Natuur en Techniek
'n Greep ven dit en dat
VOOR 0! VROUWEN
I
1
mmmm
i
VELSCHILLENDE OPINIE'S OVER
iiEN ZOEN.
I» slecht voer het bloed.
DE VERHOUDING VAN TONEN
EN KLEUREN.
Do geestverwantschap tusschen tonen
en kleuren in die beteekenis, dat wij
aan zekere tonen en geluiden, bepaalde
kleuren of lichtindrukken verbinden
beginnen voor veleu reeds bij de meest
eenvoudige elementen van muzikale uit
drukking, bij enkelvoudige tonen, hetzij
gezongen of instrumentale, en bij de klin
kers der stem. Voor vele menschen heeft
iedere klinker zijn eigen kleur, die dan
door de bijkomende consonanten dikwijls
nog een eigenaardige, bepaalde nuance
krijgt.
Pilo merkte op, dat hij do A rood, de
E geel, de I wit, de U zwart zag en
slechts de O grauw of kleurloos. Anderen
daarentegen zagen de O geel, de E wit en
de I blauw.
De Engelschman W. S. Collmann stelde
bij zichzelf vast, dat hij bij bepaalde tonen,
klinkers, noten, of bepaalde muziekinstru
menten, doorschijnende, vaak zeer prach
tige kleurindrukken had. Dat de klank
van verschillende muziekinstrumenten bij
vele personen bepaalde licht- en klenr-
auggesties veroorzaakt, ls zeer vaak be
tuigd. Voor velen is de harp toon wit, de
viooltoon blauw, de klank van blik rood,
de fluittoon geel, en de orgeltoon zwart
De componist Joachim Raff gevoelde de
fluit als azuurblauw, de hobo geel, de
hoorn groen, de trompet scharlakenrood,
en de klarinet donkergrauw. Van Franz
Liszt wordt verteld, dat hij als orkest-diri
gent de muzikanten in actie niet zelden de
aanwijzing heeft gegeven: deze of gene
plaats meer blauw, of meer rood te spelen.
In het jaar 1805 liet een zekere Wal-
lace Remington in Londen, in aansluiting
aan een door Des Esseintes geuitte ge
dachte, een orgel bouwen, waarvan iedere
toets in verbinding stond met een electri-
sche lamp, waarin bijzondere kleuren aan
gebracht waren, welke alle, naar het gevoel
van den maker nauwkeurig overeenkwa
men met den betreffenden toon. „Speelde"
dit (accoustisch-stomme) orgel, dan werd
op deze wijze de phonetlsche melodie in de
chromatische, de hoorbare in de zichtbare
overgebracht.
Daarbij kwam hij tot de eigenaardige
ontdekking, dat Wagner overwegend in
het purper, Mozart in het hemelsblauw,
Meljerbeer in het violet, Massenet ln het
geel, Leoocq in het scharlakenrood gecom
poneerd hebben.
DE IWAN ROEBEL.
Na dien val van Iwan „de verschrikke»-
lijke" (1G84) zou de herinnering aan zajjn
regeering heeleanaal worden uitgewisoht.
Het werd o.a. op straffe des doods ver
boden om geldstukken met de beeltenis
van den wreedaard ln zijn bezit te heb
ben of uit te geven. De overtreding van
dit verbod moest een Duitsehe handwer
kersgezel streng boeten. 'Bij zijn afreis
uit Kroonstad werd hem door de tol
beambten gevraagd of hij geen zilvergeld
bij zich had- De jonge man antwoordde,
dat hij slechts enkel© roebels bij zich had.
Ongelukkig bevond zich onder zijn geld
een Iwan roebel. Dadelijk werd hij ge
vangen genomen en al zijn verzekerin
gen. dat hij met de bepalingen van dat
geld niet op de hoogte was, mochten niet
baten, HJJ mocht blij zijn, dat hij' niet ont
hoofd, doch levenslang naar Siberië ver
bannen werd.
DB LANGE NAAM.
Een Spaan sch edelman reisde door
Zuid-Frankrijk, maar was door onbekend
heid mot de streek den weg kwijt geraakt.
Eindelijk to middernacht kwam bij aan
©en eenzame herberg. Hij klopte. Na kor
ten tijd werd een luikje opengedaan.
„Wie is daar?"1 riep iemand mat 'n zwa-
ren stem.
„Ik ben," zei de Spanjaard, „Don Juan
Pedro Hermande*, RodrJgues de Villa-
ÏJév», 'tméê de Mslafra, Oallero de San
tiago y d'A.cankra".
„Het spijt mij," klonk het van binnen,
„maar lk héb geun kamers genoeg om al
die hoeren te huisvesten", en dicht ging
het luikje.
ONS HORLOGE.
De verjaardag die ons uit onze jeugd
het langst in herinnering is gebleven ls
wel die, waarop onze ouders ons met een
horloge gelukkig maakten- Reeds lang
van te voren popelt het hart van iederen
knaap van verlangen om ook eindelijk
zoo'n kleinood te bezitten is hem (lat
geluk eindelijk beschoren, dan is hij den
koning te rijk. leder oogenblik moet hij
zien hoe laat het ls, telkens wordt het
wonderlijke instrument met welgevallen
bekeken en betast, telkens moet hij op
zijn zak voelen om te oontroleeren of zijn
bezitting er noig wel is en trots oh als een
pauw loopt hij rond met een ketting op
zjjn borst, die aan iedereen verkondigt
dat hij een horloge bezit Helaas bevindt
zich het kleine kunstwerk meestal bij)
den knaap niet in veilige handen. Spoe
dig komt bij hem den drang het horloge
iedere vijf minuten op te winden, of wel
het binnenin te bekijken, wat meestal
eindigt met het mishandelen van het
teere uurwerk. Doch den knaap is zulks
alleszins te vergeven. Eirger is het echter,
dat zoovele volwassenen niet met een hor
loge kunnen omgaan. Het zakuurwerk is
werkelijk een meer dan trouw en betrouw
baar instrument en weigert gewoonlijk
alleen dan, wanneer ten slotte het teere
mechanisme door onverstandige behande
ling van den bezitter zooveel te lijden heeft
gehad, dat het hem onmogelijk is, langer
zijn plichten te vervullen.
Ik verzeker u dat onze horlogemakers
heel wat minder te doen zouden hebben,
als de menschen wat voorzichtiger met
hun tiktak loerden omgaan. Hoeveel
mensohen winden hun horloge op tijd
eigenlijk op? De meesten bemerken ge
woonlijk tot hun schrik, dat het is blijven
stilstaan en eerst dan wondt het weer
haastig opgewonden 1 Dat komt het uur
werk heusoh niet ten goede! Ook ls bij
voorbeeld zeer verkeerd het horloge des
nachts op een koud marmeren waach-
tafelblad te leggen, terwijl het toch over
dag; rechtop in het vestzakje in een warme
omgeving hangt.
De voorkeur verdient het, het uurwerk
op te hangen tegen een zaohten achter
grond. Hangt men het vrij op aan een
haakje, dan geraakt het door het loopen
van het uurwerk gewoonlijk ln een kleine
slingerende beweging, en dat is verkeerd.
Regelmatig opwinden op een vasten
tijd is een behoud voor het horloge en
weigert het, breng het dan naar den hor
logemaker ter reparatie, maar ga niet
zelf met grove gereedschappen aan de
teere fijne radertjes knooien.
BUREAUCRATISCH.
Voor enkele jaren liepen eens in
Spanje twee treinen op elkander, bij
welk ongeluk eenige personen gedood en
gewond werden. Men telegrafeerde naar
't naaste station om geneeskundige hulp
en de dokter ter plaatse was direct be
reid om zich naar het tooneel van de
ramp te begeven- Maar toen hij aan 't
station kwam om met den eersten den
besten trein te vertrekken, weigerde de
chef hem mee te laten gaan, want het
was een goederentrein, die geen passa-
'ers mocht vervoeren, tenzij' als gelei-
era van „levende waar". Fluks kocht de
dokter van 'n dichtbij wonenden boer
een kip en als geleider van dat dier
mocht hij de reis meemaken om op de
plaats des onheils zijn hulp te brengen.
Voor mooie normale lichamen is het
inmiddels een prachtlijn. Hoewel er ge
lukkig van dunne tailles geen sprake is,
wordt toch de natuurlijke lijn van het
lichaam veel meer gevolgd bij het nieuwe
toilet. Welke vorm ook gekozen worut
voor een japon, altijd gaat de lijn dicht
g1'
KLEINE WIJSHEDEN.
Er ls velerlei geluk op aarde, maar
liefde en trouw gaan boven alles.
BABBELUURTJE OVER MODE.
De stijl dér moderne avondjapon.
Wanbof.
Logica.
DE SLAPENDE PRINS-
I
„Woont ge hier alleen, goede vrouw?"
vroeg de Koning.
nY
me
d«
J.
Een druk vau vier lippen
En een smakkend geluid
li de kus die men geeft
Aan zijn aanstaande bruid.
Zoo leest men nog altijd
In een woordenboek,
Is een zoen 't voorteeken
Van een huwelijksaanzoek.
Een balcvlsch van achttien
Zegt mij altijd na:
Een zoen is nog fijner
Dan een stuk chocola.
Een dokter zegt echter:
Een zoen is niet goed,
Brengt over bacteriën,
Een goede fijnproever
Zegt: Een zoen ia iets,
Dat altijd naar meer smaakt
En toch is het niets.
Want ik leerde al jong reeds,
Dat zoenen zijn stof,
Na zoenen volgt meestal
Een vrees'Hjke sof;
Want na een paar zoenen
Ben je heel snel verloofd,
En wie weet wat je dan wel
Voor een kool wordt gestoofd.
J. F. J. VIJVERS.
B.
de
„Bezint eer gij begint". Maar bezint niet
zóó lang dat ge niet begint.
Maak, dat gij een gezond lichaam hebt,
dat vreugde schept in genot en in arbeid;
oefen het, maar overspan het niet, noch in
genot, noch in arbeid.
Fortuna komt steeds onverwacht.
Halve waarheden zijn erger vijanden
van de waarheid, dan dwalingen.
Men moet trachten wijs te worden zon
der schade en schande.
Geduld ls een kruid, dat niet gevonden
wordt in den hof der jeugd, maar wel in
den tuin des ouderdoms.
Het geweten ls als duizend getuigen.
Dwalen ls menschelljk, maar niemand
bekent gaarne dat hij gedwaald heeft.
langs de taille. Hieruit volgt logischer
wijs vanzelf, dat de rok naar onder wij
der uitloopt. Indien er geen klokrok of
strooken zijn, dan worden er toch wel
plooien aangebracht; een gladde rok zal
men zoo licht niet meer zien aan 't avond-
't Staat nu vrijwel vast, dat de zooveel
jaren geduurd hebbende „recht" vallende
japon heeft afgedaan. En dat wel tot
groot verdriet van velen, want het is juist
deze rechte vorm geweest, die maakte, dat
bijna iedere figuur er goed gekleed uit
kon zien. Voor iedere figuur was wel
iets te bereiken dat de gestalte op z'n
gunstigst deed uitkomen
We zullen echter hopen, dat de nieuwe
stijl aan de minder begunstigden wat
figuur betreft ook wel eenige kansen
wil geven.
toilet. Toch ziet men bij de gelanceerde
modellen er nog wel hier en daar een ver
schijnen met een zeer nauwsluitend japon
netje aan. Zij hebben dan op de één of
andere manier ergens een ruime valling
van klokkende slippen of lange punten.
Het is te hopen voor hen, die volstrekt
niet houden van ruime en wijde rokken,
dat de<:e nauwe modellen gehandhaafd
blijven naast de vele wijden. Het derde
model van onze teekeningetjes is er nog
een van de laatste collectie, waaruit men
dus kan opmaken, dat het nog veilig te
dragen is. 't Was.een toiletje van steeds
breeder wordende zoomen van crêpe geor-
gette. Deze zoomen waren vastgehecht op
een satijnen onderjurk. Van deze zeer
soepele satijn was ook de groote „val"
achter op den rok gemaakt. Om de len
denen was het iets aangesloten en overi
gens viel het vrij recht.
Het eerste model echter is het uitge
sproken nieuwe type. Dit is het z.g.n.
princesse-model: tamelijk lang nauw aan
sluitend, maar dan onderaan in zeer ruime
klokken of klokpunten eindigend en voor
al niet te vergeten, achter veel langer dan
voor. Ons model was gemaakt van crêpe
romain en de groote schouder- en borst-
pas was geheel geborduurd met fijne glas-
en parel-figuurtjes. Op den rug is deze
pas gesloten met een groote strik van het
zelfde materiaal.
Het tweede model vertoont het andere
type, n.1. het gesloten lijfje dit is toe
vallig tamelijk lang, maar ze zijn er ook,
maar net even over de taille heen met
een aangezet rokje. BH ons model bestaat
de rok uit vijf in blokvorm gesneden
strooken, welke ieder voor zich achter be
duidend langer zijn dan voor, zoodat de
onderste strook achter bijna den grond
raakt en maar net over de knieën hangt.
Ook bi) dit toilet wordt achter een slip van
dezelfde stof gedragen.
Corry Brem.
Jansen: „We komen vanavond een vi
site bij je maken, Dirksen".
Dirksen: „Schitterend idee. Maar zeg,
laat je vrouw niet dat nieuwe costuum
aantrekken, ik heb niet graag, dat mijn
vrouw dat ziet".
Jansen: „Alle menschen! En daar komen
we juist voor!"
Een oude man kwam het kantoor eener
verzekeringmaatschappij binnen en zei,
dat hij zijn leven wilde verzekeren.
Heel beleefd werd hem naar zijn leeftijd
gevraagd en de man antwoordde, dat hij
negenentachtig jaar was.
„Maar mijnheer, u zult toch wel begrij
pen, dat wij iemand van dien leeftijd niet
meer kunnen verzekeren".
„En als ik nu eens vijftig was geweest?"
„Ja, dan dat zou natuurlijk wat an
ders zijn".
„Maar mijnheer", antwoordde toen de
oude man, „ik heb de sterfte-tabellen na
gezien, die door uw eigen maatschappij
zijn uitgegeven en daar* vond ik in, dat er
dubbel zooveel menschen sterven op 50-
jarigen leeftijd als met negen-en-tachtig.
Me dunkt dus, dat ik een goede kans voor
u zou zjjn".
(Slot).
„O zeg me, lieve fee, op welke wijze",
riep de kluizenaar uit. „Hoe kan ik den
Prins uit zijn slaap doen ontwaken?"
„Dat kunt gij niet doen", antwoordde de
boschfee. „Slechts door de tranen van een
werkelijk onbaatzuchtig meisje kan hij
gewekt worden!"
„Heb dank, lieve fee", antwoordde de
kluizenaar. „De slaap van den Prins zal
zeker niet lang duren!"
De fee glimlachte fijntjes en was plot
seling verdwenen.
Nu zorgde de kluizenaar, dat de Prins
in een gemakkelijke houding lag. Daarna
klom hij met veel moeite op het paard,
reed het bosch uit en begaf zich op weg
naar het paleis van den Koning, wien hij
alles vertelde, wat er gebeurd was.
De Koning dankte den goeden ouden
man en liet een kamertje voor hem in orde
maken, waar hij in volmaakte rust zijn
laatste levensdagen zou kunnen door
brengen.
Onmiddellijk werd in het heele rijk be
kend gemaakt, dat de Prins in de hut van
den kluizenaar in tooverslaap gevallen
was en dat hij daaruit slechts gewekt kon
worden door de tranen van een werkelijk
onbaatzuchtig meisje.
Dienzelfden dag nog trokken drommen
jonge meisjes naar het groote woud in de
hoop, dat hun tranen den Prins zouden
wekken. De Koniim had de hut door een
lijfwacht doen omringen en dat was maar
goed ook, want de jonge meisjes kregen
al spoedig ruzie over de vraag, wie het
eerst haar geluk mocht beproeven. De sol
daten van de lijfwacht zetten de meisjes
in een lange, lange rD„ waarvan je het
eind tusschen de boomen door niet kon
zien en daarna werden ze een voor een ln
de hut toegelaten, om vijf minuten lang te
3robeeren, den Prins door hun tranen te
wekken.
Veel van de meisjes hadden moeite
eenige tranen te persen, daar ze geen wer
kelijk verdriet hadden, doch alleen angstig
afwachtten of de Prins zou ontwaken, in
de hoop, dat hij haar dan uit dankbaarheid L
zou huwen. Andere meisjes schreiden wel-
iswaar heusche tranen bij het zien van j'
den schoonen Prins, die zoo wreed betoo-1
verd was, maai- ook zij hoopten toch, dat
de Prins haar op koninklijke wijze zou be-
looneu voor heur tranen.
Elke vijf minuten sloop weer een teleur-
i gesteld meisje weg, nagestaard door de
wachtenden, die allen voor zich hoopten
gelukkiger te zijn. Zoo verstreek een heele
dag en nog een en nog een, een week, ja,
een maand en er konden in het koninkrijk
niet veel meisjes meer over zijn, die niet
beproefd hadden den Prins' te wekken.
Doch Dulco sliep nog steeds.
De kluizenaar had langzamerhand be
grepen waarom de fee zoo fijntjes geglim
lacht had: zli kende de meisjes zeker
beter dan hij. De Koningin werd ziek van
verdriet en de Koning reisde zelf zijn
gansche koninkrijk af om overal te zoeken
naar een meisje, dat nog niet bjj den Prins
geschreid had, doch al zijn moeite was
vergeefsch: er was in zijn land niet één
onbaatzuchtig meisje te vinden, dat haar
geluk niet beproefd had. De meisjes
schaamden zich allen wel, maar och, de
Koning begreep zoo best, dat elk meisje
graag met een Prins wilde trouwen en dan
nog wel zoo'n Prins als Duloo, zijn mooien,
lieven Dulco, die zijn nieuwsgierigheid
zoo zwaar gestraft zag.
Moedeloos keerde de Koning in zijn
paleis terug, waar hij den kluizenaar zijn
wedervaren vertelde.
Toen de Koning uitgesproken had,
vroeg de kluizenaar: „Sire, is het eeu
ouden man vergund u een raad te geven?",
waarop de Koning antwoordde: „Maar na
tuurlijk, goede vriend. Alles wil ik pro-
beeren, om mijn zoon te bevrijden!"
Nu sprak de kluizenaar: „Sire, u moet
uw zoon niet laten bewaken door een
groote koninklijke lijfwacht. Niemand
moet vermoeden kunnen, dat de slaper een
prins is. Dan moet iemand als een arme
man vermomd op reis gaan en eik üieisje,
uut üjj ontmoet siueeken, mee ie gaan, om
'jii ziejveu zoon ie neipeu. >.ie uan mee
gaat doet het uit louter medelijden en niet
uit baatzucht. Wellicht, dat een of ander
meisje denkende, dat de schoone jonge
man reeds gestorven is, uit medegevoel
tranen schreit en zoo den Prins wekt."
Deze raad scheen den Koning niet
kwaad en weer toot» hij op weg, nu als een Wl
arme man vermomd. Hij liet zjjn zoon ost
slechts door één man bewaken, die bevel r$
kreeg, zich te verschuilen, als er iemand
naderde. Vele dagen zwierf de Koning ('Ws
rond, elk meisje dat hij ontmoette, vragend t iSlt
met hem mee te gaan, om zijn zieken zoon
te helpen, doch de meisjes antwoordden
niet of onvriendelijk of durfden niet met
een man mee het bosch in te gaan. Ein
delijk bereikte de Koning een groote heide
dicht bij de grens van zjjn rijk. En op die
heide zag hij een hutje. De Koning liep
er heen, om te zien of het bewoond was
en vond er een bejaarde vrouw, die hem
vroeg, wat hij wenschte.
„Neen, beste man", antwoordde de
vrouw. „Mjjn dochter haalt juist onze geit
J
4
•dai
i
van de weide daarginds bij het moerasje.
Hebt ge honger of slaap? Onze woning en
voedsel staan tot uw beschikking".
„Neen, vrouw, dat is het niet wat ik
zoek. Ik zoek hulp voor mijn zieken zoon.
Zou uw dochter hem willen verplegen?"
„Natuurlijk, beste man. Zie daar komt
zjj aan. Ik zal het haar vragen".
De Koning zag een meisje naderen, dat
een geit aan een touw meevoerde. Het
meisje was barrevoets en droeg, slechts
een ruw grauw kleedje, doch dit deed geen
afbreuk aan haar schoonheid en lieftallig
heid. Ze was dadelijk bereid met den Ko
ning mede te gaan, om zijn zieken zoon te
verplegen. Onderweg babbelde het lieve,
eenvoudige kind honderd uit met haar
metgezel. De Koning wist er op handige
manier achter te komen, dat het meisje
nooit van Prins Dulco gehoord had en dat
zij dus ook nooit in de kluizenaarshut in
het woud geweest was.
Toen beide reizigers eindelijk de hut
bereikten, vonden ze den zoogenaamden
zieke in diepen slaap.
Het meisje begon de hut op te ruimen
en zorgde voor een éenvoudigen maaltijd,
telkens kijkend naar den slaper. Toen de
avond viel en Dulco nog niet ontwaakte
zeide het meisje tot den Koning, dat hij
moest gaan rusten, terwijl zij bij den zieke
zou blijven wpken.
De Koning, doodelijk vermoeid door de
ongewone voetreis, viel dra ln slaap, ter
wijl het meisje uit de heidehut waakte,
ongerust over den ongewonen diepen slaap
van den armen jongen man. In de stilte
van den nacht nam haar onrust voortdu
rend toe en t^fen den ochtend trachtte zij
Dulco te wekken, wat haar natuurlijk niet
gelukte en plotseling begon het meisje
uit de heidehut zachtjes te schreien. Nog
eens hoog zij zich over den Prins en
snikte: „Och, word toch wakker. Je
moogt niet sterven. Je arme vader is zoo
verdrietig. En ik.... ik houd van je!"
Daar drupten een paar tranen op het ge
laat van den Prinsplotseling opende
Dulco de oogon en keek in het schoone
gelaat van het arme meisje.
„Wie ben je en waar ben ik?" riep hij
uit.
De Koning ontwaakte en was o zoo ge
lukkig Dulco wakker te vinden.
Plotseling herinnerde Dulco zich alles.
Hij schaamde zich diep en vroeg zijn vader
vergiffenis voor het schenden van zijn
belofte.
De soldaat van de lijfwacht werd in al
lerijl naar het paleis gezonden, om de Ko
ningin het heuglijke nieuws te vertellen
en spoedig daarna werden de Koning en
de Prins gehaald. Het heddemeisje wilde
stilletjes wegloopen, doch de Prins bielu
haar tegen en verklaarde, dat hij met nie
mand anders dan haar wilde huwen.
Jullie begrijpt, dat de Koning °nni'£
delljjk zijn toestemming gaf en heel .bUJ
was, dat zjjn zoon op deze manier het Hel
ste meisje uit het heele rijk tot zijn
Prinses maakte.