VOOR DE KINDEREN
I
I
VOOR DE VROUWEN.
KLEINS WIJSHEDEN.
EEN ONTMOETING VAN NAPOLEON
EN TALMA, DE TOONEELSPELER.
De hooge nota.
Een vrouw die wat waard ls.
BABBELUURTJE OVER MODE
Strandkleedtng voor de kleintjes.
Gelukkig voor hem.
Vriendelijk.
DE SCHOENLAPPER EN DE
BANKIER.
Dienzelfden middag vertrokken ze.
r.K
■9rr
)K
tf
EBBS
Wat de Hof de is, ls geen geheim an
ders hadden de vrouwen 't al verklapt.
Twee vrouwen worden gemakkelijk
vriendinnen daarna zooveel te gemak
kelijker vijandinnen.
Wanneer de storm de toppen der hoo
rnen schuld dan hebben de mieren aan
den voet daarvan een aardbeving.
Het leed of kwaad dat men geduldig
droeg, omdat men het onvermijdelijk
achtte, wordt ondragelijk, zoodra men op
het denkbeeld komt, er zich aan te ont
trekken.
Talent en genie staan tot elkander als
de fotograal tot de schilderkunst.
Hoe schitterender het licht is, hoe ster
ker de schaduw zal zijn.
Toen Bonaparte nog kapitein der artil
lerie was, gebruikte hij op zekeren dag
het middagmaal in hetzelfde restaurant,
waar ook de toen reeds bekende tooneel-
speler Talma dineerde.
Talma zat aan een tafeltje alleen en Bo
naparte bij een gezelschap officieren, die
op zijn uitnoodiging en op zijn kosten di
neerden.
Na het eten, toen de officieren voor en
na naar het rooksalon gingen, trok Bona
parte zich even terug in een vensternis
om de hem aangeboden nota na te zien,
en ontdekte tot zijn schrik, dat de reke
ning de middelen ver overtrof, waarover
hij momenteel kon beschikken. Het soheen
hem zeer onaangenaam te zijn, maar zon
der veel woorden te gebruiken deed hij
zijn degen af en sprak tot den kellner:
„Behoudt dit wapen tot morgen burger,
dan zal ik op 'mijn eerwoord het pand in
lossen!" De kellner maakte daarop eenige
tegenwerpingen.
Toen stond Talma van zijn stoel op en
sprak boos: „AJs men het 6erwoord van
een officier niet vertrouwt, dan moet die
post maar op mijn rekening worden
gezet!" i
De kellner betuigde door een buiging
zijn tevredenheid, en verwijderde zich.
Ofschoon Bonaparte wist dat Talma hem
uit een groote verlegenheid had geholpen
drukte hij zijn dank slechts uit in een
paar koude woorden, zooals trouwens
steeds zijn gewoonte was.
Uit latere feiten is evenwel gebleken,
dat hij Talma steeds zeer erkentelijk is
gebleven voor die eens verleende hulp.
Toen Jansen 's avonds naar huis ging,
liep hij tegen Dirksen aan, die liep zoo
hard als zijn zwaarlijvigheid het hem toe
liet.
Wat heb je een haast, Dirksen? Is
er wat aan de hand?
Ik-ga-de-politie-halen, antwoordde
Dirksen hijgend. We hebben een inbre
ker in huis.
Maar je hebt toch zeker je vrouw
niet alleen in huis achtergelaten?
Wel neen, niet alleen zij houdt
den inbreker vast.
komen van hun oude bovenbuur.
Js er dan ook geen nieuws over de
zaak Haverootten?" informeerde zij
ijverig.
Greta en Henri keken elkaar een
oogenblik aan en toen zei Henri:
„Neen, juffrouw Kraakbeen, er ls nog
steeds niet het minste bereikt; de politie
tast nog volkomen in het duister, maar
komt u even hier, dan kunt u zichzelf
overtuigen," en Henri nam de krant,
vouwde ze netjes, zoodat het eerste blad
op tafel kwam, en las haar het onbedui
dende berichtje voor, dat Greta aanvan
kelijk had gelezen, terwijl hij het noodlot
tige laatste bericht oversloeg, en de krant
weer dichtvouwde,
„Is dat alles?' vroeg Juffrouw Kraak
been.
„Er staat verder geen woord in over
het heele geval, zei van Rhijn.
,31aar u zei daarnet zelf, dat u deze
krant nog niet geheel gelezen hebt," wilde
juffrouw Kraakbeen betoogen, maar ze
wiide niet opdringerig lijken.
„Wjj zullen u de krant wel brengen,
zoodra wjj ze gelezen hebben," bood Van
Rhijn vriendelijk aan, en juffrouw Kraak
been vond dat onmiddellijk zeer aardig
en glimlachend nam ze afscheid.
„Dat oude mirakel zou je nog doen
schrikken," zei Van Rhijn geagiteerd.
„Foei, Henri, wat een uitdrukking!"
strafte Greta", maar feitelijk heb je ge
lijk; ik was een oogenblik doodsbe
nauwdik dacht.
,Fk weet wat je dacht, kind, lk weet
het,En dan aan don eenen kant
was het voor mij een verlichting, dat zij:
het maar was, en aan den anderen kant
voelde ik het toch ais een groot gevaar.
E11 wat die krant hetreft, die zal ik wel
onschadelijk maken voor haar."
Juffrouw Kraakbeen sukkelde intus-
echen weer de trap op, vol spijt om haar
vcrgoefsche moeite naar de zwart en witte
vellen, waarin ze toch zoo vast en zeker
gemeend had, dat toch nog wat meer
stond. Had ze niet, toen ze naar de tafel
ging en een vorterende blik op de krant
had geworpen, met groote letters zien
staan zooiets als*
„Aanwijzingen over den moord op Luit.
Haverootten" en had Van Rhijn haar niet
Wilt ge uw kleinen volop laten genieten
van zee en zon, dan kleedt gij ze natuurlijk
niet in fijne voile's of zijde. Want, niet
waar, waar bewegen zij zich vrijer en
heerlijker in, dan in een eenvoudig bad
pakje? Zij behoeven dan niet angstig te
zijn dat de zee er spatten op werpt of dat
het natte zand er vlekken op maakt.
Nog belangrijker is dat zeelucht en zon
licht meer direct hun weldaden kunnen
bewijzen aan de kleine body's. Bovendien,
wat een heerlijk gezicht is het al die hal t -
naaktspringers te zien aan het strand,
't staat veel meer „af" dan die opgebonden
en opgeschoven rokjes en broekjes. Het
heeft ook nog 't voordeel, dat de kinders
netjes kunnen zijn wanneer ze met hun
nu schoon gebleven gewone kleeren weer
naar huis toe gaan.
voorgrond. Haar moeder kocht een wit
badpakje en maakte er toen schuine roode
biesjes op en kruissteekje in rood en
blauw; staat 't niet snoepig? of men
kan ook over een eenvoudig donker bad
pakje heen een aardig kleurig over-
gooiertje maken.
Dit laatste is gedaan voor het dametje,
wat zoo fluks haar badjasje afgooit. Op
een donkerblauw broekje draagt zij een
kort recht „'hemdje" van geel met blauw
en fraise ruit bedrukt linnen. Het
smalle blauwe ceintuurtje geeft er een
aardig lijntje aan.
Het kleine jongske met z'n petje schuin
op z'n bol, draagt een pakje van wit linnen,
waarombeen heel parmantig een breede
groene ceintuur gedragenwordt en het
geborduurde anker natuurlijk ook die
groene kleur vertoont. Daar het ventje
Evengoed kunnen zij er alleraardigst
uitzien in hun speciale strandkleeding.
Dat toont wel duidelijk de hier afgebeelde
groep kinders. Als men niet tevreden is
met een gewoon gekocht badpakje, dan
zijn er nog genoeg aardige dingen zelf te
maken.
Men kan dit doen door het badpakje
zelf wat mooier te maken zooals dit b.v.
gedaan is met dat liggende meiske op den
ander© bladzijde? Natuurlijk hit had de
crant nog niet gelezen, maar om dan zoo
positief te beweren dat er verder niets in
stond 1 Dat was toch te dwaas. Maar och ze
zou bet nu wel gauw te weten komen en
toen ze weer 'boven was telde ze bijna de
seconden en de tijd ging maar niet voorbij.
Maar na een kwartier hoorde ze de deur
opengaan beneden en vernam ze 00 de
trap een lioht gekraak van treden; een
groote vreugde maakte zich van haar
meester. In gedachten hoorde ze Greta al
zersrren Hat er nu toch wel' nieuws was en
datklop, klop.
„Binnen", piepte juffrouw Kraakbeen en
een scherp luisteraar zou zeker een juich
toon in dat „binnen" niet zijn ontgaan.
„Juffrouw Kraakbeen, lk kom. u einde-
lHk de krant brengen. Ik hoop dat we u
niet te lang hebben laten wachten".
„Weineen mevrouw Van Rhijn, integen
deel. U is er heel vlug mee geweest en al
hadt u mij lang doen wachten, ik moet u
toch dankbaar zijn dat u mij in de ge
legenheid stelt de krant te lezen".
„Nou, juffrouw Kraakbeen, dat is toch
werkelijk niet de moeite waard; maar wat
ik zeggen wilde; we hebben een klein on
gelukje met de krant gehad mijn man
wierp zijn lucifer hij vergissing op de
krant in plaats van in het bakje; een heele
lap j'js er uitgebrand".
„O, dat hindert niet", antwoordde zij
zeer tegemoetkomend en onder veel be
dankjes liet juffrouw Kraakbeen haar on
derbuurjuffrouw uit.
Toen zouden de geneugten beginnen;
maar wie zal baar ontgoocheling beschrij
ven toen precies die ellendige derde blad
zijde, waar het groot geheim op stond aan
de onhandigheid van mijnheer Van Rhijn
ten prooi gevallen Week! Die „ezel!"
schold ze zeer geagiteerd.
Maar al speurde ze nu ook verder de
heele krant na, er stond heusch geen let
ter meer over den moord in en ontmoedigd
en het hart brandend van verlangen, bleef
zij zitten en staarde voor zich uit.
En wat zou ze graag het geweten heb
ben! Wat had ze niet willen geven om dat
onnoozel'e stukje papier te redden! Want
hoe meer ze er over dacht, des te meer
raakte ze overtuigd, dat ze niet misge-
rekend had; haar scherpe oogen waren
een heel ander bericht voorgelezen op een haar nog steeds betrouwbaar gebleken.
Een oogenblik had ze spijt, dat ze niet
geabonneerd was. Maar wat stond daar?
Losse nummers negen cent. Dat was een
uitkomst. Toen vischte zij dan maar een
dubbeltje op, deed hoed en mantel aan en
sukkelde weer de vier en twintig treden
omlaag.
En toen ze eenmaal buiten was, kiemde
ze bet dubbeltje nog vaster in haar hand
en een groote emotie kwam plotseling over
haar, omdat ze nu iets ging ondernemen
wat ze in haar heele leven nooit had ge
dacht te zullen doen nu ging ze een
krant koppen aan de kiosk, zij' juffrouw
Kraakboehl Zij een krant koopenl Aan
een kiosk 1
En het lukte. Het ging heel wewoón! Als
ze ooit weer eens een krant zou noodig
hebben, dan zou ze er heel gewoon heen
gaan. Je behoefde er maar om te vragen
en als je een dubbeltje gaf, dan kreeg je
een cent terug. Dat was alles!
Eenvoudiger en eerlijker ging het toch
niet! Hoe vreemd was het antwoord toch
bij d© Van Rhijnsl Ze waren anders dan
gewoonlijk. Neen, onvriendelijk waren ze
volstrekt niet; maar er was toch een stem
ming, die zij anders nooit had opgemerkt.
Eigenlijk vond ze het niet eens zoo heel
erg, dat ze dat stuk hadden laten verbran
den. Ze wist nu mieteen hoe het aan zoo'n
kiosk ging. En die krant, die was nu haar
eigendom. Och, wat zou ze eigenlijk graag
ems hebben gekeken nu al; maar het
groote nieuws stond op zoo'n ongemakke
lijke plaats dat ging toch moeilijk
neen, daar was geen donken aan.
Maar toen ze thuis was en ze haar vier
en twintig trapjes weer had beklommen
en haar goed weer had afgelegd1, toen
schoof ze gauw haar stoel bjj de tafel en
werkelijk daar stond het met groote let
ters en ze las, ze las, met vervoering en ze
was blij', dat ze de courant gekocht had.
Blij was ze. En zo dacht er aan, wat de
Van Rhijns door hun onvoorzichtigheid
zich hadden Laten ontgaan en aan wat zij
nu wist en wat ze beneden niet wisten en
ze was bereid weer eens de vier en twintig
trapjes af te 'loopen, nu minder sukke
lend dan ooit. Het groote nieuws zou haar
den weg wel lioht maken. En nog eens las
ze het bericht heel en al over en ze las
het nog eens van dat haar en dien knevel
en van dien gouden tand. Die gouden tand,
dat vond ze heel gewichtig. Hoe iemand
een beetje snel vatbaar is voor kouvatten,
draagt hij over z'n witte pakje nog een
aardig groen flanellen vest, wat langs de
kanten geboord is met 'n reepje wit/groen
gestreept flanel.
De kleine kleuter, die zoo permantig
met de handjes in de zij staat, heeft een
snoezig badpak van wit en blauw gecom
bineerde trioot.
Het eischt wel wat zorg om de blauwe
biezen zoo keurig over het vutte gedeelte
te naaien, maar men heeft de voldoening
een allerleukst strandpakje te hebben ge
kregen. De figuurtjes tusschen de blauwe
strepen bordure men met blauw in den
kruissteek.
Die kleine baby daar op haar barik.,e
heeft een badpakje aan van oran]Q tricot,
wat zeer flatteus staat bij haar zwarten
haardos. Het is langs den boven bant af
gezet met marine en witte banden, zóó, dat
het precies een pas vormt.
Het meisje, wat zoo vol aandacht de
twee krabben volgt, beeft on'der haar rood
en wit gestreept tricot mouwloos truitje
'een geplooid rokje van wit tricot. Het
staat erg lief, maar zij zal wel den meesten
arbeid aan mama bezorgen, maar voor een
enkel keertje moet dit dan maar....
Corry Brens.
Die oude Kasman moet zooveel geld
hebben, dat hij niet weet wat er mee aan
te vangen.
Ja, dat kan wel, maar zijn vrouw en
dochters zijn altijd bereid hem in te
lichten.
Wraak ls zoet
Ze zat in de balzaal, toen een welwillen
de, maar wat boersche jongeman een
spin op haar kanten kraag zag loopen.
Neemt u mij niet kwalijk, mompelde
bij.
Hoe durft u het wagen, mij aan te
spreken, zonder aan mij voorgesteld te
zjjn, zei de nuffige jongedame.
Juist op dat oogenblik kroop de spin
in haar hals en plotseling riep zij uit:
O, neem haar weg! Neem baar asje
blieft weg!
En de jonge man antwoordde:
Daar mag ik niet aan denken, juf
frouw, ik ben niet aan de spin voorgesteld.
Kitty: „Wat zijn er toch veel lastige en
onhandelbare mannen! Als ik trouw, wil ik
er alleen een hebben, die gemakkelijk te
vreden te stellen is".
Willy: „Wees maar niet bang, een ande
re krijg jij zeker niet".
T
was, dat hij onder zijn werk voortdurend
floot of zong.
Naast het kleine huisje van den schoen
lapper stond een groote villa, waarin een
rijke bankier woonde. Toen deze den ar
men schoenlapper eens ontmoette sprak
hij hem aldus aan: „Goeden morgen, beste
vriend. Je verdient met je arbeid zeker
een aardig sommetje. Hoeveel bedraagt;
ongeveer je inkomen per jaar?"
De schoenlapper antwoordde lachend:
„Hoeveel per jaar, mijnheer? Dat reken
ik noodt uit. Ik leef van de 'hand in den
tand, maar ik heb eiken dag voldoende te
eten en aan het eind van het jaar ben ik
al heel dankbaar, als ik merk, dat de twee
einden aan elkander passen!"
„Zoo, zoo! Hoeveel verdien je dan wel
per dag?"
„Nu eens wat meer, dan wat minder,
mijnheer, maar hoe dan ook, ik verdien
mijn brood en behoef niemand iets te
vragen!"
De bankier dacht even na en zeide toen:
„Buurman, je bevalt me. Ik heb besloten
je te bewaren voor de angst en armoede.
Hier heb je duizend gulden. Bewaar ze
zorgvuldig en gebruik ze alleen in geval
van nood!" Vóór de verbaasde schoen
lapper eenige woorden van dank had ge
stameld, was zijn rijke buur reeds ver
dwenen.
De schoenlapper had nog nooit zóóveel
geld bij elkander gezien; hij kon nauwe
lijks gelooven, dat het allemaal zijn eigen
dom was. Waar moest hij zijn schat be
waren? In zijn huisje was niet één veilig
plekje. Hij zou het geld begraven in den
tuin achter zijn huisje. Hij wachtte tot het
donker was, borg toen het geld in een
blikken doosje, pakte dit zorgvuldig in,
groef een diep gat in zijn tuintje .en ver
borg daar zjjn schat.
Maar, helaas, hij begroef tegelijkertijd
zijn geluk en zijn vroolijkheid! De schoen
lapper zong of floot niet meer. Voortdu
rend moest hij aan zijn rijkdom denken,
voortdurend leefde 'hij In angst, dat zijn
schat gestolen zou worden. Zijn slaap
werd door angstige droomen gestoord en
elk geluidje deed hem 's avonds schrik
ken. Overdag dwaalden zijn oogen telkens
naar het plekje, waar zijn schat was be
graven.
Tenslotte kon hij dat voortdurende ge
voel van angst niet langer verdragen. Hij
groef het geld op, kleedde zich netjes aan
en begaf zich naar het huis van zijn wel
doener. Hij vroeg den bankier te spreken.
Toen deze het verlegen, bedrukte gezicht
van den schoenlapper zag, dacht hij niet
anders dan dat de man het hem geschon
ken geld verloren of zoek gemaakt had.
Hoe groot was dan ook de verbazing van
den bankier, toen de schoenlapper aarze
lend vroeg: „Wees U alstublieft niet
boos, maar wilt U de duizend gulden
terug nemen. Dan kan ik weer vroolijk en
onbezorgd zijn en rustig slapen. Nu eerst
begrijp ik, waarom de rijken nooit tevrfr
den en gelukkig kunnen wezen!"
In een klein huisje woonde eens een
arme schoenlapper, die dag In dag uit
hard moest werken en toch zóó tevreden
in?
N
,vA
Moeder, geef uw kinderen op geregelde
tijden hun maaltijd en geef ze niets tas-
schendoor, ook zoetigheid tusschen de
maaltijden niet dan bij hooge uitzondering. y
Gij zult dan zelden over slecht eten van
3fll
uw kinderen te klagen hebben. Zorg dat
het schoolkind na een stevig ontbijt naai
80
met een gouden tand er nog toe kon
komen een moord te doen! Die Van Rhijn
om dat ding te laten verbranden.
Die Van Rhijnen plotseling bleef ze
stokstijf staan en opeens schoot er een ge
dachte door haar oude hersenen en het
was haar alsof een emmer koud water
werd afgegoten langs haar rug.
Zoo stond ze wel volle twee minuten en
in een oogenblik combineerde ze een bun
del omstandigheden tot een groot geheel,
en toen ze weer tot zichzelf kwam, ging ze
niet naar beneden om aan de Van Rhijns
het groote nieuws mede te doelen, maar
resoluut ging ze naar de deur en draalde
het slot met bevende vingers en toen zo
dat gedaan had, viel ze neer op een stoel
naast de deur en haar gelaat leek meer
dan ooit een zieltogend luchtballonnetje,
Juffrouw Kraakbeen had geen rustigen
nacht I
Toen ze echter 's morgens opstond was
ze toch wel heel wat gekalmeerd, ai moest
zij zichzelf bekennen, dat zij blij zou zijn
als de Van Rhijns op reis zouden gaan.
Maar toen ze niet op reis gingen, maar
stil thuis bleven zitten toen de uren ver
streken en ze nu en dan maar een paar
doffe stemmen hoorde beneden, terwijl er
vroeger een teveel aan levensvreugde
heersohte voor de opvatting van juf
frouw Kraakbeen althans toen 'had
deze eerbiedwaardige dame een kwaden
dag nog bovendien.
Tweedèn Kerstdag gingen de/Van Rijns
ook niet op reis, en van uitgaau was ook
geen sprake en den derden dag hield
juffrouw Kraakbeen het niet langer uit;
maar na rijp beraad en heel wat hoofdpijn
deed zü nog heel wat anders dan een
krant kropen aan een kiosk; ze deed iets.
wat ze nimmer had kunnen denken dat
ze ooit zu doen en toen ze eindlelijk voor
den commissaris zat, biechtte ze alles eer
lijk op.
De commissaris was zeer punctueel.
Hij hoorde het verhaal van juffrouw
Kraakbeen met heel veel aandacht aan,
informeerde tevens naar mijnheer Van
Rhijn en vernam zijn werkkring en waar
hjj op het kantoor was. Toen deed hij haar
uitgeleide.
Even 1'ater werd het kantoor owgebeld.
„O, met den directeur?.U spreekt
school gaat en let zelf op, dat het daaraan
den noodigen tijd besteedt. Naast brood,
boter, slappe thee met gekookte melk, is
een bord warme pap des morgens voor jjA
uw kinderen een zeer geschikte spijs.
Gezondheidsraad.
met den politiecommissaris. Is mijn
heer van Rijn bdj u aan het werk?.Zpo,
met verlof?.Juist, dank u.
„Met verlof 1" Dat was zeer merkwaar
dig! Dat was toch wel curieus.
1I1 Hl
Toen er gebeld werd en mevrouw Van
Rhijn een politieagent voor die deur zag
staan, meende ze, dat haar lood in de
schoenen zonk.
En in een opwelling van radeloosheid,
in een poging om toch voor alles tijd te
winnen, zei ze, dat haar man op zijn kan
toor was.
Dat was niet slim van Greta.
Het optreden van den agent werd on
middellijk veel krachtiger.
„Neen, mevrouw, mijnheer ls met ver
lof, dat diende u toch te weten!"
Reeds kwam Van Rhijn naar voren.
Zijn bezorgdheid was anders met den
laatsten dag heel wat minder geworden
en reeds had hij tegen Greta gezegd, dat
het toch weinig zin had zich zoo onge
rust te maken en dat het beter was z'n
bedorven vacantie tenminste gedeeltelijk
te redden.
Maar toen hij den agent zag, voelde hij
wel, dat hij verlóren was.
Een paar minuten later wandeldie hij
mee naar het bureau.
De arme Greta bleef alleen achter in
de kamer, die werd vervuld van haar snik
ken. Juffrouw Kraakbeen, die boven
aan de trap had staan luisteren werd er
'bijna geroerd van.
Maar na een kwartiertje, toen Henri
terug kwam, omdat er juist bericht was
gekomen, dlat de heusche moordenaar was
gevat, kwam er aan de vreugde van bel
den geen einde en vielen ze elkaar in de
armen en ze waren gelukkiger dan ooit
„Ik had toch wel gelijk schat, dat ik je
binnen gehouden heb," zei Greta.
„Ja, kindlief, zdg dat wel; wie weet hoe
vreeselijke diagen we anders zouden ge
had hebben; misschien was ik dan als on
middellijk gepakt.
Juffrouw Kraakbeen snapte er niets
van. Eerst 's avonds, toen ze voor den
den tweeden keer in baar leven een krant
kocht aan die kiosk, toen snapte ze hot
B.
ufW
il