'n Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 6 APRIL 1929. THERMIET. Tob Nooit Hoekje 't Juffertje 376. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). KEUZE. Allen komen we eens op dien tweesprong. Van Hercules, den grootsten held uit de Grieksche fabelleer, wordt verhaald dat hij, toen hij in zijn jongelingsjaren door zijn vader tot het herdersbedrijf was ver wezen, bij een tweesprong de gedaanten ontmoette van de Wellust en van de Deugd, die hem, elk van hare zijde, tracht ten te overreden, haar tot levenegezellin te kiezen. Hercules koos de deugd. Het is hier niet onze bedoeling om na te gaan, in hoeverre hij gedurende zijn leven van bovenmenschelijke krachtsinspanning aan de gedane keuze is getrouw gebleven; wel mogen we aannemen, dat volgens de op vatting van die dagen, er tusschen li chaamskracht en deugd een zeer nauw verband stond. Maar ik wenschte hier den nadruk te leggen op het oogenblik, waar op hij gedwongen werd tot de keuze. Dat oogenblik komt bij ons allen meermalen in het leven voor, zij het dan niet in zoo concreten vorm. Zelden zal het gebeuren dat iemand, in de jaren zijner jeugd, zich reeds om dien ernstigs ten en gebiedendsten aller eisóheu bekommert Nog is hij niet bij machte den sluier vaneen te scheuren, waarachter de wereld hem lokt met duizenderlei genie tingen en bekoorlijkheden. Verreweg de meesten leeren eerst in en door den loop van het leven het vergankelijke van het onvergankelijke scheiden. Berst moet het geschieden dat we de ijdelheid dor wereld leeren doorgronden, doordat ze ons niet geeft wat ze ons heeft beloofd, of wel door dat ze bij ons het gevoel van oververzadi ging wekt, zonder dat we onze krachten hebben voelen groeien. Maar en dit is een hooger motief er kan ook in ons aanwezig zijn een drang tot het goede, zonder dat het ons vooralsnog mogelijk is dien duidelijk te onderscheiden van de verleiding, die nooit sluimert en steeds tracht ons naar hare zijde te lokken. Et komen echter van lieverlede knooppunten in ons bestaan, waarbij we ons ervan be wust zijn dat van onze keuze naar rechts of Tinnr links een vérstrekkende invloed zal uitgaan voor ons verdere leven. Ik neem b.v. de keuze van onzen werk kring, van onze vrienden, van een levens gezel of gezellin. Hebben we op zulk een oogenblik den moed om niet onze ijdel heid, niet ons eigenbelang, niet onze ge makzucht te laten meespreken, maar ons uitsluitend, zij het dan ook niet zonder strijd, door hooge, zuivere motieven te laten leiden, dan is er kans, dat de keuze bij een dergelijke gelegenheid gedaan ons verder voert naar het oogenblik waar op we eindelijk den tweesprong zullen be reiken en krachtig en zelfbewust zullen spreken.': „ijdelheid der wereld, ik heb u doorzien!" en de gelofte zullen afleggen die een Jozua deed, toen hij ten aanhoore van zijn volk de woorden uitte: „Ik en mijn huis, wij zullen den Heere dienen 1" Het komt mij voor dat er aan die ern stige verplichting om zelf onze keuze te doen, over het algemeen te weinig ge wicht wordt gehecht. Maar al te veel be wandelen wij onze levenspaden in het vertrouwen dat wij wel zullen worden ge trokken tot het goede, dat wij wel hulp zullen krijgen om het kwade te overwin nen, indien wij ons slechts aan afschrik- 2) HET NOODLOTTIGE HOOFDSTUK. Verhaal alt het moderne leven ln Berlijn, door O. B. „Zij in de eerste plaats, de dame is te opgewonden en zou ons slechts storen." De aanwezigen trokken zich op het hooren dezer woorden uit zich zelf terug, zoo ook de oude dame, waarop de com missaris, die intusschen de brandkast en de opening daarin nadenkend bekeken had, zioh tot den agent wendde met het verzoek, hem nu nog eens het geheele verloop der zaak mee te deelen. „Dat kan ik niet," antwoordde deze. „Ik weet niets meer, dan wat u hier ziet; mijn bediende heeft den diefstal ontdekt. Maar ook hij kan er niets meer van zeggen." >,Kunt u bepalen hoeveel geldi u ont vreemd is?" >»Tot op een cent, mijnheer de commis saris. Vijftigduizend mark in bankbiljet ten, die ik voor eenlge dagen van de directie der door mij vertegenwoordig de bank ontvangen heb, tot uitbetaling der ooupons, die op 1 Januari komen te vervallen en bovendien een paar honderd mark ia specie, twee aandeelen ln den wekkende voorbeelden spiegelen, het kwade uit den weg gaan, luisteren naar wat ons wordt voorgehouden, beamen wat ons aandoet, en treft in boeken en pre dikaties. Dat alles is natuurlijk heel goed, alleen ontbreekt er een ding aan, en dat is de zelfbewuste keuze. Eerst moeten wij zei ven beslissen welken weg wij wenschen te gaan, aan welke hanaen we ons wen schen toe te vertrouwen. Beslissen we ter linkerzijde, dan wordt ons oog geslo ten voor het licht, dan rukt het helrleger aan van den vorst der duisternis en sleept ons meedoogenloos mede. Die waarheid is op zoovele wijzen geïllustreerd en vast gelegd, dat het bijna te verwonderen is, dat ze ons nog ooit zal ontgaan. We be hoeven slechts aan de middeleeuwsche legenden te denken van Faust en Don Juan, om maar enkele voorbeelden te noe men. Wenden we ons daarentegen beslist en met vasten wil naar de zijde van het licht, dan komt ook van daar op duizen derlei wijze hulp. Dan worden wij ge steund en bemoedigd en voorwaarts ge dragen, zooals Trine het uitdrukt in een van zijn gedichten. DE STEENHOUWER EN DE GRAFSTEEN. Hoe Schout Papagaai chica neurs behandelde. Bij een steenhouwer, die sedert kort baas was geworden en den roep had een kundig vakman te zijn, vervoegden zioh een paar heeren, die een sterfgeval in de familie hadden gehad en hem vroegen een grafsteen te beitelen, waarop de naam van den gestorvene en een inscriptie in Hebreeuwsche karakters moesten voor komen. Onze maat was in de Hebreeuw sche taal niet thuis, verzocht eerst een voorbeeld van hét opschrift te mogen zien, teneinde in staat te zijn te beoordeelen of hij aah de opdracht kon voldoen; zijn wensch werd ingewilligd en hij verklaarde zich bereid zijn taak te aanvaarden. Met ijver en lust ging de steenhouwer aan het werk, en na eenige weken was de zerk gereed, die hij, trotsch op zijn werk, aan de bestellers liet zien. Toen was Holland echter in nood1; de hoeren verklaarden, dat de Hebreeuwsche inscriptie op nie mendal geleek en' geen hond of kat er uit kon wijs worden, zoodat ze formeel wei gerden den steen te accepteeren, tenzij de meester er in toestemde dien voor de helft van den prijs af te staan. Onze steenhouwer krabde zich achter het oor, bedacht zich eens en maakte toen een visite bij schout Papagaai, die even min Hebreeuwsch verstaande, zich incom petent moest verklaren om het geval te behandelen, maar toch beloofde raad te schaffen. Hij bracht een bezoek bij een der rabbijnen, een kundig en beschaafd man en verzocht hem, om gezamenlijk den grafsteen eens te gaan bekijken; nauwe lijks had de rabbijn den arbeid des steen houwers gezien of hij was onuitputtelijk in loftuitingen over de fraaie en correcte uitvoering. Hij verklaarde dat de He breeuwsche karakters onberispelijk wa ren gebeiteld, en beloofde den kunstenaar steeds voor dergelijken arbeid aan te be velen bij zijn geloofsgenooten. Schout Papagaai wist genoeg, hij liet de bedde chicaneurs bi] zich komen en vroeg, waarom ztf den zerk niet in ontvangst wilden nemen. Do heeren gaven hetzelfde antwoord, dat zij don steenhouwer had den gegeven. Doodbedaard, maar zeer ernstig replloeerde de Schout daarop: dat hij de heeren natuurlijk niet wilde dwin gen om werk, dat naar hun inzien slecht was, in ontvangst te nemen, en dat hij daarom den steen voor eigen rekening zou koop en en dien onmiddellijk een eere plaats op.... het galgenveld te doen ge ven. (Het galgenveld was de plaats waar in vroeger tijd de lijken van geëxecuteer de misdadigers aan den galg werden ge hangen). Mochten zij echter de zerk alsnog voor het dubbele van don bedongen koop prijs in ontvangst willen nemen, dan zou hij hun een tijdruimte van drie uren daar voor toestaan. Vermoedelijk zullen de chicaneurs wel eieren voor hun geld gekozen hebben. EEN VIER DUIZEND. JAAR OUDE SCHULDBEKENTENIS. Een schuldbekentenis, ten bedrage van vier zilverdaalders en waarvan de op 40 ten honderd vastgestelde jaarrente reeds sedert rond 4000 jaar is opgeloopen, werd kortelings in het Pennsylvania museum bij de bestudeering van oude Oostersche steenen tafels, door Dr. Legraln gevon den. De Schuldbekentenis op zegel, was uitgeschreven door een man, genaamd Bur-Mama te Slnnatum ln het jaar 1962 voor Ghr., het jaar waarin koning Sim-Sin de stad Dar Danigilisobe bezette Hij droeg het waarmerk van vier ge tuigen, die inplaats der onderteekening, hun zegel op de steenen tafel gedrukt hadden. Zooals de schuldbekentenis uit wees, waren de getuigen voor do betaling slechts in zooverre aansprakelijk dat zij, als zijnde bekend met het karakter van Bur-Mama, dezen als goed bezworen had den, terwijl zij zich zeer goed bewust wa ren, dat hij ln werkelijkheid een slecht miensoh was. EEN GERAAMTE VAN NEGEN VOET LANG. Bij het uitgraven van een heuvel bij Greensburg ln Pennsylvanië ontdekte dr, Holland, curator van het Oarnegie Mu seum te Pittsburg een geraamte van on geveer negen voet lang. De heuvel was ongeveer 100 voet lang en meer dan 12 voet hoog. Het meest eigenaardige wat opgegraven werd, was de romp van een mummie, van naar schatting 4000 jaren oud. Beide geraamten zijn naar het Oar negie Museum overgebracht. VOOR LIEFHEBBERS VAN BELEGEN WIJN. Bjj Speler (Pais) werden in 1867 twee steenen doodkisten opgedolven, waarin, behalve in kalk gehulde skeletten, een aantal glazen flesschen lagen. Uit ver- Ipchillende kenteekenen bleek, dat deze lijken uit het tijdperk omstreeks 300 jaar na Christus afkomstig waren. Een der in het historisch museum te Speier bewaarde flesschen is gevuld met een vloeistof, die Romeinscho wijn uit den tijd van Konstantijn de Groote bleek te zijn, afgesloten door een laag olijfolie. Een kleine boeveelheid ia afgetapt en chemisch onderzocht; het resultaat was, dat de wijn in den loop der eeuwen wel eenigszins van samenstelling veranderd bleek te zijn, maar toch als wijn kon wor den geïdentificeerd In de buurt werden Romeinsohe wijngaarden aangetroffen; men heeft daar dus werkelijk wijn van 16 eeuwen ouderdoml PETROLEUM UTT EEN WATERPUT. De heer Richardson, kruidenier in het Engelsche plaatsje Bosham, bij Chioeater, heeft in zijn tuin een merkwaardige ont dekking gedaan. In den 18 voet diepen waterput, die reeds meer dan dertig Jaar lang voortdurend wordt gebruikt, schijnt een petroleumbron uit te monden. Ecnigon tijd geleden bemerkte Ridhnrd- son, dat hot water uit den put eigenaar dig schuimde en den volgenden morgen zeide een der knechts, dat het water uit den put naar petroleum rook. Er bleek in derdaad petroleum uit den put te komen. Richardson vulde er een lamp mee, die den geheelen dag bleef branden. Daarop vulde hij eenige groote reservoirs en va ten met het mengsel van water en olie en roeds spoedig had hy een flinke hoeveel heid zuivere petroleum, die er helder uit zag evenals het geraffineerde product, met een gele tint. In 1918 heeft zich een dergelijk geval voorgedaan te Demsey bij Peterborough. Uit twee waterputten in dat dorp weTd in een jaar tijd 8000 gallons petroleum ver kregen. De eerste technische deskundige van den Petroleumbond, air Bllverton Redwood, kon voor dit geval geen ver klaring vinden en ook thans tast men nog volkomen in het duister omtrent de afkomst van de petroleum. Kroonprins Rudolf-spoorweg, en een aan deel der Bouw-compagnie." „Dus is het grootste gedeelte van de gestolen waarde niet eens uw eigendom?" „Dat is het juist, wat de zaak voor mij zoo pijnlijk maakt. De vijftigduizend mark behooren aan de Bank en als ik ze niet terugkrijg, ben ik geruïneerd. Ik moet met mijn heele vermogen er voor in staan." „Hebt u iemand medegedeeld, dat u juist nu zulk een groot bedrag in kas had?" „Hoe kunt u zoo iets denken? Ik niet en mjjn bedienden zijn eveneens tot de strengste geheimhouding verplicht Niet waar, mijnheer Hammer, u hebt zeker niet. „Geen woord, mijnheer Spangier." „En jij, Max." Ook Max betuigde zijn onsohuld. „Overigens zou dat ook niet noodig zijn," ging Spangier voort, „ieder, die eenigszins mijn zaak kent, weet dat ik binnen weinige dagen groote sommen noo dig heb voor uitbetaling. Bovendien het geld is twee dagen geleden door een postbeambte gebracht en al zijn deze ook tot geheimhouding verplicht nu hm hij keek schuin naar den jongsten bediende en boog zioh tot den commis saris over „zulk een jongmensch flapt er toch wel eens wat uit Wie weet wat hij gebluft en gezwetst heeft" „Ja, ja. En hebt u anders vertrouwen in de eerlijkheid van uw personeel?" fluis terde de commissaris terug. „Onvoorwaardelijk," antwoordde Spang- Ier met overtuiging. „Een van hen zou den diefstal ook niet op deze wijze hebben uitgevoerd," zei Kirst nadenkend. „Dit lijkt op geweld dat is een dief van beroep geweest die alle streken van het handwerk kent Dunkt u ook niet, Polzig?" „Zeer zeker, antwoordde deze, die in tusschen de beide vertrekken en ook de brandkast aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen had. „De diefstal is met bui tengewone handigheid uitgevoerd." „Het is toch zeker in den afgeloopen nacht gebeurd?" vroeg de commissaris aan Spengler. „Stellig." „Wanneer bent u het laatste op uw kan toor geweest?" „Gisteren tegen den avond, toen ik die Ingekomen brieven voor den boekhouder gereed legde." „En was toen alles in orde?" „Alles." „Hebt u zich niet vergewist of het geld er nog was?" „Dat niet, maar Zaterdagavond vóór het sluiten van het kantoor, heeft mijn heer Hammer, de bankbiljetten nog eens nageteld." „Dus is de diefstal in den verloopen nacht gebeurd," knikte Klrst op zijn ern stigste manier. „U hebt alles onderzocht Polzig, hebt u al een idee gevormd van de wijze, waarop het gebeurd! is?" „Jawel mijnheer de oommissaris, „ant woordde de detective, wiens neusvleugels, als hij over een zaak sprak, die hem in teresseerde, voortdurend in beweging wa ren, „de spitsboef heeft het huis weten binnen te sluipen, zich laten insluiten, heeft zioh toegang tot het kantoor ver sohaft. DE BEIDE GROOTSTE LEUGENAARS. Gedurenden den Spaansch-Amcrikaan- schen oorlog diende ook de Ier Michaels in het Amerikaansche leger. Maar het be viel hem niet bijzonder en hij wénschte vurig, weer naar huls te gaan. Daarom vroeg hij verlof, den overste te spreken. „Nu, wat Js er van je dienst, Michaels", vroeg de overste. I „Ja, overste, do kwestie ia deze: Het doet me bitter leed dat ik me heb laten aanwerven. Ik had een glas te veel ge dronken en liet mij bepraten, zonder aan mijn vrouw en kinderen to danken, die ik achter moest laten, terwijl zij geen dak boven hun hoofd hadden. Vandaag kreeg ik een brief van mijn vrouw, waarin z; er over klaagt, dat het haar zoo slecht gaat Zij en haar kinderen moeten honger Ujden. Etn daar zij niets kon verdienen en ook geen geld kon leenen, zoo schrijft zo, ls het mijn plicht, zoo spoedig mogelijk weer terug te komen". „Maar mijn goede Miohaels, dat had je eerder moeten bedenken. Ik kan' je nu misschien verlof geven". „Neen, overste, dat is niet voldöenide, ik moet mijn ontslag hebben," verzekerde Michaels. De overste dacht eenige oogen blikken na. Daarop zeide hij: „Je zegt dus, dat je vrouw wenscht, dat je naar huis komt?" „Ja, overste, zoo is het, en bovendien is ze zeer ziek, en wanneer zit nu zou ster ven, voor ik terugkeer, zou ik het nooit te boven komen nooitl" Toen nam de overste een brief uit zijn zak, opende dien en zeide: „Het spijt me Michaels, dat je probeert mij voor den gek te houden. Nooit heb ik gedaoht, dat je me zoudt voorliegen. Hier heb ik name lijk een brief van je vrouw, zij schrijft mij, dat jij gepoogd' hebt haar over te halen, om aan mij1 schriftelijk je ontslag te verzoeken. Zij schrijft dat jij haar, terwij" je thuis waart, slecht behandeld hebt en dat zij blij was, dat ze je kwijt was. Het gaat haar en haar kinderen zeer goed en zij denkt, dat 't voor hen het beste is, dat ik je hier houd en een goed mensch van je maak". „Schrijft mijn vrouw dat werkelijk" vroeg Michaels. „Ja, dat schrijft ze", zei de overste met een onheilspellend gezicht. De soldaat draaide nadenkend zijn muts tusschen zijn handen en zeide eindelijk „Overste wilt u mij verlof geven iets to zeggen, als ware u mijns gelijke en niet mijn superieur?" „Nu, vooruit er meel Wat heb je op je hart?" Michaels haalde diep adem en riep terwijl een moeilijk in te houden lach over zjjn breed gezicht kwam: „Overste, ik wil alleen dit zeggen, dat de twee grootste leugenaars ter wereld op dit oogenblik in deze tent staan. Ik heb namelijk geen vrouw!" „Op welke manier?" „De eerste deur beeft h]j met een loo per geopend. De bediende vond ze open en het slot is geheel ongeschonden. De deur van het vertrek waar de brandkast staat bood weerstand aan zijn pogingen waarna hij het slot, dat waarschuijnlijk minder eenvoudig was, heeft laten sprin gen. Tot de brandkast heeft hij zich toe gang verschaft door in een der platen een opening te smelten met behulp van ther- miet, een substantie, die bjj verbranding een zeer hoogen warmtegraad ontwikkelt. Na de brandkast geplunderd te hebben, beeft hij het huis verlaten door een ven ster dat in den tuin uitkwam." De commissaris ging naar het open staande venster in de voorkamer en keek naar buiten. „U hebt gelijk, het latwerk van den wingerd reikt tot aan het venster, daar langs kan hij gemakkelijk naar beneden komen. „En dat hij dat gedaan heeft bewijzen de op den grond liggende gebroken latten." „Juist," bevestigde Kirst „Doch nu verder. Zoo iets gaat niet zonder geraas. Hebt u niets verdachts gehoord of op gemerkt?" „In het minst niet Wel ben ik gisteren," voegde hij er verlegen bij, „laat naar bed gegaan. Ik was in de club nu, u weet hoe het daar toe gaat Ik heb dus bijzon der vast geslapen." „Of iemand anders in huis was? Wilt u uw moeder en uw dienstmeisje even roepen?" Beiden versohenen. De oude dame ver klaarde wel een uiterst lichten slaap te TOORN. Geen enkele hartstocht brengt zeer ons oordeel van de wt> als de toorn. Mont&lffne. Er is zeker geen mensch in onze Wee- ersche wereld, die nooit van zijn leven „kwaad" is geweest. Honderd keer nemen we ons voor ons niet boos te maken, want.'t geeft immers niets. Maar zoo- dra we ons beleedigd voelen of gemin acht vliegt ons 't bloéd naar t hoofd en. weten we niet meer wat we zeggen. We zijn dan niet kalm genoeg meer om na te denken, we willen kwetsen tot eiken prijs en nemen daarom onze toevlucht tot vloe ken en schelden. Wanneer de golijkheid van alle menschen ons al lang duidelijk ls geworden, kunnen wt) toch in een driftig genblik scheldwoorden gebruiken. We zullen den persoon in kwestie dingen ver wijten, die we als volkomen verontschul digbaar hadden aangenomen. In één woord1: de rede is op de vlucht De Oosterling, die in zoovele opzichten boven ons lijkt te staan, maakt zich niet kwaad en hij laat ook hem toegeworpen scheldwoorden kalm over zich heen gaan. Zou het niet zijn, omdat hij weet hoe een toornig mensch zichzelf verliest en feite lijk onzin praat? Vrienden en familie leden raken gebrouilleerd, omdat één van beide door den ander beleedigd is in een vlaag van drift „Ik wil niets meer mot hem te maken hebben," heet 't dan. „Hij is zoo kleinzielig, zoo grof, zoo verwaand." Maar nee, zoo is hij juist niet! Zoo leek hij maar even, toen door woede zijn denk beelden waren vervaagd en hij maar wat woorden stamelde. We moeten leeren onzen toorn te onder drukken, dat is een oude waarheid. Maar we moeten óók loeren begrijpen, dat we iemand niet levenslang vijandig gezind kunnen blijven, om dat ééne woord, dat niet van hém was. Dan zullen we weer een stapje dichter bij de harmonie zijn. Dr. JOS. DB OOOK. Moeder te H. Zeker kunt gij uw doch tertje die dulmzuigorij afloeren. Gij koopt bijv. voor haar een poppenkamer met eenige meubeltjes. Nu zegt gij togen haar, dat, als zij van het opstaan af tot 12 uur boterham niet op haar duim zuigt, zij oen poppenkamer krijgt De gedachte hieraan zorgt er voor, dat zij het niet doet. Dan geeft gij haar de leege kamer. Wan neer zij nu van 12 uur tot het middageten het weer niet doet, geeft gij haar de tafel enz. De tijden verdeelt gij natuurlijk in opstaan, boterhameten, middageten enz., daar zij anders van den tijd geen begrip heeft. Na twee dagen is het euvel ge nezen. Verzonden brieven: 8. P. te H.; N. N. te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de dook, van Merlenróaat U20, 'a-Gxaven- hage gratis üelkundigo aövtraran, ojn. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrissQhü» en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Móchten de beantwoording-m te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragen. Ja, dto! Marie: Ik dacht dat Je het land had aan Bugène. Kitty: Dat ls ook zoo. Marie: Daar begrijp ik niets van; waarom neem je hem dan? Kitty: Hij heeft zijn aanzoek gedaan, toen we samen onder een parapluie liepen en hij zei dat hij, als ik hem weigerde, mijn nieuwen hoed zou laten nat regenen. HU dacht er zeker aan. Flip: Denk je nog wel eens aan die vijftig pop die ik je geleend heb. Flap: En ofl Heb je niet bemerkt, dat ik je wou ontwijken, door dien siga renwinkel binnen te wippen? hebben, maar toch had ze niets verdachts gehoord, beweerde ze. Het meisje evenwel beweerde, toen zij een oogenblik wakker was, iets gehoord te hebben. „Geraas?" „Ja, een geluid alsof een deur dicht sloeg." „Waar?" „Dat kan. ik niet precies zeggen, het klonk echter of het beneden op de eerste verdieping was." „En op welken tijd was dat?" Het meisje haalde de schouders op. „Ik heb geen klok op mijn kamer. Het kan zoo ongeveer twee uur geweest zijn." „Woont er nog iemand anders ln huis?" „Niemand," antwoordde Spangier, „het benedenhuis is als magazijn verhuurd." De commissaris dacht een poos zwij gend na. Ter neergeslagen stond de koop man aan zijn lessenaar, eveneens zwijgend voor zich heen te staren, toen zich de boekhouder Hammer plotseling tot hem wendde met de vraag, of hij de direotie het gebeurde niet telegrafeeren zou? Spangier keek den beambte verébhrikt aan. „Daaraan heb ik nog niet gedacht," riep hij, „maar u hebt gelijk en toch valt het mij zwaar. Als ik het uitzicht had, m;jnheer de commissaris, het geld spoe dig terug te krijgen, zou ikliever nog wachten om de directie niet in onrust te brengen. Denkt u dat. Kirst schudde het hoofd. „Daar mag u niet op rekenen. Misschien dat het ons heden nog gelukt, misschien dat er acht dagen, ja veertien dagen over heen gaan. Het zal dus beter zijn een tele gram te zenden." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7