KW1KSUGEN cz Ij schaken. Afl m mV m Run kalenden bevatten een «eer vol- ledige opgave, van alle gelukkige en on- HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? ook te» psnte* jagen, die vat te eten m. m mm mm Jelukklge dagen, van 't Jaar en aommen e dagen op, waarop men moet trouwen, een bad nemen, een paard koopen, de nagels knippen, of een andere zaak uit voeren. Een Perzisch spreekwoord luidt: „Een verstandige vijand is meer waard dan een domme vriend". EIGEN AARDIGE BEGRAFENISSEN. Juist in de gebruiken bij de begrafenis sen geven natuurvolkeren hun oerlegen- den van godsdienstigen aard te kennen, die zij koesteren omtrent het verder leven der ziel aan de andere zijde van het graf. Als bij de Joruba-negers een man sterft dan moeten volgens oud gebruik, zijn vrouwen en slaven hem begeleiden in het Tijk der schaduwen, doordat zij zioh zelf vergiftigen. Zij trekken feestgewaden aan, nemen de spade en graven hun eigen graf, dalen er dan in af en nemen vergif in. In Dahomey en bij de Aschanti worden, als er een hoofdman sterft, heden ten dage nog steeds menschenoffers gebracht om den afgestorvenen een behoorlijk geleide, aan gene zijde van het graf te verschaf fen. De Herero verminken de lijken der af gestorvenen op eigenaardige wijze, om te verhinderen dat de ziel nog eens in het ontzielde lichaam terugkeert, om als geest of iets dergelijks rond te dwalen. Zij slaan den doode met een bijl den rugge- graat stuk, binden het lichaam met touwen tot een vormelooze klomp te samen en verstoppen het lijk tenslotte onder een dicht doornbosch. Polynesische volkeren vangen de ziel van den nauwelijks afgestorvene met strikken om het terugkeeren te verhinde ren. Het in de bergkloven van de Hyma- laya wonend volk der Schocka, dat aan een zielsverhuizing gelooft, verbrandt den doode, doch maakt circa vier dagen daarna een gelijkende pop, welke men de kleederen van den doode aantrekt. Nu haalt men een yak (soort rund) op, in wiens lichaam volgens het geloof der Schocka, de ziel van den doode overgaat. Men trekt nu het beest de kleederen en versierselen aan, voedert hem de beste lèk- kerntjen onder tranen en liefkozingen der bloedverwanten, om hem daarna weg te jagen met de woorden: „Ga nu maar: wij hebben je gefuifd, geëerd, gevoed meer kunnen wij niet doen. Snij nu maar uit". Het nut van ondertitels. Hoeveel meer belangstelling een korte toevoeging in den catalogus reeds voor een boek kan wekken, blijkt uit (dozijnen) voorbeelden: Alcock. Als schapen ter slachting werd in 1917 door 18 lezers ge vraagd; in 1919, na bijvoeging van den ondertitel „Een verhaal uit den tijd van Lodewijk XIV" 62 maal, Viebig: Het da- gelijksch brood," in 191712 maal, na bijvoe ging: proman eener dienstbode" 56 maal. Nutswerk, Dampende dames. Er zijn thans van Cuba op weg naar Engeland 20.000 sigaren voor dames. De handelaren te Londen, voor wie ze be stemd zijn, zeide dat het sigaren rooken door dames, in restaurants vooral, steeds toeneemt, en de groote vraag is nu naar de kleine Havanna-sigaren, zooals die nu op weg zijn van Cuba, en die niet grooter zijn dan de gewone sigaretten. Journal. Woorden en daden. Ons wonder of daar nog 'n ander land aan te wijse is waar die mense naastenbij net sooveel praat en kongres en konfe- reer oor wat huil hullle industrieë of nij verhede noem, en so weinig uitvoer as in ons land? As onse industrieele ontwikke ling afgemeet kon word naar die hoeveel heid energie wat ons bestee aan praat en praat en praat alleen, dan moes Suid- Afrika lang al vooraan gestaan 't in die rei van lande wat voorsien in die wereld se behoeftes op allerlei gebied 1 Maar as men 't in werklikheid nagaan, dan blijkt dat ons in al die jare niet veel verder gekom 't als praat nie. De Volkstem. Beter af dan de kantoorjuffrouw. Ik ben blij, dat er geen gewoonte, tra ditie, regel, oekase, bepaling, of geschre ven of ongeschreven wet bestaat, die jour nalisten de verplichting oplegt, zich spe ciaal voor hun werk te kleeden. Zoo lang ik mijn „copy" op tijd en in goede orde en conditie aflever, laat het den hoofd redacteur zoo koud als ijs, of iic ze ge schreven heb met een toga om, in een Schotsche kilt, of in een Amerikaansch cow-boy-costuum, en of ik ze heb neer gepend in een vlaag van waanzin dan wel in een zwaar pessimistische bul. LondOn Oplnion. wilde heb Den. Nadat belden, de jager en de panter, eenige uren hadden rondgezworven, kregen de twee elkaar in de gaten. ,3a!" zei de jager, zijn geweer in den aanslag brengend, „daar is mijn bont- Hij vuurde, maar de panter, die juist achter een dikken boom sprong, werd met geraakt Toen sprong de panter vooruit, wierp Oornelis Kordaat omver en verslond hem. En zoo hadden beiden dus wat ze ver langd hadden; de panter zijn maai en de jager zijn bontjas. Tot beider tevredenheid. De dingen kunnen soms op een geheel onverwachte wijze tot het doel leiden. Oornelis Kordaat was naar Indië ge gaan om te voldoen aan zijn jachthut en ging daar op grof wild jagen. Op zekeren dag zei hij tot zichzelf, dat het wel aardig zou wezen, als hij weer in Holland kwam, een bontjas te laten maken van het vel van een door hem zelf gescho ten dier. „Ja", sprak hij in zichzelf, „ik moet een bontjas hebben, laat ik daar nu vandaag eens voor zorgen," en hij ging het oerwoud in met zijn geweer. Toevallig ging in datzelfde oerwoud In de sociëteit Pimpelmeier komt met zijn vriend Grog- graag, beiden légèrement émus, uit de so ciëteit. Eerstgenoemde heeft het ongeluk van de vrij hooge trap te vallen. Groggraag, die eenigszins vaster ter been is, riep: Maar wat doe je nu? Ik weet het niet, zegt Pimpelmeier, maar ik geloof, dat ik al beneden ben. Laatste eerbewijzen. De vrouw van een dokter verzocht on langs haar echtgenoot, die de gewoonte had, als een zijner patiënten uit den ge goeden stand gestorven was, achter het lijk naar het kerkhof te gaan, deze ge woonte te staken, want, zeide hij, ge hebt dan veel van een kleermaker, die lijn af- gemaakt werk naar huis brengt. Hendrik en Bertha maken hun huwe lijksreisje naar Engeland, 't Is avond en ze zitten dwepend op het dek der stoom boot, en kijken naar het draaiend licht van een der haven-vuurtoren», langs de kust. In 't eind zegt Bertha, die nog nooit zooiets zag: Hoe geduldig en doorzettend zijn toch die zeelui, Heinliefl Nu heeft de wind ik heb er op gelet dat licht daar zeker al zes maal uitgeblazen, en telkens steken ze het weer aan! Voorzichtig. Een dief wordt op heeterdaad betrapt. Huisheer: „Waar ben je binnengeko men?" Dief: „Door het openstaande venster." Huisheer: „Dat lieg je. 't Venster is nu gesloten." Dief: „Ja, dat is mijn schuld, ik heb het dicht gemaakt, anders kon een mijner col- lega's van dezelfde gelegenheid gebruik maken." Wraak. Een dame, die er vast op had gerekend tot een theevisite te worden uitgenoodigd, en daarin teleurgesteld was, riep toornig uit: O, dat doet niets terzake, ik zal mij wreken. In de volgende week geef ik een groote theevisite, maar ik noodig niemand uit." Euphemlsme, A.: Hoe komt het toch, kerel, dat je zoo beeft? B.: Ja, zie je, dat komt van het vele opheffen. A.: Maar wat heb je dan wel opge heven? B.: Louter niets anders dan volle bier glazen. Doktersraad. Wat laat ge je door uw vrouw slaan? Ooh vriend, wat zal ik je zeggen, de dokter heeft haar lichaamsbeweging voorgeschreven. MARGARETHA, HET VISSCHEES- MEISJE. Aan de Noordkust van Schotland ligt een klein dorpje, waar alle mannen vis- schers zijn. lederen ochtend zeilen de vis- schers uit met hun booten en meestal ko men ze reeds denzelfden avond terug. Dan gana de vrouwen naar het strand, om de manden met visch in ontvangst te ne men en ze naar de wagens te brengen, die aan het eind van de dorpsstraat klaar staan. De meisjes leeren al jong, de volle wagens naar de stad te brengen, waar de visch verkocht wordt. Dat vrij' zware werk in de buitenlucht maakt dat de meisjes haast even sterk en gehard zijn als de jongens. Margaretha was een der jonge dorps meisjes. Haar vader was jaren geleden bij een storm verdronken en haar moeder bleef arm achter. Het is te begrijpen, dat Margaretha geen erg pleizierige jeugd had. Ze wist wat armoede, ja, zelfs wat honger beteekende en moest al heel jong hard werken. Toch was ze een vroólijk, zonnig meisje, altijd klaar om te lachen en te lachen en te schertsen, maar ook, om iedereen te helpen. Op een mooien zomerochtend was de ge- heele visschersvloot uitgezeild, want er waren groote scholen haring gezien, eenige mijlen ten Noordwesten van het dorpje. Drie oude visschers, niet langer tot werken in staat, vormden de geheele mannelijke bevolking van het dorp op dien dag. In den namiddag stak «en flinke brie» op, dia aanwakkerde tot aan «torm, zelfa tot een orkaan. Angatlg stonden telkens vrouwen en meisjes aan het strand over de woedende golven te kijken, maar geen spoor van de vloot was te zien. Allen hoopten, dat de visschers bijtijds den storm aan hadden zien komen en dat ze gevlucht waren in een andere haven. Ook Margaretha vertoonde zich telkens aan het strand, trachtend de andere vrou wen en meisjes moed in te spreken. „Zulke ervaren zeelui," zeide ze, „wisten best, dat ze met dezen storm niet op hun eigen reede konden landen. Ze kenden maar al te goed het gevaar, dat de blinde klippen vóór de kust opleverden." Tegen den avond, toen de storm op zijn hevigst was, zagen de vrouwen een schip, dat stuurloos door storm en golven recht op de kust aangedreven werd. Angstig ke ken de vrouwen toe, of het schip op of langs die rotsen geslagen zou worden, doch Margaretha die begreep, dat het eer ste wel het meest waarschijnlijke was, holde naar de baai, om te zien of er een boot lag, om te helpen in geval van schip breuk. Vol ontzetting bemerke ze, dat er niet één boot was achtergebleven; de vis schers hadden alle roeibooten meegeno men, om dienst te doen bij het inhalen van zware netten. Daar klonken angstkrten van het strand en Margaretha zag, dat het schip met ge weld op een rots geslingerd werd. De golven sloegen over het dek en de bemanning klom in het want, wenkend om hulp. De vrouwen en kinderen verwacht ten elk oogenblik, dat het schip door mid den zou breken en de arme zeelieden voor hun oogen te zien verdrinken. „Als ik maar wist, dat het schip het nog wat uithield, dan ging ik de reddingboot waarschuwen!" riep Margaretha uit. Een uur verder was namelijk een dorp, dat een reddingboot bezat. Maar halver wege mondde een klein riviertje in de zee uit en over dat riviertje lagen slechts en kele ruwe planken als brugje. „O, mijn kind," riep Margaretha's moe der uit. „Je kunt met dezen storm onmo gelijk over de brug. Die staat vast heele- maal onder water." „Ik moet het toch probeeren, moeder," riep Margaretha. We kunnen ze toch niet zoo laten verdrinken!" Zoo vlug ze kon, liep ze langs het strand tegen den storm in. Zoo nu en dan spoel den de golven haar over de voeten en toen ze het riviertje bereikte.... zag ze, dat er in 't geheel geen brug meer was. Ze kon niet gissen, hoe diep het riviertje was, want het water was heel woest en de bo dem niet te zien. Margaretha wierp haar zwaren mantel af, stape in het water, dat haar tot onder de armen kwam en waadde voorwaarts. Het water werd dieper, zoo dat Margaretha zwemmen moest. Met ont zaglijke inspanning, half loopend, half zwemmend, wist het dappere meisje den overkant te bereiken. Zonder zich een oogenblik rust te gunnen, worstelde ze weer voorwaarts in haar natte, zware klee- ren. Buiten adem en totaal uitgeput be reikte ze eindelijk het eerste huis van het dorp, waar de schipper van de redding boot woonde. Ze strompelde de keuken binnen en na dat ze uitbracht: Reddingboot, schip op de rotsen bij de baal," bezwijmde ze. De sohipper wist echter genoeg. „Zorg voor het dappere meisje, vrouw," riep h0 zyn vrouw toe, terwyi hy zich reeds kleedde voor den tocht en zyn zoon tje wegstuurde, om de bemanning van de boot te waarschuwen. Terwyi de vrouw van den schipper Margaretha ontkleedde en te bed legde, warm in dekens gewikkeld en haar by- bracht uit haar bezwijming, vloog de red dingboot over de golven. Ze bereikte spoedig het schip, dat reeds vol water ge- loopen was. De geheele bemanning werd echter gered. De reeders van het schip zonden later Margaretha en de dappere redders een ruime belooning. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. Een bril. II BARCELONA Andersen R u s 1 and C i t her E mm e n Long Oom N a A Nieuwe raadsels. L Maak met letters uit het woord winter, minstens 25 verschillende woordjes. Ingez. door F. v. B. II. Het geheel is een spreekwoord van 8 woorden of 34 letters. Een 1 2 12 gebruikt elk mensch voorrust. 10 10 17 is een zintuig. 9 11 8 3 is een stad in België. 6 3 7 20 is onmisbaar voor elk levend wezen. 14 4 21 26 is een zoogdier. 3 22 15 23 is een verkorte jongensnaam. 3 19 33 34 is een lichaamsdeel. 13 18 16 19 17 84 is een jongensnaam. 24 25 21 27 32 33 hebben vogels. 30 en 29 zyn medeklinkers. Ingez. door W. en O. F. Je had er ergens een letter bygemaakt, Wim, zoodat ik byna alle nummers moest veranderen. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: A- A.; E. en P. B.; F. A. de B.; H. B.; T. v B.; M. B.; J. B.; Jac. B.; R. v. E; J. F.; W. en C. F. I. G.; B. v. H.; O. en G. K.; T. W. K.; O. K.; N. en S. K.; L. v. d. M.; t m-5 j- p-; j- j- p-;D-M- J. K. 8.; P. 8.; 8. T.; H. V. Een zelfgemaakt raadsel ontvangen van Jan G. De nnlosslne van het probleem van Korteling is 1 Dh8. Na e3 volgt Dhlf, na Pe3 volgt Dc3, na Lb2: volgt Pb4t, na Pb8 volgt Pc6. De oplossing van het Drobleem van Mari is 1 Pc6. Na Pf5kan Pd8geschieden na andere zetten van hetpaard kan Ld7|. Een mooi geheel. Ter afwisseling een miniatuurtje van Opdenoordt. 0pdenoordt. N. 8. B. 1927. Wit begint en geeft mat in 3 zetten. Wit: Kf4, Dg4, Lc5, Pe4, pi a3. Zwart: Kc4. Een party uit den ouden tyd is de volgende, de 9e party van de beroemde match tusschen Steinitz en Zukertort. Le720 De7 Ld521 Td6 Wit had beter deze looper behouden. c4 22 Td8 TeS 28 Ddfl Een aanval met te weinig troepen zegt Lasker. 24 25 26 27 de 28 29 80 dat Tg6 81 82 88 84 85 86 87 88 Zukertort Steinitz. d4 1 d5 c4 2 e6 Pc8 8 Pffl PfS 4 dc4: e8 5 c5 Het later aannemen van het gambiet iets typisch' van Steinitz. Wit kan met e4 een wild spel beginnen. Lc4 6 cd4 ed4: 7 Le7 0-0 8 0-0 De2 9 Pbd7 Lb3 10 Pb6 Lf4 11 Pd5 Lg3 12 Da5 Men merkt zoo zegt Lasker wit zonder plan speelt. Tacl 13 Ld7 Pe5 14 Tfd8 Df3 15 Le8 Tfel 10 Tac8 Lh4 17 Pc3 Wit dreigde Lf6: bc3: 18 Dc7 Dd3 19 Pd5 Zwart heeft nu het initiatief. f6 h6 Df4 La4 tegenaanval Ddfl Lc6 f5 Lefl Kh7 Te5 Telt Df4 Tbl Tc8 De4: Tcdl Th8 Pg4 Pe8 Nu komt Tf3 Td2 Tg8 Tg6 Db8 c5 Te6: Pdl Db2 Dc3 Te4: opgegeven. Dr. P. FEENSTRA KUIPER DAMMEN. Alles betreffende deze rubriek te adres- seeren aan: G. L. GORTMANS Haltestraat 28 Zandvoort-Bad. De „coup du talon" of op z'n Hol- landsch, de „hielslag" is een der ver- raderiykste van het damspel. Terwyi er byna nog geen contact tus schen beide partyen is en men dus aan geen gevaar denkt, gebeurt het soms dat de tegenstander plotseling een stuk geeft, achteruit slaat (vandaar den naam „hiel slag"), waardoor, geheel onverwacht, een veld openkomt, van waaruit een ver nietigende aanval ondernomen wordt. Hieronder deze slag in zyn eenvoudig- sten vorm Zwart: 11, 19, 21, 23, 26. Wit: 28, 32, 87, 38, 43. W speelt 87-31, Z 26X87; W. 82X41 (hielslag) Z 23X32W 88X7. Een iets ingewikkelder voorbeeld Zwart 7/9, 14, 17, 19, 21, 22, 25. Wit23, 26, 28, 31/34, 37, 44. Wit wint hier als volgt: Wit. Zwart. 1. 81-27 22X42 2. 84-30 25X84 8. 44-39 84X43 4. 82-2721X82 5. 28X89 De bewuste slag, waardoor tegeiykertyd veld 89 bezet en veld 28 ontbloot wordt. 5. 19X28 0. 88X4! In onderstaande studie doet de jonge Fransche problemist, Grandmougin, dezen slag op zeer natuurlyke wyze ontstaan. Auteur: Robert Grandmougin. 89X28 6. 28X871 7. 82X1 Een leerzame studie Tenslotte een byzonder fraai probleempje in volmaakt natuurhjken stand. Auteur: Monsma. („Nieuwsblad van het Noorden"). if H m m a m m m a a ü^i!^ 1. 27-22!! Dreigt 21-17, 22-18 enz. terwyi op z 12-18; w 21-171 speelt. 1- 11-16 Dit is dus gedwongen. Doch thans wint wit door den hierboven beschreven slag. 2. 33-29! 24X31 8. 21-17 12X21 4. 89-38 80X89 22-18 18X22 Alvorens de oplossing te raadplegen, trachte men den winstgang te vinden, doch zonder de schaven te verplaatsen. Wit wint als volgt: 1. 27-21!! 16X36 of 38 2. 47-41 of 42 86 of 88X47 8. 82 of 31-27 47X24 4. 89-33! 24X22 5. 40-34 22X80 6. 85X2 Vooral het begin, als zwart steeds vry- heid van slaan heeft, terwyi het toch steeds op hetzelfde neerkomt, maakt het vinden der oplossing heel moeiiyk. Het eindspel moet nog nauwkeurig gespeeld worden Zwart: drie schyven op 1, 6, 25, Wit: dam op 2. 6. 6-11 (a) 7. 2X16 25-30 (b) 8. 19-4380-85 9. 43-841—6 10. 34—7 gewonnen. (a) 6. 1-7 7. 2X18 26-80 8. 10-431 80-86 9. 43-49! 6-11 10. 49-44! 11-16 11. 44—491 gewonnen. (b) 7. 1-6 8. 16—2gewonnen. VERGADERINGEN, VERMAKELIJKHEDEN ENZ. Zaterdag 27 April. Uitvoering Tooneelver. „Excelsior", Müsli 8 uur. Concert Aocordeonvereeniging, Casino, 8 uur. Maandag 29 AprlL Uitvoering Muziekschool Re Hoogh''. Casino, 8 uur.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 8