'ti Greep van dit en dat
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van Zaterdag 21 September 1929
401.
DE INNEMING VAN MEDEMBLIK.
Een „belangrijke stad".
Hoe weinigen dergenen, die het stille
afgelegen Medemblik bezoeken, geven er
zich rekenschap van dat dit nu in verge
telheid verzonken plaatsje met zijn schil
derachtige slot, welks tinnen zich boven
den Zuiderzeedijk verhoffen, in de laat
ste helft der 16e eouw naast Hoorn on
Enkhuizen tot „de voornaamste steden
van het Noorderkwartier" werd gerekend.
Al nemen beide laatstgenoemde steden
een belangrijker plaats in, toch mag ook
Medemblik niet over het hoofd worden
gezien. Tot in 1572 bleef het in handen
der Spanjaarden, die er een vrij sterke
bezetting onder den slotvoogd Cornelis
van Rijswijk handhaafden.
Den 20sten April van genoemd Jaar
echter benoemde de Prins van Oranje te
Dillenburg bij een commissiebrief, waar
in hij o.a. zegt: „Alsoo het Godt almagtig
ten leste belieft heeft in onse handen te
stellen de steden Enkhulzen, Medemblik
ende Hoorn, met voort d'andere steden
en vlekken in Waterland (Noord-Holland)
gelegen ende met hetgene des daer aan
kleeft", Jonker Diederyck van Sonoy tot
zijn „luitenant ende gouverneur van de
steden Enkhulzen, Medemblik en Hoorn,
enz." Deze benoeming getuigde wel van
groot vertrouwen in do toekomst uango-
zien op dit tijdstip alle drie in den com
missiebrief genoemde steden zich nog
onder Spaansch beheer bovendon.
Het vermoeden ligt echter voor de
hand dat de Prins niet onkundig was van
hetgeen er in Westfrieslandt broeide;
want reeds den 21sten Mei daarop wierp
Enkhuizen het Spaansche juk af, en plant
te het Oranjevaandel op wallen en poor
ten. Spoedig werd de stad bezet door een
500-tal watergeuzen uit Emden. later aan
gevuld, door krijgsvolk uit Den Briel,
door Lumey gezonden.
Den 2den Juni arriveerde Jonker Die-
derick van Sonoy en werd krachtens zijn
door den Prins van Oranje geteekenden
lastbrief als diens stadhouder over het
Noorderkwartier erkend. De overgang
van een in dien tijd zoo belangrijke stad
als Enkhuizen was een groote aanwinst
voor Oranje en werd "met vreugde be
groet. Hoorn, Enkhuizen, Medemblik
vormden echter eèn soort Trlumfaat, on
het was daarom van het grootste gewicht,
zich ook van de beide andere steden
meester te maken. Een groot gedeelte van
de bevolking van het Noorderkwartier,
goed katholiek, was nog steeds Spaansch-
gezind en legde weinig neiging aan den
dag, de zijde, van den Prins te kiezen. Er
waren in „De Streek" meerdere plaatsen
die voor alle voorstellen doof bleven, en
elke poging tot omverwerping van het
Spaansche bestuur met geweld van wape
nen dreigden te keeren. Zoo hadden de-
burgers van Grootebroek den toegang tot
de Streek met een poort afgesloten en
verhinderden de huislieden van Enk
huizen zioh van mondvooraad te
voorzien, zoodat men ten laatste
genoodzaakt was, vanuit deze stad
tegen de Grootebroekers op te
trekken. Een aantal gewapende bur
gers, versterkt door krijgsvolk alsmede
vijf vaartuigen met bootvolk en geschut
voorzien, namen aan deze expeditie deel.
De poort was spoedig in puin geschoten
en de Grootebroekers sloegen op de
vluoht. Zij schijnen door deze les alle ver
dere plannen tot een hongerdood-blok-
kade van Enkhuizen te hebben opgegeven.
Dit was echter een onderneming van
meer ondergeschikt belang. Sonoy, bo-
dacht op het het uitvoeren van zijn in
structie luidende dat hij „naar luidt syner
commissie, syn beste sal doen, om allen
ende yegelycken steden Enkhuizen, Me
demblik ende Hoorn en andere steden
ende vlekken in Waterlandt gelegen te
verlossen van de slavernye eüde tyran-
nye, daer sy tegenwoordelyck inne syn,
om die wederom te brengen ende te res-
titueeren tot houre oude Vrijheden, Rech
ten, Herkomen, ende Privilegiën", tracht
te aanvankelijk langs vreedzamen weg
Medemblik met zijn goed versterkt, door
Floris V in 1289 gesticht slot, te bewe
gen de zijde van den Prins to kiezen.
De slotvoogd echter, Corneiis van Rys-
wijk, scheen vastbesloten de hem toever
trouwde voste krachtig te verdedigen, ter
wijl de burgers van Medemblik niet met do
Enkhuizor onderhandelaars tot een gun
stig resultaat konden komen, omdat vol
gens de „Olironyk van Medemblik" dezon
luntste „onmogelijke dingen" begeerden.
Inziende dat hij langs vreedzamen weg
zijn dool niet zou bereiken, besloot Sonoy
eindelijk stad en slot met geweld te be
machtigen. Twee vendels Enkhuizer bur
gers, onder de hoplieden Kroes en In
't Hof, bonevens twee vendels soldeniers
onder den bekenden Ruyckhuver en Oa-
biljauw, werden met deze opdracht be
last. Teneinde eohter zoo mogelijk bloed
vergieten te voorkomen legerde Ruyek-
haver zjjn troepen bij Wervershoofd
(Werversjhoef), op een'goed uur afstand
en zond vandaar een brief (welke nog in
het Medemblikker archief moet berusten)
waarin hij niet onbeleefd doch zeer be
slist stad en slot opelschte. Tot eenlg
antwoord echter versterkte de slotvoogd
de bezetting van het kasteel met een aan
tal gewapende burgers uit Medemblik en
mahkte zich tot krachtlgen tegenweer ge
reed. De verovering der sterkte zou onge
twijfeld zware offers hebben gekost en de
goed zaak ton zoorste hebben geschaad,
want de strijd ging hier nu niet tegen
Spanjaarden of betaalde huurlingen, doch
tegen medeburgers, landgenooten, die
voor Oranje moesten worden gewonnen.
In dezen toestand nam Ruckhaver zjjn
toevlucht tot een middel, dat met afschuw
door alle weidenkenden wordt veroor-
nordeeld; hij deed namelijk voor zijn op
het slot aanrukkende troepen een groot
aantal kinderen plaatsen, die hij uit de
onvordodigde stad had gelicht. Wat hij
verwachtte geschiedde: do Medemblikker
burgers, die zich binnen het slot bevon
den, weigerden op dit gezicht niet alleen
to vuren, waardoor zij eigen vrouw on
kind zouden hebben gedood, doch nood
zaakten ook de rest der bezetting do wa
penen neer te leggen, en de slotvoogd zag
zich gedwongen het kasteel zonder slag
of stoot over te geven. Dra wapperde liet
Oranjevaandel van wallen en torens en
werd Gabiljauw tot gouverneur der stad
aangewezen. Zonderling genoeg werd de
«lotvoogd Oornells van ltyswyck ln zijn
functie gehandhaafd, hoewel zijn Spaan
sche gezindheid voor niemand een ge
heid was. Hij heeft echter tot nun zijn
dood in 1580, zonder aanleiding gegovon
to hebben zijn trouw aan de goedo zaak
to betwijfelen, zijn ambt bekleodon.
B.
den; de man word onrustig en maakte
een "eigenaardige beweging achterwaarts
met het hoofd, tikte toen plotseling zijn
overbuurman aan en met zeer veel moeite
vroeg hij:
„M..m..mijnheer, i3 d..d..dit pie..
pie.Piet Gyzenbrug?" Ik beet op tmjjn
lip om niet te stikken van het lachen; on
willekeurig daoht ik bij IJje..pie..plet
aan een kanarievogel.
De aangesprokene zweeg, scheen hem
echter met een „neen" schuddende hoofd
beweging gerustgesteld te hebben^ want
kalm bleef de man thans zitten.
BJj Lisse herhaalde zich hetzelfde too-
neel, en ook thans scheen dezelfde hoofd
beweging van den nog altijd lezende buur
man te helden.
Toen ik bij het naderen van Piet-Gy-
zenbrug den man weer de mij reeds be
kende hoofdbeweging zag maken, besloot
ik ditmaal tusschenbeide te komen.
„Mijnheer!" (ik had moeite mün lachen
niet te houden! sprak ik hem toe, „hier
is Piot-Gyzenbrug, hier moet u uitstap
pen".
„Da..da..dank u w..w..wel", was het
antwoord.
Nadat de man was uitgestapt, nam ik
zijn plaats in en nam mijn overbuurman
wat nauwkeuriger op, ik zag dat hij „De
Oourant" las, alzoo was hij dus geen
vreemdeling, zooals ik eerst dacht.
„Wat een stakkerd!", begon ik lachend.
Hij keek mij even aan zonder te ant
woorden.
„U durfde zeker niet te antwoorden,"
vorvolgde ik, „omdat u misschien bang
was in lachen to zullen uitbarsten, het
was ook zoo koddig, dat Pie..pne.
Piot Gijzenburg."
Verschrikt zweeg ik echter, want plot
seling zag ik ook hém hot bekendo ach-
terwuurtsche hoofdbeweginkje maken on...
„D.d.dacht u, d.d.dot ik
op m.ra.mijn k..lc.kop w.
wou kr.,.. kr.... krtjgen," stotterde
hij nog erger dan de uitgestapte collega.
Het duurde heel lang alvorens het lachen
aan oiih tafeltje ophield.
O.
EEN TREINAVQNTUUR.
Een zeldzame ontmoeting.
Op een warmen zomermiddag zat ons
bitter'clubje op het terras van het beken
de café „Het Gouden Hoofd" op de Groen
markt te 's-Gravenhage, toen ik in een
der binnenkomende heeren onzen ge-
zamenlijken vriend Jan van Stapel her
kende.
„Hé, Jan", riep ik hem toe. Met uitge
stoken hand kwam hij ons begroeten. Het
sprak vanzélf dat hij aan ons tafeltje
plaats nam. „Zeg Jan, hoe staat hot tegen
woordig met de geurtjes?" vroeg een
onzer.
„Ach kerel, wat zal ik je zeggen", was
zijn antwoord, „zoo goed als het vroeger
ging, is het tegenwoordig natuurlijk niet
meer; maar 'ik heb toch niet te klagen,
vandaag maakte ik zelfs zulke goede
zaken, dat ik een rondje geef. Jan van
Stapel was n.1. vertegenwoordiger van
een parfumeriefabriek.
„Aanneifien, kerel, kellner bedoel ik!
wat gebruiken jullie lui?" vroeg hij vroo-
lijk.
„Bier!" antwoordden wij in koor. Toen
't bestelde gebracht werd, dronken wij
„ad fundum" op zijn gezondheid.
„Ben je met deze ontzettende hitte nog
op reis geweest?" vroeg ik.
„Ja vriend, ik moest helaas wel, tegen
woordig moet men er vlug bij zijn om wat
te verdienen. Vanmorgen nam ik de
vroegtrein naar Amsterdam, ik had -toen
geen buitengewone last van de hitte; op
de terugreis moest ik echter in'Warmond
afstappen, zoodat ik genoodzaakt was den
bóemeltrein te nemen. Ik besloot toen
maar eerste klasse harde banken te
nemen, dat broeit niet zoo als die fluweo-
len zittingen weet je". Plotseling brak hij
in oen schatorlaoh uit.
„Zeg wat heb je, is de warmte je in hot
hoofd geslagen?" vroeg een onzer.
„Neen, ik dacht zooeven aan hetgeen
ik vanmiddag in den trein beleefde.
„Vertel op Jan", riepen we allen Tege
lijk.
„Dadelijk, eerst nog een slokje nemen".
„Moet je moed scheppen, ouwe jongen?"
schertste ik. „Hallo! vooruit jé komt er
niet af, hoor!"
„Was ik ook niet van plan", was het la
conieke -antwoord. „Luister", vervolgde
hij.
„Zooals ik je reods vertelde, moest ik in
Warmond zijn; ik nam dus den trein van
2.10 Amsterdam Haarlorti, stapte over in
een bóemeltrein naar Warmond. Het was
niet zoo druk, dat trof ik dus. Binnen
stappende in oen coupé 8.e klasse, zag ik
slechts één reiziger, verdiept ln een cou
rant, bij het raam zitten. Ik nam plaats
aan het andere raam, aan denzelfdon
kant en begon, na liet vertrek van de
trein, óók te lezen. In Vogelenzang kwam
een man, met een pet op ln onze coupé,
een flink werkmanstype, toonbeeld vnn
kracht en plaatste zich vlak tegenover
mi|n lezenaen buurman. Do man scheen
niet vaak gebruik to maken van de
spoorwogen, hij deed althans erg nerveus,
keek strak turend naar buiten, alsof hij
de voorbij vliegende telefoonpalen nauw
keurig tellen moest. Wij naderden Hillo-
gom en de trein begón langzamer te rij
den rekenwonder.
De „American Scientific" verhanlt een
merkwaardig geval van buitengewone be
kwaamheid in het oplossen van reken
kundige vraagstukken bij iemand dio
geestelijk was verstompt en bijna krank
zinnig was. De persoon was totaal blind
en kon berekeningen uitvoeren als de
vlerkantwortel van ieder getal met 4 cij
fers in vier Beconden en een'dordemachts-
wortel van een getal van 6 cijfers in 6
seconden. Hij gaf den derdemachtswor-
tel van een getal 465.484.875 die 775 ls,
in 18 secondes. Men vroeg hem verder
hoeveel graankorrels er ln 64 doozen ge
daan moesten worden als men in de eer
ste 1, in de tweede 2, vier ln de dorde, 8
in de vierde enz. deed. Voor de 14e doos
gaf hij het antwoord 8192 voor de 18e
doos 181.072 voor de 24e 8.888.608 aan
stonds, voor de 48e doos, zijnde het getal
140.737.488.355.828 gaf hij het antwoord in
6 seconden. Toen men hem vroeg de som
van alle korrels uit te rekenen gaf hij nn
45 s. 't antwoord: 18.446.744.078.709.551.615
Zulk een onbegrijpelijk kunnen is des
te meer onverklaarbaar daar do patiënt
vanaf zijn geboorte blind was. Dezelfde
persoon kon den datum van Paschen in
ieder willekeurig jaar uitrekenen en wel
aanstonds wist hij het. antwoord zoowel
voor de Gregoriaansche als voor de Juli-
aansche tijdrekening.
Groote kerken.
De grootste kerk in Europa is de St.
Pieterskerk te Rome. Zij kan 45.000 men-
schen bevatten.
De Dom te Milaan 87.000. St. Paul te
Rome 82.000. De Dom te Keulen 30.000.
Daarop volgen de St. Paulskerk te Lon
den en die van Petroniks te Boulogne,
waar plaats is voor 25.000 personen.
De Aya Sophia te Konstantinopel, de
moskee Sophia, lcan er 23.000 bevatten.
St. Jan te Rome 22.000. Onze Lieve Vrou
wenkerk te Parijs 21.000. De kerk van don
II. Dominlcus te Boulogne 11.400 en van
St. Marcus to Venetië 7.000.
Een vak voor vrouwen.
Op een vergadering van beroepsfoto
grafen, te Westminstor gehouden, deelde
de presidente Mme. Yevonne mede, dat er
niet minder dan 100 vrouwelijke fotogra
fen, te Londen haar eigen bedrijf uitoefe
nen. Een van haar kennissen, zoo vertel
de zij, was dertig jaar geleden met een
klein atelier begonnen en had thans meer
dan 60 assistenten.
Een andere Mrs. Cameron had zulke
uitstekende fotografieën gemaakt,dat deze
ter Illustratie van Tennyson's gedichten
werden gebruikt. Zij had verder verschil
lende vooraanstaande personen als Brow
ning, Carlyle, en Darwin gefotografeerd.
Lord tteading had vóór zün vertrek naar
Tndlë zich laten fotografeeren door Mme.
Yevonne en haar hi1 die gelegenheid ge-
zogd, dat hij er de voorkeur aangaf, door
een vrouw gefotografeerd te worden, daar
dezo veel handiger waren en veel spoe
diger klaar dan de mannen. Fotografee-
ron beweerde Mme. Yevonne ten slotte, is
een echt vrouwelijke bezigheid.
Krom getrokken hout
Krom getrokken hout, bijvoorbeeld
•kcnkenplanken enz. kan imen weer recht
krijgen, door zo 24 uur tussöhen twee
lagen vochtige doeken te leggen. Het hout
neemt juist zooveel' vocht aan, als noodlg
ia om weor don reohten vorm te verkrij
gen.
IIoo ontstaan vlekken ln oude boeken.
De Fransche geleerde Piorre See heeft
de oorzaak gezocht der gekleurde vlek
ken, die oude boeken ontsieren; deze
danken haar ontstaan aan het pigment,
dat door verschillende soorten inferieure
champignons worden afgescheiden. Iede
re vlek bestaan uit twee gedeelten, een
tamelijk donkere zóne, om het middel
punt, die gevormd wordt door de verwar
de champignonsvezels, en 'n bijna kring
vormige zóne, die door de eerste loopt en
die gekleurd wordt door de afscheidin
gen van den champignons.
Weet ge, dat de mooie fijne, zilver-
glanzende parel, die als sieraad in dis
tinctie door niets overtroffen wordt, zijn
ontstaan to danken heeft aan het slechte
humeur en de ergernis van een week
dier?.... De pareloester vindt het een
alleronaangenaamste gewaarwording, in
dien er een of ander hard stukje zand of
steen haar schelp binnenglijdt. Dat harde
stukje hindert en ergert het weekdier, en
bezorgt hem benauwde droomen, die zijn
weekdieren-gestel duchtig schokken. De
binnengedrongen zandkorrel de deur van
zijn nauwe kamertje uitzetten kan hij
niet, en nu weet hij niet beters te doen,
dan er een vernisje over te leggen dat
alle harde hoeken en kantjes afrondt.
Deze harde substantie, waarmee de ver
stoorde oester het' zandkorreltje onscha
delijk maakt, vormt het miniatuur-pijn-
bankje om tot parel.
Tegenwoordig trachten do oesterfok-
'kors, (dierenkwellers die ze zijn) kunst-
motig vreemde voorwerpen ln de oesters
to brengen. De schelpen worden dan eerst
aan oori zekere verhitting blootgesteld,
zoodat de oester naar luoht snakkend,
hnar deurtje opent. En bij verrassing
wordt dan een klein indrlngertje naar
binnen gosohoven, waardeloos on onaan
zienlijk, dat er (zegt men) na ongeveer
een jaar rustons, op het oesterbed weer
als oen kostbaren parel uitkomt
Eucalyptus-olie.
Euoalyptug-olle is een handelsartikel',
waarvan do belangrijkheid steeds toe
neemt. Zo wordt in de geneeskunde meer
on imooir gebruikt bij' keelaandoeningen.
(Het blijkt nu, dat van den Iwom zelve
«oor vele variótleten bestaan. Alleen ln
Australië sohijnon moer dan 200 soorten
voor to komen. Het blijkt nu echter, dal
eigenlijk elke boom weor een andere olie
geel. Terwijl in sommige olio's de Euca-
lyptol (die ook in de Oajcpoetolle voor
komt) de hoofdrol speelt, bevatten andere
meer de bestanddeelen varr de OeJum
Geranii (een vervangmiddel van Rozen
olie). Ook heeft men soorten Eucalyptus
olie aangetroffen, die met succes de plaats
van citroenolie zouden kunnen innemen.
Het is dus wan belang om bij dei voor
bereiding van Eucalyptus-keelpastilles te
zoTgen, dat men olie krijgt van de goede
varietolt, van den boom, anders kan de
smaak en geneeskrachtige werking daar
door verminderen.
Voor arme mllllonalrs.
De „Daily Telegraph" weet mede te
deelen dat er volgens officieele gegevens
in hot afgeloopen jaar in Amerika waren
een persoon met een jaarlijksch inkomen
van een millloen pond sterling, een met
bijna 1 millloen, vier met 600.000 tot
900.000, elf met 400.000 tot 600.000 en
drie-en-dertig mot 200.000 tot 800.000 pond
sterling Inkomen per jaar.
Thans echter verneemt men, dat er een
rijke philantroop te Ohicago bezig is, een
clubgebouw op te richten voor anillloin-
nairs, dio hun nüllioenen op de eon of
andere wijze hebben verloren.
Het lidmaatschap van deze olub zal
niets kosten on men zal er gratis van al
lerlei geriefeüJÜjkheden kunnen profitee-
ren. Zoo zijn er badkamers, slaapkamers,
biljard- en speelzalen, een uitstekend
restaurant, enz.
De eonige voorwaarde voor het lid
maatschap van do candidaatleden is, dat
zij hun geld indertijd op een eerlijke wijze
hebben moeten verwerven en het geheel
buiten hun eigen schuld weer zijn kwijt
geraakt.
De stichter van de club heeft verklaard:
Er worden tal van maatregelen genomen,
om den armen werkman te steunen, maar
niemand' denkt aan den verarmden rijke,
die buiten zijn schuld zijn geld is kwijt
geraakt.
OVER STRENGE WINTERS
GESPRÓKEN.
Betreffond© de gestrengheid van vroe
gere winters lezen we het volgende:
In het jaar 1400 waren alle zeeën in
Noordelijk Europa met ijs bedekt Tien
jaar later bevroor de inkt in de schrijf-
toestellen en was de sterfte onder de
menschen zoo groot, dat talrijke kudden
dieren de bewoonde oorden binnendron
gen, om db lijken op te eten, die onbegra
ven op straat lagen. In 1558 kampeerde
een legerkorps op den dichtbevroren
Donau en verkocht mon in Frankrijk den
bevroren wijn bij het pond. Ten jare 1700
was de koude zoo onuitstaanbaar, dat
planton, menschen en dieren omkwamen,
en de kerkklokken bij 't luiden barstten.
HET VERWIJDEREN VAN
STOFVLEKKEN.
Stof en vuil worden het best uit goe
deren verwijderd door toepassing van oen
mengsel van 10 doelen water on óón deel
geest van salmiak (vliegendo geest).
Wasoht men hot vuilste goed er mede
door on wrijft mom vooral met oonlge
zorg de smerige plekken, dan zal men
verbaasd staan over het verkregen resul
taat.
Ook schimmelvlokkon worden spoedig
doof bovengenoemde bewerking verwij
derd, ofschoon ze meermalen door inwer
king van het zonlilcht reeds verdwijnen,
wanneer men ze gedurende eenlge uren
daaraan blootstelt.
Tob Nooit Hoekje.
HET LEVEN VAN ANDEREN.
Die andoror blijdschap, nnderor
leed als zijn eigen gevoelt, leeft
er duizend, en zal do vrucht van
duizend levens hebben.
Boets.
Terwijl ik het citaat van Beota neer
schrijf, bon ik mij ervan bewust, dat hij
er eigenlijk iets anders mee heen bodoold.
dan ik er ln voel. Beets leefde ln den tijd
voor 80, in den ÜJd van het vaische sen
timent, toen men elkaar ln proza en
poëzie „woenend om don hala viel", toen
men onbaatzuchtig zijn geluk prijs gaf
voor dat van anderen, toen men zoo
prachtig onzelfzuchtig, zoo roln, zoo ln-
fatsoonijjk was. Toen men stierf aan een
gebroken hart en voor de eer van zijn
nanm. We zijn die vaische eerbaarheid
gelukkig ontgroeid. WeAckijken onszelf
een beetje eerlijker en geven toe, dat we
egoïsten zijn, dat óns geluk ons het naaste
ligt. We offeren ons niet meer op, we
„weonon" ook niet met onze vrienden, we
kloppen hen hoogsten vriendelijk op. den
schouder en we probeeren hen te hel
pen. We offeren ons daarvoor niet op, we
verrijken onszelf door te helpen en we
zijn ons dat bewust.
Daarom irriteert het een modern
monsoh ook zoo, als hit van opofferingen
hoort sproken. „Ik heb mij dan maar weor
opgeofferd", zeggen alleen zij, die „edel"
en „interessant" willen lijken. Nee, bet
ons verdiepen in de blijdschap, iu het ver
driet van anderen brengt geen opofferin
gen mee. Als wil do blildsuhap nog kun
nen vermeerdoren, als wij het verdriet
vvut kunnen verzuchten, dan géven wij
niets, dan krijgen wij vreugde en voldoe
ning. En ln hoe ineor levens wij ons ver
diepen, hoe rijker ons eigen loven wordt.
Niet door maar ln het wilde weg mee te
juichen en mee to hullen, nee, door wer
kelijk de vreugden en moeilijkheden van
anderen te leeren kennen.. We voelen dan
het leven om ons in duizend sohakcerln-
gen, we staren ons niet langer blind op
eigen wederwaardigheden, wo gonn het
loven in een heel nieuw lloht zien. Het
is zoo veel grooter geworden, we gaan
vergelijken, we vergelt|kon onze moei
lijkheden met die van anderon, wo
toetsen onze vreugde nap dto van ando
ren. Het wordt óón gehoel. 1'nn uls we
zoo voelen, kunnen wo werkelijk samen
gaan. Dan vloeion onze levens ineen,
we her konnon ons leven in dat van an
deren. Dan helpen we anderen, zooals we
onszelf zouden helpen, omdat we allen in
hetzelfde leven staan. Dan voelen wo ook
de moeilijkheden van anderon mee en we
strijden er even hard tegen als zijzelven.
Het zijn ook onze moeilijkheden gewor
den. Het tranenrijke medelijden verdwijnt
hierbij. De hartworende daden van zelf
opoffering verhuizen naar het land van
den schijn. We klagen niet, maar reiken
elkaar do hand. Wo gaan samen verder.
En in ons groeit het leven, het wordt rij
ker, ruimer. Wij offeren niet, wij ont
vangen.
Dr. JO& DB OOOK.
N. N. te H. Wie de vrijheid liefheeft,
leeft ln gebondenheid, want anders gaai
hij ten gronde aan de excessen, die zijn
vrijheid hem toestaan kan. Wie niet vrij
is, wordt door zijn positie of door de wet-
ton, die de maatschappij geeft mot zach-
ten drang in het gareel gehouden. De
waarachtig vrije staat onder de ijzeren
tucht van zichzelf anders is het spoedig
uit met zijn vrijheid.
Verzonden brieven: Vrager te H.; G. J.
te H.; Schilder te II.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. do
Oock, van Merlenstrant 120, 's-Gravou-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
WAAR KOMT DE BRIL VANDAAN?
Wie de bril heeft uitgevonden is onbe
kend, wel weten we wanneer dp bril op het
woroldtooneel versohenen is.
De eerste bril is waarschijnlijk om
streeks 1285 in Italië uitgevonden on
vandaar over Europa verspreid. In 1488
lezen we reeds ln die kronieken van een
briilemakersambacht. Deze brillcanakers
waren meest reizende Joden, die waar
schijnlijk ook vanuit Italië de bril ver
spreid hebben. Meestal verkochten die
Joden ook nog andere koopwaren, die
met veel geschreeuw werden aangeprezen
Brillenwinkels kende men toen nog niet;
die kwamen eerst veel Mer in de mode,
evenals de z.g. lorgnet jdie tot voor kort
veel meer gedragen werd dan do 'bril.
Don laatsten tijd is echter de bril weer
favoriet gewordon, dank zij de, waar
schijnlijk "wel goede, doch monsterachtige
monturen die uit Amerika ingevoerd wor
den.
DE MISLUKTE TRUC.
De goochelaar gaf eon voorstelling.
Een van zijn trucs was, het doon ver
dwijnen van eon gomerkton rijksdaalder,
terwijl hij midden lusschen het publiek
stond; het kunstje gehikte prachtig.
„De gemerkte rijlcsdaaldor", zei hij
daarop, „bevindt zich nu ln het vestzakje
van dien mijnheer," en lilj wees mot zijh
stokje naar een der bezoekers.
Aller oogen waron nu op dezon bezoe
ker gevestigd, toen hij- op den goochelaar
to es tapte on oenlg wisselgeld uit zijn
vestzakje haaldo, dat hij nem overhan
digde met de woorden:
„Hier baas, heb je wat ik over heb, li
heb twee bier en een sigaar betaald van
dien rijksdaalder, dien Je me vorzocht te
bewaren, tot je er me om vragen zou."
't Juttertje
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
Parolfabrlok.
(Nadruk verbéden).