DE INBRAAK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 9 MAART 1929.
VELDHEER EN DICHTER.
„Vertelt u mij eens mijnheer die pro
fessor," sprak de Oostenrijksohe veldheer
Landon op zekeren dag tot Cellest, die
met hem gelijk in Karlsbad was om een
kuur te doen, „hoe is het mogelijk, dat
gij zooveel boeken hebt geschreven en
zooveel vroolijke en leuke dingen? Ik
kan het heelemaal niet begrijpen als ik
u zoo aanzie?*"
„Dat zal ik u wel vertellen," antwoord
de Cellest, „maar zegt u mij eerst eens
generaal, hoe het mogelijk is, dat gij'
zooveel veldslagen gewonnen hebt, dat
kan Ik ook niet begrijpen ais lk u aan
zie?"
„Toen," zoo vertelde Cellest, „heb lk
Landen voor de eerste maal hartelijk zien
lachen, hij' lachte anders altijd maar half".
EEN HERSTELDE FOUT.
Tijdens een ongesteldheid kreeg de
tooneelspeier Matthews bij vergissing een
lepel inkt naar binnen in plaats van de
voorgeschreven medicijn.
Toen de verpleger dit bemerkte, be
kende deze vol angst zijn fout aan dein
artist.
iDze liet zich niet van de wijs brengen
en In plaats van dbn man verwijten te
maken, beval hij hem dadelijk oen stuk
vloeipapier te brengen.
„Een vloedpapier?" vroeg de verpleger
verbaasd.
„Ja, een vloeipapier!" herhaalde Mat
thews. „Ik zal het inslikken. Dan is de
schade weer herBteld."
«i
EEN ONVERWACHTE UITKOMST.
Een miMonair in New-York, die aan
aanvallen van zwaarmoedigheid leed, liet
eens den beroemden dokter James Fulton
ontbieden om hem over zijn ziekte te
consulteer en.
Dokter Pulton was bijna altijd Ver
strooid, had een overdrukke praktijk, en
was een hartstochtelijk liefhebber van
kaartspelen. De dokter voelde den pa
tiënt den pols, trok zijn horloge uit tien
zak en telde: „Zeven, acht, negen, dame,
boer, heer, aas!"
De millionair 'brak in een schaterlach
uit, wat hij in jaren niet meer gedaan had
en dit was het begin van zijn herstel.
EEN KUNSTLIEFHEBBER.
Een schaakspeler was door een bekend
verzamelaar van schilderijen uitgenoodigd
om de werken van de grootste meesters
te komen bewondieren. Tot zijn teleurstel
ling bemerkte de gastheer echter, dat zijn
gast, weinig belangstelling voor de kust-
schatten toonde. Eindelijk kwamen ze bij
een meesterstuk van Meissonier. „Een
partijtje sohaak". Hier bleef de gast wel
een half uur staan en bekeek het schil
derij met de grootste aandacht. Gelukkig
dat één doek tenminste de belangstelling
opwekte, vroeg de eigenaar trotsoh: „Nu.
hoe bevalt u dat schilderij?". „Uitste
kend," antwoordde de gevraagde met een
door
LEVY GRUNWALD.
iZfeidht, onhoorbaar, Is Zwarte Sam nader
bij gegleden, de revolver in zijn grove mis-
dadigerahaind geklemd. Hüj staart in een
kleine kinde rsSlapkamer.
Gespannen kijkt dé inbreker toe. Hij ziet,
hoe het jongetje ztijn bedje uitkomt, naar
iküeertjes grijpt, en een klein, o zoo klein;
zwart fliuweel'en kapje opzet. Dan boort hij
een stamelende kinderstem:
Y1 meteg neernon.Sjemiang Jisroeil
elouhein-oe, hfisjeim Egod;. De Engel, die
mij verlost heeft van alle kwaad je., je.
dan begint htet kinderstemmetje te hakke
len. Moeder, die hem zijn nachtgebed altijd
voorzegt, is naar de Sjoel gegaan.en Sten
Is dTr niet.. Angstig kijkt htf naar zijn
zusje, Jbioe is "t verder Rcfosje, aassi mlitool
roug?"
„Ikke weet 't ook niet, les, ik weet t maar
alleen tot Egod'"„ zegt Roosje.
„Malar, als ik 't niet opzeg, is God kwaad
op ine. Moeder .zegt altijd, 't is juist zoo
mooi over een Engel, die je bewaart en op
je past en dat je altijd lief zal zijn.
Sam, de dief, de inbreker no. 320, heeft
alles gehoord.. Eenis, vele, vele jiaren gele
den!, was hij ook eenl kind, alis dit
kleine jongetje, had, zijn grootmoeder hem
het „Hamalog" voorgezegd. Maar Sam was
later zijn goeden Engel ontvlucht, (had zijn
grootouders bedragen, de oude menschen
geruïneerd, tot wanhoop gebracht.
uitdrukking van groot» tevredenheid,
„wit zal in drie slagen mat zijn..I"
EEN VOORDEELIGE RUIL.
Een Engedsch farmer woonde in Nieuw
Zeeland ver van de grenzen der bescha
ving, Eens ging zijn vrouw alleen uit,
verdwaalde en bevond zich plotseling in
de handen van een Maori. De wilde
scheen een groote vereering te koesteren
voor vrouwelijke schoonheid; hij: ont
deed haar van haar hoed, maakte haar
haar los en liet vol eerbied dit door zijn
vingers glijden. Daarna trok hij haar
handschoenen uit en bewonderde haar
handen. Toen begon hij aan haar schoe
nen, zoodat het de farmer's vrouw hoe
langer hoe ernstiger te moede werd.
Maar op het critieke moment drongen
vrouwelijke inboorlingen door het kreu
pelhout, scholden den wildie vol jaloezie
uit en bevrijdden de dame en wezen haar
den weg naar haar buis.-
Den volgenden morgen hoorde de far
mer onder zijn venster een luid ge
schreeuw; hij keek naar buiten en be
merkte den Maori met een groote schaar
vrouwen.
„Geef mf) uw vrouw," riep de wilde
don Engelsohman toe. „Ik zal er u twaalf
van de mijne voor in ruil geven,"
AAN PAPA VRAGEN.
Het lieve meisje trippelde zacht naar
haar vaders privé-kantoor. Zij klopte. Er
kwam geen antwoord. Toen klopte zij wat
luider. --
Binnen!
Zij trad binnen.
De grijze geldwolf keek van zijn lesse
naar op.
Wel Lucie?
Wel, papa?
Geld?
Neen papa.
Hè?! Is er dan iets niet in orde?
Neen, pap.
Spreek vlug, meisje.
Ja, ziet u, ik wilde.
Hoeveel?
Wacht papa! Laat mij tijd.
Dat is iets, dat ik juist niet missen
kan.
Een oogenblik. Ik wil een cadeau
geven
Wat zal me dat kosten?
Val mij niet in de rede, papa. Ik wil
een jongen man iets geven.
Een verjaringsgeschenk?
Ja.
Welnu, dan moet je bij mij niet we
zen. Ik heb niets wat een jonge man noo
dig kan hebben.
Maar ik wel. Ik weet wat hij noo-
dig heeft.
Waarom kom je dan bij mij?
Omdat ik uw goedkeuring wenschte.
O, dan is het goed. Geef hem wat
je wilt. Wil je een chèque hebben?
N een.
Spreek dan op!
Ik wilde dat u zei dat het goed is,
dat ik hem alles mag geven wat hij ver
langt.
Domme meid. Natuurlijk mag je dat.
Walt is er niu mot no. 320? Waarom span t
bdj de hlaan niet van zijn wreede revolver?
Di'e kinderen kunnen "11001 verraden, weer
achter de 'tralies brengen. Hei kleine jon
getje staat nog steedis op zijn bloot» voet
jes.. „Hamadog, Hakouedl ausi imiikol rong
Jeworéig"zegt Sam, zachtjes mei vreem
de ontroering in zijn stem.... de kamer
binnentredend.
„Wie ben je", zegt 'het IkSnd zooder angst
of bevreemding. „Je bent zeker de goede
Engel, die ons altijd htelipt aTs wij je noodig
hebben!"
„Jk kom je helpen aan je nachtgebed.,
omdat je het niet verder wist", zegt de
manen "o vreemde glans is in zijn oogen.
„iZegi mij maar na: Mifeol rong jewOrelg es
hanagnouriem, die mij behoedde voor aïle
kwaad,, zal zegenen de jongelngS".
Bet kind spréékt woord voor woord na,
zonder verwondering, zonder vrees..
,„Ga nu maar weer naan bed", zegt Sam
en hij neemt bet jongetje op. Bet is alsof
hij zichzelf als Mnd, terug ziét.. 'Zacht en
teer legt hij het, jongetje op het reine,
witte 'kinderbedje en drukt hij zacht, heel
teeder-rij® mond op het hoofdje van het
kind, dton snelt hl) heen., alsof duizend
furiën hleim op da Melen zaten, naar buiten
in de vrije htchit....
„Bij was de goedle Enger, zegt het
knaapje.
„Dat was-ie vaisT, zegt het meisje en
rustig sluimeren de kinderen in.
Beneden in de kamer brandt de Sjalbbos-
lamp.
Sientje, dé meid, is uit met BondërJk,
dèn chauffeur.
In Sjoel zit bankier DoewendaaT. Bij en
zijne vrouw bidden om een zegenrijk jaar.
om vrede, geluk en gezondheid. Boven, in
de villa slapen hun twee «enige kinderen..
Hub goed* Engel waakt.en beneden
--
Je hebt toch immers altijd je eigen zin
gedaan? Is dat alles?
Ja ziet u, lk weet Juist wat hij noo-
dlg heeft.
Dat heb je al gezegd.
Ja, papa wat hij noodig heeft...
Welnu?
Mijzelf!
Tableau.
HOE ZIET DE WERELD
ER TEGENWOORDIG UIT 7
Is er soms een machtiger verzamelaar.
In de jaar jaar van haar bestaan als re
publiek, heeft Polen 160 verschillende
soorten postzegels uitgegeven.
Hamb. Nadir.
Mannen rijn als was.
Voor iedere vrouw die van een man
een dwaas maakt, ls er een andere, die
van een dwaas een man maakt.
Lincoln Star.
De wereld wordt beter.
Meer dan een eeuw vrede met Enge
land, het feit dat een 8000 mijlen lange
grens zonder verdedigingswerken blijft,
dat bewijst dat de wereld beter wordt.
Pres. Harding.
Het droge gevaar.
Te New-York heerscht thans een ware
alcoholziekte. Door 46.000 artsen, in den
staat New-York, zijn in den loop van één
jaar 18.800.000 attesten afgegeven, dat
menschen om geneeskundige redenen al-
oohol noodig hadden.
Tijdschrift v. Geneeskunde.
Een schommelstrop.
Een man te Ohicago werd ter dood ver
oordeeld en zou worden opgehangen. Op
het laatste oogenblik werd üe terechtstel
ling opgeschort en werd oen nieuwe be
handeling der zaak gelast. Ditmaal werd
de man vrijgesproken. Bij zijn lnvrijheids-
stelling verzocht hij het touw, waaraan hij
had moeten worden opgeknoopt, ten ge
schenke te mogen ontvangen. Hij kreeg
het ook en zal er nu een schommel voor
zijn kinderen van maken.
Ohicago Tribune.
KLEINIGHEDEN.
BETON EN ZEEWATER.
In Duiitsdhlan 1 zijn gedurende zestien
jareni een reeks proeven genomen' over
den Invloed van het zeewater op beton en
over de soorten, dlie bet mildst aangetast
worden.
Het beste beton, dat tegen zeewater be
stand is, moet veel kiezebwur bevatten en
wetaligi kleiaarde en ijzer. Kalkrijte mag hij
ooflo niet zijini, maar diait taan verbeterd wer
den door bijvoeging vanl tra®. Van biet
grootst belang is bed gebruik van zeer
dlicbte betommengiselb, waarin bet zeewater
niet doordringen kam De stukken dienen
na het vormen langen tijd gehard te worden
in warme vochtige luchten, daarna pas met
het zeelwater dn ooutact gebracht te worden.
WAAROM HIJ HET WIST.
De veeUSv eirmoge nde kardinaal1 Mazarln
kreeg eens onder het kaartspel ongenoegen
mlet zijn tegenpartij). Er ontstond' tussoben
hen een beftlige woordenwisseling, die dbor
de aanwezige beeren zwijgend werd aange
boord. Toen de 'twist op het hevigst was,
fcwtam de dlichter Benserade 'binnen en zon
der eenÜge opheldering te vragen zei hij:
„Uwe Eminentie heeft ongelijk!"
„Wat?" riep Mazarin verbaasd, „je weet
niet eens waarover onze twist loopt en
geeft miij' ongelijk".
„Ja", antwoordde Bserade lachende, Jaa-
dlien uwe Eminentie gelijk had, zouden al
deze hearen het zwijgen er niet toe doen".
'brandt nog steeds de Sjabbostamp In de
atiiiile vertelen huiskamer. Stü en plechtig
verspreidt zij haar licht, doch ziet, een
■vonkje komt plots van een der pitten naar
beneden dwarrelen. Mdkerend, hiel bran
dend, door de olie, valt het op hot witte
Jomtof-taieMeedL Een groote vlam laait
op en d'eelit zich mede aan heit was der
'grootje Joumkippoenkaansen. Weldte is de
banier één vlammenzee.
„Brandt brand!" schreeuwt eenklaps een
boerenvrouw. „Be vtila van Loerwendaa!
staat in brand".
Onmachtig, als verlamd van schrik, staren
Sienitje en de chauffeur het ontzettende
schouwspel aan. Plots gilt de pEioMverfgeten
dienstbode: „De kinderen, om Godswil, de
kinderen,, rij' zijn daar 'boven nog In hun
De chauffeur ijlt het huls binnen, doch de
ontzettende Mtte en rook beletten hiem het
voortgaan. Ontmoedigd keert hij terug.
Handenwringend stlaan de menschen voor
het brandende buis. Het is alsof zij met
verlamming geslagen zijn. Aan htöussohen
valt op deze eenzamle plaats niet te denken.
Eensklaps snelt een man het erf op. Nie
mand hoeft hem hier ooilt gezien.
,„De kinderen, waar zijn de kinderen",
Migt hij. 'Doodsangst trilt in zijn stem.
,jWij kunnen ze niet meer bereiken'";, zegt
de knecht moedeloos, „vlammen en rook
hebben den weg naar de slaapkamer afge
sneden. Er doorbeen komt geen levend
wezen".
„Bafaards, MaareUs!" gilt de man erf voor
ze nog van hun ontsteltenis bekomen rijri
is hit) reeds ln het brandende gebouw ver
dwenen. Als gloeiende tongen lekken de
vlammen, brult bet vuur en dreigen de
rookwolken hem te verslikken, doch een
heilige moed iis neergedaald in Wet hart van
Zwarte Sam. Die kinderen, die zijn ziel ge
louterd hebban, xjj rullen niet eterven.
Het dichterlijke hoekje.
Deze week een verqjo van G er brand
AdrJnanszoon Brederoo, een tijdgenoot
van Vondel, en een der geestigste Neder
landers van zijn tijd. Van oenige ver
ouderde woorden en uitdrukkingen laten
wij de verklaring weder volgen.
Tob Nooit Hoekje
GESCHENKEN ONTVANGEN.
„Men rekent dien uitslag niet,
maar telt hiet doel alleen."
Tollens.
We begrijpen elkaar dikwijls heel
slecht. Zelfs de menschen die van, ons
houdon hebben, soms geen Idee van onze
diepste wenschen en verlangens. Eu dan
kan 't gebeuren, dat zij ons eens een
„pleiziertje" willen doen en wel met iets,
dat ons verre van welkom is.
't Is een groote teleurstelling als een
goede vriend ons geheimzinnig een ver
rassing heeft aangekondigd en hij ten
slotte met iets aan komt dragen, dat ons
volkomen onverschillig laat, ja soms wel
tegenstaat. Wij, hebben ons eerst verheugd^
wij hebben vermoedens gehad, onze
nieuwsgierigheid was hoog gespannen
en daar volgt de ontnuchtering. O, ls het
dat! En in vele gevallen kunnen wjj onze
teleurstelling niet verbergen.
Een teleurstelling.... Maar niet alleen
voor ons. Geven ls zaliger dan ontvan
gen. De gever heeft zich nog meer dan
wij verheugd op het oogenblik, dat hij ons
kon verrassen, dat hij het geschenk onder
onze verrukte oogen kon uitpakken of
ons zijn plannen kon meedeelen.
En als hij ons verlangend en stralend
aanziet,, dan kan het niet anders of hij
moet de ontgoocheling op ons gezicht
zien. En dan is voor hem de teleurstelling
nog veel grooter dan voor ons. Hij heeft
gegeven en met liefde gegeven. En
zijn geschenk wekt geen gelu£ Hij heeft
ons geen vreugde bereid.
Het is moeilijk voor ons, blij te zijn met
éen voorwerp, een voorstel, dat ons niet
lijkt. Maar kijken wij verder dan het go-
schenk, kijken wij over het geschenk
heen' don gever ln de oogen. HIJ heeft een
geschenk met liefde. En wat is het ge
schenk, mooi of leelijk, gewenscht of on-
Onlbewiust van 'het gevaar liggen de kleinen
nog in bun bedje, maar no. 820 weet dat
iedere aarzeling den vuur- en veretfikkangs-
dood' voor de arme kttoderitjes beteekent.
Goddank, hij is er in geslaagd de kamer
te bereiken. Zonder een woord te spreken,
neemt MJ de kleinen op en wikkelt ze in
een wellen deken. Dan gaat Ml terug. Het
vuur te nu ontzettend^ de vlammen grijn
zen' toern sardonisch' tegen, doch in zijn
hart te iets verhevens neergedaald1. De man,
die sedert Mm kinderjaren niet. meer gebe
den had, die bijna een moordenaar was ge
weest, is zonderling veranderd en smeekend
toüdt hij:
„O God, vergeef mij mlijtne misdaden.
Laat deze onschuldige kinderen, die in mij,
een, dief, hun goeden Engel zagen, die in
mlij hiel betere wakker riepen, laat deze kin
deren, o G'odi, Met omkomen op Uw heilige
Joumkippoari'.
Het iis alsof bovenaardsche kracht hem
bijstaat Vuur en rook, Met® kan hem
tegenhouden. En bgt groote wonder ge
schiedt. Veilig en ongedeerd brengt hij de
kinderen buiten het als een toorts bran
dende huls, dan legt hij den wollen- deken
mlet zijn kostbare Tast in t gras. De deken
is geschroeid, doch' de kinderen rij® onge
deerds maiar de krachten van no. 320 ztijn
nu uitgeput Met een gedempten kreet valt
hij voorover.
'In het stadsziekenhuis ligt no. 820. Alles
wat menscholijke hulp vermocht om hem in
't leven te behouden (is beproefd, doch de
brandwonden waren te ernstig, bet lichaam
te hervig aangetast. Een hooge, Ihte-eT Hooge
Rechter had op Joumlrilppoer het laatste
oordeel over Zwarte Sam uitgesproken.
„Weldra zal *t afgeloopen zijn", fluistert
de dokter. „De gebeden der stervenden
kunnen worden gezegd. Maar Zwarte Sam
gewenscht, in vergelijking met die liofde?
Waardevolle kostbare geschenken kun
nen wij van ledereen krljgon, die „het
goed kan doen". Liefde ls een zeldzame
niet te schatten gave. Als een ware vriend
ons Iets geeft, laten wü dan al blij en
dankbaar zijn, om de manier waarop hij
't ons geeft, laten wij dankbaar zijn, dat
wij een vriend hebben, die ons In zijn
liefde betrekken wil.
Als dan het stoffelijk geschenk tegen
valt, zullen wij hem toch vol vreugde ln
de oogen kijken.
Dr. JOK DE OOOK.
Lezer te EL Waar het ln het leven
op aankomt, ls het bezit van een be-
hceraoht gevoels- en gedachtenleven.
Men wordt dan niet stuurloos mede-
gesleept op de golven van een even spon
taan als oppervlakkig enthousiasme. Men
raakt dan wel wat minder snel in vuur
voor een nieuwe gedachte, die ons ln aan-
trekkeliiken vorm wordt voortgezet, doch
men zal zich tevens de brandende pijn
der teleurstelling besparen, wanneer la
ter blijkt, dat men zich weder te licht
vaardig heeft laten verlokken. Wanneer
zich werkelijk iets goeds op ons levens
pad voordoet, een zaak waarvoor het de
moeite waard is om door het vuur te gaan,
of een mensch, die onzen steun en sym
pathie ten volle verdient, of een mis
stand, die met kracht dient te worden be
streden, dan zal de beheerschte mensch,
die zijn energie niet heeft verspild aan
nuttelooze zaken, daaraan het beste kun
nen geven, dat ln hem is.
Verzonden brieven: G. L. te H.; Mej.
K. te H.
JAAP EN DE BOONESTOKK35N.
V.
Vlugger dan den eersten keer bereiktq
Jaap het eind van den ladder. Snel liep
hij op het kasteel toe en blies op den
toren en weer deed de reuzin do zware
poort open. Jaap vertelde, dat hij werk
zocht, maar de reuzin, die bang was voor
een tweeden diefstal, aarzelde even. Toch
leek het haar zoo aardig, een knechtje en
schildknaap te hebben, dat ze den Jongen
opnieuw in dienst nam. De reuzin her
kende hem ln 't geheel niet en Jaap dacht
er voortdurend aan zijn stem te verande
ren en niet te laten blijken, dat iets ln
het kasteel hem reeds bekend was. Toen
Jaap allerlei werk verricht had voor de
reuzin en een stevig maal had genoten,
stopte de reuzin hem weer ln haar kleeren-
kast.
Eenige minuten later klonken weer de
dreunende voetstappen van den reus en
nauwelijks was hij binnen of hij riep met
donderende stem:
Noordewind en Zuldewind
Ik ruik de reuk van een mensohenklnd
Of hij levend ls of dood
Ik wil hem eten bij mijn brood!
«Jij domme, oude kerel», smaalde de
reuzinJe ruikt alleen het malsche schaap,
dat ik zoopas voor je gebraden heb».
De reus ging zitten, zijn vrouw bracht
een paar enorme brooden en een heel
gebraden schaap binnen en de reus at
alles met smaak op. Daarna zeide bij:
«Vrouw breng je nog even mijn harp.
Ik wil wat muziek hooren terwijl Jij je
wandeling maakt». De reuzin voldeed aan
dat verzoek en bracht een prachtige kleine
harp binnen. Het raam was ingelegd met
diamanten en robijnen en de snaren waren
van zuiver goud.
«Dit is toch een van de heerlijkste
dingen, die ik van den ridder erfde»,
zei de onbeschaamde reus. «Ik houd van
muziek en zou mijn harp voor niets ter
wereld willen missen. De gestolen kip
kan me zooveel niet Bohelen, daar ik toch
al schatrijk bent»
De reuzin verliet nu het vertrek, de
wenkt. „Laten die kindertjes, Izafe en
Roosje, blij nmdj komen'", zegt MJ. Bedeesd
treden de kind-eren- binnen. Dan zegt Sam
iniet zwakke stem: „Met Kolnidrei -aVond
heb ik Jou het nachtgebed voorgezegd, om
dat je in mdj je goede Engel zag., hdb.je
mli).. voor., slecht»., dingen., bewaard..
Nu., ga.. Ik., sla..pen!.. Zeg., jllj.. mij
nu., het Hamal..og.. voor., dan., kan
ik. goed., rustig., 'insla..pen., voor.,
altijd!., dan., is God.. mte..schien.weer
goed., op., mi).. Zeg., uiiij.. voor....
Ei!.. Meleg Neorn Sjemang Jisroeil Has-
jeim ElOucbeimoe Hagjèim Egod".
„Boroeg Sjeiin kewoud Malgoesau Leou-
lom woed", zegt op helderen toon het Mieine
jongetje en' Zwart» Sam staonlelt het na,
woord voor woord'.
„Hamatog, HakouaH, aussi mikol rong,
jeworelg", dian gaat het Wind alleen ver
derDe mond van Zwarte Sam te voor
eeuwig gesloten.
Verklaring van de Hebreeuwsche zinnen
en- woorden-:
EINDE.
't Juffertje
372. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
(Nadruk zonder toestemming van den
schrijver verboden).
2)
T ZONNETJE STEEKT ZUN
HOOFDJEN OP.
't Zonnetje steekt rijn hoofdjes op,
En bestraalt der bergen top
Met zijn lichtjes:
Wst Berichtje»,
Wat verschieten, ver en flauw,
Dommelen tusschen grauw sn blauw.
't Vochtig boompje blinkt versierd,
't Vroolijk vinkje tiereliert
Op zijn takjes,
Wild en mskjee,
En weer strslcjes op een t(r
Huppelt het met cijn wederpaar.
D1 hemelen worden meer begroet
Van de diertjes, klein es eoet.
Dan van menschen,
Die maar wenschen
Naar het aardsch verganklijlc goed,
Dat men hier toch al laten moet.
Menscheltjes, God geeft elk cijn deel.
Maar elk doet zijn beat om veel
Te vergaren:
Dan 't bewaren
Voor de jaren is een leunst:
Dankt de goden voor hun spinst.
Geen dingetjes zijn zoo slecht, zoo teer,
Of zij geven ons een leer;
Wilt maar merken
Op de werken
Van de Godheid wonderbaar:
Niets en vindt «dj zonder haar.
O redelijke beestjes dwaas,
Het onvernuftig vee, helaas!
Is veel nijver
En veel stijver
In den ijver tot God's lof,
Dan de mensch van 't beate atol
menie,heitje» kleine menachjes; dan 't
bewaren: dan ataat hier voor doch; wilt maar
merken letten; redelijke beestjes dwaas
de menschen; onvernuftig vee redeloos vee;
nijVcr vlijtiger; stijver vaster, gestadiger.
le kolom. Y1 meleg meemop enk. Hoor,
de Eeuwige te een) EeiuiwJg Weizien. sjoel:
kerte; -* aassiie mikol roug: dlie mlij1 'be
waarde voor kwaad'; hamallog: nacht
gebed'.
2e kolom. HamaJog. Balkioueil aiussi mlikol,
enz.: De Engel, die mij behoed' heeft, zegene
u; woorden' uit heit nachtgebed van Jood-
sche kleine (kinderen-.
3e kolom. Joumklppoer kaarsen: gebeds-
kaarsen-.
5e kolom. Kolnldlrei-avond: avondl vóór
Groeten Verzoendag. De Hebreeuwsche
woorden rijm milt het nachtgebed' en het ge
bed der stervenden.