'n Greep van dit en dat
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 6 APRIL 1929.
THERMIET.
Tob Nooit Hoekje
't Juffertje
376. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
KEUZE.
Allen komen we eens op dien
tweesprong.
Van Hercules, den grootsten held uit de
Grieksche fabelleer, wordt verhaald dat
hij, toen hij in zijn jongelingsjaren door
zijn vader tot het herdersbedrijf was ver
wezen, bij een tweesprong de gedaanten
ontmoette van de Wellust en van de
Deugd, die hem, elk van hare zijde, tracht
ten te overreden, haar tot levenegezellin te
kiezen. Hercules koos de deugd. Het is
hier niet onze bedoeling om na te gaan,
in hoeverre hij gedurende zijn leven van
bovenmenschelijke krachtsinspanning aan
de gedane keuze is getrouw gebleven; wel
mogen we aannemen, dat volgens de op
vatting van die dagen, er tusschen li
chaamskracht en deugd een zeer nauw
verband stond. Maar ik wenschte hier den
nadruk te leggen op het oogenblik, waar
op hij gedwongen werd tot de keuze. Dat
oogenblik komt bij ons allen meermalen
in het leven voor, zij het dan niet in zoo
concreten vorm.
Zelden zal het gebeuren dat iemand, in
de jaren zijner jeugd, zich reeds om dien
ernstigs ten en gebiedendsten aller eisóheu
bekommert Nog is hij niet bij machte den
sluier vaneen te scheuren, waarachter de
wereld hem lokt met duizenderlei genie
tingen en bekoorlijkheden. Verreweg de
meesten leeren eerst in en door den loop
van het leven het vergankelijke van het
onvergankelijke scheiden. Berst moet het
geschieden dat we de ijdelheid dor wereld
leeren doorgronden, doordat ze ons niet
geeft wat ze ons heeft beloofd, of wel door
dat ze bij ons het gevoel van oververzadi
ging wekt, zonder dat we onze krachten
hebben voelen groeien. Maar en dit is
een hooger motief er kan ook in ons
aanwezig zijn een drang tot het goede,
zonder dat het ons vooralsnog mogelijk is
dien duidelijk te onderscheiden van de
verleiding, die nooit sluimert en steeds
tracht ons naar hare zijde te lokken. Et
komen echter van lieverlede knooppunten
in ons bestaan, waarbij we ons ervan be
wust zijn dat van onze keuze naar rechts
of Tinnr links een vérstrekkende invloed
zal uitgaan voor ons verdere leven.
Ik neem b.v. de keuze van onzen werk
kring, van onze vrienden, van een levens
gezel of gezellin. Hebben we op zulk een
oogenblik den moed om niet onze ijdel
heid, niet ons eigenbelang, niet onze ge
makzucht te laten meespreken, maar ons
uitsluitend, zij het dan ook niet zonder
strijd, door hooge, zuivere motieven te
laten leiden, dan is er kans, dat de keuze
bij een dergelijke gelegenheid gedaan
ons verder voert naar het oogenblik waar
op we eindelijk den tweesprong zullen be
reiken en krachtig en zelfbewust zullen
spreken.': „ijdelheid der wereld, ik heb u
doorzien!" en de gelofte zullen afleggen
die een Jozua deed, toen hij ten aanhoore
van zijn volk de woorden uitte: „Ik en
mijn huis, wij zullen den Heere dienen 1"
Het komt mij voor dat er aan die ern
stige verplichting om zelf onze keuze te
doen, over het algemeen te weinig ge
wicht wordt gehecht. Maar al te veel be
wandelen wij onze levenspaden in het
vertrouwen dat wij wel zullen worden ge
trokken tot het goede, dat wij wel hulp
zullen krijgen om het kwade te overwin
nen, indien wij ons slechts aan afschrik-
2)
HET NOODLOTTIGE HOOFDSTUK.
Verhaal alt het moderne leven
ln Berlijn, door O. B.
„Zij in de eerste plaats, de dame is
te opgewonden en zou ons slechts storen."
De aanwezigen trokken zich op het
hooren dezer woorden uit zich zelf terug,
zoo ook de oude dame, waarop de com
missaris, die intusschen de brandkast en
de opening daarin nadenkend bekeken
had, zioh tot den agent wendde met het
verzoek, hem nu nog eens het geheele
verloop der zaak mee te deelen.
„Dat kan ik niet," antwoordde deze. „Ik
weet niets meer, dan wat u hier ziet; mijn
bediende heeft den diefstal ontdekt. Maar
ook hij kan er niets meer van zeggen."
>,Kunt u bepalen hoeveel geldi u ont
vreemd is?"
>»Tot op een cent, mijnheer de commis
saris. Vijftigduizend mark in bankbiljet
ten, die ik voor eenlge dagen van de
directie der door mij vertegenwoordig
de bank ontvangen heb, tot uitbetaling
der ooupons, die op 1 Januari komen te
vervallen en bovendien een paar honderd
mark ia specie, twee aandeelen ln den
wekkende voorbeelden spiegelen, het
kwade uit den weg gaan, luisteren naar
wat ons wordt voorgehouden, beamen wat
ons aandoet, en treft in boeken en pre
dikaties.
Dat alles is natuurlijk heel goed, alleen
ontbreekt er een ding aan, en dat is de
zelfbewuste keuze. Eerst moeten wij zei
ven beslissen welken weg wij wenschen
te gaan, aan welke hanaen we ons wen
schen toe te vertrouwen. Beslissen we
ter linkerzijde, dan wordt ons oog geslo
ten voor het licht, dan rukt het helrleger
aan van den vorst der duisternis en sleept
ons meedoogenloos mede. Die waarheid is
op zoovele wijzen geïllustreerd en vast
gelegd, dat het bijna te verwonderen is,
dat ze ons nog ooit zal ontgaan. We be
hoeven slechts aan de middeleeuwsche
legenden te denken van Faust en Don
Juan, om maar enkele voorbeelden te noe
men. Wenden we ons daarentegen beslist
en met vasten wil naar de zijde van het
licht, dan komt ook van daar op duizen
derlei wijze hulp. Dan worden wij ge
steund en bemoedigd en voorwaarts ge
dragen, zooals Trine het uitdrukt in een
van zijn gedichten.
DE STEENHOUWER EN DE
GRAFSTEEN.
Hoe Schout Papagaai chica
neurs behandelde.
Bij een steenhouwer, die sedert kort
baas was geworden en den roep had een
kundig vakman te zijn, vervoegden zioh
een paar heeren, die een sterfgeval in de
familie hadden gehad en hem vroegen
een grafsteen te beitelen, waarop de naam
van den gestorvene en een inscriptie in
Hebreeuwsche karakters moesten voor
komen. Onze maat was in de Hebreeuw
sche taal niet thuis, verzocht eerst een
voorbeeld van hét opschrift te mogen zien,
teneinde in staat te zijn te beoordeelen of
hij aah de opdracht kon voldoen; zijn
wensch werd ingewilligd en hij verklaarde
zich bereid zijn taak te aanvaarden. Met
ijver en lust ging de steenhouwer aan het
werk, en na eenige weken was de zerk
gereed, die hij, trotsch op zijn werk, aan
de bestellers liet zien. Toen was Holland
echter in nood1; de hoeren verklaarden,
dat de Hebreeuwsche inscriptie op nie
mendal geleek en' geen hond of kat er uit
kon wijs worden, zoodat ze formeel wei
gerden den steen te accepteeren, tenzij de
meester er in toestemde dien voor de helft
van den prijs af te staan.
Onze steenhouwer krabde zich achter
het oor, bedacht zich eens en maakte toen
een visite bij schout Papagaai, die even
min Hebreeuwsch verstaande, zich incom
petent moest verklaren om het geval te
behandelen, maar toch beloofde raad te
schaffen. Hij bracht een bezoek bij een
der rabbijnen, een kundig en beschaafd
man en verzocht hem, om gezamenlijk den
grafsteen eens te gaan bekijken; nauwe
lijks had de rabbijn den arbeid des steen
houwers gezien of hij was onuitputtelijk
in loftuitingen over de fraaie en correcte
uitvoering. Hij verklaarde dat de He
breeuwsche karakters onberispelijk wa
ren gebeiteld, en beloofde den kunstenaar
steeds voor dergelijken arbeid aan te be
velen bij zijn geloofsgenooten.
Schout Papagaai wist genoeg, hij liet de
bedde chicaneurs bi] zich komen en vroeg,
waarom ztf den zerk niet in ontvangst
wilden nemen. Do heeren gaven hetzelfde
antwoord, dat zij don steenhouwer had
den gegeven. Doodbedaard, maar zeer
ernstig replloeerde de Schout daarop: dat
hij de heeren natuurlijk niet wilde dwin
gen om werk, dat naar hun inzien slecht
was, in ontvangst te nemen, en dat hij
daarom den steen voor eigen rekening
zou koop en en dien onmiddellijk een eere
plaats op.... het galgenveld te doen ge
ven. (Het galgenveld was de plaats waar
in vroeger tijd de lijken van geëxecuteer
de misdadigers aan den galg werden ge
hangen).
Mochten zij echter de zerk alsnog voor
het dubbele van don bedongen koop
prijs in ontvangst willen nemen, dan zou
hij hun een tijdruimte van drie uren daar
voor toestaan.
Vermoedelijk zullen de chicaneurs wel
eieren voor hun geld gekozen hebben.
EEN VIER DUIZEND. JAAR OUDE
SCHULDBEKENTENIS.
Een schuldbekentenis, ten bedrage van
vier zilverdaalders en waarvan de op 40
ten honderd vastgestelde jaarrente reeds
sedert rond 4000 jaar is opgeloopen, werd
kortelings in het Pennsylvania museum
bij de bestudeering van oude Oostersche
steenen tafels, door Dr. Legraln gevon
den. De Schuldbekentenis op zegel, was
uitgeschreven door een man, genaamd
Bur-Mama te Slnnatum ln het jaar 1962
voor Ghr., het jaar waarin koning Sim-Sin
de stad Dar Danigilisobe bezette
Hij droeg het waarmerk van vier ge
tuigen, die inplaats der onderteekening,
hun zegel op de steenen tafel gedrukt
hadden. Zooals de schuldbekentenis uit
wees, waren de getuigen voor do betaling
slechts in zooverre aansprakelijk dat zij,
als zijnde bekend met het karakter van
Bur-Mama, dezen als goed bezworen had
den, terwijl zij zich zeer goed bewust wa
ren, dat hij ln werkelijkheid een slecht
miensoh was.
EEN GERAAMTE VAN NEGEN
VOET LANG.
Bij het uitgraven van een heuvel bij
Greensburg ln Pennsylvanië ontdekte dr,
Holland, curator van het Oarnegie Mu
seum te Pittsburg een geraamte van on
geveer negen voet lang. De heuvel was
ongeveer 100 voet lang en meer dan 12
voet hoog. Het meest eigenaardige wat
opgegraven werd, was de romp van een
mummie, van naar schatting 4000 jaren
oud. Beide geraamten zijn naar het Oar
negie Museum overgebracht.
VOOR LIEFHEBBERS VAN
BELEGEN WIJN.
Bjj Speler (Pais) werden in 1867 twee
steenen doodkisten opgedolven, waarin,
behalve in kalk gehulde skeletten, een
aantal glazen flesschen lagen. Uit ver-
Ipchillende kenteekenen bleek, dat deze
lijken uit het tijdperk omstreeks 300 jaar
na Christus afkomstig waren.
Een der in het historisch museum te
Speier bewaarde flesschen is gevuld met
een vloeistof, die Romeinscho wijn uit
den tijd van Konstantijn de Groote bleek
te zijn, afgesloten door een laag olijfolie.
Een kleine boeveelheid ia afgetapt en
chemisch onderzocht; het resultaat was,
dat de wijn in den loop der eeuwen wel
eenigszins van samenstelling veranderd
bleek te zijn, maar toch als wijn kon wor
den geïdentificeerd In de buurt werden
Romeinsohe wijngaarden aangetroffen;
men heeft daar dus werkelijk wijn van 16
eeuwen ouderdoml
PETROLEUM UTT EEN WATERPUT.
De heer Richardson, kruidenier in het
Engelsche plaatsje Bosham, bij Chioeater,
heeft in zijn tuin een merkwaardige ont
dekking gedaan. In den 18 voet diepen
waterput, die reeds meer dan dertig Jaar
lang voortdurend wordt gebruikt, schijnt
een petroleumbron uit te monden.
Ecnigon tijd geleden bemerkte Ridhnrd-
son, dat hot water uit den put eigenaar
dig schuimde en den volgenden morgen
zeide een der knechts, dat het water uit
den put naar petroleum rook. Er bleek in
derdaad petroleum uit den put te komen.
Richardson vulde er een lamp mee, die
den geheelen dag bleef branden. Daarop
vulde hij eenige groote reservoirs en va
ten met het mengsel van water en olie en
roeds spoedig had hy een flinke hoeveel
heid zuivere petroleum, die er helder uit
zag evenals het geraffineerde product,
met een gele tint.
In 1918 heeft zich een dergelijk geval
voorgedaan te Demsey bij Peterborough.
Uit twee waterputten in dat dorp weTd in
een jaar tijd 8000 gallons petroleum ver
kregen. De eerste technische deskundige
van den Petroleumbond, air Bllverton
Redwood, kon voor dit geval geen ver
klaring vinden en ook thans tast men
nog volkomen in het duister omtrent de
afkomst van de petroleum.
Kroonprins Rudolf-spoorweg, en een aan
deel der Bouw-compagnie."
„Dus is het grootste gedeelte van de
gestolen waarde niet eens uw eigendom?"
„Dat is het juist, wat de zaak voor mij
zoo pijnlijk maakt. De vijftigduizend mark
behooren aan de Bank en als ik ze niet
terugkrijg, ben ik geruïneerd. Ik moet
met mijn heele vermogen er voor in
staan."
„Hebt u iemand medegedeeld, dat u
juist nu zulk een groot bedrag in kas
had?"
„Hoe kunt u zoo iets denken? Ik niet
en mjjn bedienden zijn eveneens tot de
strengste geheimhouding verplicht Niet
waar, mijnheer Hammer, u hebt zeker
niet.
„Geen woord, mijnheer Spangier."
„En jij, Max."
Ook Max betuigde zijn onsohuld.
„Overigens zou dat ook niet noodig
zijn," ging Spangier voort, „ieder, die
eenigszins mijn zaak kent, weet dat ik
binnen weinige dagen groote sommen noo
dig heb voor uitbetaling. Bovendien
het geld is twee dagen geleden door een
postbeambte gebracht en al zijn deze
ook tot geheimhouding verplicht nu
hm hij keek schuin naar den jongsten
bediende en boog zioh tot den commis
saris over „zulk een jongmensch flapt
er toch wel eens wat uit Wie weet wat
hij gebluft en gezwetst heeft"
„Ja, ja. En hebt u anders vertrouwen
in de eerlijkheid van uw personeel?" fluis
terde de commissaris terug.
„Onvoorwaardelijk," antwoordde Spang-
Ier met overtuiging.
„Een van hen zou den diefstal ook niet
op deze wijze hebben uitgevoerd," zei
Kirst nadenkend. „Dit lijkt op geweld
dat is een dief van beroep geweest die
alle streken van het handwerk kent
Dunkt u ook niet, Polzig?"
„Zeer zeker, antwoordde deze, die in
tusschen de beide vertrekken en ook de
brandkast aan een nauwkeurig onderzoek
onderworpen had. „De diefstal is met bui
tengewone handigheid uitgevoerd."
„Het is toch zeker in den afgeloopen
nacht gebeurd?" vroeg de commissaris
aan Spengler.
„Stellig."
„Wanneer bent u het laatste op uw kan
toor geweest?"
„Gisteren tegen den avond, toen ik die
Ingekomen brieven voor den boekhouder
gereed legde."
„En was toen alles in orde?"
„Alles."
„Hebt u zich niet vergewist of het geld
er nog was?"
„Dat niet, maar Zaterdagavond vóór
het sluiten van het kantoor, heeft mijn
heer Hammer, de bankbiljetten nog eens
nageteld."
„Dus is de diefstal in den verloopen
nacht gebeurd," knikte Klrst op zijn ern
stigste manier. „U hebt alles onderzocht
Polzig, hebt u al een idee gevormd van
de wijze, waarop het gebeurd! is?"
„Jawel mijnheer de oommissaris, „ant
woordde de detective, wiens neusvleugels,
als hij over een zaak sprak, die hem in
teresseerde, voortdurend in beweging wa
ren, „de spitsboef heeft het huis weten
binnen te sluipen, zich laten insluiten,
heeft zioh toegang tot het kantoor ver
sohaft.
DE BEIDE GROOTSTE LEUGENAARS.
Gedurenden den Spaansch-Amcrikaan-
schen oorlog diende ook de Ier Michaels
in het Amerikaansche leger. Maar het be
viel hem niet bijzonder en hij wénschte
vurig, weer naar huls te gaan. Daarom
vroeg hij verlof, den overste te spreken.
„Nu, wat Js er van je dienst, Michaels",
vroeg de overste. I
„Ja, overste, do kwestie ia deze: Het
doet me bitter leed dat ik me heb laten
aanwerven. Ik had een glas te veel ge
dronken en liet mij bepraten, zonder aan
mijn vrouw en kinderen to danken, die ik
achter moest laten, terwijl zij geen dak
boven hun hoofd hadden. Vandaag kreeg
ik een brief van mijn vrouw, waarin z;
er over klaagt, dat het haar zoo slecht
gaat Zij en haar kinderen moeten honger
Ujden. Etn daar zij niets kon verdienen en
ook geen geld kon leenen, zoo schrijft zo,
ls het mijn plicht, zoo spoedig mogelijk
weer terug te komen".
„Maar mijn goede Miohaels, dat had je
eerder moeten bedenken. Ik kan' je nu
misschien verlof geven".
„Neen, overste, dat is niet voldöenide,
ik moet mijn ontslag hebben," verzekerde
Michaels.
De overste dacht eenige oogen blikken
na. Daarop zeide hij: „Je zegt dus, dat je
vrouw wenscht, dat je naar huis komt?"
„Ja, overste, zoo is het, en bovendien is
ze zeer ziek, en wanneer zit nu zou ster
ven, voor ik terugkeer, zou ik het nooit te
boven komen nooitl"
Toen nam de overste een brief uit zijn
zak, opende dien en zeide: „Het spijt me
Michaels, dat je probeert mij voor den
gek te houden. Nooit heb ik gedaoht, dat
je me zoudt voorliegen. Hier heb ik name
lijk een brief van je vrouw, zij schrijft
mij, dat jij gepoogd' hebt haar over te
halen, om aan mij1 schriftelijk je ontslag te
verzoeken. Zij schrijft dat jij haar, terwij"
je thuis waart, slecht behandeld hebt en
dat zij blij was, dat ze je kwijt was. Het
gaat haar en haar kinderen zeer goed en
zij denkt, dat 't voor hen het beste is, dat
ik je hier houd en een goed mensch van
je maak".
„Schrijft mijn vrouw dat werkelijk"
vroeg Michaels.
„Ja, dat schrijft ze", zei de overste met
een onheilspellend gezicht.
De soldaat draaide nadenkend zijn muts
tusschen zijn handen en zeide eindelijk
„Overste wilt u mij verlof geven iets to
zeggen, als ware u mijns gelijke en niet
mijn superieur?"
„Nu, vooruit er meel Wat heb je op je
hart?"
Michaels haalde diep adem en riep
terwijl een moeilijk in te houden lach over
zjjn breed gezicht kwam: „Overste, ik wil
alleen dit zeggen, dat de twee grootste
leugenaars ter wereld op dit oogenblik in
deze tent staan. Ik heb namelijk geen
vrouw!"
„Op welke manier?"
„De eerste deur beeft h]j met een loo
per geopend. De bediende vond ze open
en het slot is geheel ongeschonden. De
deur van het vertrek waar de brandkast
staat bood weerstand aan zijn pogingen
waarna hij het slot, dat waarschuijnlijk
minder eenvoudig was, heeft laten sprin
gen. Tot de brandkast heeft hij zich toe
gang verschaft door in een der platen een
opening te smelten met behulp van ther-
miet, een substantie, die bjj verbranding
een zeer hoogen warmtegraad ontwikkelt.
Na de brandkast geplunderd te hebben,
beeft hij het huis verlaten door een ven
ster dat in den tuin uitkwam."
De commissaris ging naar het open
staande venster in de voorkamer en keek
naar buiten.
„U hebt gelijk, het latwerk van den
wingerd reikt tot aan het venster, daar
langs kan hij gemakkelijk naar beneden
komen.
„En dat hij dat gedaan heeft bewijzen
de op den grond liggende gebroken
latten."
„Juist," bevestigde Kirst „Doch nu
verder. Zoo iets gaat niet zonder geraas.
Hebt u niets verdachts gehoord of op
gemerkt?"
„In het minst niet Wel ben ik gisteren,"
voegde hij er verlegen bij, „laat naar bed
gegaan. Ik was in de club nu, u weet
hoe het daar toe gaat Ik heb dus bijzon
der vast geslapen."
„Of iemand anders in huis was? Wilt
u uw moeder en uw dienstmeisje even
roepen?"
Beiden versohenen. De oude dame ver
klaarde wel een uiterst lichten slaap te
TOORN.
Geen enkele hartstocht brengt
zeer ons oordeel van de wt>
als de toorn.
Mont&lffne.
Er is zeker geen mensch in onze Wee-
ersche wereld, die nooit van zijn leven
„kwaad" is geweest. Honderd keer nemen
we ons voor ons niet boos te maken,
want.'t geeft immers niets. Maar zoo-
dra we ons beleedigd voelen of gemin
acht vliegt ons 't bloéd naar t hoofd en.
weten we niet meer wat we zeggen. We
zijn dan niet kalm genoeg meer om na te
denken, we willen kwetsen tot eiken prijs
en nemen daarom onze toevlucht tot vloe
ken en schelden. Wanneer de golijkheid
van alle menschen ons al lang duidelijk ls
geworden, kunnen wt) toch in een driftig
genblik scheldwoorden gebruiken. We
zullen den persoon in kwestie dingen ver
wijten, die we als volkomen verontschul
digbaar hadden aangenomen. In één
woord1: de rede is op de vlucht
De Oosterling, die in zoovele opzichten
boven ons lijkt te staan, maakt zich niet
kwaad en hij laat ook hem toegeworpen
scheldwoorden kalm over zich heen gaan.
Zou het niet zijn, omdat hij weet hoe een
toornig mensch zichzelf verliest en feite
lijk onzin praat? Vrienden en familie
leden raken gebrouilleerd, omdat één van
beide door den ander beleedigd is in een
vlaag van drift „Ik wil niets meer mot
hem te maken hebben," heet 't dan. „Hij
is zoo kleinzielig, zoo grof, zoo verwaand."
Maar nee, zoo is hij juist niet! Zoo leek
hij maar even, toen door woede zijn denk
beelden waren vervaagd en hij maar wat
woorden stamelde.
We moeten leeren onzen toorn te onder
drukken, dat is een oude waarheid. Maar
we moeten óók loeren begrijpen, dat we
iemand niet levenslang vijandig gezind
kunnen blijven, om dat ééne woord, dat
niet van hém was.
Dan zullen we weer een stapje dichter
bij de harmonie zijn.
Dr. JOS. DB OOOK.
Moeder te H. Zeker kunt gij uw doch
tertje die dulmzuigorij afloeren. Gij
koopt bijv. voor haar een poppenkamer
met eenige meubeltjes. Nu zegt gij togen
haar, dat, als zij van het opstaan af tot
12 uur boterham niet op haar duim zuigt,
zij oen poppenkamer krijgt De gedachte
hieraan zorgt er voor, dat zij het niet doet.
Dan geeft gij haar de leege kamer. Wan
neer zij nu van 12 uur tot het middageten
het weer niet doet, geeft gij haar de tafel
enz. De tijden verdeelt gij natuurlijk in
opstaan, boterhameten, middageten enz.,
daar zij anders van den tijd geen begrip
heeft. Na twee dagen is het euvel ge
nezen.
Verzonden brieven: 8. P. te H.; N. N.
te H.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
dook, van Merlenróaat U20, 'a-Gxaven-
hage gratis üelkundigo aövtraran, ojn.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrissQhü» en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Móchten de beantwoording-m
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragen.
Ja, dto!
Marie: Ik dacht dat Je het land had
aan Bugène.
Kitty: Dat ls ook zoo.
Marie: Daar begrijp ik niets van;
waarom neem je hem dan?
Kitty: Hij heeft zijn aanzoek gedaan,
toen we samen onder een parapluie liepen
en hij zei dat hij, als ik hem weigerde,
mijn nieuwen hoed zou laten nat regenen.
HU dacht er zeker aan.
Flip: Denk je nog wel eens aan die
vijftig pop die ik je geleend heb.
Flap: En ofl Heb je niet bemerkt,
dat ik je wou ontwijken, door dien siga
renwinkel binnen te wippen?
hebben, maar toch had ze niets verdachts
gehoord, beweerde ze. Het meisje evenwel
beweerde, toen zij een oogenblik wakker
was, iets gehoord te hebben.
„Geraas?"
„Ja, een geluid alsof een deur dicht
sloeg."
„Waar?"
„Dat kan. ik niet precies zeggen,
het klonk echter of het beneden op de
eerste verdieping was."
„En op welken tijd was dat?"
Het meisje haalde de schouders op.
„Ik heb geen klok op mijn kamer. Het
kan zoo ongeveer twee uur geweest zijn."
„Woont er nog iemand anders ln huis?"
„Niemand," antwoordde Spangier, „het
benedenhuis is als magazijn verhuurd."
De commissaris dacht een poos zwij
gend na. Ter neergeslagen stond de koop
man aan zijn lessenaar, eveneens zwijgend
voor zich heen te staren, toen zich de
boekhouder Hammer plotseling tot hem
wendde met de vraag, of hij de direotie
het gebeurde niet telegrafeeren zou?
Spangier keek den beambte verébhrikt
aan. „Daaraan heb ik nog niet gedacht,"
riep hij, „maar u hebt gelijk en toch valt
het mij zwaar. Als ik het uitzicht had,
m;jnheer de commissaris, het geld spoe
dig terug te krijgen, zou ikliever nog
wachten om de directie niet in onrust te
brengen. Denkt u dat.
Kirst schudde het hoofd.
„Daar mag u niet op rekenen. Misschien
dat het ons heden nog gelukt, misschien
dat er acht dagen, ja veertien dagen over
heen gaan. Het zal dus beter zijn een tele
gram te zenden." (Wordt vervolgd.)