VOOR DE KINDEREN.
VOOR DE VROUWEN.
OUD SPEELGOED.
In het Britsch Museum te Londen Is
een afdeeing die geheel gewijd is aan
antiek speelgoed. Zeer omvangrijk is de
verzameling van antieke, vooral Griek-
sche poppen, een bewijs, hoe diep de
liefde voor namaak-klndertjes altijd in
een klein-meisjeshart heeft geworteld.
Ook poppenhuizen zijn er te kust en
te keur. Meubeltjes en andere dingen, die
in een poppenhuis aanwezig behooren te
zijn, toonen aan, hoe de ouden al zeer
bedreven in het vak moeten zijn geweest.
Zelfs de van klei vervaardigde voorwer
pen laten soms heel smaakvolle vormen
zien; nog meer is dat het geval met de
bronzen. -
Heel fraai en kunstig uitgevoerd zijn
allerlei voorwerpen van ivoor.
Ook van rammelaars hadden e Grieken
en Romeinen verstand. Er zijn nog en
kele kledstukken van overgebleven.
Dobbelsteenen werden als speelgoed
gebruikt. Het zijn van brons vervaardig
de stukken, die de vormen van sterre-
beelden en kleine menschelijke figuren
vertoonen. Ook dierenbeelden zijn voor
handen.
B.
niets anders geantwoord had, dan dat
ze niet zoo bang moest zijn, en maar weer
moest gaan slapen.
„Je hebt gelijk lieve," zi hij den vol
genden dag onder het aankleeden, „er is
vannacht een inbreker geweest".
„Hoe weet je dat nu ineens?" vroeg zij.
„Wel al het geld is uit mijn zak ver
dwenen, en ik had het er nog in toen
we naar bed gingen, geen enkele cent is
er van over.
„Ja, dan had je ook maar wat dapper
der moeten wezen en had je maar op moe
ten staan om den schurk dood te schie
ten, dan had je nu je geld nog gehad.
„Misschien wel," antwoordde de man,
die een vermoeden had, „maar dan zou
ik nu weduwnaar zijn."
Den volgenden morgen vond hij het
geld in zijn zak weerom.
VAN TWEE KWADEN.
Er was '3 nachts eenige opschudding
geweest in het huis van de de Bruins.
Mevrouw de Bruin was wakker gewor
den en had haar man gezegd, dat er een
inbreker in huis was, waarop haar man
KLEINE WIJSHEDEN.
'Die de grenzen uitzet voor genoeg
zet de deur open voor tekort.
't Is geen wonder dat menigeen met
hoog geheven hoofd loopt, het heeft niet
veel te dragen.
Eerst zingen de muggen, dan plegen zij
te steken,
Zoo doen de lasteraars, die eerst steeds
lieflijk spreken.
Menigeen wordt niet begrepen, omdat
hjj' te openhartig is.
Er is zooveel geluk en toch is het getal
gelukkigen zoo klein.
De roem is als de winterzon, die verlicïit
maar niet verwarmt.
Kunst is kiezen uit het ware!
Luchtkasteelen brengen geen huur op.
BABBELUURTJE OVER MODE.
PARIJSCHE MODEBRIEF.
Ais men in Parijs in een van de groote
magazijnen komt, zoo vindt men daar een
geheele afdeeling, heel alleen aan de z.g.
habilés gewijd. Men vindt ze daar in alle
soorten en in alle prijzen, van het een
voudigste gebloemd molton ochtendjapon
netje tot de beeldigste satijnen pracht-
stukjes, die een prinses niet misstaan
zouden. Er zijn leuke flanellen peignors-
met wijde mouwen in diverse kleuren.
Andere zijn van vrooljjk bedrukte crêpe,
weer anderen in gewatteerd of van ge
ribd fluweel in roze, citroengeel, mauve.
Maar keurig in glazen kasten opgebor
gen, vindt men do allermooiste. Deze zijn
niet in series gemaakt en elk op zichzelf
is een juweeltje. Daar is b.v. een mooi
robijnrood fluweelen ochtendjaponneje,
met wit bont afgezet en met witte zijde
gevoerd. Of een fijne roze crêpe geor-
gette toiletje, iets waarin ge zóó naar een
bal zoudt stappen wanneer dit dés-
habillé toch niet voor een moderne avond
partij „een peu trop habillé" was en
Wat men thnis draagt.
ik, niets dat tegelijk zoo mooi en zoo sier
lijk doet, zoo echt vrouwelijk en toch zoo
verfijnd-elegant als dit eeuwenoude klee-
dingatii ir van Jlapanschen oorsprong.
De winter is de tijd van handwerkjes.
Wat is het dan heerlijk om' thuis gezellig
bij de warme kachel te zitten, terwijl het
buiten regent en waait. Dan komen de
daarom niet genoeg „gekleed". Wie de
mode kent, zal de voorstelling begrijpen...
Heel mooi vind ik ook de zwart satijnen
„robes d'intérieur" met een sjaalkraag in
verschillende kleuren. Ze zijn gevoerd en
staan zeer chic. Sommige gewatteerd sa
tijnen peignoirtjes in teere roze en blauwe
tinten zijn geheel met motieven doorstikt
in dezelfde kleur. Enkele ochtendjapon
nen vertoonen eigenaardige streepen in
zwart en geel en rood die in een modern
interieur zeker zullen voldoen. Ofschoon
wij voor ons liever de ouderwedtsche teere
tintjes verkiezen voor de morgenuren,
waarin men allicht een beetje bleek ziet.
Als een snufje werd ons getoond een
snoezig peingnoir van Schotseh fluweel,
met effen biesjes afgezet.
Het meerendeêl dezer kleedingstukken
sloot niet met een knoop. Ze waren ver
overgekruist en bijeengehouden met een
ceintuur of koord. Vele waren aan den
hak voorzien van een puntige fichukraag
een vierkant zijden doekje dat op den
rug in een vlugge knoop was gelegd
een gezellige geplisseerde pierrotkraag
ofwel een monnikskap die op den rug
afhing.
Maar het mooiste, het allermooiste
vonden wij toch nog de goede ouderwet-
sche kinomos in een prachtige, rijke uit
voering met overvloedig borduursel. We
zagen ze van zalmroze zijde met pastel
blauwe en gomden figuren. Er is, geloof
naai- en brei-, de haak- en borduurwerk
jes voor den dag en vlijtig reppen zich
de vlugge handjes. Vele dames zijn ech
ter niet tevreden als ze met het werk
harer handen niet tevens iets maken dat
nuttig is en goed gebruikt kan worden.
Een aardig snuisterijtje of prulletje vol
doet haar niet. Deze kunnen b.v. eens
haar oude lapjes nazien of er niet genoeg
bij is om een of twee aardige schortjes te
maken. Een schortje komt altijd te pas
en men kan er menigeen een pleizier mee
doen. De verschillende lapjes worden zoo
te pas gebracht dat-we alles kunnen ge
bruiken, wat we hebben. Beschikken we
over groote stukken, zoo maken we meer
sprekende en groote ornamenten, in het
andere geval vergenoegen we ons met
kleine. Over kleuren behoeven we ons
niet bezorgd te maken. Men kiest tegen
woordig de meest wonderlijke tinten
tezamen en hoe meer mozabiek zoo'n
schortje wordt, des te leuker het is. Heeft
men werkelijk twee kleuren, waarvan men
bang is dat ze het niet samen zullen
doen, zoo scheidt inen ze van elkaar door
een wit of zwart biesje.
WILHELM INE.
Onze lezeressen, die uitvoerig wen-
schen ingelicht te worden over de laatste
mode, zoowel voor dames als kinderen,
raden wij dringend aan een abonnement
te nemen op „Het Nieuwe Modeblad".
Dit uiterst practische Nederlandsche
modetijdschrift, hetwelk ook een1 schat
van gegevens biedt voor handwerken in
alle genres, is bij de uitgevers dezer Cou
rant tegen sterk gereduceerden prijs ver
krijgbaar.
De abonnementsprijs van Het Nieuwe
Modeblad, 2 maal per maand verschij
nende in 16 bladzijden met telkenmale
2 gratis knippatronenbladen, bedraagt
slechts 0.95 per kwartaal, franco per post
L25.
Amusement
Er werd een vreeseljjk drama vertoond
en het grootste deel. van de schouwburg
bezoekers zat te schreien. Alleen één
jongmensch moest telkens lachen, totdat
een dame zich woedend tot hem wendde
met de opmerking:
„Als het stuk u niet bevalt, gun dan
tenminste andere menschen hun ge
noegen."
VAN EEN KLEINEN „SINT"
EN EEN KLEINEN „KNECHT"!
„Nou ik geloof niet meer aan Sinter-
klaar", zei negenjarige Henk tot zijn
vriendje Karei.
,En verleden jaar is hij. zelf nog bij
jullie geweest. En Zwarte Piet ook!"
wierp Karei tegen.
„Ja, maar zijn stem leek precies op die
van Oom Tom en zijn oogen ook!" zei
Henk weer. „En Oom Tom kwam ook
pas, toen Sinterklaas al een poosje weg
was. Nee, ik geloof, dat de groote men
schen maar Sint spelen!"
„Ja, dat kan wel zijn," antwoordde
Karei wat aarzelend.
„Zeg, wat lijkt me dat leuk om voor
Sinterklaas te spelen!"
„Ja, en voor Piet den knecht. Zouden ze
zich dan heelemaal met roet insmeren?"
„Welnee jo, alleen hun gezicht en han
den. En een Sinterklaasbaard kun je
koopen in het winkeltje van Jansen."
„Zou zoo'n baard duur zijn? En roet?"
vroeg Karei.
„Ik denk het niét. Hoezoo?" kwam
Henk verwonderd.
„Zouden wij niet voor Sinterklaas en
de knecht kunnen spelen? En dan ons
speelgoed aan arme kinderen brengen.
En het lekkers, dat wij in de schoen
krijgen, niet opeten, maar ook sparen
voor de arme kinderen!" ratelde Karei
met een kleur van vrlegenheid.
„Ja, ja, dat doen we!" schreeuwde
Henk. „Maar," voegde hij er fluisterend
bij: „het is een geheim) alleen tusschen
ons, hè!"
Moeder keek glimlachend naar de kleine
samenzweerders, doch toen Henk vroeg:
„U hebt toch niets gehoord, Moes?" deed
moeder heel verbaasd. „Gehoord? Ik?
Waarvan moet ik gehoord hebben?" Als
het haast Sinterklaas is, mogen de groote
menschen wel eens een beetje jokken.
Wat hadden Henk en Karei het nu
druk met het verzamelen van allerlei
speelgoed, dat nog goed was, al was het
dan niet splinternieuw meer. Alles brach
ten ze in een groote leege turfmand in
de schm r in Kareis tuin. En het lekkers
bewaarden 'ze in een leege schoenendoos
in Henks speelgoedkast Ze vroegen1 en
kregen van Henks moeder een oud laken
te leen, maar toen moeder vroeg, waar
voor ze dat hebben moesten, zeiden ze:
„Voor een tent op zolder." Kleine jon
gens mogen in den Sinterklaastijd ook
wel eens een beetje jokken.
Jullie begrijpt wel, dat het laken moest
dienen voor Sinterklaas* onderkleed.
Voor den mantel hadden ze een oud rood
tafelkleed opgezocht uit den lappenkist.
Zwartei Piet „leende" een zwarte gym-
nastiekbroek en lange kousen van zijn
zusje, zonder dat zij er iets van wist, ter
wijl Vaders oude studentenmuts ook
spoorloos verdween.
Nu werden de spaarpotten; nagezien.
Heel dik waren ze niet, maar er was toch
meer dan genoeg geld voor een gouden
mijter en een langen witten baard voor
Sinterklaas en zwartsel en een roede
voor Zwarten Piet.
De jongens waren dol verrukt en kon
den hun geheim haast niet bewaren. Als
ze elkaar maar aankeken, moesten ze al
lachen. Gelukkig, dat mijnheer op school
in dezen tijd ook wat door de vingers
zag, anders hadden de Sint en zijn knecht
nog strafregels gekregen.
Eindelijk was de langverwachte dag
aangebroken, 's Middags hadden de
vriendjes vrij van school en gingen ze
aan het pakjes maken. Met blauw potlood
schreven ze ep elk pakje een naam van
een arm bind, dat in een van de laagste
klassen zat. Alle kinderen op een dorp
kennen elkaar en weten eikaars woon
plaats. Lang voor het donker waren de
jongens ai klaar met hun werk, doch nu
kwam nog het moeilijkste. Eerst moesten
ze hun moeders vragen of ze nog een
uurtje raar buiten mochten, maar won
der boven wonder kregen beiden onmid
dellijk een toestemmend antwoord, zon
der dat moeder vroeg, wat ze dan in het
donker op straat wilden doen.
Nu werd de schuur in kleedkamer ver
anderd. Eerst werd Karei met vereende
krachten en een flinke dosis zwartsel om-
getooverd in een echt Moriaantje. Met de
lange kousen en de pofbroek en de baret
leek hij werkelijk een heuschen Zwarten
Piet. Nu kreeg Henk zijn oostuum aan.
Het laken werd met een half dozijn vei
ligheidsspelden stevig om hem heen ge
speld. Daarna kwam de roode tafelkleed-
mantel, de baard en de gouden mijter, en
zóó echt leek alles, dat de jongens elkaar
dadelijk als Sint en Pietor aanspraken.
Sinterklaas had geen- bisschopsstaf,
doch dat hinderde niet, met de eene hand
moest hij zijn mantel wat dichthouden en
met de andere hielp hij Zwarten Piet de
zware mand torsen.
Ze moesten! een heel stukje loopen
over den donkeren buitenweg, eer ze
„den Hoek" bereikten, bet gedeelte van
het dorp, waar de minder gegoede be
volking woonde. En daar op dien donke
ren weg begon Karei weer: „Zou Sinter
klaas heusch niet bestaan? Je weet toch
niet zeker, of het je oom was verleden
jaar?"
En Henk, ook wat onder den indruk
Van het duister en van den bijzonderen
avond antwoordde: „Nee, zeker weet ik
het niet Misschien leek hij er alleen maar
een beetje op. Stel je voor, dat hjj wél
bestaat en dat we hem tegen komen!"
Waarop Karei weer: „Dat hoop ik niet
We doen wel geen kwaad, maar mis
schien zou hij het niet aardig vinden,
als je hem nadeed.- Kom, laten we door-
loopen. Daar is gelukkig hQt huis van
vrouw Bruin al. En Sint rijdt niet op het
dak. Durf jij te kloppen?"
„Ik durf wel, maar dat doet de knecht
toch altijd. Vooruit Piet."
En dapper bonsde Karei-Piet op de
lkge deur van het kleine huisja Een»
oogenblik later werd de deur op een
kiertje geopend en de stem van Jantje
Bruins vroeg: „Wie is daar?" waarop
Henk met een lage stem antwoordde:
„Hier zijn Sinterklaas en Zwarte Piet,
kleine vent. Doe de deur wat verder
open. Hier is een pakje voor. je," en hij
stopte het kereltje wat in de kleine hand^
jes, waarna hij dadelijk verder liep met
Zwarte Piet naast zich. Achter heim
klonk een verheugd stemmetje: „Dank je
Sinterklaas, dank je Pieterbaasl'
Nu klopte Piet minder verlegen dan
eerst op de deur vanjhet huisje, waar een
arm daglooneragezin woonde met arte
kinderen. De twee jongens kregen elk
een wagentje en een taaipop en het
meisje een pop, die Henk van zijn zusj
had afgebedeld en grif gekregen had, en
een suikeren hart.
Toen Sint en Piet al bij de volgende
woning waren, klonk nog het dankbare.
„Dank je Sinterklaasje" in hun ooren.
Nog eenioe gezinnen werden bedacht
door de twee vriendjes, die zich o zoo
gelukkig voelden in hun rol. Het speet
hun, dat de mand leeg was, vóór ze alle
arme kinderen hadden bedacht en dat ze
naar huis terug moesten. Maar ze ver
heugden zich weer in het vooruitzicht
van hun eigen feestavond.
Op den donkeren buitenweg droeg I iet
de mand alleen en Sint gaf Piet stevig
een hand. De weg was wel erg stil en
donker nu en de vriendjes stapten hand
aan hand zoo hard als Sints lange witte
kleed maar veroorloofde.
Daar schemerde in de verte al het licht
uit de huizen van Karei en Henk, En
kijk, daar ging de deur open in Henks
huis. Zou Moeder ongerust zijn. Maar
neee, dat was niet moeder, die uitkeek,
dat was.dat leek wel.Henk keek
Karei aan en Karei keek naar Henk en
beiden temperden hun vaart. Doch zie,
nu wenkte de groote gestalte met den
Langen mantel en daar kwamen ook Ka
reis ouders uit hun huisdeur loopen. Nu
waren de jongens bij het hek van Henks
tuin, toen een vriendelijke zware stem
hun tegenklonk: „Kijk, Piet mijn knecht,
daar komen een paar helpertjes aan. Heel
brave jongens Piet, die best wat voor een
ander kunnen missen. Zullen' wij dan
eens kijken, of wij ook iets voor hen bij
ons hebben?"
„Best Sinterklaas. Dat hebben ze wel
verdiend. Wat denkt u van een autoped
voor elk?"
„Goed Piet, goed. Stond er in je boek,
dat ze er graag elk een wilden hebben?"
„Ja wel, Sinterklaas!"
Sinterklaas wenkte zijn kleinen mede
dinger en dien van Piet. Schoorvoetend
kwamen beiden nader, doch toen ze de
prachtige autopeds in ontvangst namen,
vergaten ze hun rol van dien avond
heelemaal en wilden ze allebei wel zóó
hun kunsten eens beproeven. Juichend
riepen ze: „Dank u Sinterklaas. Dank u
PieterbaaS"1 en Henk en Karei beiden
waren vergeten, dat ze een paar uur gele
den niet geloofden, dat Sinterklaas be
stond!
Beste jongens en meisjes!
Dat wordt voor verscheidene van jullie
een kleine teleurstelling vandaag, want
nu had je gedacht, de namen van de prijs
winnaars in de krant te vinden, en nu
staan ze er niet in. Maar dat komt omdat
je niet goed op den kalender hebt ge
keken. Want de hoeveelste is het van
daag? De 30ste nietwaar? Nu, dat had je
toch ook de vorige week kunnen zien en
dan had je meteen na kunnen gaan, dat
ook do raadsels van vandaag neg inge
zonden moeten worden, en dat dus eerst
volgende week de prijzen verloot worden.
Maar ik heb toch een verrassing voor
jullie. Volgende week Donderdag is het
St. Nicolaas, dat weet jullie natuurlijk net
zoo goed als ik. En ik denk wel, dat je
allemaal even verlangend uitziet naar den
verjaardag van de Sint en dat je heel erg
benieuwd bent wat je krijgt. Nu, ik ge
loof wel, dat jullie niet vergeten zult wor
den.
En nu de verrassing. Als je een prijs
wint, vindt je het natuurlijk wel leuk om
hem op Sint Nicolaas te krijgen. Nu dat
kan, maar dan moet je er voor zorgen,
dat de raadsels, inplaats van Woensdag
middag vóór zes uur, Dinsdagmid
dagvóór 6uur op nos kantoor zijn be
zorgd. In de krant van Donderdag zal ik
dan, onder stadsnieuws, vermelden wie
van jullie een prijsje gewonnen heeft.
Dat is dus afgesproken hé, Dinsdagmid
dag zorgen jullie dat de raadsels op kan
toor zijn. O ja, denk je er dan ook vooral
om, om je naam voluit te schrijven
en je leeftijd erbij te vermelden en of je
een jongen of een meisje bent. Nu, veel
succes hoor met oplossen.
Jan de J. Ja, Jan, dat was een druk
fout in de krant, het moest Lek zijn, hoor.
Joh. G. (Koegras). Natuurlijk Joh,,
mag je je raadseloplossingen inzenden
op een briefkaart.
Jikke de B. (Koegras). Zeg, Jikke, je
moet de raadsels een heele maand
oplossen, hoor, als je voor een prijsje in
aanmerking wilt komen. Dus volgende
maand stuur je ze iedere week in, en dan
doe je mee bij de verloting, als tenmin
ste al je inzendingen goed zijn. Dat be
grijp je natuurlek wél.
Jan B'. Als je een prijsje wint, Jan, krijg
je een boek. Maar jij hebt ook de heele
maand niet meegedaan, dus komt dezen
keer nog niet in aanmerking. Volgende
maand dus flink je best doen.
Als je het oplossen van de raadsels net
'zoo prettig vindt als Jan A., vind je het
zeker niet zoo erg, dat je nu niet bij de
verloting mee ken doen. Want weet je
wat Jan me schrijft: „Ik vind het een
prettige bezigheid en verlang weer naar
den Zaterdag, dat de courant zal komen."
Zoo moet liet eigenlijk voor jullie alle
maal zijn. En als je een'beetje je best
doet, om ze op te kissen, wordt het zeker
zoo, want dan krijg je er steeds
pleizier in.
Dus tot volgende week.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
L
's Nachts zijn alle katjes grauw.
EL'
Berk, kerk, merk, werk, zerk.
Nieuwe raadsels:
L
Hieronder staan de eerste twee regels
van een bekend liedje. Welke zouden
dat zijn?
-i- -e - a - - s - - - - t r d-
-0 n, --kb-w ..]-
- - r
n.
Welke bekende persoon zou hier op de
kruisjesüjn van de ladder neerdalen.
Op elke sport komt een woord van
vijf letters. De gezochte letter staat steeds
in het midden
Op de bovenste sport komt de
_Xnaam van een klein wreed vier-
voetertje.
_X— Op de 2e sport een ander woord
voor trou.wen.
_X— Op de 3e sport het tegenge
stelde van geur.
_X— Op de 4e sport een aangename
wintersport.
_X— Op de 5e sport iets waar schoe
nen vaak mee vastgemaakt worden
XOp de 6e sport een harde stof.
Op de 7e sport een drinkgerei.
_X— Op de 8a sport en bewoner van
een Europeesch land.
_XOp de 9e sport een ding dat
elke voerman bezit.
XOp de 10e sport dingen, die
vaak voor een liefdadig doel ver-
Xkocht worden.
Goede oplossingen van beide raadsel»
ontvangen van:
A. A.; J. A.; J. B.; Tr. B. en J. de B. (Koe
gras); A. v. d. B.; J. O. D.; J. G. (Oallants.);
J. J. (Cabantsoog); J. de J.; P. K.; T. W.
K.; J. K.; H. K.; L. K.; G. L; H. de M.;
T. v. d. M.; P. J. M.; K. M. v. N.; W. v.
d. P.; J. J. P.; J. K. S.; J. S.; P. 8.; K
J. S.; J. T.; S. T.; A. V.; G. V.; J. en P. W.
meer
Langs een omweg.
„En wat denkt u van mijn composities?"
vroeg de musicus.
„Wat ik er van denk?" antwoordde de
criticus, „wel die muziek zal gespeeld
worden als Beethoven, Scbubert en Wag-
ner ai lang vergeten zijn."
„Denkt u dat werkelijk?"
„Ja maar ook niet eerder."
Verontwaardiging.
Zij: „Waar denk je over vent?"
Hij: „Och niets wat jou interesseert,
lieveling."
Zij: „O, foei, hoe kan je 't hart hebben;
aan dingen te denken, die mij niet inte-
resseeren.
Roem.
Zij (bitter): „Voor we trouwden heb Je
mij gezegd, dat je beroemd zOu worden."
Hij: „Kan een man grooteren roem
verlangen, dan te kunnen zeggen, dat jij
z'n vrouw bent?"
En zij was tevreden.
Onder vrienden.
„Ik denk, dat ik m'n gedichten zal uit
geven onder bet speudoniem: Jan Jan-
sen." ,i,j «|4
„O neen, dat kan je niet doen. Dat
zou onrechtvaardig wezen.'-'
„Wat bedoel je?"
„Wel, denk eens aan al die onschuldi-
gen, die er dan van verdacht zouden
worden."
Valsche beschuldiging.
Chef van het kantoor tot een klerk:
„Ishet waar, watik heb gehoord, dat Je
onmiddellijk uitscheidt met schrijven als
't zes uur slaat, al ben je midden in een
zin?"
„Nee mijnheer, dat is niet waar," was
't antwoord. „Als het zoo dicht bij zes
uur is, begin ik heusch geen nieuwen
zin meer."
Achterdochtige buurman: „Hé Jansen,
wat voer jij daar uit?"
Jansen: „Ik begraaf m'n kanarie."
Buurman: Je kanarie? Het lijkt meer
op mijn kat."
Jansen: „Dat klopt, daar zit imljn ka
narie in."
Herkennlngateejfcen
„Ik heb gisteren je vrouw ontmoet."
„Zoo? En wat zei ze?"
„Nou, niet veel."
„Niet veel? Dan was 't mijn vrouw ook
niet."
Overbeleefd.
De professor is in een wetenschappe
lijke overpeinzing op een wandeling in
een donker bosch gekomen, waar hem
plotseling een kerel in den veg treedt.
„Je geld alsjeblieft, en wat gauw ook,"
roept de roover hem toe."
„Het gpyt me erg, je niet van dienst
te kunnen zijn, beste vriend; had ik kun
nen vermoeden, dat ik je hier xou aan
treffen, dan zou ik bepaald wat geld bi]
ine gestoken hebben!"
Kindervriend.