't Jutte rtje
Kerst-Nummer I
De brief waarbij baast was
VARIA
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Kerstmis Wetenswaardigheden
w. tif -J*
van Zaterdag 21 December 1929
Ih Christiania en ln andere Noorsche
steden kan het gebeuren, dat uw huisdeur
plotseling wordt opengeworpen, en een
bos stroo of een zak zaagsels naar bin
nen wordt gegooid. Zoek deze dingen
goed na en ergens in het stroo of in het
hooi zult ge een mooi geschenk vinden.
Het komt dikwijls voor, dat jonge lie
den aan hun verloofden een buitenge
woon groot pak sturen. Wanneer men dit
opent, komt er een tweede pak te voor
schijn, waarop een paar woordjes ge
schreven staan. En zöo gaat het voort
pakje na pakje, totdat de geduldige zoek
ster ten laatste aan de kern van het reus
achtige pak komt, waarin hij meestal
een sieraad van groote waarde zal vin
den.
In Noorwegen houdt men er de loffe
lijke gewoonte op na, de vogels een
kerstmaal te geven. Op kerstmorgen is
ieder hek versierd met een korenschoof,
die vastgemaakt is boven op een langen
paal. Het is de bedoeling dat de vogels
zooveel van het koren eten als zij maar
willen.
In Engeland verstaat men de kunst
om kerstbooanen niet alleen met kostbare
geschenken te behangen, doch ook om
kerstboomen zelf van indrukwekkende
grootte te maken. Zoo had de hertog van
Norfolk in Arundel Castle eens een
kerstboom van 70 voet hoogte, terwijl er
voor een waarde van 60.000 gulden aan
geschenken aan hing. In het Londënsche
Crystal Palace, waar men telken jare
een groot aantal kinderen onthaalde, had
men eens een boom van 120 voet hoog.
Met de geschenken vertegenwoordigde
zoo'n boom een waarde van 100.000.
Amerika slaat echter op dit gebied weer
een record. Een Amerikaansche millio-
nair tooide eens een kerstboom met goud
klompen uit Klondyke, en liet de stam
uit een hoop gouden twintig dollarstuk-
ken komen. Een ander millionair wist de
waarde van zijn Kerstboom door de
juweelen, welke er aan hingen, te bren
gen op 3.000.000.
Een Kerstverhaal.
„Hier zijn de brieven, mijnheer Bauer,
kan ik* ze frankeeren?"
De chef nam de brieven aan, keek ze
vluchtig door, teekende ze en gaf ze met
een kort knikje aan de typiste terug.
„Kijk eens," zei hij. „Hier zijn nog 'n paar
rekeningen te copiëeren. En dit exposé
moet overgeschreven en zoo gauw moge
lijk naar de drukkerij worden gebracht."
Juffrouw Plantenius keek verschrikt
naar de klok. Zij kleurde en zei: „Neemt
u anjj niet kwalijk, mijnheer het is al
over acht. Anders zou ik het graag doen,
maar het is Kerstavond en moeder wacht
al op me sedert zes uur."
„Ja, wat moet ik dan aanvangen," zei
mijnheer Bauer, terwijl hij voor het eerst
de juffrouw aankeek.
De chef was een lange magere vrijge
zel, van even dertig. Hij was een vijand
van vrouwen en had geen oog voor vrou
welijke bekoorlijkheden, anders had hij
moeten bemerken, hoe bekoorlijk Paula
er in haar verlegenheid uitzag. Hij stelde
enkel belang in zaken. Het was hem on
verschillig of man, vrouw of machine
den noodzakelijken arbeid daarvoor ver
richtten; de vrouwen beschouwde hij als
een noodzakelijk kwaad. Paula wist dit.
Evenals de andere employe's, voelde ze een
geheime angst voor hem. Ondanks dat, of
misschien juist daarom, zou ze er veel
voor hebben willen geven, als hij haar
ook eens als mensch en niet als machine
had willen besohouwen. Voor de eerste
maal in het halve jaar, dat ze bij hem
werkzaam was had ze de gelegenheid
hem een beleefdheid te bewijzen. Dat
vervulde haar hart met trots.
„Vindt u het goed, als Ik het werk mee
naar huis neem? Dan breng ik het den
tweeden Kerstdag 's morgens om acht uur
naar den drukker. Vandaag zou het toch
niet meer worden aangenomen."
„Nou goed dan, maar dan moet ik toch
nog even enkele toelichtingen geven voor
dit exposé. Gaat u maar even zitten."
En op zijn stroeven toon besprak hjj
met haar de bijzonderheden, waarop zli
den drukker had te wijzen en terwijl hij
daarmee bezig was, keek ze onwillekeurig
Het valt te betwijfelen of deze rijk
aards gelukkiger zijn op den heiligen
avond dan de een of andere familie, die
m haar klein vertrekje het Kerstfeest
viert bij een eenvoudig boompje, maar
teizamen in liefde.
De maretak, thans meer algemeen be
kend onder den Engelsohen naam mistle
toe, is een kale, groene struik, die woe
kerend op de stammen en takken van
verschillende boomen en heesters voor
komt. De groene takken met witte bessen
worden in den Kersttijd veelvuldig ge
bruikt om het huis te sieren.
In Engeland bestaat de gewoonte, dat
men de vrouw of het meisje, die men
goedschiks of met list onder de opge
hangen mistletoe weet te krijgen, een
kus mag geven. Zou wellicht dit de oor
zaak zijn van de snélle verbreiding der
gewoonte om met Kerstmis1 het huis met
mistletoe te versieren, een gewoonte, die
vooral door jongelui gepropageerd wordt:
Het lijkt ons, dat men uitgaat van de
idee: „is eenmaal de mistletoe maar in
geburgerd, dan nemen we ook wel de
daarbij bShoorende gewoonte over."
Kerstkaarten werden het eerst gedrukt
in Londen, ongeveer tachtig jaar geleden,
maar het gebruik om elk jaar op die
wijze geluk te wensohen is eerst een
halve eeuw geleden populair geworden.
De eerste kerstkaart was slechts een
invitatie waarop stond: wEen i gelukkig
Kerstfeest".
Later werden er roodborstjes op ge-
teekend; het roodborstje toch is het En-
gelsche kerstvogeltje, vanwege de legen
de van zijn rood borstje!. Nog komt
dit figuurtje veel voor op de moderne
kerstkaarten.
We weten dat bij sommige natiën, bij
Franschen en Engelsehen vooral,op
Kerstmis een vette gans niet mag ontbre
ken op de tafel van wie ze betalen kun
nen. Deze gewoonte nu is een milde
bron van inkomsten voor hen, die zich
öp het mesten van deze vogels toeleggen.
Wil men een vette gans van prima kwa
liteit leveren, dan mag die niet langer
leven dan acht maanden, van April tot
December.
Gedurende het grootste deel van dien
tijd wordt hij in de weide gevoed, en al
leen gedurende de laatste periode geeft
men ham roggemeel, zemelen of zelfs
tarwemeel.
Het vette vleesoh wordt goed verkocht,
maar in den regel wordt de doode gans
in zijn geheel in de veeren afgeleverd.
Ook deze brengen ruime wtnst op;
want de gans wordt vier maal ln zyn kort
leven wat een leven! geplukt, te
weten als hf) twee, drie en een half, vijf
en zee en een halve maand oud Is. De ge
middelde opbrengst aan veeren bedraagt
per jaar 500 gram,
STILLE NACHT HEILIGE NACHT.
Hoe ontstond het Kerstlied „Stille
Nacht, Heilige Nacht?"
In 1818, den 24en December, kwam de
hulppriester Joseph M. Mohr, te Obern-
hof an der Salzbach bij den organist
Franz Gruber met een gedicht, en het
verzoek daarbij muziek te schrijven voor
twee solostemmen en koor, met begelei
ding van guitaar. Dienselfden avond
was. Mohr zelf zong haar met mooie
in den Heiligen nacht werd zij gezongen
in de Nicolaaskerk te Obernhof, zooals
gezegd met begeleiding van guitaar, om
dat het orgel er slecht en onbruikbaar
was. Momr zelf zong haar met mooie
tenorstem en de componist de bas. De
boeren waren verrukt over die teere me
lodie, en vermoedden niet dat zij de we
reld door zou gaan. Hoe ze uit het dorp
gebracht werd, naar elders en in 1834
met tekst <zes coupletten) in Gebhardt's
„Jugendfreund" afgedrukt werd, weten
w;j niet; maar wel dat Michael Haydn, die
in Salzburg woonde, lang voor den com
ponist gehouden werd, ten onrechte.
Franz Gruber, in 1863 gestorven, kreeg
op zijn grafsteen een wijdend „Dean
Schöpfer des weltbekannten Weihnachts-
liedes „Stille Nacht, Heilige Nacht."
Het lied is thans overal bekend en
waar ter wereld men ook het Kerstfeest
viert, wordt het gezongen.
naar de sombere trekken en het bleeke
gezicht en dacht:
„Nou hjj had me toch wel even kun
nen bedanken." Toen ze opstond om weg
te gaan, zei ze eenvoudig: „Ik wensch u
een gelukkig Kerstfeest, mijnheer Bauer."
„Dank u juffrouw," klonk stijf zijn
antwoord. Voor mij is overigens de eene
dag gelijk ana den andere. Kerstmis is
een feest voor kinderen niet voor ern
stige menschen."
Paula, opeens ondeugend, lachte hardop.
„O, mijnheer Bauer moeder en ik
zjjn geen kinderen, maar we hebben een
kerstboom en karpers en punch en daar
verheugen we ons ontzettend op! Ik heb
medelijden met u! Dag mijnheer Bauer!"
En we" was ze, eer de verbaasde chef
haar kon antwoorden.
Toen mijnheer Bauer zelf eindelijk het
kantoor verliet, sloeg het negen uur. Op
de trap gaf de brievenbesteller hean nog
een paar stukken, die hij meenam, om ze
thuis te lezen, zijn woning bestond uit
drie gemeubileerde vertrekken: salon,
eetkamer en slaapkamer. Er was niemand
thuis Zijn knecht had hij vrijaf gegeven
en zijn hospita was bij familie het Kerst
feest vieren. Ordelijk en zindelijk maakte
de woning» toch een somberen Indruk,
koud en ongezellig, evenals haar bewo
ner. Vandaa- viel dat zelfs aan mijnheer
Bauer op. Het was hem heelemaal niet
feestelijk te moede. Hjj had honger; maar
terwijl hij zich verkleedde, wenschte hij
dat hij niet in het overvolle restaurant
hoefde te gaan. Het eten daar ver
veelde hem altijd hetzelfde hors
d'oeuvre, hetzelfde sausje, hetzelfde pud
dinkje. Hij voelde zich eenzaam, maar hij
wilde niet gaarne onder vreemden gaan,
en zijn vrienden waren dien avond in hun
eigen kring, hun eigen thuis. Misschien
kwam dat door de frissche meisjesstem,
die hem had toegeroepen, hoe ontzettend
ze zich verheugde op zulke belachelijke
dingen als een kerstboom en karpers en
punch. Lieve help, hoe lang was het
geleden, dat hh zoo van harte blij was
geweest? Het moest toch heerlijk zijn,
zich weer eens echt op iets te verheugen,
zelfs al was het maar op karpers en punch!
Bij die gedachte voelde hij den
Ieder jaar wordt het groote publiek en
vooral het jongere geslacht, veeleischen
der in zijn vraag naar „iets nieuws", zei
een van de grootste Londensche speel
goedfabrikanten een poosje geleden.
U zult verwonderd zijn te hooren, ver
volgde hij, welke vreemde bestellingen wij
soms krijgen. Bijvoorbeeld, zoowat veer
tien dagen geleden kregen wij bezoek van
een bekend heer, die een complete mena
gerie bestelde. Elk dier moest met een
echte huid bedekt zijn, en dus op ware
grootte gemaakt worden. Het binnenste
der dieren moest bestaan uit goed afge
werkt mechanisme, waardoor de dieren
op een natuurlijke wijZe zich voortbewe
gen. Wij hebben juist bet eerste van deze
dieren, een leeuw, afgeleverd, en ik ver
zeker u, dat het moeilijk is te gelooven
dat het dier niet levend is, als men hem
ziet rondsluipen en hem van tijd tot tijd
gebrul hoort uitstooten.
Natuurlijk zijn zulke speelgoederen
zeer duur. De leeuw bijvoorbeeld kostte
7200 gulden, terwijl sommige van de an
dere dieren van deze vreemde menagerie
zeker wel op 12.000 gulden per stuk zul
len komen.
Ik geloof, dat ik de waarheid spreek
wanneer ik zeg, dat de welvarende eige
naar van dit wonderlijke speelgoed een
speciaal gedeelte van den grond rondom
zijn landgoed voor die dieren heeft be
schikt. De geheele menagerie moet die
nen als een grap voor een partij die mei
Kerstmis gegeven zal worden. De grap
die hem 120.000 koet, is zpoiets als een
record zou ik zeggen.
Een ander Kerstgeschenk van buiten
gewone waarde was een verkleind model
van Nelson's vlaggeechip „de Victorie".
Aan dit mooie kleine schip hebben wij
bijna twee maanden werk gehad, maar
het was dan ook volmaakt tot in de klein
ste bijzonderheden.
Een heer uit Manchester betaalde ons
10.000 voor een Kerstgeschenk van zijn
zoontje. Dit cadeau bestond uit een ge
heel spoorwegsysteem, dat opgeborgen
werd in een groote keet naast het huis.
Wanneer de rails gebruikt werden, be
sloegen ze een lengte van een vierde mijl,
en dan nog geen enkel maar driedubbel
spoor. U kunt dus begrijpen, dat dit iets
prachtigs geweest moest zijn.
Heel veel Amerikanen komen hier in
Londen Amerikaansche speelgoederen
en spelen koopen. Ze doen dit omdat ze
zeggen dat de Londensche prijzen voor
Amerikaansch speelgoed 25 tot 30 pro
cent lager zijn dan die van New York. De
meesten dezer Amerikanen zijn goede
klanten; één van hen besteedde bijna
72.000 aan poppen1 enz. voor zijn doch
tertje.
Eén der vele geschenken, die hij kocht,
was een poppenhuis dat zoo groot was,
dat men het uit elkaar moest nemen, om
het de kinderkamer van zijn huis binnen
te kunnen krijgen. Het poppenhuis be
staat uit zes kamers, die alle volkomen
gemeubileerd zijn. Men vindt er zelfs
echte schilderijtjes aan den muur - en
echte porceleinen ornamentjes in een
salonkastje. Ook de stallen en een auto
garage ontbreken niet. Drie poppen
dame, heer en dienstbode maken het huis
houden uit, en elk dier poppen bezit een
volledige uitzet; de vrouw des huizes be
zit niet minder dan twaalf verschillende
japonnen.
Welk speelgoed het meest gevraagd
wordt? O, de meeste kinderen hebben het
liefst soldaatjes en daarom hebben wij
meestal een voorraad van een half mil-
lioen van dat speelgoed, omdat wij in den
Kersttijd aan alle aanvragen willen vol
doen.
Daarna volgen de poppen. Ook daar
van is de voorraad nooit ver van het half
millioen af.
terstond moest beantwoord worden. Waar
had hij nu ook weer dien brief van van
daag aan die firma gelaten? Weggestuurd
was hij niet, dat wik- hij zeker. O, ja,
hij had hem aan die juffrouw meege
geven om te oopieeren. Hij moest hem
hebben, want er stonden gewichtige da
tums in. Hij zou terstond iemand naar
de juffrouw toe sturen of beter nog,
hij zou er zelf even heen gaan dan
kon hij haar den nieuwen brief meteen
dicteeren.
Mijnheer Bauer ging de straat op. Aan
de tram1 had hij niets, een taxi was er
niet te zien, maar gelukkig woonde de
juffrouw niet ver en dus ging hij den weg,
te voet. Hij was slecht gemutst. Het
sneeuwde en de vlokken vielen in zijn
hals. Lachende menschen, met pakjes
beladen liepen in het voorbiigaan tegen
hem aan, door vele vensters straalde de
glans der kerstboomen. Overal was feest
stemming merkbaar. En door het ge-
druisch op straat heen scheen voortdu
rend een kern, die hem toeriep: „We ver
heugen er ons ontzettend op!"
Paula zelf opende hem de deur. „Mijn
heer Bauer!" riep ze verbaasd, met een
hooge kleur. „Komt u alsjeblieft binnen!
Wat bent u besneeuwd.'
Met enkele woorden had hij het doel
van zijn late komst medegedeeld.
„Dat kan dadelijk gebeuren," zei Paula
hartelijk. „Wilt u even uw natte overjas
uittrekken en binnenkomen? Er is
niemand dan mijn moeder."
Mijnheer Bauer kreeg een behaaglijk
gevoel, toen hij de warme gezellige, met
dennegeur vervulde kamer binnentrad:
de inrichting ervan was eenvoudig en
smaakvol. Een roode kap temperde het
licht der lamp, maar des^te helderder-
straalden de lichten van den kerstboom
ln een hoek der kamer. Door een ge
opende deur zag men in een kleine eet
kamer, waar een feestelijk, gedekte tafel
stond, een met bloemen ver&ierd Interiepr.
Paula stelde haar moeder aan haar
chef voor. Zij was een vrouw met fijne
trekken en een beminnelijke glimlach.
HET LIEDJE VAN DE WEEK.
t Is Kerstdag! Neen 't, 't en kraakt geen
snee,
't en rijmt, 't en vriest, 't en ijzelt;
Toch lijden de armen menschen wee
en wordt hun hert verbrijzeld!
Ze willen werken, maar 't envalt
geen werk, geen loon, geen eteni
wiens hert, van ijzer, zal 't
nu 't Kerstdag is, vergeten?
Geeft milde, geeft, die hebt en houdt
van God zoo milde gaven;
t wordt ander al, uw geld en goud,
naast u in 't graf gegraven.
Geeft milde, gij, die Christen: zijt
en Kerstdag komt te vieren;
geeft milde, alzoo me in vroeger tijd
gaf aan menschen en dieren;
en Hij, die mensch en dier bemint,
Die u, o mensch, verheven,
vergodlijkt heeft, Hij zal 't Zijn kind,
o mensch, eens wedergeven!
doen," antwoordde mevrouw Plantenius.
Toen ging het jonge meisje haar chef
voor naar een tafel, waarop een,
met een kap overdekte, schrijfmachine
stond en even later hoorde men geduren
de eenigen tijd niets dan een zachte stem
en het geluid der toetsen. Toen de brief
klaar was, zei'Paula: „Ons meisje kan
hem dadelijk naar het station brengen.
Over een half uur vertrekt er een D-trein.
Dan kan hij daarmee nog weg vanavond."
Dankend nami hij dit voorstel aan en
wilde afscheid nemen. Hij hield Paula's
kleine handje een oogemblik vast. Voor
de eerste maal viel het hem op, dat het
meisje mooi was. Het glanzende blonde
haar, de .groote blauwe oogen, herinner
den hem aan zijn gestorven zuster, met
zijn moeder, het eenige vrouwelijke we
zen, waarvan hij ooit gehouden had.
„Ik ben u wel dank verschuldigd, juf
frouw," zei hij vriendelijk. „Het was
eigenlijk al te erg van me, u bij uw feest
te komen storen."
Paula keek hem schalks aan, waarböj
de kuiltjes in haar wangen zichtbaar wer
den. „Wilt u me daarvoor een groot ple'-
zier doen, mijnheer Bauer," vroeg ze.
„Graag als ik dat kan."
„Drinkt u dan een glas punch met
moeder en mij?"
„Jammer genoeg moet lk gaan eten,"
antwoordde mijnheer Bauer. „Het is toch
al laat geworden
In de oogen van een mooie vrouw ligt
een macht, waartegen zelfs de grootste
vrouwenhater niet altijd bestand is.
Paula's oogen smeekten.
TOB NOOIT HOEKJE.
WAT BOEKEN ONS LEEBEN.
Boeken zijn de vrienden dor
vriendloozen.
Hebben wij vrienden? O, ja, we heb
ben kennissen genoeg, die we onze vrien
den noemen. We hebben zelfs vertrouw
de vrienden. Maar toch toch kunnen
we ons dikwijls zoo eenzaam voelen, zoo,
of we heel anders zijn dan anderen. Zijn
we werkelijk anders of begrijpen we
elkaar alleen maar niet? Hoe komt het,
dat de schrijvers ons wèl begrijpen? Zijn
zij dan allen menschen als wij? Het kan
zijn, dat ge na het lezen van een boek,
den schrijver persoonlijk zoudt willen
leeren kennen. Meestal is dat onmogelijk,
de schrijver woont ln een andere stad, in
een ander land. Maar al 1b 't gelijk
zet die persoonlijke kennismaking dan
toch maar liever uit uw hoofd. Want ze
zal u zeker tegenvallen. De sohrijver, die
in het boek uw vriend was, lijkt in het
dagelijksch leven heel anders. Nee, hij is
toch ook niet de mensch, dien ge zocht
Hij lijkt niet die mensch. Want in het
wezen is hij toch wel. Hoe heeft hij
andere dat boek kunnen schrijven, dat
boek, dat u zoo vertrouwd voorkwam? Ja,
hij is wel als u, uw vrienden zijn ook
wel als u, maar we hebben allen een
uiterlijk, waarachter we ons verschuilen,
we probeeren ons soms wel te toonen, zoo
als we zijn, maar allerlei kleinigheden
houden er ons van terug. Zoolang we
tegenover een ander staan, trekken we
ons steeds terug. Uit schaamte, beschei
denheid, trots. Pas als we alleen zijn,
kunnen we onszelf wezen. De schrijver
schrijft zjjn boeken als hij alleen is. In
het drukke leven tegenover de anderen,
is hij, evenals iedereen, gereserveerd,
opzettelijk of onopzettelijk onwaar. Pro
beer hem dus niet te leeren kennen,
maar lees zijn boeken. Goede boeken
lezen is beter dan uren met vrienden ver
praten. Ge voelt u na al dat gepraat nog
eenzamer en moedeloozer dan te voren.
Een goed boek heeft u iets te zeggen. Het
zegt: gij zijt niet eenzaam, wij
menschen. lijken innerlijk zooveel op
elkaar. Uit een goed boek spreekt een
mensch tot u, die alleen is en zichzelf on
gehinderd uitspreekt. Hif heeft de gave
van het woord gekregen, hij kan zeggen,
wat in ons allen leeft. Ge zit alleen in
uw kamer en ige leest het boek, dat
de schrijver schreef toen hij ook. alleen
was. Ge zijt uzelf in dit uur, zooals de
schrijver zichzelf was. Ge voelt een hech
ten band, het boek is uw beste vriend
geworden I
Goede boeken halen ons uit onze een
zaamheid, we gaan door hen de men
schen anders bekijken. We voelen de
menschen als onze gelijken, ook al schij
nen ze zoo anders. We vinden in de
boeken onze eigen gevoelens weer en
weten, dat we er niet alleen mee staan.
Boeken zijn vrienden, die ons steunen en
bemoedigen, die ons kracht en moed ge
ven omï samen met de anderen verder te
leven!
Lezeres te H.
Zeker mag men wel- eens in het ver
leden terug zien en alle herinneringen
de revue laten paseeren. Dan kan
zien, wat men tot dusver van zijn leven
gemaakt heeft. Dus moet de terugblik in
ons leven ons wijzer maken. Dan heeft
de oude herinnering waarde en is ons
nuttig. Nimmer moet men met een onver-
vulibaar begeeren terugverlangen naar het
verleden, maar steeds bedenken, dat in
dien het terugkeerde, het toch stellig niet
aan de hoog gespannen verwachtingen
zou beantwoorden. Voor hen, die te veel
in het verleden leven, is het beter, zich
met alle kracht te werpen op het heden
en zich een nieuw geluk op te bouwen:
In den scheppenden arbeid voor een
nieuw heden, vindt men den vrede met
het verleden terug.
Verzonden brieven:
Mevr. T. te H.; J. K. te H.; N. N. te H.
Dr. JOS. DE COCIL
(Nadruk verboden).
ze,
„Ik weet wel, dat het heel aanmatigend
me is, zoo iets te vragen," vervolgde
maar als u 't voor lief zoudt willen
nemen, de karpers zijn net klaar, en
ze smaken stellig beter dan ln een restau
rant, want moedertje weet er eén heer
lijk recept voor."
Mijnheer Bauer dacht na. Het was hier
ontegenzeggelijk gezelliger dan ln het
ov.ervu'le restaurant. Uit de keuken drong
een aanlokkelijke geur, en hij had groo-
ten honger.
Enkele plichtplegingen volgden nog
natuurlijk maar mijnheer Bauer bleef.
„Excuseer me, dat lk u kom storen.
Ik wilde uw dochter vrageh om nog eVen
honger een dringenden brief voor me te sohrij-
weer. Hen zou vlug de brieven lezen en ven," zei mijnheer Bauer op een voor zijn rlg gedekte taf el.^P aula z
dan gaan eten.' i doen buitengewoon bemlnnelljken toon.
Het eene schrijven was een brief, die „Dat zal Paula zeker tgraag willen
Tien minuten later zat hij aan de kecu-
elf droeg
nïet
schotel' met karpers binnen. Zulke heer-
ijke karpers had mijnheer Bauer nog
nooit gegeten, de zelf gebakken panne
koeken waren voortreffelijk en de punch
maakte uitstekend. Paula zat tegenover
hem; haar vroolijkheid werkte aansteke
lijk-
„Zoo'n prettigen avond heb in lang
niet beleefd!" riep ze stralend. „Geluk
kige Kerstmisl mijnheer Bauer."
En hjj zei niet: „Voor mij is de eene
dag net als de andere", maar klonk
lachend met haar en dronk zijn glas
leeg.
Toen de chef afscheid nam, zei hij: „Ik
dacht, dat ik het vermogen om vrooiijk te
zijn had verloren. U, juffrouw Paula en
mevrouw uw moeder hebben me geleerd,
dat ik me vergiste. Mag ik u beiden nu
voor den oudejaarsavond in het Paleis
hotel inviteeren?"
Paula's moeder schudde het hoofd:
„Neemt u mij niet kwalijk, als ik uw uit-
noodiging.niet aanneem, mijnheer. Ik ga
'is avonds nooit uit. Maar als u geen an
dere plannen hebt en u wilt onze beschei
den tafel voor lief nepien, dan zal het
ons een genoegen doen, u dien avond
weer bij ons te zien."
Mijnheer Bauer keek Paula aan. Haar
oogen verrieden meer dan ze zelf ver
moedde, eer zij ze voor zijn warmen blik
neersloeg. Het doortrilde den eenzame
en gloeiend steeg het bloed hem naar
het hoofd.
„Ik zal met genoegen komen," zei hij
Dien nacht had mijnheer Bauer een
merkwaardige droom.
Hij zag zichzelf getrouwd aan tafel
zitten in zijn eigen huis. Tegenover hem
zat zijn jonge vrouw, die hem karpers
opdischte. Zij leek merkwaardig veel op
Paula en plotseling riep ze: „Ik verheug
er me ontzettend op!" sprong op en
vloog hem 'om den hals.
Waren nu de karpers schuld aan dien
droom, of was het de punch? Of
een gezicht dat straalde van vreugde en zouden het misschien Paula's oogen zijn
met gloeiende wangen den dampenden geweest?.B.
413. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
KERSTMIS IN NOORWEGEN.
KOSTBARE KERSTBOOMEN.
MISTLETOE.
KERSTKAARTEN.
DE GANZENTEELT.
BUITENGEWONE
KERSTGESCHENKEN.
0 0
jk
B.
'T IS KERSTDAG.
Guido Gezelle.