Oir DE WIIBE WERELD Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 25 MEI 1928. 383. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). Tob Nooit Hoekje. RECHT OP GELUK. „Pyn?" dacht Geert, „dat zeggen de heeren ien de stad wel tegen pien. „Och Jao? mieneer de ginneraol, jle zelle pyn wil "k zeggen, Ln je lief kriegen, as je zoo 't Juttertje GEDULD De radio had uitgeroepen, dat de ver wachting voor den volgenden dag was: westelijke wind en warmer. En vóór ik mijn tweede been binnenboord van het ledikant haalde, hoorde ik het fluitsignaal van den trein, hetwelk ik tijdens het heer- nchen van den bestendigen Oostenwind, in geen dagen had gehoord. Zou dan toch het weerbericht gelijk krij gen, zoo dacht k en met een gevoel vol van zomerschi .erwachtingen tornde ik in en, onbewust van alle aardsche gewaar wordingen, sliep ik door en ontwaakte den volgenden ochtend toen de zon reeds haar gouden scheuten had gezonden over het aardrijk. De windvanen stonden uit het Westen en door het geopende raam stoofde een zoele, zachte lucht Lent en zomer tegelijk 1 Geduld hadden we wat meer moeten hebben. En dat hebben we nu eenmaal niet, en, vooral in deze eeuw van haast onbeperkte snelheid, hebben we dat niet. Het ging ons te langzaam, veel te lang zaam in de natuur. Er zat geen schot in. Maar al ging alles wat langzaam; de na tuur heeft getoond, dat ze ook nog wel snelheid kan ontwikkelen en dat haar snelheidsrecord door geen andere macht ter wereld zal kunnen worden gebroken. Zoo was haast alles nog dor en kaal en ziet, in een paar dagen, is alles omgetoo- vertooverd tot een weelde van oneindige kleurengamma's. Alles staat in knop en blad; alles geurt en kleurt; alles zoemt en kwettert; alles ontplooit tot leven. Geduld moesten we hebben, maar dat hadden we niet. Toch is het nu gekomen. Lente en zomer tegelijk. Sommigen meenden zelfs, dat het eigen lijk al weer te warm was. We zouden, ge loof ik, met den Indiaan kunnen zeggen: „uw tong spreekt anders dan uw hart u zegt!" De jongens „puften" al en ze hebben rondgezien naar hun zwempakje en hand doek. Welk een rij van heerlijkheden staat er al weer op het program. Zoo heel lang zal het niet duren of ze laten het Binnenhavensche water en het zilte nat weer over hun bodies zwalpen. Alle poriën worden dan weer opengezet om de zomersche weelde dieper in het lichaam te kunnen drenken. De ansjovis, die maar steeds op zich liet wachten, is bezig haar joyeuse entrée te maken en het is te hopen, dat de meening der pessimisten als zou de ansjovis dit jaar heelemaal wegblijven, zal worden ge- loochenstraft. Wel is deze vischsoort buitengewoon laat dit jaar, zooals alles over „tijd" is, maar overigens is er geen enkele aanwij zing, waarop gebaseerd kan worden, dat ze heelemaal zal wegblijven. Bergen op Zoom meldt flinke vangsten en het sterretje der hoop behoeft haar glans nog niet te verliezen. Geduld moe ten we hebben! Spinazie, radijs, het zou er niet komen. Maar het heeft ten slotte zoo hard ge groeid, dat er haast gemaakt moest wor den met afsnijden en uittrekken, want er moest wat anders boonen in den grond gebracht worden. Lente en zomer hebben we nu haast te gelijk. En al dat schoone en al dat opwek kende kunnen we haast niet tegelijk ver werken. Het is overstelpend en bewijst de spankracht van moeder natuur, die, in een handomdraai, tot dergelijke mogelijk heden in staat is. Geduld moeten we hebben en dan komt er èn in de natuur èn in ons persoonlijk leven nog o, zoo veel „reg". Böbinson. WETENSCHAPPELIJK SCHRIFTONDERZOEK. De sohriftkunde, een voor het gerechte lijk onderzoek in strafzaken zeer belang rijk vak, leed tot nog toe aan het euvel, dat het weinig of niet wetenschappelijk was gefundeerd. Sohrlftvervalsohingen, welke met che mische of physlsche hulpmiddelen hebben plaat» gehad, kan men in het laboratorium nog ontmaskeren, maar wanneer men te doen heeft met een eenvoudige imitatie, dan is men alleen op de ervaring van schriftkundigen aangewezen, wil men uit maken, of twee schrifturen al dan niet identiek, dus van denzelfden persoon af komstig zijn, Deze deskundigen moeten door vergelijking van den vorm der let ters tot hun oonclusie komen, maar het is gemakkelijk ln te zien dat ln vele gevallen van vervalsching door een ervarene op dit gebied de lettervorm zóó kan nage bootst zijn dat men hoegenaamd geen steun heeft aan deze methode. Heeft nu het handschrift ook kenmer ken, die moeilijk kunnen worden geïmi teerd? Niet de absolute grootte der letters, want die hangt van verschillende momen ten af, maar de variaties in de grootte, de proportloneele waarden zijn constant. Ook hier is, zoo als op de meeste terrei nen der exacte wetensohappen, kennen synoniem met weten. De eigenschappen van het schrift worden beheerscht door factoren van psyohischen en anatoom- physiologischen aard. Sommigen daarvan zijn vatbaar voor wijziging door .emotie, haast, temperatuur, gebruik gereedschap andere, de buigzaamheid van gewrich ten, de vorm der onderarm, en hand spieren, de lengte der beenhefboomen zijn constant en drukken een bepaald stempel op het handschrift, des te duidelijker juist, wanneer de schrijver zijn hand heeft ver anderd of een handschrift heeft nage bootst. Door het handschrift te ontleden in meetbare lengten en de verkregen cij fers te vergelijken kan men langs weten- schappelijken weg een bepaald hand schrift identificeeren. Men meet daartoe: lo. de grootte (b.v. de betrekking tusschen de gemiddelde grootte der hoofd- en kleine letters; 2o. richtingen, in hoekmaat uitgedrukt; 3o. onderbrekingen (door op heffen van de pen); 4o. vormen die door statistische gegevens worden verklaard. Een Fransch geleerde, die deze methode bespreekt en er eenige opmerkingen aan toevoegt, besluit met te zeggen, dat ook deze methode, hoe objectief ook, slechts in handen van ervarenen bruikbare resul taten kan opleveren. Om de oorspronke lijke karaktertrekken van een verdraaid handschrift naar voren te doen komen, moet men de besohikking hebben over een groot aantal letters; dan pas kan men ont dekken welke de vervalscher heeft veran derd in zijn schrift, en welke eigenaardig heden hij onmogelijk in zijn schrift heeft kunnen veranderen; en in de praktijk zal men zich dikwijls met weinig materiaal moeten behelpen. Intusschen heeft deze methode al zeer bemoedigende resultaten gegeven en be- teekènt zij een belangrijke stap in de richting van een wetenschappelijke hand schriftanalyse. B. DE UITNOODIGING DES KEIZERS. De Slimme Grenadier. In den avond voor de inneming van Ulm (17 Oct 1805) ging keizer Napoleon begeleid door den maarschalk Berthier in een eenvoudigen soldatenmantel ge huld, door het kamp wandelen en luister de naar de gesprekken zijner grenadiers. Bij die gelegenheid zag hij, niet ver van zich af, een soldaat zijner garde aard appelen uit de asch halen van het kamp vuur. „Zie ik zou juist zoo graag aardappelen zoo maar uit de asch weg willen eten," zei de keizer tegen Berthier; „wees zoo goed en ga eens naar dien snaak, maar schalk, en vraag hem of hij er mij niet een wil verkoopen." Overeenkomstig dit bevel trad de maar schalk naar den grenadier toe en vroeg hem: „Zou je me ook soms een paar aard appelen willen verkoopen?" „Neen," luidde het antwoord, „ik heb zelf maar vijf aardappelen en die zijn ter nauwernood toereikend voor mijn eigen avondeten." „Ik geef je twee Napoleons, wanneer je er mij een verkoopen wilt," ging Ber thier door. „Ik heb uw geld niet noodig," hernam de soldaat, „ik blijf wellicht morgen reeds in het gevecht en dan zou ik niet graag willen, dat de vijand mij met een leege maag vond." Berthier bracht dit antwoord van den soldaat aan den keizer over, die nog eenigszins zijwaarts was blijven staan. „Verwenschte eigenzinnigheid," zei de Keizer. „Kom laat ik het eens beproeven, misschien ben ik wel gelukkiger dan gij." Napoleon stapte nu eveneens naar den grenadier en vroeg hem of hij hem niet een paar aardappelen wilde verkoopen. „Voor geen geld van de wereld," ant woordde de grenadier. Ik zal er me zelf niet aan doodeten." „Maar je zult de prijs naar eigen be lieven kunnen vaststellen," hervatte de Keizer. „Kom geef maar op. Ik heb hon ger, want ik heb den geheeelen dag nog niets gegeten." „Nu, dat is bij mij ook het geval," zelde de soldaat. „Ik heb u reeds gezegd, dat de maaltijd voor mij ternauwernood vol doende is. En bovendien, ik ken u zeer goed, ondanks uw verkleeding." „Zoo? En wie ben ik dan?" „Gij zijt de kleine korporaal, Sire, ge lijk gij onder ons wordt genoemd. Heb ik gelijk of niet?" „Je hebt gelijk. Doch wijl je me nu kent, zul je zeker niet langer weigeren, om me een paar aardappelen te verkoopen?" vroeg de Keizer. „Verkoopen? Neen Sire," antwoordde de soldaat. „Doch ik wil u een ander voor stel doen. Wanneer gij mij vergunt, dat ik ook eens bij u mag eten, zoodra gij weder in Parijs teruggekeerd' zult zijn, dan moogt ge mijn avondeten met mij deelen." „Aangenomen," zei de Keizer lachend. „Op mijn woord van den kleinen korpo raal." „Dan ben ik tevreden," hernam de gre nadier .„Onze aardappelen zullen onaer- tusschen wel gaar geworden zijn. Kom aan, de beide grootsten zijn voor u, de drie anderen zal ik zelf opeten." De Keizer ging bij het vuur zitten, at zijn aardappelen met den grootaton eet lust op en keerde vervolgens met Berthier naar z]jn tent terug, zonder iets anders te zeggen dan: „Ik wed dat deze snuiter een flink soldaat is." Eenige maanden later was de Keizer juist de eetzaal binnengetreden om aan tafel te gaan, toen zijn lijfdienaar Rou- stan hem meldde, dat er in de voorzaal een grenadier stond, die absoluut de eet zaal in wilde, voorgevende, dat hij door den Keizer aan tafel was genoodigd. „Laat hem binnenkomen," zei Napo leon. De grenadier trad binnen, presenteer de zijn geweer en zei tegen den Keizer: „Herinnert gij u nog Sire, dat ik voor Ulm mijn bescheiden avondmaal met u deelde?" „Ha, ben jij dat? Zeker, zeker, ik her inner me dat nog zeer goed," zei de Kei zer. „En nu kom je zeker om met mjj te middagmalen, niet waar? Roustan leg nog een couvert op je tafel, voor dezen dapperen kerel." De grenadier echter zei: „Pardon Sire, een grenadier der garde kan niet met lakeien eten. Uwe Majesteit heeft mij be loofd, dat ik met haar zou eten, dat was de afspraak, en vertrouwende op uw ge geven. woord, Sire, ben ik hierheen ge komen." „Je bent in je recht, Roustan leg het couvert naast mij," zei de Keizer. „En leg nu je wapens af, mijn brave en maak het je zelf gemakkelijk aan tafel" Na afloop van de tafel deed de grena dier weder sabel en patroontasch aan, nam zijn geweer en presenteerde dit tot afscheid. „Nu mijn vriend, heeft het je ge smaakt?" vroeg de Keizer. „O ja, Sire," was het antwoord, „maar een gewoon soldaat moest eigenlijk niet aan de tafel des Keizers eten of hebben gegeten." „Ah, zoo, ik begrijp je?" zei Napoleon lachend. „Je bent ook veel te schrander voor gewoon soldaat. Ik benoem je alzoo tot officier, doch hoop tevens, dat mijn heer de luitenant mij in het vervolg zijn aardappelen wat billijker zal afstaan." HUWELIJKSGEBRUIKEN. Geroofde en gekochte vrouwen. Ieder land en volk heeft zijn eigen aardige zeden en gewoonten en tot de gebruiken, waaraan een volk zeer ge hecht is en die niet licht afgeschaft wor den, bëhooren vooral de huwelijksgebrui ken. Als in Oost-Pruisen onder de min dere standen de trouwlustige man bij. het meisje en hare familie een bezoek komt afleggen om de hand van zijn uitver korene te vragen, dan volgt daarop een bezichtiging van al het huisraad wat het meisje medekrijgt; daarna komt het meisje met haar familie in het huis van den bruidegom en neemt alles nauwkeu rig op wat hij bezit. Vele dingen, die in een huishouding noodig zijn, worden op den laatsten avond vóór het huwelijk door vrienden en buren ten geschenke gegeven; ook brengen deze allerlei eetbare waren voor het bruiloftsmaal mede, zooals boter, eieren, spek, brood1, meel, enz. Ieder, die met zulk een gave verschijnt, wordt een glas brandewijn of likeur'en een stuk brood of gebak aangeboden, wanneer hij heengaat. Op dezen avond zoekt men al het beschadigde porcelein, bordjes, pot jes, pannetjes bij elkaar en werpt het met kracht tegen de deur van de kamer, waar de bruid en bruidegom met haar familie leden bij elkaar zitten. Het ontvoeren der bruid was reeds in de vroegste tijden een geliefkoosd ge bruik. Het is eigenaardig, dat op verschillende tijden door geheel andere volken dezelfde zeden en gewoonten zijn aangenomen, zoo is b.v. het afknippen van het haar der bruid een algemeen gebruik. In Pruisen knipte men vroeger de haarlokken der bruid af, om haar daarna een grooten krans op te zetten. De Grieken wijdden Zeus, Hera en Artemis de haarlokken hunne bruid, di© zij den dag voor het huwelijk afknipten. De Romeinen verdeelden het haar van de bruid op de wijze der oude d'ames door middel van een lans, ter herinnering aan d© Sabynsche maagdenroof. Zoowel bij' de Grieken en de Romeinen werden bij gelegenheid van het huwelijk dieren geofferd, en de gal van het dier zorgvuldig verwijderd. (De gewoonte om het huwelijk als een handelszaak te beschouwen heeft zich over verschillende landen uitgebreid. Bij. de Galala's en Tobeloresen, die het noordoostelijk deel van het eiland Djl- lolo of Halamahera bewonen, bestaan vijf soorten van huwelijken, waaronder een door middel van ontvoering gesloten wordt. Huwelijken door aanzoek elschen geld sommen, een zeker aantal oud© schotels, borden, zwaarden, wapenschilden, ge weren, netten, linnen, kleedingstukken en zelfs slaven. Bij het feestmaal worden voortdurend, als teeken van vriendschap, de borden verwisseld. Als Iemand uit een vijandig gezind dorp of uit een vliandlgo familie een vrouw wil hebben, aan laat hJ(J deze door twintig of meer Jonge mannen schaken. De jongelieden op net eiland Oeram dat een deel uitmaakt van de Molukken, koo- pen hun vrouwen met oorringen, porce- lelnen borden enz. of zJJ schaken hun uit- verkorone en betalen den schoonouders bij termijnen d© koopsom uit. Op Pormosa koopt de man zijn levens gezellin met koperdraad en flanel. Aan de noordkust van Nleuw-Brltannlë worden man en vrouw door den oom van den man (de vader is niet in de zaak be trokken) voor elkaar bestemd, zoodra de neef zijn veertiende en het meisje haar achtste jaar heeft bereikt. Als waarborg ontvangen de bloedver wanten der bruid dan de overeengekomen som gelds. Men maakt dan allerlei voorbereidselen voor het huwelijksfeest dat dan eenige jaren later gevierd wordt. De gasten krij gen op bijzondere wijze toebereide gerech ten in bananenbladeren gewikkeld, die be stemd zijn om mede naar huis genomen te worden en daar door de overige fami lieleden opgegeten te worden. De vrouwen krijgen bananenkool met varkensvleesch, de mannen een gerecht bestaande uit bananen serokokosmelk en stukjes kip, alles bestrooid met gerooster de gele mieren wat een groote lekkernij is voor de inboorlingen. Al zijn de dochters der opperhoofden ook nog zoo leelijk, zij worden toch als een ware schat der familie bscbouwd. Neemt na verloop van eenige jaren de man e©n tweede vrouw, dan moeten deze beide vrouwen, volgens een oud gebruik, met elkander vechten, dat is te zeggen, drie dagen lang elkaar slaan. Dit wordt „Awarangun". genoemd en moet als een grap beschouwd worden, maar dikwijls neemt de aardigheid toch een ernstige wending, en keeren zij bont en blauw .ge slagen huiswaarts; de strijd wordt ge voerd aan den oever der rivier; de beide vrouwen en ongeveer een vijftigtal buur vrouwen die onder een oorverdoovend ge schreeuw en gelach den strijdl bijwonen, zijn gewoonlijk rood geverfd. De Kaffers verkoopen hun dochters voor runderen; het vee is voor hen de voornaamste bezitting, de meisjes worden op baar achtste en tiende jaar reeds uit gehuwelijkt. D© prijs „kazi" geheeten, stijgt bij gewone lieden van acht tot twin tig runderen. De voorname Kaffers ver koopen bun dochters niet onder de vijftig, ja dikwijls niet dan tegen honderd runde ren. Is de zaak beklonken, dan wordt een os geslacht, beide partyen eten van bet vleesch en de verloving wordt gevierd. Liefde of genegenheid worden hierbij1 niet in aanmerking genomen. H IJDELHEID. Wat een stap, wat een tred, Of dat maagdeke zet, O, wat laat ze tocih vaak van haar spreken. Wie verwend is en zot, Dient zich zeiven tot spot, Dat is reeds zoo dikwijls gebleken. O bedenk, lieve maagd, Dat slechts eenvoud behaagt, Als een kenmerk van 't goede en ware. Slechts een pronker, een kwast, Vindt zoo'n houding gepast, En kan er zich eens mee verklaren. Maar ook veel jongelui Geven spoedig de brui Voor zoo'n juffie, die leeft voor haar lompen. Hun hart en hun hand Wordt nog eerder verpand, Aan een meisje dat rondloopt op klompen. Niet zoo'n modejournaal, Dat maar telkenmaal Om het spiegelglas heen loopt te draaien, Maar die eens voor haar man, Ook de pot koken kan, En behoorlijk kan wasschen en naaien. Zulk een meisje, zoo'n vrouw, Die met ijver en trouw, En met liefde haar taak kan verrichten, Die niet vraagt naar de waan Van een ijdel bestaan; Die een hemel op aarde kan stichten. Dus o maagdeke fijn, Die om wereldsche schijn En om mooi slechts te zijn. U tot spot biedt voor mannen en vrouwen, O, ^bedenk dat gewis, Al wat degelijk is, U als ijdeltuit zal gaan beschouwen. En leert dus mijn kind, Dat ge méér wordt bemind, En méér wordt geacht en geprezen, Als ge helder en net, Maar in eenvoud uw tred Op den levensweg zet, En altijd solide wilt wezen. Het 1» jammer van do menschen. Htrludbcrg. Het heeft zeker nooit ln Strl.ndberg's bedoeling gelegen om do mensohon moed ln te n£r©keii. Hij w«b een aarts-pessi mist en geen dag zoo licht en zonnig, of hij zag wel ergens een donker wolkje. Zijn werken zijn dan ook allen gehuld ln den donkeren mantel van triestige moedeloos heid, alles keert zich ten kwade. Als men zyn werken oppervlakkig leest en alleen afgaat op d© gebeurtenissen, dan zijn zy een en al somberheid en verdriet. Maar Strindberg was ©en groot kunste naar. En door alles heen trilt de wee moed, omdat het leven zoo somber, vol teleurstelling en onvervulde verlangens is. En juist die weemoed wekt hoop. We willen hem niet tegenspreken. O, ja, er is veel ongeluk, veel verdriet op aarde, maar de uitkomst, die hij niet zag, zien wy door de schoonheid, waarmee hij het tragische weergaf. „Het is jammer van de menschen.Ja, het is jammer, omdat de mensch tot zooveel vreugde en geluk geboren is en in zooveel ellende en saaiheid bier beneden rondploetert. Het is jammer van de menscben, die snakken naar liefde en meevoelen, dat ze elkaar zoo slecht begrijpen, altijd maar weer verkeerd begrijpen. Het is wel tra gisch ais twee menschen, die samen het geluk gevonden hebben, den dood zoe ken in het water, omdat bet geluk bier op aarde tooh niet zou duren. Als het werkelijk zoo donker was en altijd zoo blijVen zou, dan zouden wij werkelijk niets beters weiten, dan ook maar in het water te springen, dan wer den we even somber en menschensehuw als de ongelukkige mensch Strindberg, wiens noodlot het was, het leven zoo te zien. Maar wy lrijken met open, onbevoor oordeelde oogen de wereld rond. En we zien toch ook geluk, we hebben zelf onze geluksmomenten. Het geeft ons alleen een gevoel van weemoed, dat bet geluk niet overal is en dat de mensch niet sterk genoeg is ook in zijn ongeluk gelukig te zijn. Dèt is jammer van de menschen. Er is nog heel wat te verbe teren. in ons allen. Dat leert ons Strindberg. En als hy ons laat zien: zoo zijn de menscheni in tyden van ongeluk, zoo zwak en eenzaam en dood-ongeluk kig, dan voelen wij' mèt hem hoe jam mer dat van de menschen is, maar ook hoe het hun plicht is zich uit alle macht tegen dat ongeluk te verzetten en bet geluk te zoeken. Want een mensch zoo neergedrukt dk>or het uiterlijk leven Is een zieke in de maatschappij', in de we reld. Hy1 is ver afgedwaald van het rechte pad. De mensch is tot iets beters, dan tot zijn ongeluk geschapen. Het is zijn plicht, zijn rèoht om gelukkig te zyn. Dr. JOS. DE OOGK. Vrager te H. Uw slappe wil is ontstaan, doordat gij overal en altijd voor alles een uitvluchtje had'. Maar als met onvermurwbare, on verbiddelijke gestrengheid van u ge- eischt wordt dat gij moet, dan zult gij wilskracht ontwikkelen, al tfaart gij ook de slapste sterveling ter wereld. Gij moet de noodzakelijkheid, het heilige moeten op den voorgrond plaatsen, dan pas is succes mogelijk. Verzonden brievén: S. M. te H.; K. G. te H.; Mevr. J. te Hl Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zy hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. UIT DEN FRANSCHEN TIJD. H(| verstond geen Fransch. 't Was ln 't voorjaar van 1818 op oen Zaterdagavond, dat Geert BolmeJer, een boerenarbeider te Bedum in Groningen, voor de deur van zyn stulpje stond, toen hy een Fransoh soldaat naar hem too zag komen. Geert had nooit een Fransch sol daat gezien, en was niet weinig onthutst, toen de vreemde militair hem genaderd was, bet geweer bij' den voet zette en hem aldus aansprak: „Bonjour mon ami!" Geert, die geen jota van die woorden begreep, had wel eens hooren praten van Fransche generaals, en daar hy d'ezen soldaat voor niets minder aanzag, zeid© hy, terwijl hy zyn pet beleefd afnam: „Och! mieneer de ginneroal, ik ken je niet verstaon, maor doe kenst kriegen wats toe hebben wilste heur!" terwijl hij in zichzelve mompelde: „Kerel! wat kiekst mie glennig an mit dien groote zwarte kiekers inne kop!" Onze Franschman die wel inzag dat hij met den boer niet kon redekavelen, dacht by zlchzeiven: „Misschien zal die man toch wel weten wat ik nu zeg en daar hij veel eetlust had, koramandeerd© hjj heel laoonlsch: „Avez-vous de la viande? hm! Apportez de la viande!" „Och joa!" zei Geert, „*k wil 't wel 'leu- ven, men lelve man, dei viant, dei moakt jou wat te dJoun. 'k Wol dart "k road op wist, maor. „Pas de la viande?" hernam de Fransob- man op sterkeren toon. „Joa, mein leive vrund", zei Geert, ,,'t ls waor, del viant del dut het, maor ik bin gein viant, om de weertig niet, heur!" en ten bewijze hiervan sohudde Geert met zyn hoofd dat bet een aard) had. Misschien dacht de Franschman door dat hoofdschudden nu, dat Geert geen vleesch ln huis had, maar Iets anders, en begon daarna te inrormeeren: „Avez-voiu done du pain?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7