'ti Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van Zaterdag 21 September 1929 401. DE INNEMING VAN MEDEMBLIK. Een „belangrijke stad". Hoe weinigen dergenen, die het stille afgelegen Medemblik bezoeken, geven er zich rekenschap van dat dit nu in verge telheid verzonken plaatsje met zijn schil derachtige slot, welks tinnen zich boven den Zuiderzeedijk verhoffen, in de laat ste helft der 16e eouw naast Hoorn on Enkhuizen tot „de voornaamste steden van het Noorderkwartier" werd gerekend. Al nemen beide laatstgenoemde steden een belangrijker plaats in, toch mag ook Medemblik niet over het hoofd worden gezien. Tot in 1572 bleef het in handen der Spanjaarden, die er een vrij sterke bezetting onder den slotvoogd Cornelis van Rijswijk handhaafden. Den 20sten April van genoemd Jaar echter benoemde de Prins van Oranje te Dillenburg bij een commissiebrief, waar in hij o.a. zegt: „Alsoo het Godt almagtig ten leste belieft heeft in onse handen te stellen de steden Enkhulzen, Medemblik ende Hoorn, met voort d'andere steden en vlekken in Waterland (Noord-Holland) gelegen ende met hetgene des daer aan kleeft", Jonker Diederyck van Sonoy tot zijn „luitenant ende gouverneur van de steden Enkhulzen, Medemblik en Hoorn, enz." Deze benoeming getuigde wel van groot vertrouwen in do toekomst uango- zien op dit tijdstip alle drie in den com missiebrief genoemde steden zich nog onder Spaansch beheer bovendon. Het vermoeden ligt echter voor de hand dat de Prins niet onkundig was van hetgeen er in Westfrieslandt broeide; want reeds den 21sten Mei daarop wierp Enkhuizen het Spaansche juk af, en plant te het Oranjevaandel op wallen en poor ten. Spoedig werd de stad bezet door een 500-tal watergeuzen uit Emden. later aan gevuld, door krijgsvolk uit Den Briel, door Lumey gezonden. Den 2den Juni arriveerde Jonker Die- derick van Sonoy en werd krachtens zijn door den Prins van Oranje geteekenden lastbrief als diens stadhouder over het Noorderkwartier erkend. De overgang van een in dien tijd zoo belangrijke stad als Enkhuizen was een groote aanwinst voor Oranje en werd "met vreugde be groet. Hoorn, Enkhuizen, Medemblik vormden echter eèn soort Trlumfaat, on het was daarom van het grootste gewicht, zich ook van de beide andere steden meester te maken. Een groot gedeelte van de bevolking van het Noorderkwartier, goed katholiek, was nog steeds Spaansch- gezind en legde weinig neiging aan den dag, de zijde, van den Prins te kiezen. Er waren in „De Streek" meerdere plaatsen die voor alle voorstellen doof bleven, en elke poging tot omverwerping van het Spaansche bestuur met geweld van wape nen dreigden te keeren. Zoo hadden de- burgers van Grootebroek den toegang tot de Streek met een poort afgesloten en verhinderden de huislieden van Enk huizen zioh van mondvooraad te voorzien, zoodat men ten laatste genoodzaakt was, vanuit deze stad tegen de Grootebroekers op te trekken. Een aantal gewapende bur gers, versterkt door krijgsvolk alsmede vijf vaartuigen met bootvolk en geschut voorzien, namen aan deze expeditie deel. De poort was spoedig in puin geschoten en de Grootebroekers sloegen op de vluoht. Zij schijnen door deze les alle ver dere plannen tot een hongerdood-blok- kade van Enkhuizen te hebben opgegeven. Dit was echter een onderneming van meer ondergeschikt belang. Sonoy, bo- dacht op het het uitvoeren van zijn in structie luidende dat hij „naar luidt syner commissie, syn beste sal doen, om allen ende yegelycken steden Enkhuizen, Me demblik ende Hoorn en andere steden ende vlekken in Waterlandt gelegen te verlossen van de slavernye eüde tyran- nye, daer sy tegenwoordelyck inne syn, om die wederom te brengen ende te res- titueeren tot houre oude Vrijheden, Rech ten, Herkomen, ende Privilegiën", tracht te aanvankelijk langs vreedzamen weg Medemblik met zijn goed versterkt, door Floris V in 1289 gesticht slot, te bewe gen de zijde van den Prins to kiezen. De slotvoogd echter, Corneiis van Rys- wijk, scheen vastbesloten de hem toever trouwde voste krachtig te verdedigen, ter wijl de burgers van Medemblik niet met do Enkhuizor onderhandelaars tot een gun stig resultaat konden komen, omdat vol gens de „Olironyk van Medemblik" dezon luntste „onmogelijke dingen" begeerden. Inziende dat hij langs vreedzamen weg zijn dool niet zou bereiken, besloot Sonoy eindelijk stad en slot met geweld te be machtigen. Twee vendels Enkhuizer bur gers, onder de hoplieden Kroes en In 't Hof, bonevens twee vendels soldeniers onder den bekenden Ruyckhuver en Oa- biljauw, werden met deze opdracht be last. Teneinde eohter zoo mogelijk bloed vergieten te voorkomen legerde Ruyek- haver zjjn troepen bij Wervershoofd (Werversjhoef), op een'goed uur afstand en zond vandaar een brief (welke nog in het Medemblikker archief moet berusten) waarin hij niet onbeleefd doch zeer be slist stad en slot opelschte. Tot eenlg antwoord echter versterkte de slotvoogd de bezetting van het kasteel met een aan tal gewapende burgers uit Medemblik en mahkte zich tot krachtlgen tegenweer ge reed. De verovering der sterkte zou onge twijfeld zware offers hebben gekost en de goed zaak ton zoorste hebben geschaad, want de strijd ging hier nu niet tegen Spanjaarden of betaalde huurlingen, doch tegen medeburgers, landgenooten, die voor Oranje moesten worden gewonnen. In dezen toestand nam Ruckhaver zjjn toevlucht tot een middel, dat met afschuw door alle weidenkenden wordt veroor- nordeeld; hij deed namelijk voor zijn op het slot aanrukkende troepen een groot aantal kinderen plaatsen, die hij uit de onvordodigde stad had gelicht. Wat hij verwachtte geschiedde: do Medemblikker burgers, die zich binnen het slot bevon den, weigerden op dit gezicht niet alleen to vuren, waardoor zij eigen vrouw on kind zouden hebben gedood, doch nood zaakten ook de rest der bezetting do wa penen neer te leggen, en de slotvoogd zag zich gedwongen het kasteel zonder slag of stoot over te geven. Dra wapperde liet Oranjevaandel van wallen en torens en werd Gabiljauw tot gouverneur der stad aangewezen. Zonderling genoeg werd de «lotvoogd Oornells van ltyswyck ln zijn functie gehandhaafd, hoewel zijn Spaan sche gezindheid voor niemand een ge heid was. Hij heeft echter tot nun zijn dood in 1580, zonder aanleiding gegovon to hebben zijn trouw aan de goedo zaak to betwijfelen, zijn ambt bekleodon. B. den; de man word onrustig en maakte een "eigenaardige beweging achterwaarts met het hoofd, tikte toen plotseling zijn overbuurman aan en met zeer veel moeite vroeg hij: „M..m..mijnheer, i3 d..d..dit pie.. pie.Piet Gyzenbrug?" Ik beet op tmjjn lip om niet te stikken van het lachen; on willekeurig daoht ik bij IJje..pie..plet aan een kanarievogel. De aangesprokene zweeg, scheen hem echter met een „neen" schuddende hoofd beweging gerustgesteld te hebben^ want kalm bleef de man thans zitten. BJj Lisse herhaalde zich hetzelfde too- neel, en ook thans scheen dezelfde hoofd beweging van den nog altijd lezende buur man te helden. Toen ik bij het naderen van Piet-Gy- zenbrug den man weer de mij reeds be kende hoofdbeweging zag maken, besloot ik ditmaal tusschenbeide te komen. „Mijnheer!" (ik had moeite mün lachen niet te houden! sprak ik hem toe, „hier is Piot-Gyzenbrug, hier moet u uitstap pen". „Da..da..dank u w..w..wel", was het antwoord. Nadat de man was uitgestapt, nam ik zijn plaats in en nam mijn overbuurman wat nauwkeuriger op, ik zag dat hij „De Oourant" las, alzoo was hij dus geen vreemdeling, zooals ik eerst dacht. „Wat een stakkerd!", begon ik lachend. Hij keek mij even aan zonder te ant woorden. „U durfde zeker niet te antwoorden," vorvolgde ik, „omdat u misschien bang was in lachen to zullen uitbarsten, het was ook zoo koddig, dat Pie..pne. Piot Gijzenburg." Verschrikt zweeg ik echter, want plot seling zag ik ook hém hot bekendo ach- terwuurtsche hoofdbeweginkje maken on... „D.d.dacht u, d.d.dot ik op m.ra.mijn k..lc.kop w. wou kr.,.. kr.... krtjgen," stotterde hij nog erger dan de uitgestapte collega. Het duurde heel lang alvorens het lachen aan oiih tafeltje ophield. O. EEN TREINAVQNTUUR. Een zeldzame ontmoeting. Op een warmen zomermiddag zat ons bitter'clubje op het terras van het beken de café „Het Gouden Hoofd" op de Groen markt te 's-Gravenhage, toen ik in een der binnenkomende heeren onzen ge- zamenlijken vriend Jan van Stapel her kende. „Hé, Jan", riep ik hem toe. Met uitge stoken hand kwam hij ons begroeten. Het sprak vanzélf dat hij aan ons tafeltje plaats nam. „Zeg Jan, hoe staat hot tegen woordig met de geurtjes?" vroeg een onzer. „Ach kerel, wat zal ik je zeggen", was zijn antwoord, „zoo goed als het vroeger ging, is het tegenwoordig natuurlijk niet meer; maar 'ik heb toch niet te klagen, vandaag maakte ik zelfs zulke goede zaken, dat ik een rondje geef. Jan van Stapel was n.1. vertegenwoordiger van een parfumeriefabriek. „Aanneifien, kerel, kellner bedoel ik! wat gebruiken jullie lui?" vroeg hij vroo- lijk. „Bier!" antwoordden wij in koor. Toen 't bestelde gebracht werd, dronken wij „ad fundum" op zijn gezondheid. „Ben je met deze ontzettende hitte nog op reis geweest?" vroeg ik. „Ja vriend, ik moest helaas wel, tegen woordig moet men er vlug bij zijn om wat te verdienen. Vanmorgen nam ik de vroegtrein naar Amsterdam, ik had -toen geen buitengewone last van de hitte; op de terugreis moest ik echter in'Warmond afstappen, zoodat ik genoodzaakt was den bóemeltrein te nemen. Ik besloot toen maar eerste klasse harde banken te nemen, dat broeit niet zoo als die fluweo- len zittingen weet je". Plotseling brak hij in oen schatorlaoh uit. „Zeg wat heb je, is de warmte je in hot hoofd geslagen?" vroeg een onzer. „Neen, ik dacht zooeven aan hetgeen ik vanmiddag in den trein beleefde. „Vertel op Jan", riepen we allen Tege lijk. „Dadelijk, eerst nog een slokje nemen". „Moet je moed scheppen, ouwe jongen?" schertste ik. „Hallo! vooruit jé komt er niet af, hoor!" „Was ik ook niet van plan", was het la conieke -antwoord. „Luister", vervolgde hij. „Zooals ik je reods vertelde, moest ik in Warmond zijn; ik nam dus den trein van 2.10 Amsterdam Haarlorti, stapte over in een bóemeltrein naar Warmond. Het was niet zoo druk, dat trof ik dus. Binnen stappende in oen coupé 8.e klasse, zag ik slechts één reiziger, verdiept ln een cou rant, bij het raam zitten. Ik nam plaats aan het andere raam, aan denzelfdon kant en begon, na liet vertrek van de trein, óók te lezen. In Vogelenzang kwam een man, met een pet op ln onze coupé, een flink werkmanstype, toonbeeld vnn kracht en plaatste zich vlak tegenover mi|n lezenaen buurman. Do man scheen niet vaak gebruik to maken van de spoorwogen, hij deed althans erg nerveus, keek strak turend naar buiten, alsof hij de voorbij vliegende telefoonpalen nauw keurig tellen moest. Wij naderden Hillo- gom en de trein begón langzamer te rij den rekenwonder. De „American Scientific" verhanlt een merkwaardig geval van buitengewone be kwaamheid in het oplossen van reken kundige vraagstukken bij iemand dio geestelijk was verstompt en bijna krank zinnig was. De persoon was totaal blind en kon berekeningen uitvoeren als de vlerkantwortel van ieder getal met 4 cij fers in vier Beconden en een'dordemachts- wortel van een getal van 6 cijfers in 6 seconden. Hij gaf den derdemachtswor- tel van een getal 465.484.875 die 775 ls, in 18 secondes. Men vroeg hem verder hoeveel graankorrels er ln 64 doozen ge daan moesten worden als men in de eer ste 1, in de tweede 2, vier ln de dorde, 8 in de vierde enz. deed. Voor de 14e doos gaf hij het antwoord 8192 voor de 18e doos 181.072 voor de 24e 8.888.608 aan stonds, voor de 48e doos, zijnde het getal 140.737.488.355.828 gaf hij het antwoord in 6 seconden. Toen men hem vroeg de som van alle korrels uit te rekenen gaf hij nn 45 s. 't antwoord: 18.446.744.078.709.551.615 Zulk een onbegrijpelijk kunnen is des te meer onverklaarbaar daar do patiënt vanaf zijn geboorte blind was. Dezelfde persoon kon den datum van Paschen in ieder willekeurig jaar uitrekenen en wel aanstonds wist hij het. antwoord zoowel voor de Gregoriaansche als voor de Juli- aansche tijdrekening. Groote kerken. De grootste kerk in Europa is de St. Pieterskerk te Rome. Zij kan 45.000 men- schen bevatten. De Dom te Milaan 87.000. St. Paul te Rome 82.000. De Dom te Keulen 30.000. Daarop volgen de St. Paulskerk te Lon den en die van Petroniks te Boulogne, waar plaats is voor 25.000 personen. De Aya Sophia te Konstantinopel, de moskee Sophia, lcan er 23.000 bevatten. St. Jan te Rome 22.000. Onze Lieve Vrou wenkerk te Parijs 21.000. De kerk van don II. Dominlcus te Boulogne 11.400 en van St. Marcus to Venetië 7.000. Een vak voor vrouwen. Op een vergadering van beroepsfoto grafen, te Westminstor gehouden, deelde de presidente Mme. Yevonne mede, dat er niet minder dan 100 vrouwelijke fotogra fen, te Londen haar eigen bedrijf uitoefe nen. Een van haar kennissen, zoo vertel de zij, was dertig jaar geleden met een klein atelier begonnen en had thans meer dan 60 assistenten. Een andere Mrs. Cameron had zulke uitstekende fotografieën gemaakt,dat deze ter Illustratie van Tennyson's gedichten werden gebruikt. Zij had verder verschil lende vooraanstaande personen als Brow ning, Carlyle, en Darwin gefotografeerd. Lord tteading had vóór zün vertrek naar Tndlë zich laten fotografeeren door Mme. Yevonne en haar hi1 die gelegenheid ge- zogd, dat hij er de voorkeur aangaf, door een vrouw gefotografeerd te worden, daar dezo veel handiger waren en veel spoe diger klaar dan de mannen. Fotografee- ron beweerde Mme. Yevonne ten slotte, is een echt vrouwelijke bezigheid. Krom getrokken hout Krom getrokken hout, bijvoorbeeld •kcnkenplanken enz. kan imen weer recht krijgen, door zo 24 uur tussöhen twee lagen vochtige doeken te leggen. Het hout neemt juist zooveel' vocht aan, als noodlg ia om weor don reohten vorm te verkrij gen. IIoo ontstaan vlekken ln oude boeken. De Fransche geleerde Piorre See heeft de oorzaak gezocht der gekleurde vlek ken, die oude boeken ontsieren; deze danken haar ontstaan aan het pigment, dat door verschillende soorten inferieure champignons worden afgescheiden. Iede re vlek bestaan uit twee gedeelten, een tamelijk donkere zóne, om het middel punt, die gevormd wordt door de verwar de champignonsvezels, en 'n bijna kring vormige zóne, die door de eerste loopt en die gekleurd wordt door de afscheidin gen van den champignons. Weet ge, dat de mooie fijne, zilver- glanzende parel, die als sieraad in dis tinctie door niets overtroffen wordt, zijn ontstaan to danken heeft aan het slechte humeur en de ergernis van een week dier?.... De pareloester vindt het een alleronaangenaamste gewaarwording, in dien er een of ander hard stukje zand of steen haar schelp binnenglijdt. Dat harde stukje hindert en ergert het weekdier, en bezorgt hem benauwde droomen, die zijn weekdieren-gestel duchtig schokken. De binnengedrongen zandkorrel de deur van zijn nauwe kamertje uitzetten kan hij niet, en nu weet hij niet beters te doen, dan er een vernisje over te leggen dat alle harde hoeken en kantjes afrondt. Deze harde substantie, waarmee de ver stoorde oester het' zandkorreltje onscha delijk maakt, vormt het miniatuur-pijn- bankje om tot parel. Tegenwoordig trachten do oesterfok- 'kors, (dierenkwellers die ze zijn) kunst- motig vreemde voorwerpen ln de oesters to brengen. De schelpen worden dan eerst aan oori zekere verhitting blootgesteld, zoodat de oester naar luoht snakkend, hnar deurtje opent. En bij verrassing wordt dan een klein indrlngertje naar binnen gosohoven, waardeloos on onaan zienlijk, dat er (zegt men) na ongeveer een jaar rustons, op het oesterbed weer als oen kostbaren parel uitkomt Eucalyptus-olie. Euoalyptug-olle is een handelsartikel', waarvan do belangrijkheid steeds toe neemt. Zo wordt in de geneeskunde meer on imooir gebruikt bij' keelaandoeningen. (Het blijkt nu, dat van den Iwom zelve «oor vele variótleten bestaan. Alleen ln Australië sohijnon moer dan 200 soorten voor to komen. Het blijkt nu echter, dal eigenlijk elke boom weor een andere olie geel. Terwijl in sommige olio's de Euca- lyptol (die ook in de Oajcpoetolle voor komt) de hoofdrol speelt, bevatten andere meer de bestanddeelen varr de OeJum Geranii (een vervangmiddel van Rozen olie). Ook heeft men soorten Eucalyptus olie aangetroffen, die met succes de plaats van citroenolie zouden kunnen innemen. Het is dus wan belang om bij dei voor bereiding van Eucalyptus-keelpastilles te zoTgen, dat men olie krijgt van de goede varietolt, van den boom, anders kan de smaak en geneeskrachtige werking daar door verminderen. Voor arme mllllonalrs. De „Daily Telegraph" weet mede te deelen dat er volgens officieele gegevens in hot afgeloopen jaar in Amerika waren een persoon met een jaarlijksch inkomen van een millloen pond sterling, een met bijna 1 millloen, vier met 600.000 tot 900.000, elf met 400.000 tot 600.000 en drie-en-dertig mot 200.000 tot 800.000 pond sterling Inkomen per jaar. Thans echter verneemt men, dat er een rijke philantroop te Ohicago bezig is, een clubgebouw op te richten voor anillloin- nairs, dio hun nüllioenen op de eon of andere wijze hebben verloren. Het lidmaatschap van deze olub zal niets kosten on men zal er gratis van al lerlei geriefeüJÜjkheden kunnen profitee- ren. Zoo zijn er badkamers, slaapkamers, biljard- en speelzalen, een uitstekend restaurant, enz. De eonige voorwaarde voor het lid maatschap van do candidaatleden is, dat zij hun geld indertijd op een eerlijke wijze hebben moeten verwerven en het geheel buiten hun eigen schuld weer zijn kwijt geraakt. De stichter van de club heeft verklaard: Er worden tal van maatregelen genomen, om den armen werkman te steunen, maar niemand' denkt aan den verarmden rijke, die buiten zijn schuld zijn geld is kwijt geraakt. OVER STRENGE WINTERS GESPRÓKEN. Betreffond© de gestrengheid van vroe gere winters lezen we het volgende: In het jaar 1400 waren alle zeeën in Noordelijk Europa met ijs bedekt Tien jaar later bevroor de inkt in de schrijf- toestellen en was de sterfte onder de menschen zoo groot, dat talrijke kudden dieren de bewoonde oorden binnendron gen, om db lijken op te eten, die onbegra ven op straat lagen. In 1558 kampeerde een legerkorps op den dichtbevroren Donau en verkocht mon in Frankrijk den bevroren wijn bij het pond. Ten jare 1700 was de koude zoo onuitstaanbaar, dat planton, menschen en dieren omkwamen, en de kerkklokken bij 't luiden barstten. HET VERWIJDEREN VAN STOFVLEKKEN. Stof en vuil worden het best uit goe deren verwijderd door toepassing van oen mengsel van 10 doelen water on óón deel geest van salmiak (vliegendo geest). Wasoht men hot vuilste goed er mede door on wrijft mom vooral met oonlge zorg de smerige plekken, dan zal men verbaasd staan over het verkregen resul taat. Ook schimmelvlokkon worden spoedig doof bovengenoemde bewerking verwij derd, ofschoon ze meermalen door inwer king van het zonlilcht reeds verdwijnen, wanneer men ze gedurende eenlge uren daaraan blootstelt. Tob Nooit Hoekje. HET LEVEN VAN ANDEREN. Die andoror blijdschap, nnderor leed als zijn eigen gevoelt, leeft er duizend, en zal do vrucht van duizend levens hebben. Boets. Terwijl ik het citaat van Beota neer schrijf, bon ik mij ervan bewust, dat hij er eigenlijk iets anders mee heen bodoold. dan ik er ln voel. Beets leefde ln den tijd voor 80, in den ÜJd van het vaische sen timent, toen men elkaar ln proza en poëzie „woenend om don hala viel", toen men onbaatzuchtig zijn geluk prijs gaf voor dat van anderen, toen men zoo prachtig onzelfzuchtig, zoo roln, zoo ln- fatsoonijjk was. Toen men stierf aan een gebroken hart en voor de eer van zijn nanm. We zijn die vaische eerbaarheid gelukkig ontgroeid. WeAckijken onszelf een beetje eerlijker en geven toe, dat we egoïsten zijn, dat óns geluk ons het naaste ligt. We offeren ons niet meer op, we „weonon" ook niet met onze vrienden, we kloppen hen hoogsten vriendelijk op. den schouder en we probeeren hen te hel pen. We offeren ons daarvoor niet op, we verrijken onszelf door te helpen en we zijn ons dat bewust. Daarom irriteert het een modern monsoh ook zoo, als hit van opofferingen hoort sproken. „Ik heb mij dan maar weor opgeofferd", zeggen alleen zij, die „edel" en „interessant" willen lijken. Nee, bet ons verdiepen in de blijdschap, iu het ver driet van anderen brengt geen opofferin gen mee. Als wil do blildsuhap nog kun nen vermeerdoren, als wij het verdriet vvut kunnen verzuchten, dan géven wij niets, dan krijgen wij vreugde en voldoe ning. En ln hoe ineor levens wij ons ver diepen, hoe rijker ons eigen loven wordt. Niet door maar ln het wilde weg mee te juichen en mee to hullen, nee, door wer kelijk de vreugden en moeilijkheden van anderen te leeren kennen.. We voelen dan het leven om ons in duizend sohakcerln- gen, we staren ons niet langer blind op eigen wederwaardigheden, wo gonn het loven in een heel nieuw lloht zien. Het is zoo veel grooter geworden, we gaan vergelijken, we vergelt|kon onze moei lijkheden met die van anderon, wo toetsen onze vreugde nap dto van ando ren. Het wordt óón gehoel. 1'nn uls we zoo voelen, kunnen wo werkelijk samen gaan. Dan vloeion onze levens ineen, we her konnon ons leven in dat van an deren. Dan helpen we anderen, zooals we onszelf zouden helpen, omdat we allen in hetzelfde leven staan. Dan voelen wo ook de moeilijkheden van anderon mee en we strijden er even hard tegen als zijzelven. Het zijn ook onze moeilijkheden gewor den. Het tranenrijke medelijden verdwijnt hierbij. De hartworende daden van zelf opoffering verhuizen naar het land van den schijn. We klagen niet, maar reiken elkaar do hand. Wo gaan samen verder. En in ons groeit het leven, het wordt rij ker, ruimer. Wij offeren niet, wij ont vangen. Dr. JO& DB OOOK. N. N. te H. Wie de vrijheid liefheeft, leeft ln gebondenheid, want anders gaai hij ten gronde aan de excessen, die zijn vrijheid hem toestaan kan. Wie niet vrij is, wordt door zijn positie of door de wet- ton, die de maatschappij geeft mot zach- ten drang in het gareel gehouden. De waarachtig vrije staat onder de ijzeren tucht van zichzelf anders is het spoedig uit met zijn vrijheid. Verzonden brieven: Vrager te H.; G. J. te H.; Schilder te II. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. do Oock, van Merlenstrant 120, 's-Gravou- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. WAAR KOMT DE BRIL VANDAAN? Wie de bril heeft uitgevonden is onbe kend, wel weten we wanneer dp bril op het woroldtooneel versohenen is. De eerste bril is waarschijnlijk om streeks 1285 in Italië uitgevonden on vandaar over Europa verspreid. In 1488 lezen we reeds ln die kronieken van een briilemakersambacht. Deze brillcanakers waren meest reizende Joden, die waar schijnlijk ook vanuit Italië de bril ver spreid hebben. Meestal verkochten die Joden ook nog andere koopwaren, die met veel geschreeuw werden aangeprezen Brillenwinkels kende men toen nog niet; die kwamen eerst veel Mer in de mode, evenals de z.g. lorgnet jdie tot voor kort veel meer gedragen werd dan do 'bril. Don laatsten tijd is echter de bril weer favoriet gewordon, dank zij de, waar schijnlijk "wel goede, doch monsterachtige monturen die uit Amerika ingevoerd wor den. DE MISLUKTE TRUC. De goochelaar gaf eon voorstelling. Een van zijn trucs was, het doon ver dwijnen van eon gomerkton rijksdaalder, terwijl hij midden lusschen het publiek stond; het kunstje gehikte prachtig. „De gemerkte rijlcsdaaldor", zei hij daarop, „bevindt zich nu ln het vestzakje van dien mijnheer," en lilj wees mot zijh stokje naar een der bezoekers. Aller oogen waron nu op dezon bezoe ker gevestigd, toen hij- op den goochelaar to es tapte on oenlg wisselgeld uit zijn vestzakje haaldo, dat hij nem overhan digde met de woorden: „Hier baas, heb je wat ik over heb, li heb twee bier en een sigaar betaald van dien rijksdaalder, dien Je me vorzocht te bewaren, tot je er me om vragen zou." 't Juttertje (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). Parolfabrlok. (Nadruk verbéden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 11