't Jutte rtje Kerst-Nummer I De brief waarbij baast was VARIA Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Kerstmis Wetenswaardigheden w. tif -J* van Zaterdag 21 December 1929 Ih Christiania en ln andere Noorsche steden kan het gebeuren, dat uw huisdeur plotseling wordt opengeworpen, en een bos stroo of een zak zaagsels naar bin nen wordt gegooid. Zoek deze dingen goed na en ergens in het stroo of in het hooi zult ge een mooi geschenk vinden. Het komt dikwijls voor, dat jonge lie den aan hun verloofden een buitenge woon groot pak sturen. Wanneer men dit opent, komt er een tweede pak te voor schijn, waarop een paar woordjes ge schreven staan. En zöo gaat het voort pakje na pakje, totdat de geduldige zoek ster ten laatste aan de kern van het reus achtige pak komt, waarin hij meestal een sieraad van groote waarde zal vin den. In Noorwegen houdt men er de loffe lijke gewoonte op na, de vogels een kerstmaal te geven. Op kerstmorgen is ieder hek versierd met een korenschoof, die vastgemaakt is boven op een langen paal. Het is de bedoeling dat de vogels zooveel van het koren eten als zij maar willen. In Engeland verstaat men de kunst om kerstbooanen niet alleen met kostbare geschenken te behangen, doch ook om kerstboomen zelf van indrukwekkende grootte te maken. Zoo had de hertog van Norfolk in Arundel Castle eens een kerstboom van 70 voet hoogte, terwijl er voor een waarde van 60.000 gulden aan geschenken aan hing. In het Londënsche Crystal Palace, waar men telken jare een groot aantal kinderen onthaalde, had men eens een boom van 120 voet hoog. Met de geschenken vertegenwoordigde zoo'n boom een waarde van 100.000. Amerika slaat echter op dit gebied weer een record. Een Amerikaansche millio- nair tooide eens een kerstboom met goud klompen uit Klondyke, en liet de stam uit een hoop gouden twintig dollarstuk- ken komen. Een ander millionair wist de waarde van zijn Kerstboom door de juweelen, welke er aan hingen, te bren gen op 3.000.000. Een Kerstverhaal. „Hier zijn de brieven, mijnheer Bauer, kan ik* ze frankeeren?" De chef nam de brieven aan, keek ze vluchtig door, teekende ze en gaf ze met een kort knikje aan de typiste terug. „Kijk eens," zei hij. „Hier zijn nog 'n paar rekeningen te copiëeren. En dit exposé moet overgeschreven en zoo gauw moge lijk naar de drukkerij worden gebracht." Juffrouw Plantenius keek verschrikt naar de klok. Zij kleurde en zei: „Neemt u anjj niet kwalijk, mijnheer het is al over acht. Anders zou ik het graag doen, maar het is Kerstavond en moeder wacht al op me sedert zes uur." „Ja, wat moet ik dan aanvangen," zei mijnheer Bauer, terwijl hij voor het eerst de juffrouw aankeek. De chef was een lange magere vrijge zel, van even dertig. Hij was een vijand van vrouwen en had geen oog voor vrou welijke bekoorlijkheden, anders had hij moeten bemerken, hoe bekoorlijk Paula er in haar verlegenheid uitzag. Hij stelde enkel belang in zaken. Het was hem on verschillig of man, vrouw of machine den noodzakelijken arbeid daarvoor ver richtten; de vrouwen beschouwde hij als een noodzakelijk kwaad. Paula wist dit. Evenals de andere employe's, voelde ze een geheime angst voor hem. Ondanks dat, of misschien juist daarom, zou ze er veel voor hebben willen geven, als hij haar ook eens als mensch en niet als machine had willen besohouwen. Voor de eerste maal in het halve jaar, dat ze bij hem werkzaam was had ze de gelegenheid hem een beleefdheid te bewijzen. Dat vervulde haar hart met trots. „Vindt u het goed, als Ik het werk mee naar huis neem? Dan breng ik het den tweeden Kerstdag 's morgens om acht uur naar den drukker. Vandaag zou het toch niet meer worden aangenomen." „Nou goed dan, maar dan moet ik toch nog even enkele toelichtingen geven voor dit exposé. Gaat u maar even zitten." En op zijn stroeven toon besprak hjj met haar de bijzonderheden, waarop zli den drukker had te wijzen en terwijl hij daarmee bezig was, keek ze onwillekeurig Het valt te betwijfelen of deze rijk aards gelukkiger zijn op den heiligen avond dan de een of andere familie, die m haar klein vertrekje het Kerstfeest viert bij een eenvoudig boompje, maar teizamen in liefde. De maretak, thans meer algemeen be kend onder den Engelsohen naam mistle toe, is een kale, groene struik, die woe kerend op de stammen en takken van verschillende boomen en heesters voor komt. De groene takken met witte bessen worden in den Kersttijd veelvuldig ge bruikt om het huis te sieren. In Engeland bestaat de gewoonte, dat men de vrouw of het meisje, die men goedschiks of met list onder de opge hangen mistletoe weet te krijgen, een kus mag geven. Zou wellicht dit de oor zaak zijn van de snélle verbreiding der gewoonte om met Kerstmis1 het huis met mistletoe te versieren, een gewoonte, die vooral door jongelui gepropageerd wordt: Het lijkt ons, dat men uitgaat van de idee: „is eenmaal de mistletoe maar in geburgerd, dan nemen we ook wel de daarbij bShoorende gewoonte over." Kerstkaarten werden het eerst gedrukt in Londen, ongeveer tachtig jaar geleden, maar het gebruik om elk jaar op die wijze geluk te wensohen is eerst een halve eeuw geleden populair geworden. De eerste kerstkaart was slechts een invitatie waarop stond: wEen i gelukkig Kerstfeest". Later werden er roodborstjes op ge- teekend; het roodborstje toch is het En- gelsche kerstvogeltje, vanwege de legen de van zijn rood borstje!. Nog komt dit figuurtje veel voor op de moderne kerstkaarten. We weten dat bij sommige natiën, bij Franschen en Engelsehen vooral,op Kerstmis een vette gans niet mag ontbre ken op de tafel van wie ze betalen kun nen. Deze gewoonte nu is een milde bron van inkomsten voor hen, die zich öp het mesten van deze vogels toeleggen. Wil men een vette gans van prima kwa liteit leveren, dan mag die niet langer leven dan acht maanden, van April tot December. Gedurende het grootste deel van dien tijd wordt hij in de weide gevoed, en al leen gedurende de laatste periode geeft men ham roggemeel, zemelen of zelfs tarwemeel. Het vette vleesoh wordt goed verkocht, maar in den regel wordt de doode gans in zijn geheel in de veeren afgeleverd. Ook deze brengen ruime wtnst op; want de gans wordt vier maal ln zyn kort leven wat een leven! geplukt, te weten als hf) twee, drie en een half, vijf en zee en een halve maand oud Is. De ge middelde opbrengst aan veeren bedraagt per jaar 500 gram, STILLE NACHT HEILIGE NACHT. Hoe ontstond het Kerstlied „Stille Nacht, Heilige Nacht?" In 1818, den 24en December, kwam de hulppriester Joseph M. Mohr, te Obern- hof an der Salzbach bij den organist Franz Gruber met een gedicht, en het verzoek daarbij muziek te schrijven voor twee solostemmen en koor, met begelei ding van guitaar. Dienselfden avond was. Mohr zelf zong haar met mooie in den Heiligen nacht werd zij gezongen in de Nicolaaskerk te Obernhof, zooals gezegd met begeleiding van guitaar, om dat het orgel er slecht en onbruikbaar was. Momr zelf zong haar met mooie tenorstem en de componist de bas. De boeren waren verrukt over die teere me lodie, en vermoedden niet dat zij de we reld door zou gaan. Hoe ze uit het dorp gebracht werd, naar elders en in 1834 met tekst <zes coupletten) in Gebhardt's „Jugendfreund" afgedrukt werd, weten w;j niet; maar wel dat Michael Haydn, die in Salzburg woonde, lang voor den com ponist gehouden werd, ten onrechte. Franz Gruber, in 1863 gestorven, kreeg op zijn grafsteen een wijdend „Dean Schöpfer des weltbekannten Weihnachts- liedes „Stille Nacht, Heilige Nacht." Het lied is thans overal bekend en waar ter wereld men ook het Kerstfeest viert, wordt het gezongen. naar de sombere trekken en het bleeke gezicht en dacht: „Nou hjj had me toch wel even kun nen bedanken." Toen ze opstond om weg te gaan, zei ze eenvoudig: „Ik wensch u een gelukkig Kerstfeest, mijnheer Bauer." „Dank u juffrouw," klonk stijf zijn antwoord. Voor mij is overigens de eene dag gelijk ana den andere. Kerstmis is een feest voor kinderen niet voor ern stige menschen." Paula, opeens ondeugend, lachte hardop. „O, mijnheer Bauer moeder en ik zjjn geen kinderen, maar we hebben een kerstboom en karpers en punch en daar verheugen we ons ontzettend op! Ik heb medelijden met u! Dag mijnheer Bauer!" En we" was ze, eer de verbaasde chef haar kon antwoorden. Toen mijnheer Bauer zelf eindelijk het kantoor verliet, sloeg het negen uur. Op de trap gaf de brievenbesteller hean nog een paar stukken, die hij meenam, om ze thuis te lezen, zijn woning bestond uit drie gemeubileerde vertrekken: salon, eetkamer en slaapkamer. Er was niemand thuis Zijn knecht had hij vrijaf gegeven en zijn hospita was bij familie het Kerst feest vieren. Ordelijk en zindelijk maakte de woning» toch een somberen Indruk, koud en ongezellig, evenals haar bewo ner. Vandaa- viel dat zelfs aan mijnheer Bauer op. Het was hem heelemaal niet feestelijk te moede. Hjj had honger; maar terwijl hij zich verkleedde, wenschte hij dat hij niet in het overvolle restaurant hoefde te gaan. Het eten daar ver veelde hem altijd hetzelfde hors d'oeuvre, hetzelfde sausje, hetzelfde pud dinkje. Hij voelde zich eenzaam, maar hij wilde niet gaarne onder vreemden gaan, en zijn vrienden waren dien avond in hun eigen kring, hun eigen thuis. Misschien kwam dat door de frissche meisjesstem, die hem had toegeroepen, hoe ontzettend ze zich verheugde op zulke belachelijke dingen als een kerstboom en karpers en punch. Lieve help, hoe lang was het geleden, dat hh zoo van harte blij was geweest? Het moest toch heerlijk zijn, zich weer eens echt op iets te verheugen, zelfs al was het maar op karpers en punch! Bij die gedachte voelde hij den Ieder jaar wordt het groote publiek en vooral het jongere geslacht, veeleischen der in zijn vraag naar „iets nieuws", zei een van de grootste Londensche speel goedfabrikanten een poosje geleden. U zult verwonderd zijn te hooren, ver volgde hij, welke vreemde bestellingen wij soms krijgen. Bijvoorbeeld, zoowat veer tien dagen geleden kregen wij bezoek van een bekend heer, die een complete mena gerie bestelde. Elk dier moest met een echte huid bedekt zijn, en dus op ware grootte gemaakt worden. Het binnenste der dieren moest bestaan uit goed afge werkt mechanisme, waardoor de dieren op een natuurlijke wijZe zich voortbewe gen. Wij hebben juist bet eerste van deze dieren, een leeuw, afgeleverd, en ik ver zeker u, dat het moeilijk is te gelooven dat het dier niet levend is, als men hem ziet rondsluipen en hem van tijd tot tijd gebrul hoort uitstooten. Natuurlijk zijn zulke speelgoederen zeer duur. De leeuw bijvoorbeeld kostte 7200 gulden, terwijl sommige van de an dere dieren van deze vreemde menagerie zeker wel op 12.000 gulden per stuk zul len komen. Ik geloof, dat ik de waarheid spreek wanneer ik zeg, dat de welvarende eige naar van dit wonderlijke speelgoed een speciaal gedeelte van den grond rondom zijn landgoed voor die dieren heeft be schikt. De geheele menagerie moet die nen als een grap voor een partij die mei Kerstmis gegeven zal worden. De grap die hem 120.000 koet, is zpoiets als een record zou ik zeggen. Een ander Kerstgeschenk van buiten gewone waarde was een verkleind model van Nelson's vlaggeechip „de Victorie". Aan dit mooie kleine schip hebben wij bijna twee maanden werk gehad, maar het was dan ook volmaakt tot in de klein ste bijzonderheden. Een heer uit Manchester betaalde ons 10.000 voor een Kerstgeschenk van zijn zoontje. Dit cadeau bestond uit een ge heel spoorwegsysteem, dat opgeborgen werd in een groote keet naast het huis. Wanneer de rails gebruikt werden, be sloegen ze een lengte van een vierde mijl, en dan nog geen enkel maar driedubbel spoor. U kunt dus begrijpen, dat dit iets prachtigs geweest moest zijn. Heel veel Amerikanen komen hier in Londen Amerikaansche speelgoederen en spelen koopen. Ze doen dit omdat ze zeggen dat de Londensche prijzen voor Amerikaansch speelgoed 25 tot 30 pro cent lager zijn dan die van New York. De meesten dezer Amerikanen zijn goede klanten; één van hen besteedde bijna 72.000 aan poppen1 enz. voor zijn doch tertje. Eén der vele geschenken, die hij kocht, was een poppenhuis dat zoo groot was, dat men het uit elkaar moest nemen, om het de kinderkamer van zijn huis binnen te kunnen krijgen. Het poppenhuis be staat uit zes kamers, die alle volkomen gemeubileerd zijn. Men vindt er zelfs echte schilderijtjes aan den muur - en echte porceleinen ornamentjes in een salonkastje. Ook de stallen en een auto garage ontbreken niet. Drie poppen dame, heer en dienstbode maken het huis houden uit, en elk dier poppen bezit een volledige uitzet; de vrouw des huizes be zit niet minder dan twaalf verschillende japonnen. Welk speelgoed het meest gevraagd wordt? O, de meeste kinderen hebben het liefst soldaatjes en daarom hebben wij meestal een voorraad van een half mil- lioen van dat speelgoed, omdat wij in den Kersttijd aan alle aanvragen willen vol doen. Daarna volgen de poppen. Ook daar van is de voorraad nooit ver van het half millioen af. terstond moest beantwoord worden. Waar had hij nu ook weer dien brief van van daag aan die firma gelaten? Weggestuurd was hij niet, dat wik- hij zeker. O, ja, hij had hem aan die juffrouw meege geven om te oopieeren. Hij moest hem hebben, want er stonden gewichtige da tums in. Hij zou terstond iemand naar de juffrouw toe sturen of beter nog, hij zou er zelf even heen gaan dan kon hij haar den nieuwen brief meteen dicteeren. Mijnheer Bauer ging de straat op. Aan de tram1 had hij niets, een taxi was er niet te zien, maar gelukkig woonde de juffrouw niet ver en dus ging hij den weg, te voet. Hij was slecht gemutst. Het sneeuwde en de vlokken vielen in zijn hals. Lachende menschen, met pakjes beladen liepen in het voorbiigaan tegen hem aan, door vele vensters straalde de glans der kerstboomen. Overal was feest stemming merkbaar. En door het ge- druisch op straat heen scheen voortdu rend een kern, die hem toeriep: „We ver heugen er ons ontzettend op!" Paula zelf opende hem de deur. „Mijn heer Bauer!" riep ze verbaasd, met een hooge kleur. „Komt u alsjeblieft binnen! Wat bent u besneeuwd.' Met enkele woorden had hij het doel van zijn late komst medegedeeld. „Dat kan dadelijk gebeuren," zei Paula hartelijk. „Wilt u even uw natte overjas uittrekken en binnenkomen? Er is niemand dan mijn moeder." Mijnheer Bauer kreeg een behaaglijk gevoel, toen hij de warme gezellige, met dennegeur vervulde kamer binnentrad: de inrichting ervan was eenvoudig en smaakvol. Een roode kap temperde het licht der lamp, maar des^te helderder- straalden de lichten van den kerstboom ln een hoek der kamer. Door een ge opende deur zag men in een kleine eet kamer, waar een feestelijk, gedekte tafel stond, een met bloemen ver&ierd Interiepr. Paula stelde haar moeder aan haar chef voor. Zij was een vrouw met fijne trekken en een beminnelijke glimlach. HET LIEDJE VAN DE WEEK. t Is Kerstdag! Neen 't, 't en kraakt geen snee, 't en rijmt, 't en vriest, 't en ijzelt; Toch lijden de armen menschen wee en wordt hun hert verbrijzeld! Ze willen werken, maar 't envalt geen werk, geen loon, geen eteni wiens hert, van ijzer, zal 't nu 't Kerstdag is, vergeten? Geeft milde, geeft, die hebt en houdt van God zoo milde gaven; t wordt ander al, uw geld en goud, naast u in 't graf gegraven. Geeft milde, gij, die Christen: zijt en Kerstdag komt te vieren; geeft milde, alzoo me in vroeger tijd gaf aan menschen en dieren; en Hij, die mensch en dier bemint, Die u, o mensch, verheven, vergodlijkt heeft, Hij zal 't Zijn kind, o mensch, eens wedergeven! doen," antwoordde mevrouw Plantenius. Toen ging het jonge meisje haar chef voor naar een tafel, waarop een, met een kap overdekte, schrijfmachine stond en even later hoorde men geduren de eenigen tijd niets dan een zachte stem en het geluid der toetsen. Toen de brief klaar was, zei'Paula: „Ons meisje kan hem dadelijk naar het station brengen. Over een half uur vertrekt er een D-trein. Dan kan hij daarmee nog weg vanavond." Dankend nami hij dit voorstel aan en wilde afscheid nemen. Hij hield Paula's kleine handje een oogemblik vast. Voor de eerste maal viel het hem op, dat het meisje mooi was. Het glanzende blonde haar, de .groote blauwe oogen, herinner den hem aan zijn gestorven zuster, met zijn moeder, het eenige vrouwelijke we zen, waarvan hij ooit gehouden had. „Ik ben u wel dank verschuldigd, juf frouw," zei hij vriendelijk. „Het was eigenlijk al te erg van me, u bij uw feest te komen storen." Paula keek hem schalks aan, waarböj de kuiltjes in haar wangen zichtbaar wer den. „Wilt u me daarvoor een groot ple'- zier doen, mijnheer Bauer," vroeg ze. „Graag als ik dat kan." „Drinkt u dan een glas punch met moeder en mij?" „Jammer genoeg moet lk gaan eten," antwoordde mijnheer Bauer. „Het is toch al laat geworden In de oogen van een mooie vrouw ligt een macht, waartegen zelfs de grootste vrouwenhater niet altijd bestand is. Paula's oogen smeekten. TOB NOOIT HOEKJE. WAT BOEKEN ONS LEEBEN. Boeken zijn de vrienden dor vriendloozen. Hebben wij vrienden? O, ja, we heb ben kennissen genoeg, die we onze vrien den noemen. We hebben zelfs vertrouw de vrienden. Maar toch toch kunnen we ons dikwijls zoo eenzaam voelen, zoo, of we heel anders zijn dan anderen. Zijn we werkelijk anders of begrijpen we elkaar alleen maar niet? Hoe komt het, dat de schrijvers ons wèl begrijpen? Zijn zij dan allen menschen als wij? Het kan zijn, dat ge na het lezen van een boek, den schrijver persoonlijk zoudt willen leeren kennen. Meestal is dat onmogelijk, de schrijver woont ln een andere stad, in een ander land. Maar al 1b 't gelijk zet die persoonlijke kennismaking dan toch maar liever uit uw hoofd. Want ze zal u zeker tegenvallen. De sohrijver, die in het boek uw vriend was, lijkt in het dagelijksch leven heel anders. Nee, hij is toch ook niet de mensch, dien ge zocht Hij lijkt niet die mensch. Want in het wezen is hij toch wel. Hoe heeft hij andere dat boek kunnen schrijven, dat boek, dat u zoo vertrouwd voorkwam? Ja, hij is wel als u, uw vrienden zijn ook wel als u, maar we hebben allen een uiterlijk, waarachter we ons verschuilen, we probeeren ons soms wel te toonen, zoo als we zijn, maar allerlei kleinigheden houden er ons van terug. Zoolang we tegenover een ander staan, trekken we ons steeds terug. Uit schaamte, beschei denheid, trots. Pas als we alleen zijn, kunnen we onszelf wezen. De schrijver schrijft zjjn boeken als hij alleen is. In het drukke leven tegenover de anderen, is hij, evenals iedereen, gereserveerd, opzettelijk of onopzettelijk onwaar. Pro beer hem dus niet te leeren kennen, maar lees zijn boeken. Goede boeken lezen is beter dan uren met vrienden ver praten. Ge voelt u na al dat gepraat nog eenzamer en moedeloozer dan te voren. Een goed boek heeft u iets te zeggen. Het zegt: gij zijt niet eenzaam, wij menschen. lijken innerlijk zooveel op elkaar. Uit een goed boek spreekt een mensch tot u, die alleen is en zichzelf on gehinderd uitspreekt. Hif heeft de gave van het woord gekregen, hij kan zeggen, wat in ons allen leeft. Ge zit alleen in uw kamer en ige leest het boek, dat de schrijver schreef toen hij ook. alleen was. Ge zijt uzelf in dit uur, zooals de schrijver zichzelf was. Ge voelt een hech ten band, het boek is uw beste vriend geworden I Goede boeken halen ons uit onze een zaamheid, we gaan door hen de men schen anders bekijken. We voelen de menschen als onze gelijken, ook al schij nen ze zoo anders. We vinden in de boeken onze eigen gevoelens weer en weten, dat we er niet alleen mee staan. Boeken zijn vrienden, die ons steunen en bemoedigen, die ons kracht en moed ge ven omï samen met de anderen verder te leven! Lezeres te H. Zeker mag men wel- eens in het ver leden terug zien en alle herinneringen de revue laten paseeren. Dan kan zien, wat men tot dusver van zijn leven gemaakt heeft. Dus moet de terugblik in ons leven ons wijzer maken. Dan heeft de oude herinnering waarde en is ons nuttig. Nimmer moet men met een onver- vulibaar begeeren terugverlangen naar het verleden, maar steeds bedenken, dat in dien het terugkeerde, het toch stellig niet aan de hoog gespannen verwachtingen zou beantwoorden. Voor hen, die te veel in het verleden leven, is het beter, zich met alle kracht te werpen op het heden en zich een nieuw geluk op te bouwen: In den scheppenden arbeid voor een nieuw heden, vindt men den vrede met het verleden terug. Verzonden brieven: Mevr. T. te H.; J. K. te H.; N. N. te H. Dr. JOS. DE COCIL (Nadruk verboden). ze, „Ik weet wel, dat het heel aanmatigend me is, zoo iets te vragen," vervolgde maar als u 't voor lief zoudt willen nemen, de karpers zijn net klaar, en ze smaken stellig beter dan ln een restau rant, want moedertje weet er eén heer lijk recept voor." Mijnheer Bauer dacht na. Het was hier ontegenzeggelijk gezelliger dan ln het ov.ervu'le restaurant. Uit de keuken drong een aanlokkelijke geur, en hij had groo- ten honger. Enkele plichtplegingen volgden nog natuurlijk maar mijnheer Bauer bleef. „Excuseer me, dat lk u kom storen. Ik wilde uw dochter vrageh om nog eVen honger een dringenden brief voor me te sohrij- weer. Hen zou vlug de brieven lezen en ven," zei mijnheer Bauer op een voor zijn rlg gedekte taf el.^P aula z dan gaan eten.' i doen buitengewoon bemlnnelljken toon. Het eene schrijven was een brief, die „Dat zal Paula zeker tgraag willen Tien minuten later zat hij aan de kecu- elf droeg nïet schotel' met karpers binnen. Zulke heer- ijke karpers had mijnheer Bauer nog nooit gegeten, de zelf gebakken panne koeken waren voortreffelijk en de punch maakte uitstekend. Paula zat tegenover hem; haar vroolijkheid werkte aansteke lijk- „Zoo'n prettigen avond heb in lang niet beleefd!" riep ze stralend. „Geluk kige Kerstmisl mijnheer Bauer." En hjj zei niet: „Voor mij is de eene dag net als de andere", maar klonk lachend met haar en dronk zijn glas leeg. Toen de chef afscheid nam, zei hij: „Ik dacht, dat ik het vermogen om vrooiijk te zijn had verloren. U, juffrouw Paula en mevrouw uw moeder hebben me geleerd, dat ik me vergiste. Mag ik u beiden nu voor den oudejaarsavond in het Paleis hotel inviteeren?" Paula's moeder schudde het hoofd: „Neemt u mij niet kwalijk, als ik uw uit- noodiging.niet aanneem, mijnheer. Ik ga 'is avonds nooit uit. Maar als u geen an dere plannen hebt en u wilt onze beschei den tafel voor lief nepien, dan zal het ons een genoegen doen, u dien avond weer bij ons te zien." Mijnheer Bauer keek Paula aan. Haar oogen verrieden meer dan ze zelf ver moedde, eer zij ze voor zijn warmen blik neersloeg. Het doortrilde den eenzame en gloeiend steeg het bloed hem naar het hoofd. „Ik zal met genoegen komen," zei hij Dien nacht had mijnheer Bauer een merkwaardige droom. Hij zag zichzelf getrouwd aan tafel zitten in zijn eigen huis. Tegenover hem zat zijn jonge vrouw, die hem karpers opdischte. Zij leek merkwaardig veel op Paula en plotseling riep ze: „Ik verheug er me ontzettend op!" sprong op en vloog hem 'om den hals. Waren nu de karpers schuld aan dien droom, of was het de punch? Of een gezicht dat straalde van vreugde en zouden het misschien Paula's oogen zijn met gloeiende wangen den dampenden geweest?.B. 413. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). KERSTMIS IN NOORWEGEN. KOSTBARE KERSTBOOMEN. MISTLETOE. KERSTKAARTEN. DE GANZENTEELT. BUITENGEWONE KERSTGESCHENKEN. 0 0 jk B. 'T IS KERSTDAG. Guido Gezelle.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7