VOOR DE VROUWEN.
DE VAL.
De onverwachte vangst.
Toen Oallagher op zijn kantoor kwam,
vond hij Oavendish op zijn knieën voor
de brandkast zitten.
„Wat voer je daar uit?" vroeg hij ver
baasd.
Oavendish schrok. Hij had zijn com
pagnon niet hooren binnenkomen. „Doe
asjeblieft de deur dicht," zei hij kortaf.
„Ik ben bezig een val te maken voor in
brekers. Kijk, hier aan het letterslot heb
ik een stuk ijzerdraad vastgemaakt, dlat
naar de electrische batterij in die kast
leidt." Hij stond op, en ging naar een be
waarplaats van oude kantoorboeken in
den hoek en vervolgde: „In die kast heb
ls een gat geboord en achter dat gat een
veer geplaatst waaraan het ijzerdraad be
vestigd is, zoodat iemand die zióh met het
slot bemoeit, een kogel in zijn been krij:glt.
Wacht ik zal je dat eens wijken."
„Neen, donk je, liever niet," antwoord
de Oallagher verschrikt.
„Je hoeft niet bang te zijn, dat het
dinig afgaat, want het ls niet geladen,
lachte Oavendish. „Denk je dat lk er an
ders voor zou gaan staan?"
Oallagher wilde juist antwoorden, toen
er geklopt werd.
„Doe nog niet dadelijk open," riep Oa
vendish. En met een snelle beweging
maakte hij het Ijzerdraad van de brand
kast los ori gooide het ln zijn lessenaar.
„Binnen," riep hij toen-
„De post mijnheer," zei Jenklns, de
jongsbe bediende, een bleek, ongezond
uitziend Jongmensch, do brieven op tafel
leggend.
Toen de deur zich achter hem sloot,
hernam Oavendish:
,jk wil niet, dat een van het personeel
lobs van deze kleine Hst weet hoor."
Je verdenkt toch hoon ik
„Ik verdenk niemand ln hot bljzojider,
maar lk wil dit geheim houden, zoodat
het een verrassing voor onzen vriend zal
zljln, ais hij ons weer een bezoek brengt"
„Tk kan niet zeggen; dat het mdji aan
staat" hernam Oallagher, met een ang
stige uitdrukking in zijn zachte oogen.
„Ik vind het gevaarlijk."
„Natuurlijk is het dat, anders zou het
geen doel hebben."
„Gesteld dat het den man eens
doodde?"
„Dan had hij zijn verdiende loon, maar
dat zal het niet. Een kogel in het been
heeft nog nooit iemand gedood. Het zal
hem alleen beletten te ontkomen. Ik ben
niet van plan mij ongestraft te laten be
stelen. Een maand geleden is hier
's nachts iemand geweest, die de brand
kast geopend heeft, en er zoo brutaal
mogelijk, alles op een paar bankbiljetten
na. heeft uitgenomen. Eergisteren heeft
hij het grapje herhaald ik denk ten
minste dat het dezelfde was. Als jij van
plan bent daar genoegen mee te nemen,
ik nietl Ik zal er een stokje voor steken."
„Maar." begon Oallagher, „de politie
„Ach watl Wat geeft dat! Ze komen,
schrijven lange verhalen in hun notitie
boekje. en gaan weg met de belofte een
oogje in bet zeil te zullen houden. Neen,
Oallagher, we moeten onzen inbreker
zelf zien te vangen. We kunnen ons zoo
het val niet over de ooren laten halen. Ik
weet niet hoe jij er voor staat, maar lk,
met raijh vrouw en twee kinderen
Oallagher strekte wanhopig de leege
handen uit, om. zijn financieren toestand
aan te duiden. „Hoe zou je het vinden,
als we de combinatie eens veranderden?"
„Geeft niets! De inbreker heeft de oode
reeds eenmaal uitgevonden en zal die
zeker weer uitvinden."
dienstdoende agent allicht zal komen kjj-
ken wat cr gaande is."
„Gesteld dat'ze hot eens niet hooren,
Zou het ln elk geval niet beter zijn hier
iemand de wacht te laten houden, dan
zouden we de val niet noodig hehben."
„Als jij lust hebt hier den geheelen
nacht te blijven, mij best. Maar ik ga
naar huis. Ga je mee of niet?"
„Neen, ik ga vanavond uit dineeren,
en wil mij hier even verkleeden." Hij
wees naar het valiesje op zijn bureau.
„Nu bonjour, tot morgenochtend dan."
De kerkklokken sloegen twaalf uur,
toen Oallagher het restaurant verliet,
waar hij met kennissen gegeten had, en
hol weerklonken zijn voetstappen in de
verlaten straat- Zijn weg voerde hem
langs het groote gebouw, .waarin Par-
sons en Co. haar kantoor had. Hij staarde
huiverend naar de donkere ramen, nam
zijn sleutelbos uit den zak, maakte de
voordeur open en besteeg zenuwachtig de
steenen trap tot hij het prlvé-bureau op
de vierde verdieping bereikte. Even aar
zelde hij, toen ging hij met den moed der
wanhoop geruischloos naar binnen.
In de Immer donkerde diepe nacht
schaduwen, en in zijn verbeelding zag hU
het geweer als fataal monster gereed
ataam1 hem te bespringen. Hij keek
schichtig om zich heen, liudst er do en
meende ln de diepe stilte een geluld te
hooren, te vaag om te kunnen beoordee-
len wét het was. Hij bleef staan, maar het
herhaalde zich niet, en overtuigd dat hij
het zich verbeeld had, ging hij naar de
brandkast om het geweer te ontladen,
maar terwijl hij er de hand naar uitstak
hoorde hij hot geluld weer, ditmaal heel
duidelijk. In ae aangrenzende kamer
word iets op den grond gegooid een
grootboek of zoo lobs. Mot het instinct
van zelfbehoud keerde Oallagher zich
om, bleef ln hot IJzerdraad1 op don grond
haken, struikelde en viel. Terzelfdertljd
weerklonk er een lulde knal. Een lioht-
straal doorkliefde de duisternis, een
scherpe kruitlucht hing ln de benauwde
atmosfeer.
De man ln do kamer er naast hoorde
den knal, gevolgd door een zwaron val
en een dof gekreun, deed voorzichtig de
verbindingsdeur open en gluurde door
de kier naar binnen. Alles bleef dood
stil. Hij stapte ln de kamer, draaide het
electrische lioht op, en boog zich over.
het bleek© gezicht van de roerlooze ge
daante op den vloer. De oogen waren ge
sloten, de mond hink open. In zijn val had
de kogel Oallagher getroffen in de dij.
Het was geen heel ernstige wond©, maar
een groote schok voor Iemand van Cal-
lagher's leeftijd en temperament.
„Goeie help! Oallagher!" riep de
vreemdeling uit. „De laatste dien ik hier
verwacht zou hebben." Zonder verder haar
den bewusteloozen man om te kijken, ging
hij naar d© brandkast, draaide het elec
trische letterslot om en haalde er ver
scheidene bankbiljetten en een dozijn
petrol eum-aand'eeien uit.
„Die kun jij wel krijgen," zei hij, en
met een spotlach gooide hij ze Oallagher
toe. „Ze zijn mij te gevaarlijk, maar van
de bankbiljetten zijn de nummers niet
opgeschreven."
Hij vloog ^en zijgang in en holde een
smalle trap af, naar een steegje achter
het gebouw.
Maar hij had nauwelijks de buitendeur
open gedaan, of hij liep in de armen van
een stoeren agent, dl© op den geheim-
zinnigen knal was komen toeloopen.
Intusschen stamelde Oallagher, bleek
van schrik, met zwakke stem tegen den
portier: Je dacht toch niet dat ik
„Weineen, meneer, natuurlijk niet.
Maar wat deed u hier zoo midden ln den
nacht?"
„Ik wilde het geweer ontladen, omdat
lk die gedachte niet kon verdragon een
armen kerel, zelfs al was hij een Inbreker,
te doen lijden. Het ging bij ongeluk af,
on trof mij ln de dl). En lk zag den dief
toon hi) ln de brandkast tastte, maar nog
duidelijker, toen hij de deur uitging. Het
was Zijn stern liaporde. De portier
bukte zloh om de gefluisterde woorden
op te vangen. Eu met afschuw en veront
waardiging op het goedige gezicht, bracht
de gewonde niiun hijgend uit: „Het was
Paraons zelf!"
G. H.
8A3BELUURTJE OVER MODC
Practlsche warme kinder
kleding.
Als de kinderen nog volop genieten van
zon, zee- en boschlucht en hun vacantie-
dagen; dan begint mama al weer zoo
zoetjes aan te denken, welke kleertjes er
nog goed genoeg zijn en wat er weer
toeft. Maar als zij weer in eigen home druk
doende is, haalt zij al maar vast een en
ander voor den dag en begint na te zien.
Hoewel hopende op een heerlijke zomer-
sche Septembermaand, dient men toch
geprepareerd te zijn op al weer killere
dagen. De kleintjes vooral reageeren hier
vlug op. Maar ze zijn ook al weer vlug te-
Oavendish begon al sprokend de brie
ven te sorteeren. „Parsons Parsons
verbeeld j© een rose briefje en geparfu
meerd, natuurlijk van een dame. Nog
eens Parsons, hij. is zeker verliefd." Hij
keek glimlachend naar de lessenaar van
zijn derden compagnon. „Een dure lief
hebberij. Geen wonder, dat hij zooveel
geld uitgeeft. Zeg, wat zal hij te keer
gaan, als hij van den tweeden diefstal
hoort. Den eersten keer kon hij niet veel
zeggen, omdat hij, toen zelf ln Londen
was. Maar nu hij; ln Blrmiinghaim zit, zal
hij ons* wel verwijten, dat we niet beter
op de brandkast gepast hebben. Als het
nog eens gebeurt, vóór hij thuis bomt,
moeten we er tegen op zien, hem onder
de oogen te komen, want hij kan verdui
veld scherp zijn, en uitvaren alsof het
geld allemaal van hem was. Neen, hoor,
voor mijn eigen voldoening wil ik het ge
voel hebben, dat ik gedaan heb wat ik
kon, om er een einde aan te maken."
(Hoewel Oallagher d© kracht van Oa
vendish' argument volde, kwam zijn zacht
gemoed er tegen op een menschelijk we
zen pijn te doen. Maar hij was tevens als
de dood voor zijn bazigen oudsten com
pagnon, en daarom liet hij Oavendish stil
zijln gang gaan, toen hij, zoodra de kler
ken om 6 uur het kantoor verlaten had
den!, het geweer ln gereedheid begon te
bron gen.
„Brir," zei Oallagher, huiverend naar
hot ijzerdraad op den grond kijkend, dat
aan het slot van de brandkast bevestigd
was, „wat een vreeselijke gedachte, dat
een iman daar misschien don heeien nacht,
bloedend, met een gebroken boen zal lig
gen. Hul Ik zie voor mij, een donkere
gedaante voor de brandkast, heen en
weer wentelend van pijn, en Jammerlijk
kreunend om hulp, die niet vóór den
morgen kan komen." Hij hief smeekend
d© cogen op. „Toe, neem wat lk je bidden
ntaig, het ding we&"
.Mijn beste kerel, als het geweer af-1
gaat, zal' het zulk een lawaai, maken, dat1
de portier er wakker van wordt, en d©
dient bijgemaakt voor de a.s. school-
herfst-dagen.
en
Ja zelfs, als zij niet meer buiten ver-
vreden: een warm truitje extra aan of een
wollen vestje of een kort flanellen jek-
kertje.... klaar zijn ze alweer, terwijl
niets hun belemmert ln het spelen bui
tenshuis of in den tuin.
Wanneer men de kinderen zoolang mo
gelijk het waschbare goed wil laten dro
gen dan is het een zeer practlsche oplos
sing om van gezellig gekleurd wollen fla
nel of vyella een vest te maken. Zij kun
nen dit dan buiten maar ook binnenshuis
dragen op de killere uren. Deze kunnen
met of zonder mouwtje gemaakt worden.
Zonder staat misschien wel hupscher,
maar indien het moet heipén tegen de
kou, dan zijn die met mouwtjes toch wel
zoo pract.isëh. Ook de dit seizoen veelge-
ziene „blazertjes" zijn geheel voor ons
doel geschikt'. Alléén, deze jasjes kunnen
natuurlijk niet in huis gedragen worden.
Van deze laatste soort zien wij een aar
dige sorteering bij onze teekening. Het
meisje op de bank b.v. draagt een jakje
van rood flanel, geboord en gegarneerd
met wit flanel, 't Spreekt vanzelf dat zoo'n
jasje heel fleurig staat en nog echt zo-
mersche gedachten vasthoudt.
Het meisje op den stoel, draagt ook een
alleraardigst modelletje. Het is van blauw
en wit gestreept vyella gemaakt en met
heel veel effen wit flanel opgemaakt, n.1.
den onderrand, de manchetjes, de revers
en het kraagje. Desgewenscht kan dit
jasje ook voor huisdracht gebruikt wor
den.-
De pittige kleine tennisster draagt het
ons overbekende marine-jasje. Al her
inneren wij het uit onzen eigen kindertijd,
bekoorlijk is en blijft het. Tegenwoordig
maakt men ze echter in veel meer kleuren
dan vroeger: Rood, groen, lila of blauw.
Men neme maar naar verkiezing. Maar
altijd-zijn de biesjes wit.
Het kleine ding op de muur draagt een
blazer van amandelgroen flanel. Zeer
eigenwijs ls haar jasje met zwart afge
biesd, wat snoezig afsteekt tegen haar
blonde krullebol. Het grootere zusje naast
haar draagt er één van marine-blauw
flanel en dit ls omboord met citroengeel,
hetg en zeer flautteus uitkomt met dat
donkere bolletje daarboven.
Het melske op de flets draagt een ge
breid wollen vest zonder mouwen. Voor
de donkere strepen ls effen kastanje
bruine wol gebruikt, terwijl de lichtere
strepen van gemengde wol (kastanje-bruin
met wit) zijn. De buitenranden en zakjes
zijn geheel wit gehouden....
KLEINE WIJSHEDEN.
De hartstoohten lelden tot de beste
waarnemingen en de slechtste gevolgtrek
kingen.
De natuur heeft vele verborgenheden
en speelt verstoppertje met hen, die haar
willen doorgronden.
Het kan geen kwaad als een mensch
geld heeft; maar 't ls niet goed wanneer
het geld hèm heeft.
Er zijn drie dingen, die een man rui
neeren weinig weten en veel praten,
weinig hebben en veel uitgeven, en wei
nig waard zijn en zioh veel verbeeldèn.
Menigeen kan men reeds bovenmate
prijzen door zijn fouten te verbloemen.'
Wij beminnen altijd hen, die ons be
wonderen; maar hen, die wij bewonderen,
beminnen we niet altijd.
Het flegma verwekt menige eigen
schap die als deugd zou kunnen aange
merkt worden wanneer zij haren vader
vermooht te loochenen.
HET SCHOOLREISJE.
Meester Wijs van Hazevoet was een
heel streng onderwijzer. Alle jjonge haas
jes, die in zijn school les kregen ln het
springen, vluchten voor gevaar, zoeken
van voedsel on graven van gangen, de
vier hoofdvakken, die elke haas moet loe
ren, hadden veel ontzag voor meester
Wijs. Maar omdat de meester ook heel
rechtvaardig was en een onschuldig
grapje wel kon verdragen hielden alle
leerlingen ook veel van hem. En
toen meester zijn 'jonge spring-in-'t veld
jes vertelde van een heerlijk plan, dat in
zijn wijze bol was opgekomen, toen wa
ren ze allen ineens dol op hem.
Dien dag kwamen alle haasjes opge
wonden thuis en het duurde een heel
poosje, eer alle hazenvaders en -moeders
wisten, waarom meester Wijs van Hazen-
voet ineens zooveel vereerders had ge
kregen.
Jullie moet weten, dat meester Wijs
zich wel eens heel dicht bij menschen-
woningen waagde. Bij zoo'n gelegenheid
nu had hij kinderen hooren spreken over
een heerlijk schoolreisje, dat ze gemaakt
hadden en meester, die zijn leerlingen,
als ze hun best deden, graag een pretje
gunde, had lust gekregen, met zijn hazen-
kinderen er ook eens op uit te trekken.
Meester had eenlge avonden ln diep na
denken verzonken voor zijn hol gezeten
en goed alle moeilijkheden, aan zoo'n
onderneming verbonden, onder het oog
gezien. Daarna was hij met zijn plannen
voor den dag gekomen.
Ze zouden op een ochtend, zoodra de
zon op was vertrekken, allen voorzien
van proviand voor den geheelen dag. Het
doel van de reis zou zijn de „Zoomhazen",
dat zijn de hazen, die aan den zoom van
het bosch wonen, te bezoeken.
Verscheidene van de „Duinhazen",
waartoe meester en zijn leerlingen, be
hoorden, hadden neefjes en nichtjes on
der de Zoomhazen en vonden het dus
dubbel leuk daarheen te gaan.
Den dag vóór de groote reis zou plaats
hebben, vertelde meester Wijs zijn leer
lingen precies hoe ze de reis zoudek ma
ken, wat ze mee -moesten nemen en hoe
ze onderwijl uit moesten kijken naar
jagers en strikken, de meest-gevaarlijke
dingen, die er voor hazen bestaan. Toen
meester alles heel goed had uitgelegd,
stuurde hij de haasjes naar huis met de
boodschap, dat ze vroeg naar bed moes
ten gaan. Dat dezen allen dan ook, maar,
velen konden van de pret niet gauw in
slaap komen en vóór de zon goed en wel
op was, stonden de jeugdige reizigers ge
pakt en gezakt op het schoolplein te
wachten.
Precies op tijd, toen de eerste zonnen
stralen de duintoppen verlichtten, kwam
meester Wijs aanspringen. De haasjes i
schaarden zich twee aan twee en op hel
bevel „vooruit", sprongen ze piepend vanl
vreugde in de richting van het boschfl
Meester sprong voor, om uit te kijken ,j
naar mogelijke gevaren en alle hazenkiml
dertjes sprongen netjes, zooals ze het gof
leerd hadden, achter meester aan. NAg
een uurtje bereikten ze een diepe duinpa™
waar ze mochten rusten en wat eten. Hei
eten was heel welkom. Hazenkindertjei
zijn net als menschenklndertjes: op
sohoolrelsjes kunnen ze voortdurend etm.
maar van rusten waren ze niet gedieid.
Na vijf minuten zat meester Wijs alleen
nog te rusten, terwijl de haasjes dapper
haasje-over speelden.
Na een poosje ging de tocht weer ver
der. Maar de haasjes, door het spelen
rumoerig geworden, sprongen nu niet zoo
netjes regelmatig achter meester WMs
aan. Telkens waren er die zijsprongetjes
maakten en meester moest werkelijk boos
worden, eer de orde hersteld was.
Na een langen tijd kregen ze het bosoh
In het gezicht. Toen eenlge der Zoom
hazen don grooten stoet zagen naderen,
kwpinen ze opgetogen aanspringen en
bij de herkenning van de familieleden
steeg de vreugde ten top. Dat was me
een feest aan den rand van het bosch I
De Duin- en Zoomhazen sprongen en bui
telden haasje-over, verstoppertje en krlj-
gertje, hielden wedstrijden ln liet ver- -n
hoogspringen, kortom brachten een dol-
prettlgen Jag door. Telkens werd er na
tuurlijk wat gegeten; de bosehhazen trac-
teerden hun familieleden op koolblaadjes,
die ze uit een naburig koolveld plukten,
als de avondschemering viel, en wortel
tjes.
Het was maar heel goed, dat geen ja
ger of jachthond dien dag ln de buurt
was, want menig haasje verloor de voor
zichtigheid uit het oog en danste en
sprong en piepte of er geen gevaren ln
de wereld bestonden. In den namiddag
gaf meester WiJs bevel, dat alle Duin-
haasjes nu werkelijk een uur moesten rus
ten, voor de terugtocht aanvaard z<ji
worden. Met veel moeite en verbieden
kreeg meester zfln leerlingen zoover. Wel
werden er nog allerlei grappen verkocht
en wel werd er nog veel gelachen om
allerlei hazenverhaaltjes, maar de haas
jes rustten tenminste.
Na een heel hartelijk afscheid «net vrel
beloften voor een tegenbezoek, gaf mees
ter het sein tot den terugtocht. Weer
sprong meester voorop en de leerlingen
volgden twee aan twee. Maar ook nu voel
den ze toch al spoedig, dat ze niet too
frlsch waren als dien ochtend. De-plage
rijtjes en grapjes verstomden al spoedig
en meester moest telkens even stilstaan
en kijken of zfln reisgenootjes hem wel
volgden. De haasjes klaagden over moe
heid, over honger en dorst en meester
moest hen telkens moed Inspreken o;
dreigen, hen alleen achter te laten, ali
ze niet flink meesprongen, maar het hiel
niet veel.
Toen opeensgaf meester een lui
den, angstlgen piep, het sein, dat een ja
ger naderde. En plotseling was alle moe
held vergeten, de haasjes legden hui
ooren plat, staken hun pluimpjes om
hoog en renden, vlogen als.... hazei
tot ze hun holletjes bereikt hadden.
Later vertelde meester Wijs in vertrou
wen aan de ouders, dat hij hun klnderei
slechts döor een krijgslist veilig en o]
ttld weer thuis gekregen had. De vaar-
schuwing was maar loos alarm geweest!
KWINKSLAGEN.
Maar é'én.
De trein stopte aan het station, dat zoo
bekend ls oim de heerlijke saucijzenbrood
jes. die er verkocht werden.
Een hongerige reiziger steekt zijn hc
door de opening, van het portier ei
een jongen toe:
,3è ventj©, baal me eens e©n saucijzen.'.'
broodje, en koop er dan ook een voor j/l
zelf: hier heb je veertig cent"
Een .paar minuten voor de trein ren
trekt, komt de jongen, bijtend in eed
saucijzenbroodje terug en den reiiigir
twee dubbeltjes overhandigend, zegt li jj:
„Spijt me wel mijnheer, maar ze haddal
er maar één."
Op z'n plaats gezet.
Het drama was uiterst spannend, naur
de praatgrage jonge man had het al nesr
gezien. Én, zooals tot groote er#rnis
van de omi hem heen zittenden, iioaüi
sohouwiburgebezoekers wed meer floem,
kondigde hij aan zijn dame, op virïj lilden
toon, telkens aan, wat er zou komm, eo
hoe grappig het zou zijn. Dat soheel zijo
manier om zijn meisje te onderhoudin.
Eindelijk zei hij:
„Heb jij wel eens geprobeerd net Je
ogen dicht naar een tooneelstuk te lui-
teren? Je kan je niet voorstellen hts gtk'
of dat is."
Een oudere heer, die vlak voor hen zofc.
keerde zich om en vroeg:
„En hebt u wel eens geprobeerd net
uw mond dicht naar een tooneelsfuk te
luisteren.'"
Corry Brens.