UIT DE OUDE DOOS. 'n Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT van ZATERDAG 27 APRIL 1620. 370. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). TULPEN. TulpenWJgeloof en tulpenhandel. Eindelijk is het weer tulpentljdl Haast overal in parken en tuinen en ook in onze woonhuizen zien we ze weer in rijke verscheidenheid op bloemtafels en in potjes van diverse grootte, netjes gerang schikt voor de ramen staan. Tegenwoordig worden tulpen vrijwel overal gekweekt in binnen- en buitenland, en staan overal onze tulpen-culturen in de omstreken van Haarlem en Leiden in zeer hoog aanzien. Geen ware bloemenliefhebber zal zich hare fraaiheid laten ontgaan, te meer niet, omdat de prijs er van tegenwoordig een zeer billijke is, want wat kost tegenwoor dig een tulpenbol. Wat, zoo vragen wij ons af, mag wel de reden zijn, dat de tulp zoo hoog bij ons is aangeschreven. Ontegenzeggelijk is het de fraaiheid harer bloemen. Reeds op eeni- gen afstand oefent een tulpenveld, prij kend in de meest verschillende kleursoha- keeringen harer bloemen, een groote aan trekkingskracht op ons uit. Uit haar geboorteland, Perzië werd de tulp in de 15e eeuw naar Konstantinopel uitgevoerd en men was er daar zóó mede ingenomen, dat ze ook in de tuinen van den Sultan werd uitgeplant en te harer eere bijzondere feesten werden op touw gezet. Bijgeloovige menschen houden van de tulp, niet alleen om haar schoonheid, maar vooral ook om de tooverkracht, die zij meenen, dat van haar uitgaat. Zelfs dé Duitsohe sage ziet in haar een wonderbloem, zooals ons uit het volgende zal blijken: Een schaapherder vond eens op een berg een fraaie tulp, welke hij afplukte en op zijn hoed stak. Terzelfder tijd stond een knap meisje voor hem, dat hem wenk te met haar mede te gaan. De scheper volgde haar en werd door haar naar een zaal geleid, waarin veel goud lag. Het meisje zeide hem, dat hij daarvan zooveel kon nemen, als hij maar wilde. Toen hij nu ook zijn hoed er mede gevuld had, viel de tulp er af, waarop het meisje hem toe voegde, dat hij het beste, de tulp niet ver, geten moest, maar de scheper gaf geen acht meer op de tulp en zoodra hij met het goud de zaal weer verlaten had, was hij. het weer kwijt. Dat de tulp, als we teruggaan naar lang vervlogen tijden, steeds in hoog aanzien bij den mensch heeft gestaan, bewijst de in 1635 bij ons heerschende, aan het waan zinnige grenzende tulpenspeculatie, waar door de eerlijke tulpenhandel spoedig in een bepaalden tulpenzwendel ontaardde. Velen, die een zeldzamen tulpenbol wil den koopen, ontvingen in de plaats van een bol een verklaring dat ze een koop contract voor zulk een bol hadden aam gegaan. Deze verklaring werd dan weer, zoo mogelijk, voor een hoogeren prijs ver kocht. Evenals op de beurs verzamelden zich op bepaalde plaatsen in bonte men geling tulpenhandelaars, kooplieden, gra ven, dames, ambachtslieden, boeren, schippers, daglooners, naaisters, dienst boden en kinderen en kochten en ver kochten tulpenbollen. Had iemand geen geld, om ze te koopen dan werd er ruil handel gedreven. Kleodingstukken, juweelen, huizen, lan derijen, vee, enz., werden tegen fraaie bol len gaarne ingeruild. De prijzen der be tere soorten waren ongelooflijk hoog. Zoo betaalde men voor een bol Semper Augus tus dertien duizend gulden. Voor een an deren bol kwam iemand overeen het vol gende te zullen levereü: 2 last tarwe, 2 last rogge, 4 vette ossen, 8 biggen, 12 schapen, 2 oxhoofden wijn, 4 vaten bier, 2 vaten boter, 1000 pond kaas, een pak oude kleo dingstukken en een zilveren beker. Onder zulke omstandigheden is het te begrijpen, dat de tulp zich ook op in dustrieel gebied, deed gelden. Elke stof, vooral echte Brabantsche kant, moest van tulpen-patronen worden voorzien, wilde men er goede zaken mee doen. Zelfs op de schilderijen van onze beroemde zeven- tiende-eeuwsche meesters mocht de tulp niet ontbreken. B. DE VERLICHTING IN VROEGER EEUWEN. De verlichting in onze huizen speelt een zeer gewichtige rol, al denken wij daar zoo niet bij na in deze verlichte tij den. Het is zeer zeker de moeite waard iets over de verlichting in de oudheid te ver nemen. De Grieken en Romeinen bedienden zich van kleine olielampjes, waarbij zij echter meer op de kunstwaarde dan op de verlichting letten. Dientengevolge be straalde hen slechts een matte schijn. De pit die zij gebruikten bestond uit vlas draden of de kern van het teenen riet. In den loop der tijden begonnen de Romei nen was- en vetkaarsen te vormen maar ook deze verspreidden geen helder licht. De verdienste een betere verlichting te hebben ingevoerd, komt den eersten Christenen toe. Zij goten liohten, die van een pit voorzien waren, want in de onder- aardsche holen, waar zij hun godsdienst oefeningen hielden, hadden zij meer be lichting noodig. Vele eeuwen lang behielp men zich daarna in de woonhuizen met de zoogenaamde oliesponsen, tot omstreeks het jaar 1400 de talkverlichting de heer schappij kreeg. De eerste werkelijke lamp echter, werd omstreeks het jaar 1550 uitgevonden. Ongeveer twee eeuwen later kreeg zij een goede verbetering doordat men het voortdurend flikkeren van het licht weg nam. Omstreeks het midden van de negen tiende eeuw verschenen de z.g. modera- teurslampen op de markt doch deze werden reeds spoedig verdrongen door de petro leumlamp een uitvinding van den Ame rikaan Sillemann. Deze werd opgevolgd door gaslicht en gloeilampen en hiermede zijn wij aan ons tegenwoordig verlich tingsproces de electriciteit aangeko men. Wat zal nu volgen? THERMIET. 8) Op dit oogenblik hoorde hij schreden. Snel zette hij het boek weg en ging bij het venster staan. Spangier trad binnen. ,,'k Vraag excuus, mijnheer Polzig, dat ik u zoolang moest laten wachten. De za ken hielden mij langer op dan ik ver wachtte. Wat brengt u ik hoop goede tijding?" „Dat denk ik wel," antwoordde de de tective, die zijn best deed een vriendelijk gezicht te zetten. „Ik breng u een deel van het gestolene ep afbetaling." En hij !?af hem het rolletje in de hand. Spangier scheen verwonderd en ver baasd tevens. „Waar dat verborgen was, vindt ge ten slotte ook het overige," zeide hy. >Dat betwijfel lk," hernam Polzig en verhaalde waar de papieren gevonden wa ren. „Zoek nog eens bij dien Gowel," ver docht hij dringend. „Ik ben er va* over- biigd, dat hjj de inbreker is." <3*t *u fle juist mauiMii" ve*- Gevat De overste van een regiment sprak over het gewicht van zijn dienst, en over de traagheid van zijn officieren. „Inderdaad," aldus sprak hij, „ik ben tegelijk mijn ritmeester, mijn luitenant en mijn kwartiermeester... „En nog uw trompetter bovendien", ant woordde een dame van het gezelschap. klaarde de detective. „Misschien breng ik heden nog gunstige tijding." Hiermede nam hij afscheid. Toch ging hij niet naar het noorden, maar naar het centrum der stad. Daar zocht hij den boekhandel, welks stempel hij in het boek gevonden hadi Zonder aarzelen trad hij den winkel binnen en vroeg of 't bewuste werk voorhanden was. Het antwoord luid de ontkennend. „Mag ik het boek voor u bestellen?" „Wacht even, ik ben nog niet besloten. Het is niet voor mij zelf. Het betreft een verjaringsgeschenk voor mijn broeder, die het boek reeds lang wenschte te bezitten, 't Kan echter zijn, dat hij reeds een exem plaar gekocht heeft, maar dit kan ik hem natuurlijk niet vragen. Dan begrijpt hij wat ik voornemens ben en is het geen verrassing meer voor hem." „Zeer zeker," meende de bediende lachend. „Zoover ik weet, koopt hij veel bij u. Kunt ,u misschien nazien, of u het hem ge leverd hebt?" „Zeker als ik de naam mag weten." „Agent Spangierstraat 5." De bediende verklaarde den naam niet te kennen, maar zou het even nazien. Na een poosje kwam hij terug. „We hebben het werk reeds aan dien heer geleverd," verklaarde hy. „Zoo dus toch wanneer is dat ge weest?" „Zes weken geleden. Begin November." „Ik dank u, dan is de zaak afgedaan en zal ik iets anders moeten bedenken. Dank u voor de moeite." TEGENSTELLING. Slechts zelden zyn de indrukwekkende landschappen van Jaoob Ruysdael met menschen gestoffeerd. Daar, waar hy het wensoheiyk achtte, liet bil nochtans de uitvoering aan een ander over. Hy wist dus nooit figuren aan te brengén op zyn doeken, zonder de hulp van anderen. Kon hy niet of wilde hy niet? Had zyn oog te lang op eeuwenoud© rotsen gestaard, zyn oord naar het ruischen van het water langs de steenen bedding geluisterd? Had hy te lang en te vurig gepoogd de licht glanzen op te vangen van het altyd wis selend zwerk? Tegenover de wyde, mach tige eenzaamheid der natuur zonk voor hem de kleine mensch in het niet. En voorzeker is de mensch klein, wan neer men zyn afmetingen toetst aan de afmetingen rondom hem. Hoe verwon derd staren hem de reusachtige sneeuw toppen aan als hy het waagt langs hun dreigende flanken omhoog te stijgen 1 Hoe rolt de oceaan hem bulderend tegemoet als hy zyn ranke vaartuig op genade of ongenade aan hem toevertrouwt. En toch weet diezelfde mensch het ingewand van de rots te doorboren en de wildste stroo men te overbruggen; toch weet hy de nuk kige zee, zelfs de yie luchten aan zyn wenschen en nooden dienstbaar te maken. Een wonderiyke tegenstelling voor waar! Meer dan ooit greep ze my aan toen ik de dwarrelende menschenpopjes zich zag bewegen rondom den voet van een reuzenbouw als de Dom te Keulen. Bijna onmogeiyk is het u voor te stellen dat wat zich zoo duizendwerf hoog boven hem verheft nochtans het werk is van 's men schen handen. Betreed eerbiedig dien tempel aller tempels en zeg tot uzelf dat de plek, waar hy is verrezen, toch eenmaal een ledige plek was, dat die reusachtige pyiers, brok voor brok, zyn aangesleept en opgestapeld, dat die onberispelijke bogen gevormd zyn en aaneengesloten, dat die prachtige doorwerkte torens tot op duizelingwekkende hoogte zyn opge bouwd door menschenhand. Zeg tot uzelf dat elk motief der wonderschoone gekleurde glazen met vromen eerbied is bestudeerd, met volmaakte kunstvaardig heid in elkander gezet! O, ik weet het wel, het is. het werk geweest van eeuwen! Ge- slaohten hebben er aan gearbeid en het eene heeft het overgedragen aan het an dere. Maar één moet er toch geweest zyn, één mensch, één sterveling in wiens brein het machtige concept is op v en; en bet geloof van dien éénen moet machtig genoeg geweest zyn om bergen te verzet ten, evenals de uiting daarvan thans in staat is om, boven elke verdeeldheid uit zielen op te heffen naar boven. Hy kan zoo klein zyn in het toegeven aan zyn driften en lusten, in zijn aarzeling, in zijn vrees, in zijn onmacht om wat hem om laag trekt, van zich af te stooten. Maar de mensch, aan zich zelf overgelaten, is <Ian ook samenhangend geen geheel. De mensch is als een riet, dat door den wind wordt heen en weer bewogen, als een huis, dat tegen zichzelf is verdeeld. Om van zyn verspreide, dikwyls elkan der benadeelende krachten een geheel te maken is noodig een alles doordringende gedachte, een vaste, alles bezielende gloed! Zie hoe het landschap daarginds ligt uitgestrekt in verschillende strooken gescheiden, hier een vak weiland, ginds een vak bouwland, hier kalm besproeide oevers, ginds bergen en bruisende water- stroomen. Dat alles ligt daar en waoht. Langzaam en statig rijst de zon en neemt alle in haar bezielende armen en overgiet het met haar gouden stralenvloed. Plot seling is alles één, één in het opzien tot haar als de bron van alle leven, één in vertrouwen op haar als de zegenbrengen- de kracht. Zoo is het met den mensch. Eerst als hem een groote gedachte bezielt, die hem wordt tot een heerlijk ideaal, eerst dan komt er eenheid in zyn streven en gaat er kracht van hem uit, die onuitput- teiyk is. Een machtige moet oprijzen in hem en de teugels in handen nemen; die machtige is de geest, die het zwakke lichaam tot zyn werktuig kiest. De detective verliet den winkel met een vriendelijk onverschillig gelaat, hoewel •hij op dit oogenblik heel anders gestemd was. Spangier had dus voor eenige weken dit werk reeds gekocht en de omstandig heid dat by het eerste opslaan dit artikel dadelijk in het oog viel, bewees dat het boek op die plaats meermalen gelezen en open gehouden was. „Maar Gowel," zei Polzig hoofdschud dend by zich zelf. „Hoe heb ik het met hem? Die heeft zeker iets anders op zyn kerfstok. Een onbegrijpelyke historie.." „Hoe, reeds terug van de huiszoeking?" vroeg de commissaris ik heb daarvan vooiioopig afgezien." „Waarom? Volgt ge een ander spoor?" „Ja, en ik denk het gestolen geld bin nenkort terug te hebben." „Werkelyk?" riep Kirst verwonderd uit. „Hebt u eenig vermoeden waar Gowel het verborgen heeft?" „Gowel heeft het geheel niet verborgen hfj is onschuldig." De commissaris keek verbaasd op. „Onschuldig? Waarom houdt hy zich dan ziek?" „Dat weet ik niet. Daar zit nog wat an ders achter, dat ik ook hoop te ontdek ken." „Nu, wy zullen zien. Doch houd u daar bij. Hier is al weer een andere opdracht voor u." „Een andere? Wat dan?" „Gisteren kwam de rentenier Kraus in Friedrichsfeld met zyn familie,, na een af wezigheid van eenige weken, in zyn hui* terug. By het openen der door hem be weende étage ©afdekte hjj dat ia aya ai- KLEINE WIJSHEDEN. De jeugd heeft tranen ronder leed; de ouderdom kent leed ronder tranen. Geduld en tijdsverloop doen meer dan kracht en woede. Alleen kleingeestige en bekrompen men schen schamen zich over hun afkomst. Merkwaardig feit. Gedurende een vuur werk ziet niemand naar de sterren aan den hemeL Het onderscheid tusschen veratand en dwaasheid is: dat het laatste zegt weit ze weet, 't eerste weet wat ze zegt In de geheele natuur ls geen vreugde zoo verheven en roerend als die eener moeder over het geluk van haar kind. Als gy mocht verlangen iemands naam te onthouden, bUjf borg voor hem. Er is geen beter middel om uw geheugen wak ker te houden. Een geheim Hjkt een pyniyke kies, die laat ons niet met rust voor zy eruit is. Iedere man weet, dat hy het gemakke- lykst rust, wanneer hy zyn voeten op een anderen stoel legt, in plaats van op de ge wone wyze te zitten. Men gaat niet altijd na hoe dit komt, ofschoon het zeer een voudig is. Het zwaarste werk dat het lichaam verricht, is het voortdurend pom pen, van het bloed. De bloedvaten zyn nauw en de kracht, die wordt aangewend om het bloed vlug en gelijkmatig te doen stroomen is zeer groot. Het is gemakke lijker om een kanaal gevuld te houden wanneer het horizontaal loopt, dan wan neer het hellend is; water vloeit gemak kelijker op een horizontaal vlak, doch er moot groote kracht worden aangewend om het uit een diepe bron naar boven te bren gen. Wanneer een mensch rechtop staat, of met zyn voeten op den vloer zit, moet het hart een belangrijk gedeelte van het bloed over de geheele lengte der beenen naar boven pompen. Wanneer iemand eohter zyn voeten op een stoel heeft lig gen, wordt heel wat minder van het hart geëischt. Een liggende houding is natuur- ïyk nog beter. Dit is een van de vele rede nen waarom het hart langzamer klopt wanneer wy slapen. Want het heeft dan niet zooveel werk te verrichten als wan- heer wij staan of rondloopen. Opium bevat niet minder dan 18 ver schillende alkaloiden, waarvan morphine het werkzame deel van opium is. De opium, die in Europa over het algemeen het meest gebruikt wordt, is de Smyrna- soort, welke 8 morphine bevat. Britsch- Indische malwa- en padina-opium bevat slechts resp. 4a 4 morphine. Opium wordt bereid uit den wand der zaaddoos van de papaver romniferum, of de slaap- papaver. Het is een wit. melksap, dat zorgvuldig wordt afgeschraapt en terwyi het nog vochtig is in de bladeren van dé papaver verpakt. Waar Zondag Maandag ls. Manilla is een dér belangrijkste havens van de Philippynen, maar, merkwaardig genoeg is zy een dag achter hy alle andere plaatsen ter wereld. Ofschoon de Philip pynen dicht aan de Aziatische kust lig gen, zyn zy toch door Spanjaarden ont dekt, die van Amerika kwamen zeilen. Toen deze de linie kruisten, waar de Zondag Maandag wordt, regelden deze trotsche Castiliaansche heerschappen hun kalender niet. Toen zij later vernamen, dat hun tydrekening niet met de gewone overeenstemde, meenden zy zich daar niets om te moeten bekommeren. Zoo komt het dat die menschen, nog heden ten dage, een dag in de tijdrekening bij de gewone wereld ten achter zyn. Perzische zeden. In Perzië is by een bezoek het presen teeren van een kop zwarte mokka 'n dui- wezigheid dieven daarin huis gehouden hadden. Kasten waren opengebroken. De inbrekers of inbreker hebben verschillen de kostbaarheden, zilveren vaatwerk en ook een kleine som geld meegenomen." Polzig herhaalde verwonderd: „In Frie drichsfeld?" „Ja daar is weer werk, Polzig. Ge moet zoo spoedig mogelijk er op uit en minstens eens het terrein van den dief stal opnemen. Ik heb het geval twee an deren opgedragen, maar dat zyn niet zulke goede speurders als gij." De detective liep eenige malen het bu reau op en neer, langzaam en in diepe ge dachten. „Mijnheer de commissaris, den inbreker van Friedrichsfeld hebben wy," riep hy plotseling triomfantelijk uit. „Onmogelyk, wie is het dan?" „Niemand anders dan Gowel." „Ben je daar zeker van?" „Volkomen en zijn vrouw is mede plichtig. Laat haar dadelijk halen ik ben overtuigd dat we een bekentenis zul len hooren. Naar de gestolen zaken zoe ken is doelloos. Die zyn natuuriyk in den zelfden nacht bil een heler terechtgeko men. Herinnert u zich niet, dat Gowel in de tram gezien ls en naby Friedrichsfeld is uitgestapt?" „O, ja." „In dien nacht heeft hy dat stuk vol voerd. Daarom liet hy zich koelbloedig, wegens die andere zaak gevangen nemen. Hy was overtuigd, dat men hem daarvoor niets maken kon." Tob Nooit Hoekje. VOORUIT, NOOIT ACHTERUIT ZIEN! Ik wtsnsch geen stap terug te treden, op ds afgelegde levensbaan. Borgen Een groote verschrikking la voor vele menschen het ouder worden. Wanneer zH niet zoo heel jong meer zijn, kijken zij met afgunstige blikken naar de Jeugd, ze denken met weemoed terug aan hun eigen jeugdjaren, aan den tyd, die voorbij ging. HeerUjk, om jong en gelukkig te zynl Ja, heeriyk om gelukkig te zyn, maar jong en gelukkig ia niet synoniem 1 Hilde- brandt schroef zijn beroemd geworden pa rodie op het kindergeluk. De „onbezorg de" jeugd. Natuuriyk, zy kent niet ónze zorgen, economische en maatschappo- iyke toestanden raken hen niet. Maar zij hebben ook hun zorgen, zorgen over knik kers on sommen, die wy niet tellen, maai die hun groot verdriet en wanhopige» angst bezorgen. Zoo gaat het ook met gelukkigen van „sweet seventeen", van achttien, twintig. Ze zijn jong, maar staan, juist door hun jeugd, nog stuurloos in het leven. Naast oogenblikken van uitbundige pret hebben zy zooveel moeilykheden, die hen kwellen, zooveel geestelyke problemen ook, ze weten nog niet hóe te leven. Herinner u uw kinder- en jeugdjaren. Maar doe het eeriyk, ontdoe ze van het weemoedigs glansje, dat de herinnering ze geeft. En misschien wenschen we dan toch dia jaren niet terug. Ook al omdat wy toch wel aan inneriyke rust en kracht gewonnen hebben. Elk jaar heeft ons iets gegeven, iets van levenswysheid we hebben misschien uitoriyk veel verloren, we kwamen juist door dat verlies een stapje vorder. Soms merken we dat eerst niet, we merken alleen het verlies, zien geen wist. Maar de winst ls er. Ons leven gaat vooruit, al zou de sohyn soms anderg doen vermoeden. We hebben sinds onze jeugdjaren aan inneriyk bezit gewonnen. We mogen niet terug verlangen naar ty- den, toen we armer waren. We willen rijker worden, daarom moeten we vóór- en niet achteruit. Denken we niet aan de voorbygegane jaren van onze jeugd, die lang niet zoo heeriyk waren als we ons wel voorspiegelen, maar denken we aan de komende jaren, die nog zoo veel te geven hebben. De wereld gaat voort en wij gaan verder. We mogen niet willen terugkee- ren op het pad der evolutie. Vergeiyk Uw geesteiyk bezit van thans met dat van tien jaar geleden, en ge zult uzelf niet terugwenschen in zoo'n armelyken toe stand. Dr. J09. DE OOOK. N. N. te H. Wy zullen u den volgenden raad geven. Leer eerst uw medemenschen kennen en veroordeel ze nimmer naar hun slechten naam. Ga nooit alleen op één feit af. Ge weet Immers niet, uit hoeveel inneriyke gebeurtenissen dat feit is voortgekomen. Die inneriyke gebeurtenissen zyn toch oneindig vee! belangrijker dan dat één© uiteriyke gebeuren, dat in de wereld be kend is geworden? Nooit moet gij iemand uw vriendschap weigeren op grond van een publieke opinie. Verzonden brieven: K. K. te H„ L. te H„ Mej. G. te H„ Zuster M. te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Oook, van Merlenstraat 120, 's-Graven- bage gratis stelkundige adviezen, o.m. over de wyze waarop sQ hun geest kun nen verfrissohen en hun wilskraoht ea ensrgie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden flan direot schrifte lijk aan de aanvragers. deiyk teeken dat men dén wensch koes tert dat men den bezoeker niet langer van zyn tyd wenscht te berooven. In tegen woordigheid van hun vader zullen zelfs volwassen zonen niet gaan zitten, eten, wyn drinken, rooken of spelen. De Pers is zeer bygeloovig. „Maar," vervolgde de commissaris, toen hy eenigszins over zyn verbazing heen was, „wie heeft dan de inbraak by Spang- Ier gepleegd?" .^Daarover mag ik my nu nog niet ver der uitlaten. Morgen hoop ik u uitvoerige mededeelingen te kunnen doen, ja mis schien den schuldige en het geld uit te leveren!" Kirst knikte bevestigend. Hy kende zyn man en wist dat Polzig geen bluffer was. Vóór alles zond hy twee beambten om de vrouw van den inbreker te vatten. Deze brachten nog denzelfden middag de tie rende en kijvende gevangene binnen. Ze was al even doortrapt als haar man en Kirst had' geen gemakkellyk spel met haar. Al zyn verzekeringen, dat de schuld van haar man zoo goed als vast stond baatten niets. Toen hy haar echter vertelde dat zy als medeplichtige verdacht werd en dus in voorarrest moest biyven, toen verdween haar brutaliteit en ze liet zich ontvallen, dat zij de hand niet meer in het spel had gehad. Nu had ze zich verraden en kwam spoe dig tot een bekentenis. Haar man was de dief van Friedrichsfeld, maar zy was dood-onsohuldig, ja ze had hem nog po gen terug te houden. Gowel moest, toen hy met haar geconfronteerd werd, tanden knarsende haar getuigenis toegeven, maar wreekte zich op haar door haar te ver raden dat zy hem had geholpen, een ver kleeding bezorgd en de gestolen voorwer pen verkocht had. Nu waren beiden aam den arm der gerechtigheid overgeleverd. (Wesert Tesrelfi.) 't Jutterte Spangier was teleurgesteld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7