VOOR DE VROUWEN.
Voor de Kinderen.
18ÉI
BABBELUURTJE OVER MODE.
HET LIEDJE VAN DE WEEK.
n
OAMME
N. Li
J
16
16
11'
10'
7
7
Hè, toe, help mij eens bij de aanvulling
van mijn garderobe, was het vriendelijk
verzoek van een mijner kennisjes tus-
schen twee haakjes: nogal slavinnetjes
van Vrouwe Mode
,,'k Heb nog wel een paar aardige din
gen. Maar als ik die uitsluitend draag,
voel ik mij niet echt modern, misschien
met 'n paar stukken van den laatsten snit
erbij, dat het dan weer een volledig mo
dieus geheel wordt," was haar mededee-
lini_
daar had zij geen ongelijk in.
gemaakt volgens het vijfde figuurtje.
Dit is een hupsch en elegant modelle
tje. Er moet een fijne fantasie-zijde voor
de vest-blouse bij gekozen worden b.v.
iets va nzilver en bleu op blanc fond.
Dan is voor avond-toilet natuurlijk
aangewezen het zwarte crêpe satin (of
satin de luxe of zware crêpe de chine)
plus het allerlaatste model met de zeer
lange achterbaan, het gesloten lijfje en
het achter puntig-decolté. Is het derde
figuurtje daar geen prachtig voorbeeld
voor? Even onder de lenden is een groo-
„Wel, was m'n antwoord, als je 't dan
heusch niet zelf weet, dan zal ik je wel
met m'n „moederlijke" raad dienen: Aan
gezien je zijden jurk het vorig jaar al
zoo hyper-modern was met die lange in
gezette doffe slip en strakke mouwen,
heb je dus geen gekleede middag-japon
noodig. Je zou dan voor middagen thuis
een leuke kasha jurk kunnen nemen, 't
éérste modelletje van de voorbeelden is
een erg lief en allerlaatst model De gar
neering voor dit toiletje, wat in beige
tint is, zou van marine-blauw soepele
taffetas genomen kunnen worden.
't Is tegelijkertijd een aardige jurk om
op je morgenwandeling te dragee wan
neer er eens een kille zomerdag is.
Natuurlijk heb je geen mantelpak
meer. Je droeg de laatste jaren tenminste
niet anders dan lange jasjes. Maar nu
het tailleur-pak dezen zomer hevig in de
mode zal zijn, neem je dat natuurlijk er
bij. Voor het costuumpje kan gebruikt
b.v. donkerblauw tailleur-zijde en dan
te vlinder van git aangebracht, die als
't ware de geheele achterslip draagt. Zeer
elegant en hoogst modernl
Als excentriek en artistiek avondtoilet
is no. 2 te gebruiken, 't Is een echt „bui-
tennissigheidje" waaraan geen heel klein
beetje schuld draagt de origineele hals
uitsnijding of eigenlijk beter gezegd de
armsgat-uitsnijding. Het toilet is ge
maakt van zwarte taft-zijde en geheel ge
borduurd met gouddraad.
Wanneer er nu nog behoefte is aan een
gekleede mantel, dan is daarvoor het
vierde model uitmuntend geschikt. Ook
hierbij is het bovengedeelte meer aan
sluitend dan men het vorige jaren ge-
wend is en is de onderkant integendeel
veel en veel ruimer.
Mooi is hiervoor een goudkleurige
zachte stof te gebruiken. Een donker-
roode fluweelen roos zal er het gewensch-
te elegante en warme toesjes aan geven.
Corry Brens.
De wijze leert, de dwaas leert ook;
Maar slechts met dien verstande
Dat d' een het doet ter juister tijd;
d'Ander na scha en schande.
Hoe grooter plaats de mensch
Aan 's levens disch beslaat
Hoe kleiner leegte vaak,
Zijn heengaan achterlaat.
Wanneer gij uitziet naar 't geluk,
Ga niet te ver van huis,
Opdat het .kloppend aan uw deur
Aldaar niet leest: Niet Thuis!
't Gaat met beginselen vaak,
Als 't met een luchtbal gaat,
Wie hooger stijgen wil,
Den blik steeds verder slaat,
Werpt ballast over boord',
't Zij deez' uit zand bestaat,
Dan wel beginselen geldt;
Als 't resultaat slechts baat.
Een Wijsheid die des levens heil
verbittert laat ze staan!
Een dwaasheid', die des levens peil
Doet stijgen grijp haar aan!
De ware wijsheid zij geprezen!
Maar 't kan ook wijs zijndwaas
te wezen.
DE SLIMME HAAS.
Heel lang geleden woonde er in een
ver woud een leeuw, die onder de dieren
van het woud den bijnaam had van de
„Dappere". Hij was zoo sterk, dat geen
van de andere dieren hem durfde weer
streven en daardoor voelde hij zich heer
en meester, ja koning van het woud. De
leeuw was echter niet alleen sterk en dap
per, maar helaas ook wreed. lederen dag
doodde hij kleinere, zwakkere dieren, veel
meer dan noodig was om zijn honger te
stillen, zoodat alle boschbewoners voor
den „Dappere" beefden en sidderden en
gewoon geen leven meer hadden van
angst. Ze besloten hier een eind aan te
maken en gingen op zekeren dag geza
menlijk den leeuw een bezoek brengen
De aap, die het woord zou voeren, maak
te een diepe buiging en zei: „Machtig
heer, waarom doodt U zonder noodzaak
zoo velen van ons? Als U zoo doorgaat,
zult U binnen korten tijd sterven van
honger, want U zult ons eenvoudig uit
geroeid hebben. Waarom eet U niet da
gelijks een van ons op? U heeft dan nog
voedsel genoeg voor heel langen tijd en
wij behoeven niet meer in voortdurenden
angst te leven. We hebben besloten, dal
iederen dag een van ons bij U zal komen,
om door U opgegeten te worden. Maar
dan moet U ook beloven dat U geen ander
dier zult dooden dan dat, wat bij U komt".
Toen de leeuw deze redevoering aan
gehoord had, antwoordde hij: „Je hebt
gelijk en ik stem toe. Maar als jullie ver
geet me iemand te sturen, dan vermoord
ik jullie allemaal achter elkaar!"
De dieren beloofden hun woord te hou
den en gingen heen. Werkelijk werd.
middag aan middag geloot, wie naar den
„Dappere" toe zou gaan en werkelijk
ging ook iederen middag de arme stum
pers, die het lot trok, naar het hol van
den leeuw.
Toen reeds vele der wouddieren op
deze wijze den leeuw tot maaltijd hadden
gestrekt, viel het lot der haas te beurt.
Het arme dier had begrijpelijkerwijs
heelemaal geen zin in zijn laatste wande
ling, maar hij wilde toch niet vluchten en
den dood van al zijn lotgenooten op zijn
geweten hebben. Langzaam, heel lang
zaam liep het anders zoo vlugge dier,
steeds denkende over een manier, om aan
den dood te ontsnappen. Laat in den
avond, veel later dan al zijn voorgangers
kwam de haas bij den leeuw aan. Deze
was erg hongerig en boos en zat te den
ken, op welke manier hij het snelst en
meest afdoend wraak kon nemen op de
woudbewoners.
Daar verscheen de haas eindelijk en de
leeuw, woedend, dat juist dit snelvoetige
dier zoo laat kwam, brulde: „Jou onge
luksbeest! Waarom kom je zoo laat? Je
bent ver over den vastgestelden tijd' en
tot straf daarvoor zal ik, nadat ik jou op
gegeten heb, alle anderen dooden!"
De haas antwoordde heel bedeesd: „Het
is niet mijn schuld, o heer, noch die van
mijn vrienden, dat ik zoo laat ben. Mag
ik U, voor U me opeet de reden vertel
len?"
„Goed, maar dan gauw, want ik ram
mel van den honger", zei de leeuw.
En de haas begon: „Ik ben hierheen
gestuurd met vier andere hazen, daar wij
best begrepen dat U aan één zoo'n mager
boutje niet voldoende voedsel zoudt heb
ben. Op weg hier heen ontmoetten we
echter een geweldigen leeuw, die ons toe
riep: „Wacht even, waar loop jullie zoo
haastig heen? Je komt precies op tijd
want ik keek juist uit naar mijn middag'
maal. Je laatste uurtje is geslagen!"
„Ik antwoordde: We zqn op weg naar
onzen heer en meester, die de „Dappere"
genoemd wordt Volgens het verdrag van
de wouddieren met de „Dappere" worden
wij vandaag geofferd".
„Als dat zoo is", zei hij, „dan wil ik ook
een verdrag met de wouddieren hebben,
want het woud is mijn eigendom en ik
wil volstrekt niet minder behandeld wor
den dan jullie „Dappere", die niets dan
een ellendige roover is. Laat je vier
broertjes maar hier en ga jij daar aan je
meester vertellen, hoe ik over hem denk.
Als dat hem niet aan staat, moet hij maar
hier komen om met met te vechten. Dan
zullen we eens zien wie hier werkelijk
koning behoort te zijn!" Hier ben ik nu
om u die boodschap over te brengen!"
De koning der dieren had met een woe
dend gebrom naar de woorden van den
haas'geluisterd en nu brulde hij: „Vlug,
breng me naar de woonplaats van den
dwaas, dat ik hem kan straffen voor zijn
bluf. Ik zal er dadelijk een eind aan ma
ken!"
De haas antwoordde: „Dat zal u niet
zoo gemakkelijk vallen. U is natuurlijk
dapper genoeg, maar de ander leek me
wat heel streng en zijn woonplaats is niet
gemakkelijk te naderen!"
„Doet er niet toe!", brulde de leeuw.
„Breng me er heen, en vlug. Geen dier
is sterker dan ik!"
De haas zei nog bevend: „U moet het
zelf weten. Volg me dan maar!" en liep
vooruit naar een diepen vijver, vol helder
water. Toen ze er dichtbij kwamen riep
de haas: „Heer, U heeft gelijk, geen dier
kan u weerstaan. Toen uw vijand u zag
naderen is hij gevlucht in een diepen
kuil, maar ik zie hem wel staan. Kijkt u
maar, daar omlaag!" en de haas voerde
den leeuw naar den rand van den vijver.
De domme leeuw zag zijn spiegelbeeld
in het heldere water en begon woedend
te brullen. De heuvels weerkaatsten zijn
gebrul, zoodat de leeuw dacht, dat zijn
vijand hem uitdaagde, daarop werd hij
zoo woedend, dat hij een grooten sprong
omlaag deed, om zijn vijand te lijf te
gaan. Maar och, de bedrogen Rappere"
dook onder in het diepe water en ver
dronk.
De haas liep nu zoo snel hij kon naar
zijn mede-woudbewoners om hen het heu
gelijke nieuwe te vertellen en 's avonds
v erd er een groot feest gegeven ter eere
van de slimme haas.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I.
Met een touwslagerij.
De touwslager loopt steeds achteruit.
Beter één vogel in de hand, dan tien
in de lucht.
Één, Inn, geel, de, hond, bel, tin, haan,
dit, trein, ducht.
I.
Nieuwe raadsels.
Ik word verbrand om een geheim te
bewaren. Wat ben ik?
Ingez. door P. J. M.
II.
Het geheel is een spreekwoord van 47
letters of 12 woorden.
1 5 3 4 is een drank.
44 18 22 27 is een viervoetig dier.
Een 28 9 8 gebruikt elk mensch voor
rust.
Een 35 6 40 is een lichaamsdeel.
16 15 12 10 is onmisbaar voor elk levend
wezen.
Een 23 20 25 31 is een zoogdier.
Een 38 21 24 7 is een lichaamsdeel.
11 28 30 40 39 47 zijn een soort huid
bedekking.
33 19 41 42 47 is een plaats in Drente.
2 45 46 26 43 17 is een der hoofdsteden
van Europa.
38 34 35 36 is een zomerverblijf der
Koningin.
37 6 is een rivier in Italië.
8 27 29 32 zijn gelijke medeklinkers.
Ingez. door W. en O. F.
Goede oplossingen van beidie raadsels
ontvangen van:
A. A.; M. B.; F. A. de B.; J. D.; J. F.;
J. G.; B. v. H.; N. H.; D. R. I.; T. W. K.;
O. K.; N. en S. K.; W. L.; L. v. d. M.;
J» L. M.; M. v. O.; J. P.; J. J. P.; A. en
J. K. S.; J. en P. W.
Vorige week en deze week eigenge
maakte raadsels ontvangen van:
J. D.; Jo F.; Jan G.; J. J. P.; Piet S.;
D. en J. Z.
Als ik de vrouw van Muller tegen
kom, denk ik altijd aan de woorden van
Schiller uit Willem Teil.
Welke woorden?
Ziet gij dien hoed daar op dien
staak?
u
SCHAKEN.
De oplossing van den driezet van Möller zal ik de volgende maal behandelefl,
8. Hertmann.
De Probl. Mei 1929.
oy
Wit begint en geeft mat in 8 zetten.
Wit: Kbl, Df8, Tel en h4, Lgl en g2, Pc2 en c6, pi a3, b2, b5 en e2.
Zwart: Kc4, De4, pi a4, aö en d6.
De volgende partij geeft een typisoh voorbeeld van inzinking, als de b
stand verkregen is. Zij werd gespeeld op den wedstrijd te Alkmaar op
Feenstra K. Keet.
e4 1 e5
Po2 2 Pc6
f4 8 Lc5
Er hing wild gambietspel in de luoht.
Zwart is echter solide.
Dit
Pf8
sluit de
d6
Beter was
ef4
looper af.
en Pf6.
Pa4 5 Lg4
Pcö6 dc5
Lb5 7 Dd6
fe58 De6
Beter lijkt nog f5 voor Wit.
0-0 9 0-0-0
Lc610 Dc6
Nu moet Wit al, om e5 te houden, zijn
mooien looper afruilen.
d3 11 Te8
Del 12 De6
Na Lf3: enz. zou Wit pion f7 krijgen.
Li4 13 h5
Ph4 14 Db6
Zwart tobt nu met zijn achterstand in
ontwikkeling.
Df2 15 Pe7
Te overwegen is f6.
Le3 16 Db2
Lc517 De5
Ld4? 18 De6
Wit durft niet doorslaan. Hier moest
La7 en na b6. Lb6De koning was dan
geheel ontbloot.
tere
1.1.
Thg8
_r._. lijn voor Zvart.
De verliezende zet.
Lg719
Nog erger. Opent de
Ld4 20 Pg6
Beter was Lf6 voor Wit.
Lf6 21 Ph4:
Lh422 Lhö
g8 28 Lfl
Na Lg8 volgt h4, gh8Dh3met
Bpoedig slot
Dfl
24
Dg4
Beter was Tflvoor Wit.
Khl
25
Tef8
Df2
26
f5
Da7
27
Df8f
Kgl
28
fe4:
Da8f
29
Kd7
Da4f
80
c9
Dd4f
31
Ke6
Tel
82
Tf4
Te4:f
33
Te4:
de4
84
Tf8
Het begin
van het
einde.
Dc4f
85
Ke5
Lg5
86
Df2+
Khl
37
Delf
Kg2
88
De4:f
De4:
89
Ke4
Lc2
40
Ta8
opgegeven.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Alles betreffende deze rubriek te adres-
seeren aan:
G. L. GORTMANS
Haltestraat 28
Zandvoort-Bad.
Probleem.
AuteurP. Sonier.
1.
21—26!
Wit kan thans zijn oorspronkelijk plan,
om door 32—28 enz. uit te ruilen, niet
uitvoeren. Bijv.: 2. 32—28? 23X82; 8.
37X28, 26X37; 4. 41X82, 24-80! 5. 35X
24, 18—23!enz.
De Jongh zette daarom als volgt voort
2. 31-27 6-111
Indien Wit nu 36—81 speelt, voert i
Zwart weer een slagzet uit: 2. 36'81 f
16-21! 3.27X16,18-22; 4.29X27,7-12"
5. 16X18, 13X226. 27X18, 24-807
35X24,20X47; 8.39-83,47x7; 9.40-8
7X4010. 45X34 en Wit heeft een sch:
verloren.
Een interessant partijfragment,
partij werd tenslotte door Fabre gewonnèi.
Hoewel de idee, waarop dit probleem
gebouwd is, niet vreemd is, is de be
werking heel fraai en de afwikkeling
zeer verrassend.
Het gaat er natuurlijk om de zwarte
schijven 18 en 2 te verwijderen en dan
m6t 15 naar dam door te breken.
Wit. Zwart.
1. 27-2118X49
2. 47—41! 49X24 (raeerslag)
3. 29X7 1 De weg wordt gebaand.
3. 2X11 of 36X47
4. 34-29 36X47 of 2X11
5. 29-2447X20
6. 15X21 Gewonnen.
De groote moeilijkheid in dit vraag
stuk is Wit's tweede zet, waardoor de
slagkeuze bij Zwart's derden zet ontstaat.
Onderstaande stand is uit éen te
Parijs gespeelde oefeningspartij tusschen
Marius Fabre met Zwart en Herm. de
Jongh met Wit.
Het Belgische tijdschrift »Damsr
'Studio* geeft het volgende aardigeeij
spelletje
Zwarteen schijf op 36.
Wit: 14, 24 en een dam op 85.
Oplossing
1. 35X4486-41
2. 44—171 41—86 ged4.
8. 24—191 gewonnen.
HELDERSCHE DAMCLUB.
Koninklijk goedgekeurd dd. 11-11-191.
Fabre speelde
Klasse I.
Naam gesp. gew. rem. verl.
J. Stoll 8 6 11
D. Dissel 9 4 6 0
J. Wit 7 3 2 2
S. Slort 9 4 0 5
J. O. Kossen 9 2 16
J. J. Amiabel 6 2 0 4
D. v. El 7 2 0 5
H. Berghuis 3 111
Klasse II.
L. F. van Loo 15
A. A. Bremer 18
P. H. O. Groene-
meijer 16
L. Simonse 18
M. Kwast 16
P. Kwast 14
P. Kramer 10
P. J. Arends 17
H. G. Fonteijn 15
A. J. Bezemer
10
8
7
6
7
7
5
2
1
8
16
Klasse III,
J. Burger
D. Jongepier
P. Slort
J. do Waard
W. Agema
J. Baas
R. Dol
12
12
9
10
9
9
9
7
5
4
8
3
3
1
2
4
6
4
2
2
1
6
5
1
2
4
2
2
2
2
4
nt.
L3'
3»
8»
81
5
4
4
8'
8 22
1 20
4 19'
8 16'
7
5
4
9
9
11
8
16
14
8 10
5
4
4
4
8
8
8
6
KI. cijfer beteekent aant. afgebr. partijen.