HELDEHE COURANT Aet9 .gt Transpireerende Voeten fWEEDE EN LAATSTE BLAD. STADSNIEUWS. VAN DONDERDAG 30 MEI 1929 De Insp. v. h. L. O. in de inspectie den Helder, zal deze week zijn spreekuur hou den op Vrijdag 31 Mei van 57 uur in plaats van Donderdag 30 Mei. Heden slaagde voor het examen N. V (theorie en teekenen electro-techniek), onze vroegere plaatsgenoot J. v. Berkum, oud leerling der Ambachtsschool. De oudjes van het tehuis in de Jan in 't Veltstraat werden door den heer K. Korver, Spoorstraat, op Geldersche worst onthaald, waarvoor zij hartelijk dank zeg gen. BEGRAFENIS JACOB DUIT. In allen eenvoud en stilte is het stoffe lijk overschot van Jacob Duit, in leven ge pensioneerd lichtwachter, Woensdagmid dag op het kerkhof te Huisduinen ter aarde besteld. Behalve de familie waren op het kerkhof slechts de burgemeester en de gemeente-secretaris aanwezig, welke namens het gemeentebestuur een palmtak op de baar legden. Door een familielid werd voor dit blijk van belang stelling bedankt. Zoo is wederom een van de oude garde menschenredders, die aan het uitsterven is, heengaan. In alle bescheidenheid, zoo als hij geleefd heeft, wars van uiterlijk vertoon en het leven gaat weer zijn gang: zonnen wentelen om zonnen, stofjes wis selen en bouwen nieuwe atomen op en nieuw leven bloeit uit de ruïnes van het oude. Rust zacht, Jacob Duit! je hebt een mooi leven achter je en in alle pretentie- looztn eenvoud heb je niet vergeefs ge leefd. BEZOEK VAN PRINS HENDRIK. Wij hebben reeds eenige bizonderheden medegedeeld betreffende het door Z. K. H. Prins Hendrik gebrachte bezoek aan onze gemeente. Met dén gewonen trein van 18.81 arriveerde Z. K. H. Dinsdagavond aan het station alhier. In dezen trein was een gereserveerd le klasse-rijtuig aangehaakt. Aankomst aan het station. Aan het station bevonden zich bij aan komst van den trein ZJExc. de Vice-Admi raal, commandant der marine alhier met diens adjudant, luit. ter zee le kl. Hetter- schij, de burgemeester, de garnizoenscom mandant, majoor Ridder van Rappard met zijn adjudant, den kapitein Kalif, alsmede de commissaris van politie. Nadat Z. K. H., die vergezeld was van zijn adjudant, luit. ter zee le kl. Termijte- len, en die gekleed was in de admiraals uniform, op het perron door de autoritei ten begroet was, ging het gezelschap naar de le kl. wachtkamer, alwaar de commis saris van politie en de stationschef aan Z. K. H. werden voorgesteld. Na een kort oponthoud in de wachtkamer begaf men zich in de gereedstaande auto, waarmede naar het paleis gereden werd. Het was een typisch gezicht den hoogen bezoeker te midden van het gewone reizi gerspubliek te zien uitstappen; de meesten wisten waarschijnlijk niet, dat de prins in denzelfden trein gereisd had en nieuws gierig en geïnteresseerd zag men al die hooge autoriteiten aan. Op het stationsplein. Op het stationsplein stond een dichte haag menschen, in overgroote meerder heid schoolkinderen. Toen de prins uit het station in de hem wachtende auto stapte, drongen ze naar voren om er, kon het zijn, liefst met den neus op te staan. Maar de waakzame politie kon hen nog bijtijds van dit snood© voornemen ver hinderen. Om zich schadeloos te stellen begonnen ze maar luidkeels te juichen en te roepen van „hoera!" Z. K. H., aange naam verrast door dit spontane huldebe toon, boog vriendelijk naar allen kant. De pret was overigens spoedig af geloop en, want de auto reed de Prins Hendriklaan in en was weldra uit het gezicht ver dwenen. Voor het palels. Voor het paleis, waar tijdens den gala- maaltijd, door Admiraal Quant zijn hoogen gast aangeboden, de stafmuziek een.con cert zou geven, was des avonds een groote menschenmenigte samengestroomd. Over den gemetselden vijver in den voortuin van het paleis had men een plankier ge maakt, welke als zitplaats diende voor de musici. Het was er intusschen een frisch zitje geworden, toen de wind draaide, en de zon verdween, en al heel spoedig gin gen dan ook de ramen van het paleis, die alle wijd geopend waren, dicht. Doordat Z. K. H. bedankt had voor het saluut, wer den de gebruikelijke saluutschoten dit maal niet gelost. Het galadiner ten plelze. Het diner werd gegeven in de groote receptiezaal van het directiegebouw, dat zich op de eerste verdieping bevindt. Dit diner was door admiraal Quant aange boden aan zijn hoogen gast; er werd voorts aan deelgenomen door de commandanten der schepen en maritieme inrichtingen en de officieren, werkzaam ter directie, met hunne dames, terwijl ook de garnizoens commandant en de burgemeester van Den Helder mede-aanzaten. In totaal waren 40 oouverts gedekt. Wjj waren in de gelegenheid des mid dags een kijkje in de zaal te nemen. De sergeant-hofmeester Hofetra was daar met Cenmemchenleeftud garantie 95 1 eeh staf van mannen bezig aan de inrich ting der tafel. Het diner zelf is geleverd door den heer Robertson, hotel den Burg Een fraai zilveren tafelstuk prijkte mid den op den disch; ook de zilveren kande laars waren zeer fraai. Opgediend werd door hofmeesters der marine en mari niers. De spijzen moesten alle uit het hotel naar het paleis worden overge bracht, waarvoor dus, zooals te begrijpen is, een gansche organisatie noodig was. Maar onze marinemenschen hebben wel voor heeter vuren gestaan, en ook de heer Robertson heeft op dit gebiedi reputatie. Aardig was de attentie van de bollen- kweekers te Breezand, die een gansche collectie tulpen hadden gezonden voor tafelarrangement. Burgemeester Lovink, de volijverige, had hiervoor het initiatief genomen. De bloemen werden met een auto van het vliegkamp de Kooij afge haald.. Welkom aan tafel De admiraal heette Prins Hendrik wel kom en wijdde een heildronk aan de ko ninklijke familie. Zijne Excellentie bracht dank voor het bewijs van hooge belang stelling en sympathie in de marine door de tegenwoordigheid van Zijne Kon. Hoogheid aan dezen disch en door diens wensch om na afloop nog nader kennis te maken met de officieren op de Marine club, alsmede door het bijwonen der lan ceer- en vaaroefeningen met Hr. Ms. Kor tenaer. „Moge de koninklijke familie", aldus eindigde de admiraal zijn korte toespraak, „in goede gezondheid en groo- ten voorspoed nog jaren voor elkaar en voor het Nederlandsche volk gespaard blijven tot heil van ons dierbaar vader land". De stafmuziek zette hierop het Wilhel mus in, door de aanwezigen staande aan gehoord. Rede van Prins Hendrik; Onmiddellijk hierna nam ZJK.H. het woord. „In de allereerste plaats," zoo zeide hij, „wil ik U, admiraal hartelijk dankzeggen voor uw vriendelijke woorden en voor de wijze, waarop u mij hier heeft willen ont vangen, waardoor ik thans in gezelschap ben van alle commandanten van schepen en inrichtingen uit Willemsoord, en de officieren van den u toegevoegden .staf met hun dames. Ik'ben gaarne hierhéen gekomen, daar ik altijd zeer veel voor Hr. Ms. marine met haar mooi verleden voel, en ik vind het zeer aangenaam om dezen avond in uw aller gezelschap te mogen doorbrengen." Na afloop van het diner nam Z.K.H. nogmaals het woord. Hij vertolkte daarbij den wenisch der overige gasten om admi raal en mevrouw Quant, gastheer en gast vrouw te danken voor hun vriendelijk onthaal, dat zoo geweest is, dat hij hoopte nog meerdere malen in de gelegenheid te zijn hier terug te komen. Tenslotte velmelden wij nog, dat na afloop van het diner een phóto van de aanwezigen werd gemaakt. Naar de Marineclub. Zooals wij hebben medegedeeld, is het bovenstaande ook reeds blijkt, is Prins Hendrik, na afloop van het diner, met de verschillende officieren naar de Marineelub gereden, alwaar nog nader kennis werd gemaakt. De nacht werd ten huize van den admiraal doorgebracht. Het vertrek. Woensdagochtend 10 uur begaf Z. K. H. zich met de motorsloep van den vice- admiraal aan boord van Hr. Ms. torpedo jager „Kortenaer", teneinde aldaar eenige oefeningen mede te maken betreffende het inschieten van een nieuw type tor pedo's. Zijne Kon. Hoogheid was vergezeld van den vice-admiraal en de beide adjudanten. De burgemeester, de garnizoenscom mandant en zijn adjudant, benevens eenige hoofdofficieren deden den Prins uitgeleide. Boven de haven demonstreerde een es- badrille vliegtuigen van het vliegkamp „de Kooij". Er was van de zijde van het publiek tamelijk groote belangstelling. Naar Amsterdam, Na afloop dezer oefeningen stoomde de „Kortenaer" op naar Amsterdam, waar zij omstreeks half vijf des namiddags aan kwam. Aldaar werd in het gebouw der Groote Club een maaltijd aangeboden door Z.K.H. aan den Commandant der Marine alhier met diens adjudant, den onder-commandant te Amsterdam, en den oommandant der „Kortenaer". Des avonds is Z.K.H. weder naar het Loo vertrokken. HAAI GEVANGEN? Door haringtrekkers is aan het Zoöl. Station alhier een visch. aangebracht van bizondere afmetingen en vorm. Het dier is ter identificatie naar het Zoöl. labora torium te Amsterdam opgezonden. Hoe wel de kop aan dien van een haal doet denken, is de vorm van den staart eenigs- zins afwijkend. Het dier, dat dood werd aangebracht, is niet'minder dan 160 cM. lang, met een staart van circa 1 M. Ernstig motorongeluk. De bestuurder gedood. Gisterenavond te ongeveer 9 uur reed de heer J. M. Bruin, directeur van de broodfabriek „De Volharding" op zijn motorfiets langs den dijk naar Huisdui nen. Volgens ooggetuigen moet de heer B. met groote snelheid hebben gereden. Bij den Ringmuur moest hij uitwijken voor een passeerende auto, waardoor zijn motor slipte en hij tegen een paaltje op de djjk- glooiïng reed. Door den geweldigen slag sloeg de motorfiets eenige meters ach teruit. De heer Bruin werd zeer ernstig gewond en bloedde hevig. Oogenblikkelijk werd het Marine Hospitaal opgebeld en na korten tijd was een ziekenauto ter plaatse, waarmee hij naar het Hospitaal werd vervoerd. De motorfiets was totaal vernield. Hedenmorgen vernamen wij, dat de heer Bruin aan de gevolgen van dit onge luk is overleden. Hij was eerst 25 jaar 'oud. „STEDELIJK MUZIEKCORPS". Het 2e Zomerconcert Juist een maand na het eerste concert, wat tevens het laatste was van den heer Ter Hall, gaf het „Stedelijk Muziekcorps" gisteravond haar tweede concert, ditmaal onder leiding van den nieuwen dirigent, den heer Joh. F. Pala. Evenals de vorige maal, trof men het ook nu niet met het weder; hoewel niet zóó koud als toen, was de stevige Noorden wind toch wel de oor zaak, dat de belangstelling niet zoo groot was, als dat het geval ware geweest indien de temperatuur werkelijk zomersch was geweest. De ware liefhebbers, de echte muziekvrienden, hadden zioh echter niet laten afschrikken; zij waren present. Niet het minst om den heer Pala in zijn nieuwe functie gade te slaan. Om het maar direct te zeggen, zullen dezen zich niet teleurgesteld hebben ge voeld na afloop van het concert. Het be stuur, voor het lastige dilemna geplaatst, wie opv.olger van den heer Ter Hall zou worden, wie de meest waardige zou zijn, heeft o. i. een gelukkige keuze gedaan door den huidigen functionaris te benoe men. Dit bleek wel uit zijn eerste concert. De heer Pala had met opzet een eenvoudig programma genomen, maar niettemin viel dadelijk te constateeren, dat het corps, door hem te benoemen, zeker geen stap terug heeft gedaan. Zijn leiding was rus tig en zakelijk, met vermijding van alle onnoodige omhaal, hoewel toch geaccen tueerd. De zuiverheid, het samenspel deze twee voorname factoren in een mu- ziekensemble lieten niets te wenschen over. Vooral kwam dit uit in de Para- phrase over „Die Loreley" van Fr. Silcher, in deze teere en mooie compositie, een zeer kunstige bewerking van dit bekende lied waarin voor een goede uitvoering een zuivere stemming alles is. Het is onze bedoeling niet het geheele programma weer te geven; onze totaal indruk is: een zeer goed geslaagde uit voering en een kranig debuut van den nieuwen dirigent Onder den heer Pala gaat het korps, we twijfelen daar geen moment aan, nog een schoone toekomst tegemoet. Wij weten van insiders, dat hij zich opofferingen ge troost heeft, om zich onbelemmerd aan zijn nieuwe taak te kunnen wijden. En zal trachten de capaciteiten, welke het korps reeds bezit, tot nog meerdere volmaakt heid te brengen. Nogmaals, het „Stedelijk" een geluk- wensch met haren nieuwen dirigent! Hopen we verder, dat het eerstvolgende „zomer"-concert onder een meer dragelijke temperatuur moge plaats vinden. EMIGRATIE NAAR AUSTRALIË. De Directeur der Districts-Arbeidsbeurs te Den Helder vestigt er de aandacht op, dat, voor wat betreft emigratie naar Australië, er uitsluitend voor jonge land bouwers met eenige kennis van de Engel- sche taal goede bestaansmogelijkheden zijn, speciaal in West-Australië. Bezitten zij geen kapitaal, dan zullen zij enkele jaren als loonarbeider dienst moeten doen. Kundige en energieke jonge boeren kun nen in de tarwecultuur spoedig deelbou- wer worden, in welk geval zij na eenige goede seizoenen tot eigen vestiging kun nen overgaan. POGING TOT INBRAAK. Zaterdagnacht is een poging tot inbraak gedaan bij de familie London, Midden straat 84. Om half twaalf zwierven reeds een drietal personen rondom d^Avoning; waaraan de bewoner evenwel gédifi bizon dere aandacht schonk. Daar het perceel aan den achterkant verbouwd wordt was de gelegenheid schoon, het gemakkelijk binnen te komen. Te ongeveer kwart over twaalf hoorde Mej. London, die met haar man reeds naar boven was gegaan, kloppen tegen de deur van de slijterij, die zich naast den winkel bevindt. Zij reageerden hierop echter niet en dus meende^n) de inbreker(s) dat het pad veilig was en klom een man kort daarna over de poort. Vanuit de slaapkamer zage het echtpaar den man. Er werd toen oogenblikkelijk licht ge maakt, gelijktijdig sloeg de hond van de buren aan, zoodat het voor den inbreker geraden was, zich uit de voeten te maken. Toen de heer London beneden kwam was hij dan ook reeds verdwenen. Op het alarm dat gemaakt werd kwamen wel wat buren opdagen, doch het gelukte niet meer den dader te vatten. Wij hoorden bij informatie nog de gegronde klacht dat het daar in de buurt, des avonds na elf uur, zoo aardedonker is, dat men geen hand voor de oogen kan zien. Om elf uur n.1. gaat de lantaarn uit, die op den hoek Middenstraat-Heer- steeg staat en heerscht hier dus den ganschen nacht groote duisternis. Het lijkt ons geenszins overbodig als op een dergelijk punt een lantaarn bleef branden, misschien dat de betrokken autoriteiten het eens kunnen overwegen. DE DRIE-DUIZEND8TE SPAARDER DER NUTSSPAABANK. Blijkens een in ons blad van heden voor komende advertentie, is houder van spaar boekje No. 3002 als 3000ste spaarder der Nutsspaarbank alhier ingeschreven, op wiens spaarrekening een extra bedrag van 10 gulden is bijgeschreven. COLLECTE VOOR DEN GEWAPENDEN DIENST. Te beginnen met Maandag 3 Juni 1929 zal de jaarlijksche collecte gehouden wor den voor het fonds ter aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst (oud-strijders) in ons land. Het doel van dit fonds is, om daaruit steun te verleenen aan oud-militairen, die den leeftijd van zestig jaar bereikt heb ben en wiens pensioen een vast bedrag niet overschrijdt. Velen zullen zeker sympathiseeren met dit doel, en zullen graag hun gave offeren. VERGADERING S. D. A P. De koloniale partijpolitiek. Gisterenavond trad voor de afdeeling Den Helder der S.D.A.P. de heer J. E. Stokvis, oud-Volksraadslid in Indië, op met het hierboven genoemde onderwerp. In zijn openingswoord wees de voor zitter der afdeeling, de heer De Zwart, op de veelzijdigheid betreffende de samen stelling der candidatenlijst in dezen kies kring. Deze lijst bevat een tweetal kolo niale specialiteiten, waarvan de spr. van hedenavond er een is. De heer Stokvis zette in het eerste deel zijner rede de verhouding uiteen tusschen den blanke en den bruine. Die verhou ding is in vele gevallen onbillijk en weer zinwekkend, en voor beide partijen na- deelig (nadeelig in moreel opzicht, in stof felijk opzicht profiteert de blanke ervan). De blanke heeft daar ginds wel veel macht en speelt er wel den baas, maar zijn po sitie is toch vrij zielig. We kennen den naam van „tropen- koller" en we denken daarbij aan mishan delende Europeanen. Die zijn er inder daad, maar geen enkele Europeaan ver blijft voor geruimen tijd in Indië of hij krijgt die tropenkoller in lichten graad te pakken. Spr. geeft zichzelf als voor beeld. In 1910 zette hij in Indië voet aan wal; zijn eerste indruk was toen: wat doe ik hier? Een ander land, een ander kli maat, landgenooten met eigenaardige „deftige" blikken, zooals we ook hebben als we le klasse rijden. De bediening, die men krijgt, stil en onhoorbaar, dit alles geeft u den indruk toch „iemand te zijn". Waaraan heb ik zooveel vriendelijkheid te danken? In het begin is men nog vrien delijk terug, maar dat verandert langza merhand. Onze schuld is dat niet; onze houding is een weerslag op de serviele houding van den bruine. Wij begrijpen die serviliteit verkeerd; wij lezen er hoog achting, eerbied in voor ons. Maar het is slechts een vorm van gedraging, die al eeuwen lang gehandhaafd wordt. Voor wie niet ter rechter tijd tot inzicht komen van de beteekenis dier serviliteit, ligt hierin een 'groot moreel gevaar. De gemiddelde Europeaan voelt zich in Indië niet thuis; hij is in voortdurend verlangen naar huis. Het klimaat ondermijnt hem. Wij hebben ook het ellendige gevoel den inlander niet te begrijpen. Op geestig© en origineele wijze illus treert spr. dit. Het verschijnsel wordt evenwel ernstig als men tegenover den bruine komt te staan met tegenstrijdige belangen en dat is in verreweg de meeste gevallen aldus. Men heeft den bruine als goedkoop© en goede arbeidskracht noodig en de blanke moet er uithalen wat hij kan. Dat geschiedt hier ook, maar het verschil is, dat het daar twee verschillende rassen zijn. En als de bruine niet meegaat in het tempo van den blanke, heet hij vadsig en lui. Is hij inderdaad lui? Neen; zijn arbeids- tempo is alleen anders; de Europeaan handhaaft zijn snelle, driftige tempo, en tenslotte kan hij in Europa wat opkik keren. En zoodoende wordt van den bruine een doorloopend sneller tempo vereisoht. Er ontstaan conflicten, en de ware aard van den Javaan komt dan tenslotte naar buiten, hij wordt mata glap. De blanke zegt: „wat een verraderlijk volk is dat", er ontstaat een geringschattend minach tend oordeel over den Javaan. En de Europeesche pers sterkt hem in dat oordeel. De Javaan is goed en gewillig, maar als de grens der zelfbeheersching gepas seerd is, maak u dan uit de voeten. De Europeaan heeft uiterlijk gezag, dat hij innerlijk feitelijk niet bezit. Er komt bij, dat de Javaan de physiek zwakkere is. Wij vragen ons telkens af: Welk recht hebben wij hier te zijn? En men tracht dit zichzelf uit te leggen: daaruit is ont staan de 'bewering, dat de bruine minder waardig is aan den blanke. Superieur zijn wij economisch, omdat ons ras economisch meer ontwikkeldjs en dit vooral geeft ons een meerderheidsgevoel. De menschen daar hebben inderdaad alles van ons te leeren, tegenover ons cultureel werk is de oostersche landbouw gepruts. Maar er zijn ook andere eigenschappen, die in het begrip minderwaardig of meer- derwaardi'g zijn opgesloten. In de eerste plaats des Javaans innerlijke beschaving, zijn zin voor orde, rust en solidariteit. In deze opzichten mag de Javaan ons meer malen ten voorbeeld zijn. Ook uit arbei ders oogpunt is het een merkwaardig volk; landbouw- noch ambachtsscholen zijn er, en nochtans, als men ziet, wat er door de Javaansohe arbeiders gepresteerd wordt bij aanleg van technisch geperfec tioneerde werken als sporen, telefoon, etc.,' staat men verbaasd. Onze taak moet zijn van den aanvang af ons te bezinnen, opdat de „tropenkoller" van ons ver moge blijven. Ons streven moet het zijn de koloniale verhouding te verzwakken met elk middel, elke verandering, die in de Indische staatsinrichting plaats vindt, moet gericht zijn op zelf regeering. In het tweede gedeelte van zijn rede behandelde spr. de practische koloniale politiek, allereerst de flnantieele. Er zijn massa's andere onderwerpen die ons ter harte gaan, maar de flnantieele politiek is van het allergrootste belang voor Indië en ons. De heele geschiedenis is er een van de duiten, en men spreekt liever over andere onderwerpen. Jaarlijks wor den 200 300 millioen aan zuivere winst weggehaald; eerste eisch voor een goede politiek is, dat daarvan iets aan de volks welvaart wordt ten koste gelegd. Hier te lande kan op de winst tenminste nog allerlei belasting worden geheven, en het geld blijft, althans in het land. Daar ginds gaat het het land uit en keert niet terug. Tot voor weinige jaren bestond een matige belasting op die winsten, die steeg met het winstcijfer. De ondernemers heb ben het, met den Ondernemersraad aan het hoofd,.'gedaan gekregen, dat eenzelfde percentage belasting betaald wordt, hetzij de winst klein dan wel groot is. En er zijn ondernemingen, die enorme winsten' maken, 60 van de grootste maat schappijen betaalden hierdoor over één jaar tezamen 16 millioen gulden minder aan belasting 1 Een van de punten van het verkiezings program is dan ook meer winst voor het eigen land uit deze baten. Een ander punt is uitbreiding van staatsexploitatie. In Indië heeft dit een geheel andere beteekenis dan hier. De Gouvernements-rubber en andere onder nemingen zijn een voorbeeld voor welke onderneming ook. Spr. behandelt nog enkele andere pun ten; allereerst de beknotting van het stakingsrecht. In 1928 is de groote Spoorwegstaking in Indië uitgebroken; zij stond onder communistischen invloedde soc.-dem. heeft er nog weinig invloed. De staking was gerechtvaardigddat heeft een zeer oppervlakkig onderzoek uitgewezen. Wie de staking van 1903 hier meemaakte, herinnert zich de woede van de macht hebbenden. Men begrijpt hoe men in Indië te keer ging tegen zooiets ongehoords. Gouv.-gen. Fock heeft denzelfden avond nog het beruchte art. 161 bis afgekondigd. Hierdoor worden de leiders onmiddellijk in de gevangenis gestopt. Verbod van vrije meeningsuiting be staat ook niet. Op deze wijze kan geen enkele volksbeweging ontstaan. Digöel. In Indonesië bestaat het inter- neeringsrecht. Toen in 1926 de onlusten uitbraken, was de overheid radeloos, men moest de leiders schadeloos maken, en daar er ruimte in de gevangenissen te kort was, paste men de interneerings- bepalingen op een wijze toe als nimmer de bedoeling ervan is geweest. En men heeft maar lukraak de menschen heen gezonden, ten onrechte vaak. Nog onlangs verklaarde de nieuwe gouverneur van de Molukken, dat er veel te veel zijn. Maar er is er nog geen teruggekeerd. Poenale sanctie. Als een Javaansche arbeider een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan op een buitenbezitting, staat hij bij overtreding onder bedreiging van vrijheidsstraf. Onder de koloniale ver houdingen is dat veel erger dan bij ons. Onze arbeiders zijn in dergelijke ge vallen weerbaar, de Javaan is dat niet. De werkgever gaat hem ver in macht te boven, hij is aan hem overgeleverd, en zijn eenige wapen tot zelfverweer is het wegloopen. En dat nu wordt gestraft. De koelie weet niet waartoe hij zich verbindt, en zelfs als het hem wordt meegedeeld, ontgaat hem de beteekenis van zijn daad. Hij komt onder strenge discipline enz., de assistent, zijn directe chef, moet een hoog rendement uit den man halen. Want elke koelie kost f 200 aan den ondernemer. En hij is drie jaar lang het eigendom van den werkgever. De koelie voelt zich onwennig en vreemd in zijn omgeving; en als dan tenslotte de koelie mataglap wordt, treft hij som tijds een assistent, die het geheel niet verdiende, wijl een voorganger de kiem van het verzet legde. De toestanden zijn nog niet veel beter, ondanks de propaganda van Troelstra en Van Kol, en het wordt nu gevaarlijker, de inlanders weten tegenwoordig ook wat er in de wereld gebeurt. Ontginning der buitengeweiten. Spr. heeft er geen bezwaar tegen, maar niet onder alle omstandigheden. Indien de natuurlijke omstandigheden niet geschikt zijn, dan geen ontginning, Vóór alles eischen wij menscheljjkheid tegenover den inlander Voor debat meldde zich aan de heer de Wijn, die meent dat er te veel jonge onervaren menschen naar Indië gaan en op den inlander losgelaten worden. Hij zegt voorts, dat het juist de rijke Chi- neezen, Japanners en Klingaleezen zijn, die het gevaar brengen met hun politiek voor een vereenigd Azië. Van Kol schreef als Rienzi heel mooie brochures, maar hoe is hij aan al het geld gekomen waar mee hij naar Indië kon komen vraagt spr. De heer Stokvis beantwoordde debater. Spr. heeft over de oostersche nitbuiting niet gesproken, omdat hij in de eerste plaats over het Nederlandsche volk, de overheerschers, sprak. En wij wenschen dat ons eigen gedrag in de eerste plaats zuiver is. Ik ontken volstrekt niet, dat er ook Chineezen e.d. zijn, die uitbuiten soms nog erger dan de Hollanders. Maar spr. heeft niet in de eerste plaats gewezen op het economische nadeel, maar op het moreele. En daaruit worden de conflicten geboren. En het eigenaardige ia, dat da en andere transpireerende lichaamsdeelen moet men behandelen met Purol-Huidpoeder, als lijnde het meest afdoende middel daarvoor. Verkrijgbaar in Bussen van 60 cent en 1 gld. Bij Apoth. en Drogisten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 9