Zaken ijverig bezig de ko mende verandering voor te bereiden. Hij schreef een proclamatie voor het offi- cieele orgaan, dat de stemming in Parijs weergaf en sloot met de woorden: „En zoo zij dan het devies, dat. ons moet ver lossen: Leve Napoleon!!!" „Louis", de president, had' reeds beslo ten, om op deze wijze van de liefde, welke het volk voor zijn oom gevoeld had, te profiteeren. Het schrijven der drie uit- roepteekens achter den naam, gelukte den minister klaarblijkelijk niet, immers de zetter maakte hieruit op, geen uitroep- teekens, maar het Romeinsche cijfer III. Toen het blad den volgenden morgen in handen van den schrijver, den presi dent en de andere ingewijden kwam, was de verrassing groot, toen ze lazen: „Leve Napoleon III." Tijd om de fout te herstellen of een ver klaring te geven was er niet en de pro clamatie werd1 door de geheele pers nage drukt en op vergaderingen voorgelezen. De bewering, dat de eenige zoon van Napoleon I, de hertog van Reichstadt, als Napoleon II gold', omdat zijn vader ten zijnen gunste in 1815 afstand van den troon deed, is eerst later bedacht. AFVAL VAN EDELE METALEN. Evenals in de diamantslijperijen zelfs het veegsel van den vloer verzameld wordt, om na verbranden en zuiveren nog wat diamantpoeder op te leveren, word'en ook de afvallen der goud- en zilversmeden zorgvuldig bewaard om door een bijzondere bewerking weer de daar in voorkomende edele metalen terug te geven. Deze bewerking gebeurt in de raf finaderijen voor edele metalen, welke de afvallen der plaatsen met vloeimidüelen en lood samensmelten. Hierdoor nemen de vloeimiddelen aller lei verontreinigingen weg, torwijl het goud en het zilver oplossen in het lood!. Dit laatsto metaal wordt afgedreven door verhitting in een oxydeerenden oven, waardoor het lood! overgaat in loodglit, terwijl een mengsel der edele metalen, zonder chemische veranderingen te onder gaan, overblijft. Ten slotte worden deze twee metalen escheiden met behulp van zwavelzuur, at zilver oplost en goud' niet. Uit de op lossing kan weer zilver gewonnen wor gden. Ook oude en gebroken voorwerpen van edele metalen worden op dergelijke wijze behandeld, daar ze alle koper of andere bijmengsels bovatten, die er alleen (langs genoemden weg uitgehaald kunnen worden. Slechts In zeer enkele gevallen kunnen oude voorwerpen direct gesmolten worden et tot nieuwe omgewerkt. De oorlog heeft gemaakt, dat in vele 1 arden de snelheid van werken in de raf- finsderijen sterk vergroot is, zoodat in een -nkelen dag alles kan afloopen. Veegsel wordt eerst zeer nauwkeurig homogeen gemengd en geanalyseerd, zoo dat de raffinaderij geen risico heeft bij het koop en. Tijdens den oorlog ontvingen de raffinaderijen slechts zeer weinig platina. Tegenwoordig neemt het gebruik van pla tina voor allerlei juwelierswerk weer toe, hetgeen bewijst, iat de menschelijke ijdel- heid nog precies iezelfde is gebleven. zestig maten rust. Soeds lil de maat. Een Amsterdamsoh bekend paukenist, die jaren, lang aan jen der grootste schouwburgen verbonden is geweest, dronk gaarne onder de Utvoeringen van een lange opera eens een kleine hartver sterking. Gedurende een groote opvra in vijf be drijven kreeg hij eens een oreewone aan vechting; de droge tong kletXdo aan het verhemelte, want in geen tweo uur had een enkele dronk hem verkwikt. Daar komt een lichtpunt in de 4e acte:hij heeft 60 maten rust. Die gelegenheid is te gunstig, om er niet even gebruik van te maken, Wmt de kleine herberg, die hij gemeenlijk mtt zijn klandizie bevoordeelt, is slechts op'een paar pas van den schouwburg gelegvn. Zoodra is bedoelde passage niet af gebroken en heeft bij den laatsten slf^ op zijn instrument gegeven, of hij legt zijl. stokken *neer, sluipt zonder 't minste ge luid te maken door de nauwe deur en gaat, zijn maten tellende, 1, 2, 8, 4, in het tempo van een marsch naar het bedoelde café, 5, 6, 7, 8, 9, 10 treedt hij 11, 12 de gelagkamer binnen, 18 goeden avond, 14, 15, een glas Beiersch, 16, maar gauw, 17, 18, 19, hier dank je, 20; (hij' drinkt), 21, 22, 23 (hij drinkt) brr 27, 28; hier 29 is een dubbeltje 80, 31, nog een! 82, 33, 34 (het tweede glas komt) 35 (hij drinkt) 86, 37, 38, 39, 40; hier is, 41, nog een dubbeltje! 42, 43 goeden avond, 44, ik heb 45 geen tijd' meer, 46, 47 50, 51, 52, marcheert hij weer naar zijn plaats in het orchest, is met 59 in postuur en Boem! valt hij, juist als hij 60 telt, met het volle tutti der instrumenten weer in verteld' en opgesmukt dooi' Woest, wiens levendige verbeelding dé beelden wonder vreemde bekoring en geheimzinnige:! vorm bijbracht; waarvan wijl smulden. Genietend van eigen fantasie eni diep aandachtig gehoor,, 'ag als een geestelijke misdadiger, de keizer, rookkringetjes bla zend -en vertelde verder: De boorden der La Plata-rlvier, tropisch schoon, de steden in luchtte kleurenpracht, Montevideo, Bue- nos-iAyres en het hooger gelegen Rio de Janeiroi, on virtuoze wijize, klaar als een photo, schilderde hïj ons alles. Bn hoe langer de regen ons opsloot, hoe verder Woest kwam met zijn, verhaal van zeemansvermaiken en! -liefden. Voor een vreemdeling in ons midden zou Woest als een all-TOund' zeeman gegoldfen kunnen hebben. Bejaarde zeelui hadden niet natuurlijker kunnten verballen. Tót tol details teekende tosjjl zijn holle fantasiën, berustend© op meer of minder gekleunde mededeelingen van onevenwichtige vrienden. En steeds weeraan vroegen) d'e sterren naar meer. En laat reeds, wanneer Woest was uitge praat over alles, zijn Belsche en verderen,, beëindigden wij de samenkomst van erotisch geniéten en! giftig gevaar Want veel was denkbeeldig wat Woest ons fantaseerde, KLEINIGHEDEN. Een nobel hart is meer waard, dan een adellijk kroontje maar sommige meis jes geven toch aan het laatste de voor keur. De wereld is een schouwtooneel, waar op voor ied'ere tooneelspeelster 1000 plaats vervangsters zijn te vinden. De vrouw zegt liefde boven edelsteenen te verklaren; het is echter gevaarlijk daar mede een proef te nemen. De vrouw die zich kan weerhouden een man te vragen, waar hij geweest is, is een verstandige vrouw. Vele getrouwde mannen zijn jaloersch op den fotograaf, die aan hun vrouw mag zeggen: „nu even stil zitten en vriende lijk kijken." Volgens een orthopaedische specialiteit moet men zijn schoenen altijd eenige num mers te groot nemen. Wagens van den ondergrondtrein in Parijs zijn gemonteerd met papier-maohó wielen, om ze meer geruischloos te doen rijden. Tob Nooit Hoekje DE MEESTER. Wie zichzelf niet meester Is krijgt een anderen meester en verdient niet beter. Fred. van Eeden. Zooveel denkende menschen er zijn, zooveel overtuigingen. Die overtuigingen kunnen soms héél veel op elkaar gelij ken; altijd zullen ze toch iets verschillen. Twee menschen, die precies dezelfde opi nie hebben, zijn er niet. Toch zouden we dat zeggen, als we aan de partijen den ken, die bestaan en bezig zijn te ontstaan. Daar is telkens een groep van menschen, die 't zelfde willen, t zelfde voelen, één ideaal volgen. Zoo'n partij, met een wer kelijk idealistisch streven kan iets heer lijks en moois geven. Samen probeeren op te gaan naar een stralende hoogte ls 't grootste wat menschen kunnen bereiken. Maar.... men verwordt er zoo licht tot „partij-mensch". Elke party heeft haar lei ders en 't is zoo gemakkelijk zich te laten leiden. Dat we, bij dieper nadenken, over sommige dingen anders zouden oor- deelen, dan onze voorgangers, dat gaan we maar liever voorbij. Meestal zijn zij kunstenaars van 't woord of van de pen, we laten ons meeslepen en roepen met an deren mee, dat 't alles toch zoo prachtig en waar is. We plakken onszelf een eti ketje op en stellen ons voor als: socialist, communist, fascist misschienEn in eerbiedige bewondering kijken we op naar de partij-leiders, die onze meesters zijn. Terwijl we toch nooit een anderen meester aannemen, dan onszelf, ons ge weten en ons denken. De groote „nieuw lichters" en dictators kunnen we in ge dachten de hand' schudden en zeggen: „Ja, dat ben ik met U eens, dat voel ik ook zoomaar we moeten nooit vergeten, dat zij ook maar kleine menschen zijn, die zoeken als wij. Misschien zijn zij intelli genter, wilskrachtiger en kunnen zij ons tot nadenken brengen. Maar hun Ideeën zonder meer aannemen, omdat zij nu een maal de leiders zijn, is dom en gemak zuchtig. Blijf uzelf en behoud de zelf-controle. Samenwerken moeten we met een geest verwant, maar ons niet aan zijn leiding onderwerpen. De Meester woont in ons en boven hem staat niemand. Dr. JOS. DB OOOK. N. N. te H. Gij zult u meer op de kunst van het geven moeten toeleggen, maar niet als onpractische idealist, die in een onvolmaakte wereld de volmaakte deugd betracht zou wenschen te zien. Wel degelijk ls het uw plicht te zorgen, dat gij uw deel krijgt. Maar niet in een heb zuchtig verlangen of een ruw verdringen an den medemensch. Immers wij allen i>oeten geven en nemen. Wij moeten deze béde verrichtingen in onderling verband brengen en het juiste evenwicht tusschen beidvn betrachten. Inderdaad een kunst, die nét iedereen verstaat, maar die door een opgewekte, gulle levenshouding, de vrucht van een gave ontwikkeling der persoonlikheid, zonder al te groote in spanning het deel kan worden van elk een. Verzonden brieven: K. G. te H.; D. te H.; Mej. S. teH. Voor de lezer; van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, van Merleistraat 120, 's-Graven- hage «gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waaro» zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht QD energie kunnen verstekken. De vragen worden geiegeld In dit blad behandeld. Mochten de leantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. doch zeer veel bleek waar, reeds niet veel later. Toch, ondanks de conversatie met Woest, bleek er onder de technische zeevaart- studiosi nog plaats voor meer ideeëele gevoelens van liefde. Rust althans, over! gens de meest ongebonden Don Juan, was sedert der kortsten dag des jaars in een merkwaardige rust- en lusteloosheid' ver vallen. Noch de wiskunstige varia van Mor. Hoekman, noch de practisch-teohni sehe lezingen en demonstraties van Mr. Hamerma'ar, vermochten hem uit zijn Triiumereien te verwekken en zelfs Woest, geassisteerd door zfn warmlaohen- de Waalsche, konden geen genezing brengen. Rust was en Rust bleef.dom. Of liever, dom was hij niet, want nergens rustig, konden de vrienden hem overal' vinden, waar hij! vroeger nooit was. Eni waar hij eeTSt wel vertoefde, dëar kwam-i nu niet meer. Een Metropole-bezoek viel' hem: niet meer in. Maar als een dunnfe Zuid-Wester het Scheldevlak dééd krul len en rollen, en vlokkende schuimton gen het strand van Walcheren lekten, vond men Rust in de top van bet diuin, En over de zilte vlaikte turend, droomde hjj van u'n liefde. De arme zoons. Een vader en zijn twee zoons waren reeds geruimen tijd werkloos en trokken er dag in dag uit op uit om werk te zoe ken. Eindelijk vond een der zoons dat in een timmerfabriek. Na den eersten dag daar gewerkt te hebben, ging hij naar den meesterknecht en vroeg, of hij mis schien ook werk had voor zijn broer. Is hij sterk? Ja zeker, sterker dan ik. Goed, laat hem dan morgen ook maar komen. De twee broers werkten den volgenden dag en hopende dat ook voor hun vader werk voorhanden was, vroegen zij den meesterknecht 's avonds of hij ook hun vader kon gebruiken. Is hij sterk? Sterk, hij is minstens zoo sterk als wij tweeën samen. Goed, laat hem dan morgenochtend maar komen en dan kunnen jullie wel wegblijven. Want Rust was verliefd 'Het was niet de eerste ikeer. In 't uit- zetbaar hart van Rust bevonden zich vele kamers. En in elk dier appartemen ten troonde gemeenlijk een diva. En 't was om bet even of dat een Belsche, dan wel een Hollaridscho was. Ten dien aan zien kende Rust geen grenzen en toonde hjj: zich een heter internationalist, dan menig socialist van dien tijd'. Echter nu was alles anders geworden. De altruïstische ruimheid van hart was gevloden en het scheen d!at een favorite, een ieder verdringbare pronkvrouw, als solomeesteres was komen te heerschen ln het overigens niet moeilijk te 'bestormen hart van Rust. De Neus verklaarde: Die Rust lijkt wel gék. Maar Ko, die achter d'e schermen keek en Rust'fl dulcinea reeds kende, was von een andere mening. Want Bertha bleek aanvallig en lief, een hartsfavorite waardig. (Wosdt vervolgd). 't Juttertje AANPÜSEN? Dr. Ea«t»n heeft i de Groene, een poos geledei, een rtikel geschreven, ïvaarin betoigd werddat, overeenkom-' stig zijn statbtische ëgevens, loopende vanaf de zeveide eeuvtot dezen tijd, hij, bij benadering heeft innen constatee- ren, dat we thais leveün den tijdkring, die kan doen verwachte, dat er strenge winters kunnen 'oorkoien en dat het vermoedelijk een oeriod is, waarin de jeugd jaar aan jair 00ais dat ook in onze jeugd was, zieh z, kunnen verma ken met het schaatsenden. Robtnson. Giexj gedaver van puffende motoren, gse: truisend doorklieven van sleep- booles niets dan de doodsche rust, op- gelsfd door de dictatoriale macht van de vort doei K. SMELIK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7