HELDEHE COURANT
Aet9 .gt
Transpireerende Voeten
fWEEDE EN LAATSTE BLAD.
STADSNIEUWS.
VAN DONDERDAG 30 MEI 1929
De Insp. v. h. L. O. in de inspectie den
Helder, zal deze week zijn spreekuur hou
den op Vrijdag 31 Mei van 57 uur in
plaats van Donderdag 30 Mei.
Heden slaagde voor het examen N. V
(theorie en teekenen electro-techniek),
onze vroegere plaatsgenoot J. v. Berkum,
oud leerling der Ambachtsschool.
De oudjes van het tehuis in de Jan
in 't Veltstraat werden door den heer K.
Korver, Spoorstraat, op Geldersche worst
onthaald, waarvoor zij hartelijk dank zeg
gen.
BEGRAFENIS JACOB DUIT.
In allen eenvoud en stilte is het stoffe
lijk overschot van Jacob Duit, in leven ge
pensioneerd lichtwachter, Woensdagmid
dag op het kerkhof te Huisduinen ter
aarde besteld. Behalve de familie waren
op het kerkhof slechts de burgemeester
en de gemeente-secretaris aanwezig,
welke namens het gemeentebestuur een
palmtak op de baar legden. Door een
familielid werd voor dit blijk van belang
stelling bedankt.
Zoo is wederom een van de oude garde
menschenredders, die aan het uitsterven
is, heengaan. In alle bescheidenheid, zoo
als hij geleefd heeft, wars van uiterlijk
vertoon en het leven gaat weer zijn gang:
zonnen wentelen om zonnen, stofjes wis
selen en bouwen nieuwe atomen op en
nieuw leven bloeit uit de ruïnes van het
oude. Rust zacht, Jacob Duit! je hebt een
mooi leven achter je en in alle pretentie-
looztn eenvoud heb je niet vergeefs ge
leefd.
BEZOEK VAN PRINS HENDRIK.
Wij hebben reeds eenige bizonderheden
medegedeeld betreffende het door Z. K. H.
Prins Hendrik gebrachte bezoek aan onze
gemeente. Met dén gewonen trein van
18.81 arriveerde Z. K. H. Dinsdagavond
aan het station alhier. In dezen trein
was een gereserveerd le klasse-rijtuig
aangehaakt.
Aankomst aan het station.
Aan het station bevonden zich bij aan
komst van den trein ZJExc. de Vice-Admi
raal, commandant der marine alhier met
diens adjudant, luit. ter zee le kl. Hetter-
schij, de burgemeester, de garnizoenscom
mandant, majoor Ridder van Rappard met
zijn adjudant, den kapitein Kalif, alsmede
de commissaris van politie.
Nadat Z. K. H., die vergezeld was van
zijn adjudant, luit. ter zee le kl. Termijte-
len, en die gekleed was in de admiraals
uniform, op het perron door de autoritei
ten begroet was, ging het gezelschap naar
de le kl. wachtkamer, alwaar de commis
saris van politie en de stationschef aan
Z. K. H. werden voorgesteld. Na een kort
oponthoud in de wachtkamer begaf men
zich in de gereedstaande auto, waarmede
naar het paleis gereden werd.
Het was een typisch gezicht den hoogen
bezoeker te midden van het gewone reizi
gerspubliek te zien uitstappen; de meesten
wisten waarschijnlijk niet, dat de prins in
denzelfden trein gereisd had en nieuws
gierig en geïnteresseerd zag men al die
hooge autoriteiten aan.
Op het stationsplein.
Op het stationsplein stond een dichte
haag menschen, in overgroote meerder
heid schoolkinderen. Toen de prins uit
het station in de hem wachtende auto
stapte, drongen ze naar voren om er, kon
het zijn, liefst met den neus op te staan.
Maar de waakzame politie kon hen nog
bijtijds van dit snood© voornemen ver
hinderen. Om zich schadeloos te stellen
begonnen ze maar luidkeels te juichen en
te roepen van „hoera!" Z. K. H., aange
naam verrast door dit spontane huldebe
toon, boog vriendelijk naar allen kant. De
pret was overigens spoedig af geloop en,
want de auto reed de Prins Hendriklaan
in en was weldra uit het gezicht ver
dwenen.
Voor het palels.
Voor het paleis, waar tijdens den gala-
maaltijd, door Admiraal Quant zijn hoogen
gast aangeboden, de stafmuziek een.con
cert zou geven, was des avonds een groote
menschenmenigte samengestroomd. Over
den gemetselden vijver in den voortuin
van het paleis had men een plankier ge
maakt, welke als zitplaats diende voor de
musici. Het was er intusschen een frisch
zitje geworden, toen de wind draaide, en
de zon verdween, en al heel spoedig gin
gen dan ook de ramen van het paleis, die
alle wijd geopend waren, dicht. Doordat
Z. K. H. bedankt had voor het saluut, wer
den de gebruikelijke saluutschoten dit
maal niet gelost.
Het galadiner ten plelze.
Het diner werd gegeven in de groote
receptiezaal van het directiegebouw, dat
zich op de eerste verdieping bevindt. Dit
diner was door admiraal Quant aange
boden aan zijn hoogen gast; er werd voorts
aan deelgenomen door de commandanten
der schepen en maritieme inrichtingen en
de officieren, werkzaam ter directie, met
hunne dames, terwijl ook de garnizoens
commandant en de burgemeester van Den
Helder mede-aanzaten. In totaal waren 40
oouverts gedekt.
Wjj waren in de gelegenheid des mid
dags een kijkje in de zaal te nemen. De
sergeant-hofmeester Hofetra was daar met
Cenmemchenleeftud
garantie
95
1
eeh staf van mannen bezig aan de inrich
ting der tafel. Het diner zelf is geleverd
door den heer Robertson, hotel den Burg
Een fraai zilveren tafelstuk prijkte mid
den op den disch; ook de zilveren kande
laars waren zeer fraai. Opgediend werd
door hofmeesters der marine en mari
niers. De spijzen moesten alle uit het
hotel naar het paleis worden overge
bracht, waarvoor dus, zooals te begrijpen
is, een gansche organisatie noodig was.
Maar onze marinemenschen hebben wel
voor heeter vuren gestaan, en ook de heer
Robertson heeft op dit gebiedi reputatie.
Aardig was de attentie van de bollen-
kweekers te Breezand, die een gansche
collectie tulpen hadden gezonden voor
tafelarrangement. Burgemeester Lovink,
de volijverige, had hiervoor het initiatief
genomen. De bloemen werden met een
auto van het vliegkamp de Kooij afge
haald..
Welkom aan tafel
De admiraal heette Prins Hendrik wel
kom en wijdde een heildronk aan de ko
ninklijke familie. Zijne Excellentie bracht
dank voor het bewijs van hooge belang
stelling en sympathie in de marine door
de tegenwoordigheid van Zijne Kon.
Hoogheid aan dezen disch en door diens
wensch om na afloop nog nader kennis
te maken met de officieren op de Marine
club, alsmede door het bijwonen der lan
ceer- en vaaroefeningen met Hr. Ms. Kor
tenaer. „Moge de koninklijke familie",
aldus eindigde de admiraal zijn korte
toespraak, „in goede gezondheid en groo-
ten voorspoed nog jaren voor elkaar en
voor het Nederlandsche volk gespaard
blijven tot heil van ons dierbaar vader
land".
De stafmuziek zette hierop het Wilhel
mus in, door de aanwezigen staande aan
gehoord.
Rede van Prins Hendrik;
Onmiddellijk hierna nam ZJK.H. het
woord.
„In de allereerste plaats," zoo zeide hij,
„wil ik U, admiraal hartelijk dankzeggen
voor uw vriendelijke woorden en voor de
wijze, waarop u mij hier heeft willen ont
vangen, waardoor ik thans in gezelschap
ben van alle commandanten van schepen
en inrichtingen uit Willemsoord, en de
officieren van den u toegevoegden .staf
met hun dames. Ik'ben gaarne hierhéen
gekomen, daar ik altijd zeer veel voor Hr.
Ms. marine met haar mooi verleden voel,
en ik vind het zeer aangenaam om dezen
avond in uw aller gezelschap te mogen
doorbrengen."
Na afloop van het diner nam Z.K.H.
nogmaals het woord. Hij vertolkte daarbij
den wenisch der overige gasten om admi
raal en mevrouw Quant, gastheer en gast
vrouw te danken voor hun vriendelijk
onthaal, dat zoo geweest is, dat hij hoopte
nog meerdere malen in de gelegenheid te
zijn hier terug te komen.
Tenslotte velmelden wij nog, dat na
afloop van het diner een phóto van de
aanwezigen werd gemaakt.
Naar de Marineclub.
Zooals wij hebben medegedeeld, is
het bovenstaande ook reeds blijkt, is
Prins Hendrik, na afloop van het diner,
met de verschillende officieren naar de
Marineelub gereden, alwaar nog nader
kennis werd gemaakt. De nacht werd ten
huize van den admiraal doorgebracht.
Het vertrek.
Woensdagochtend 10 uur begaf Z. K. H.
zich met de motorsloep van den vice-
admiraal aan boord van Hr. Ms. torpedo
jager „Kortenaer", teneinde aldaar eenige
oefeningen mede te maken betreffende
het inschieten van een nieuw type tor
pedo's.
Zijne Kon. Hoogheid was vergezeld van
den vice-admiraal en de beide adjudanten.
De burgemeester, de garnizoenscom
mandant en zijn adjudant, benevens
eenige hoofdofficieren deden den Prins
uitgeleide.
Boven de haven demonstreerde een es-
badrille vliegtuigen van het vliegkamp
„de Kooij".
Er was van de zijde van het publiek
tamelijk groote belangstelling.
Naar Amsterdam,
Na afloop dezer oefeningen stoomde de
„Kortenaer" op naar Amsterdam, waar
zij omstreeks half vijf des namiddags aan
kwam. Aldaar werd in het gebouw der
Groote Club een maaltijd aangeboden
door Z.K.H. aan den Commandant der
Marine alhier met diens adjudant, den
onder-commandant te Amsterdam, en den
oommandant der „Kortenaer". Des avonds
is Z.K.H. weder naar het Loo vertrokken.
HAAI GEVANGEN?
Door haringtrekkers is aan het Zoöl.
Station alhier een visch. aangebracht van
bizondere afmetingen en vorm. Het dier
is ter identificatie naar het Zoöl. labora
torium te Amsterdam opgezonden. Hoe
wel de kop aan dien van een haal doet
denken, is de vorm van den staart eenigs-
zins afwijkend. Het dier, dat dood werd
aangebracht, is niet'minder dan 160 cM.
lang, met een staart van circa 1 M.
Ernstig motorongeluk.
De bestuurder gedood.
Gisterenavond te ongeveer 9 uur reed
de heer J. M. Bruin, directeur van de
broodfabriek „De Volharding" op zijn
motorfiets langs den dijk naar Huisdui
nen. Volgens ooggetuigen moet de heer B.
met groote snelheid hebben gereden. Bij
den Ringmuur moest hij uitwijken voor
een passeerende auto, waardoor zijn motor
slipte en hij tegen een paaltje op de djjk-
glooiïng reed. Door den geweldigen slag
sloeg de motorfiets eenige meters ach
teruit. De heer Bruin werd zeer ernstig
gewond en bloedde hevig. Oogenblikkelijk
werd het Marine Hospitaal opgebeld en
na korten tijd was een ziekenauto ter
plaatse, waarmee hij naar het Hospitaal
werd vervoerd.
De motorfiets was totaal vernield.
Hedenmorgen vernamen wij, dat de
heer Bruin aan de gevolgen van dit onge
luk is overleden. Hij was eerst 25 jaar
'oud.
„STEDELIJK MUZIEKCORPS".
Het 2e Zomerconcert
Juist een maand na het eerste concert,
wat tevens het laatste was van den heer
Ter Hall, gaf het „Stedelijk Muziekcorps"
gisteravond haar tweede concert, ditmaal
onder leiding van den nieuwen dirigent,
den heer Joh. F. Pala. Evenals de vorige
maal, trof men het ook nu niet met het
weder; hoewel niet zóó koud als toen, was
de stevige Noorden wind toch wel de oor
zaak, dat de belangstelling niet zoo groot
was, als dat het geval ware geweest indien
de temperatuur werkelijk zomersch was
geweest. De ware liefhebbers, de echte
muziekvrienden, hadden zioh echter niet
laten afschrikken; zij waren present. Niet
het minst om den heer Pala in zijn nieuwe
functie gade te slaan.
Om het maar direct te zeggen, zullen
dezen zich niet teleurgesteld hebben ge
voeld na afloop van het concert. Het be
stuur, voor het lastige dilemna geplaatst,
wie opv.olger van den heer Ter Hall zou
worden, wie de meest waardige zou zijn,
heeft o. i. een gelukkige keuze gedaan
door den huidigen functionaris te benoe
men. Dit bleek wel uit zijn eerste concert.
De heer Pala had met opzet een eenvoudig
programma genomen, maar niettemin viel
dadelijk te constateeren, dat het corps,
door hem te benoemen, zeker geen stap
terug heeft gedaan. Zijn leiding was rus
tig en zakelijk, met vermijding van alle
onnoodige omhaal, hoewel toch geaccen
tueerd. De zuiverheid, het samenspel
deze twee voorname factoren in een mu-
ziekensemble lieten niets te wenschen
over. Vooral kwam dit uit in de Para-
phrase over „Die Loreley" van Fr. Silcher,
in deze teere en mooie compositie, een
zeer kunstige bewerking van dit bekende
lied waarin voor een goede uitvoering
een zuivere stemming alles is.
Het is onze bedoeling niet het geheele
programma weer te geven; onze totaal
indruk is: een zeer goed geslaagde uit
voering en een kranig debuut van den
nieuwen dirigent
Onder den heer Pala gaat het korps, we
twijfelen daar geen moment aan, nog een
schoone toekomst tegemoet. Wij weten
van insiders, dat hij zich opofferingen ge
troost heeft, om zich onbelemmerd aan
zijn nieuwe taak te kunnen wijden. En zal
trachten de capaciteiten, welke het korps
reeds bezit, tot nog meerdere volmaakt
heid te brengen.
Nogmaals, het „Stedelijk" een geluk-
wensch met haren nieuwen dirigent!
Hopen we verder, dat het eerstvolgende
„zomer"-concert onder een meer dragelijke
temperatuur moge plaats vinden.
EMIGRATIE NAAR AUSTRALIË.
De Directeur der Districts-Arbeidsbeurs
te Den Helder vestigt er de aandacht op,
dat, voor wat betreft emigratie naar
Australië, er uitsluitend voor jonge land
bouwers met eenige kennis van de Engel-
sche taal goede bestaansmogelijkheden
zijn, speciaal in West-Australië. Bezitten
zij geen kapitaal, dan zullen zij enkele
jaren als loonarbeider dienst moeten doen.
Kundige en energieke jonge boeren kun
nen in de tarwecultuur spoedig deelbou-
wer worden, in welk geval zij na eenige
goede seizoenen tot eigen vestiging kun
nen overgaan.
POGING TOT INBRAAK.
Zaterdagnacht is een poging tot inbraak
gedaan bij de familie London, Midden
straat 84. Om half twaalf zwierven reeds
een drietal personen rondom d^Avoning;
waaraan de bewoner evenwel gédifi bizon
dere aandacht schonk.
Daar het perceel aan den achterkant
verbouwd wordt was de gelegenheid
schoon, het gemakkelijk binnen te komen.
Te ongeveer kwart over twaalf hoorde
Mej. London, die met haar man reeds
naar boven was gegaan, kloppen tegen
de deur van de slijterij, die zich naast
den winkel bevindt. Zij reageerden hierop
echter niet en dus meende^n) de inbreker(s)
dat het pad veilig was en klom een man
kort daarna over de poort. Vanuit de
slaapkamer zage het echtpaar den man.
Er werd toen oogenblikkelijk licht ge
maakt, gelijktijdig sloeg de hond van de
buren aan, zoodat het voor den inbreker
geraden was, zich uit de voeten te maken.
Toen de heer London beneden kwam
was hij dan ook reeds verdwenen. Op
het alarm dat gemaakt werd kwamen
wel wat buren opdagen, doch het gelukte
niet meer den dader te vatten.
Wij hoorden bij informatie nog de
gegronde klacht dat het daar in de buurt,
des avonds na elf uur, zoo aardedonker
is, dat men geen hand voor de oogen
kan zien. Om elf uur n.1. gaat de lantaarn
uit, die op den hoek Middenstraat-Heer-
steeg staat en heerscht hier dus den
ganschen nacht groote duisternis. Het
lijkt ons geenszins overbodig als op
een dergelijk punt een lantaarn bleef
branden, misschien dat de betrokken
autoriteiten het eens kunnen overwegen.
DE DRIE-DUIZEND8TE SPAARDER
DER NUTSSPAABANK.
Blijkens een in ons blad van heden voor
komende advertentie, is houder van spaar
boekje No. 3002 als 3000ste spaarder der
Nutsspaarbank alhier ingeschreven, op
wiens spaarrekening een extra bedrag van
10 gulden is bijgeschreven.
COLLECTE VOOR DEN
GEWAPENDEN DIENST.
Te beginnen met Maandag 3 Juni 1929
zal de jaarlijksche collecte gehouden wor
den voor het fonds ter aanmoediging en
ondersteuning van den gewapenden
dienst (oud-strijders) in ons land.
Het doel van dit fonds is, om daaruit
steun te verleenen aan oud-militairen, die
den leeftijd van zestig jaar bereikt heb
ben en wiens pensioen een vast bedrag
niet overschrijdt. Velen zullen zeker
sympathiseeren met dit doel, en zullen
graag hun gave offeren.
VERGADERING S. D. A P.
De koloniale partijpolitiek.
Gisterenavond trad voor de afdeeling
Den Helder der S.D.A.P. de heer J. E.
Stokvis, oud-Volksraadslid in Indië, op
met het hierboven genoemde onderwerp.
In zijn openingswoord wees de voor
zitter der afdeeling, de heer De Zwart, op
de veelzijdigheid betreffende de samen
stelling der candidatenlijst in dezen kies
kring. Deze lijst bevat een tweetal kolo
niale specialiteiten, waarvan de spr. van
hedenavond er een is.
De heer Stokvis zette in het eerste deel
zijner rede de verhouding uiteen tusschen
den blanke en den bruine. Die verhou
ding is in vele gevallen onbillijk en weer
zinwekkend, en voor beide partijen na-
deelig (nadeelig in moreel opzicht, in stof
felijk opzicht profiteert de blanke ervan).
De blanke heeft daar ginds wel veel macht
en speelt er wel den baas, maar zijn po
sitie is toch vrij zielig.
We kennen den naam van „tropen-
koller" en we denken daarbij aan mishan
delende Europeanen. Die zijn er inder
daad, maar geen enkele Europeaan ver
blijft voor geruimen tijd in Indië of hij
krijgt die tropenkoller in lichten graad
te pakken. Spr. geeft zichzelf als voor
beeld. In 1910 zette hij in Indië voet aan
wal; zijn eerste indruk was toen: wat doe
ik hier? Een ander land, een ander kli
maat, landgenooten met eigenaardige
„deftige" blikken, zooals we ook hebben
als we le klasse rijden. De bediening, die
men krijgt, stil en onhoorbaar, dit alles
geeft u den indruk toch „iemand te zijn".
Waaraan heb ik zooveel vriendelijkheid te
danken? In het begin is men nog vrien
delijk terug, maar dat verandert langza
merhand. Onze schuld is dat niet; onze
houding is een weerslag op de serviele
houding van den bruine. Wij begrijpen
die serviliteit verkeerd; wij lezen er hoog
achting, eerbied in voor ons. Maar het is
slechts een vorm van gedraging, die al
eeuwen lang gehandhaafd wordt.
Voor wie niet ter rechter tijd tot inzicht
komen van de beteekenis dier serviliteit,
ligt hierin een 'groot moreel gevaar. De
gemiddelde Europeaan voelt zich in Indië
niet thuis; hij is in voortdurend verlangen
naar huis. Het klimaat ondermijnt hem.
Wij hebben ook het ellendige gevoel den
inlander niet te begrijpen.
Op geestig© en origineele wijze illus
treert spr. dit. Het verschijnsel wordt
evenwel ernstig als men tegenover den
bruine komt te staan met tegenstrijdige
belangen en dat is in verreweg de meeste
gevallen aldus. Men heeft den bruine als
goedkoop© en goede arbeidskracht noodig
en de blanke moet er uithalen wat hij kan.
Dat geschiedt hier ook, maar het verschil
is, dat het daar twee verschillende rassen
zijn. En als de bruine niet meegaat in het
tempo van den blanke, heet hij vadsig
en lui.
Is hij inderdaad lui? Neen; zijn arbeids-
tempo is alleen anders; de Europeaan
handhaaft zijn snelle, driftige tempo, en
tenslotte kan hij in Europa wat opkik
keren. En zoodoende wordt van den bruine
een doorloopend sneller tempo vereisoht.
Er ontstaan conflicten, en de ware aard
van den Javaan komt dan tenslotte naar
buiten, hij wordt mata glap. De blanke
zegt: „wat een verraderlijk volk is dat",
er ontstaat een geringschattend minach
tend oordeel over den Javaan. En de
Europeesche pers sterkt hem in dat
oordeel.
De Javaan is goed en gewillig, maar
als de grens der zelfbeheersching gepas
seerd is, maak u dan uit de voeten.
De Europeaan heeft uiterlijk gezag, dat
hij innerlijk feitelijk niet bezit. Er komt
bij, dat de Javaan de physiek zwakkere is.
Wij vragen ons telkens af: Welk recht
hebben wij hier te zijn? En men tracht
dit zichzelf uit te leggen: daaruit is ont
staan de 'bewering, dat de bruine minder
waardig is aan den blanke. Superieur zijn
wij economisch, omdat ons ras economisch
meer ontwikkeldjs en dit vooral geeft ons
een meerderheidsgevoel. De menschen
daar hebben inderdaad alles van ons te
leeren, tegenover ons cultureel werk is de
oostersche landbouw gepruts.
Maar er zijn ook andere eigenschappen,
die in het begrip minderwaardig of meer-
derwaardi'g zijn opgesloten. In de eerste
plaats des Javaans innerlijke beschaving,
zijn zin voor orde, rust en solidariteit. In
deze opzichten mag de Javaan ons meer
malen ten voorbeeld zijn. Ook uit arbei
ders oogpunt is het een merkwaardig
volk; landbouw- noch ambachtsscholen
zijn er, en nochtans, als men ziet, wat er
door de Javaansohe arbeiders gepresteerd
wordt bij aanleg van technisch geperfec
tioneerde werken als sporen, telefoon,
etc.,' staat men verbaasd.
Onze taak moet zijn van den aanvang af
ons te bezinnen, opdat de „tropenkoller"
van ons ver moge blijven.
Ons streven moet het zijn de koloniale
verhouding te verzwakken met elk middel,
elke verandering, die in de Indische
staatsinrichting plaats vindt, moet gericht
zijn op zelf regeering.
In het tweede gedeelte van zijn rede
behandelde spr. de practische koloniale
politiek, allereerst de flnantieele. Er zijn
massa's andere onderwerpen die ons ter
harte gaan, maar de flnantieele politiek
is van het allergrootste belang voor Indië
en ons. De heele geschiedenis is er een
van de duiten, en men spreekt liever
over andere onderwerpen. Jaarlijks wor
den 200 300 millioen aan zuivere winst
weggehaald; eerste eisch voor een goede
politiek is, dat daarvan iets aan de volks
welvaart wordt ten koste gelegd. Hier te
lande kan op de winst tenminste nog
allerlei belasting worden geheven, en het
geld blijft, althans in het land. Daar
ginds gaat het het land uit en keert niet
terug.
Tot voor weinige jaren bestond een
matige belasting op die winsten, die steeg
met het winstcijfer. De ondernemers heb
ben het, met den Ondernemersraad aan
het hoofd,.'gedaan gekregen, dat eenzelfde
percentage belasting betaald wordt, hetzij
de winst klein dan wel groot is.
En er zijn ondernemingen, die enorme
winsten' maken, 60 van de grootste maat
schappijen betaalden hierdoor over één
jaar tezamen 16 millioen gulden minder
aan belasting 1
Een van de punten van het verkiezings
program is dan ook meer winst voor het
eigen land uit deze baten.
Een ander punt is uitbreiding van
staatsexploitatie. In Indië heeft dit een
geheel andere beteekenis dan hier. De
Gouvernements-rubber en andere onder
nemingen zijn een voorbeeld voor welke
onderneming ook.
Spr. behandelt nog enkele andere pun
ten; allereerst de beknotting van het
stakingsrecht.
In 1928 is de groote Spoorwegstaking
in Indië uitgebroken; zij stond onder
communistischen invloedde soc.-dem.
heeft er nog weinig invloed. De staking
was gerechtvaardigddat heeft een zeer
oppervlakkig onderzoek uitgewezen. Wie
de staking van 1903 hier meemaakte,
herinnert zich de woede van de macht
hebbenden. Men begrijpt hoe men in Indië
te keer ging tegen zooiets ongehoords.
Gouv.-gen. Fock heeft denzelfden avond
nog het beruchte art. 161 bis afgekondigd.
Hierdoor worden de leiders onmiddellijk
in de gevangenis gestopt.
Verbod van vrije meeningsuiting be
staat ook niet. Op deze wijze kan geen
enkele volksbeweging ontstaan.
Digöel. In Indonesië bestaat het inter-
neeringsrecht. Toen in 1926 de onlusten
uitbraken, was de overheid radeloos, men
moest de leiders schadeloos maken, en
daar er ruimte in de gevangenissen te
kort was, paste men de interneerings-
bepalingen op een wijze toe als nimmer
de bedoeling ervan is geweest. En men
heeft maar lukraak de menschen heen
gezonden, ten onrechte vaak.
Nog onlangs verklaarde de nieuwe
gouverneur van de Molukken, dat er
veel te veel zijn. Maar er is er nog geen
teruggekeerd.
Poenale sanctie. Als een Javaansche
arbeider een arbeidsovereenkomst heeft
aangegaan op een buitenbezitting, staat
hij bij overtreding onder bedreiging van
vrijheidsstraf. Onder de koloniale ver
houdingen is dat veel erger dan bij ons.
Onze arbeiders zijn in dergelijke ge
vallen weerbaar, de Javaan is dat niet.
De werkgever gaat hem ver in macht
te boven, hij is aan hem overgeleverd,
en zijn eenige wapen tot zelfverweer is
het wegloopen. En dat nu wordt gestraft.
De koelie weet niet waartoe hij zich
verbindt, en zelfs als het hem wordt
meegedeeld, ontgaat hem de beteekenis
van zijn daad. Hij komt onder strenge
discipline enz., de assistent, zijn directe
chef, moet een hoog rendement uit den
man halen. Want elke koelie kost f 200
aan den ondernemer. En hij is drie jaar
lang het eigendom van den werkgever.
De koelie voelt zich onwennig en vreemd
in zijn omgeving; en als dan tenslotte
de koelie mataglap wordt, treft hij som
tijds een assistent, die het geheel niet
verdiende, wijl een voorganger de kiem
van het verzet legde.
De toestanden zijn nog niet veel beter,
ondanks de propaganda van Troelstra en
Van Kol, en het wordt nu gevaarlijker,
de inlanders weten tegenwoordig ook
wat er in de wereld gebeurt.
Ontginning der buitengeweiten. Spr.
heeft er geen bezwaar tegen, maar niet
onder alle omstandigheden.
Indien de natuurlijke omstandigheden
niet geschikt zijn, dan geen ontginning,
Vóór alles eischen wij menscheljjkheid
tegenover den inlander
Voor debat meldde zich aan de heer
de Wijn, die meent dat er te veel jonge
onervaren menschen naar Indië gaan en
op den inlander losgelaten worden. Hij
zegt voorts, dat het juist de rijke Chi-
neezen, Japanners en Klingaleezen zijn,
die het gevaar brengen met hun politiek
voor een vereenigd Azië. Van Kol schreef
als Rienzi heel mooie brochures, maar
hoe is hij aan al het geld gekomen waar
mee hij naar Indië kon komen vraagt spr.
De heer Stokvis beantwoordde debater.
Spr. heeft over de oostersche nitbuiting
niet gesproken, omdat hij in de eerste
plaats over het Nederlandsche volk, de
overheerschers, sprak. En wij wenschen
dat ons eigen gedrag in de eerste plaats
zuiver is. Ik ontken volstrekt niet, dat
er ook Chineezen e.d. zijn, die uitbuiten
soms nog erger dan de Hollanders. Maar
spr. heeft niet in de eerste plaats gewezen
op het economische nadeel, maar op het
moreele. En daaruit worden de conflicten
geboren. En het eigenaardige ia, dat da
en andere transpireerende lichaamsdeelen moet
men behandelen met Purol-Huidpoeder, als
lijnde het meest afdoende middel daarvoor.
Verkrijgbaar in Bussen van 60 cent en 1 gld.
Bij Apoth. en Drogisten.