K ANNE WASSER NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA IS ALTIJD HEI GEHEIM IIH DE LOLA Nederlandsche Middenstandcbank Eerste Blad. BUITENLAND. OOK VOOR DAMES-CONFECTIE De opening van de vlootconfferentie. Nr. 6758 DONDERDAG 23 JANUARI 1930 58ste JAARGANG Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag Redacteur: P. C. DE BOER. Donderdag 23 Jan4.59 uur. Vrijdag 24 5.00 ZWEDEN. GEEN VERHOOGING DER LAND- BOUWTARIEVEN. Stockholm, 18 Jan, De debatten in het Zweedsche parlement, die met groote spanning tegemoet gezien werden, duur den gisteren tot ver na middernacht. In het middelpunt der belangstelling ston den de voorgestelde maatregelen tot 'be strijding van de crisis in den landbouw, met name de kwestie van de vorhooging der tarieven. Uit de beschouwingen der partijleiders bleek, dat de meerderheid in het parlement tegen de door de regeering voorgestelde verhooging der landbouwta- rieven is. De sociaal-democraten ver klaarden, dat zij bereid waren om in de plaats van een verhooging der landbouw- tarieven toe te staan, mede te werken aan een verlaging der voor industrie-produc ten geldende tarieven, teneinde den land bouwers daardoor hulp te verschaffen. Oost-lndië. ONTROUWE DOUANEAMBTENAREN. Zeven hunner geschorst. Zeven bij de douane werkende ambte naren zijn momenteel geschorst, meldt het „N. v. d. D. v. N. I." Het meerendeel hunner heeft 'in West-Borneo gediend, waar de inspecteur N. A. Ch. A. M. Büno Heslinga tijdens een inspectie twee in- heemsche ambtenaren in den poet liet stoppen, wegens knoeierijen. „Als u ons arresteert", zeiden de brave lieden, „dan is het niet meer dan billijk, dat u die en die ook in den kraag pakt". En zoo kwam bet uit, dat er al gedurende jaren was geknoeid. Eigenlijk geldt het hier een zaak, die al van 1925 hangende is, maar waarvan men nooit afdoende bewijs .kon erlangen. Thans hebben de gearresteerden de zaak weer aan het rol len gebracht. Twee der geschorsten be vinden zich momenteel met verlof in Ne derland. Eén heeft reeds bekend, 10 mille verduisterd te hebben. Dinsdag te de Vlootconferentie door den Engelschen Koning ge opend. Verschillende redevoeringen. Optimisme en pessimisme. In de Koninklijke Galerij van het En- gelsche Hoogerhuis is de Vlootconferentie Dinsdagmorgen... even na den vastgestel- den tijd, door den Koning geopend met een rede die door alle Engelsche draad- looze stations uitgezonden is. De Koning sprak met heldere, zeer duidelijk ver staanbare stem o.m. als volgt: Met de levendigste voldoening roep ik den afgevaardigden van de vijf groote maritieme mogendheden, die hier veree- nigd zijn met de nobele bedoeling om de drukkende wapening te bestrijden, het welkom toe. Ieder volk is trotsch op zijn marine, op zijn maritieme tradities en op de daden in het verleden door die marine verricht. Het is geen fout van die tradi tie, dat de wapening geleid heeft tot een onderlingen wedstrijd die op den duur weer een gevoel van onveiligheid en zelfs het risico van een nieuwen oorlog moest scheppen. Sedert den laatsten oorlog zijn alle vólkern eensgezind in den eisoh dat hun staatslieden niets onbeproefd zouden laten om een herhaling van het grimmige en ontzaglijke treurspel van den laatsten oorlog te voorkomen. Wij willen eeca ge bouw des vredes oprichten en een der hechtste zuilen in dit gebouw zal de be perking der bewapening ter zee moeten worden tot de grens, die nog vereenigbaar is met de nationale veiligheid. Ik geloof stellig dat deze conferentie zal leiden tot onmiddellijke verlichting van de lasten der volkeren en ook het toekomsti ge werk van de voorbereidende Geneef- sche commissie van ontwapening zullen vergemakkelijken en het aanbreken van den tijd zal bespoedigen, waarop de alge- meene ontwapeningsconferentie 't vraag stuk iiog op uitgebreider wijze zal kunnen behandelen. In deze verwachting zal ik den arbeid van, deze conferentie met de meeste belangstelling en aandacht volgen. De rede van Macdonald. Na zijn verkiezing tot voorzitter zeide Macdonald dat hij natuurlijk hoopte dat deze conferentie met volledig succes be kroond zou worden, dit te meer waar zij samenviel met de eerste openbare rede die Z. M. na zijn ziekte weer in persoon had kunnen houden. Uit naam van alle gede- legeex-den biedt spr. den Koning de beste gelukwenschen der conferentie met zijn herstel aan. Ieder land en ieder volk, hetzij rijk of arm, voelt den last zijher oorlogsbegroo- tingen en zou wenschen dien last te kun nen verminderen. Die lasten ontstaan alle uit dezelfde oorzaak: den geest van twijfel in de be doelingen van andere volkeren. In den jongsten tijd is het ons gelukt door arbi trage en internationale rechtspraak, door den Volkenbond en het verdrag van Kel logg een groot deel van dit gevoel van on veiligheid en van dien twijfel uit te ban nen, maar de angst dat onze middelen ontoereikend zullen zijn, dat toch weer een nieuw conflict zal ontstaan dat alleen op de oude wijze kan beslecht worden n.L door oorlog die angst is ook weer leven de onder alle volkeren die onder de e enige beschutting van het militarisme opgevoed zijn.- Wij moeten andere middelen ter be veiliging zoeken en ons alvast voor oogen houden dat zij, zoo niet onmiddellijk, toch in de toekomst bereikbaar zullen zijn. Overdreven militaire voorzorgen zijn niet alleen verspilling van nationalen rijk dom maar toonen gebrek aan vertrouwen in de politiek van onze eigen regeeringen. De militaire toebereidselen van één volk werden totnutoe bepaald door de zooge naamde minimum-behO' l'ten van het an dere en daarom was geen volk vrij om tot een bescheiden mate an ontwapening over te gaan. Alleen door internationale overenstemming kunnen wij hier iets be reiken. Op twee dingen moet ik in dit verband evenwel wijzen. De vijf groote zeemogend heden, evenals alle and-re staten en vol ken hebben verschillende plichten, ver schillende behoeften, r hetzij door hun geografische ligging,-' ueizij door een groot of minder groot koloniaal rijk en vroegere conferenties zijn mislukt door dat partijen dit feit niet konden erken nen. Wfj Engelschen zijn op dit eiland ge plaatst, onze kracht, onze verdediging, ja ons heele bestaan hangt af van de zee en voor ons is een vloot geen overbodigheid maar een middel van harde noodzakelijk heid. Maar wfj willen, ofschoon we in de eerste plaats een zeemogendheid zijn, een groot offer brengen om onze waarachtige vredesliefde te toonen. Toen president Hoover mij dan ook door den nieuwen Amerikaanschen gezant generaal Dawes, voorstelde om onze wederzijdsche moei lijkheden nogmaals onder de oogen te zien heb ik van ganscher harte daarin toege stemd, en ik hoop dat deze conferentie voorbestemd zal blijken om een ontwerp conventie uit te werken, dat niemands veiligheid belagen zal. Het is mijn vaste overtuiging dat wij door de daad zelve van een flinke ontwapening ons aller veilig heid en den wereldvrede het beste zullen dienen. De kwestie der llnle-sehepen. Volgens den diplomatieken medewerker van de Daily Telegraph, beschouwt men in Frankrijk de voorstellen van Engelsche en Amerikaansche zijde tot vermindering der linie-vloten.van alle mogendheden met bezorgdheid. Want het kan zijn dat de Vereenigde Staten en Engeland dan in 1936 nog maar zeven, Japan nog slechts vier kapitale schepen zal hebben, Frank rijk zal er zelfs nog maar twee bezitten. Men voert nu het argument aan dat bij zulk een geringe sterkte aan kapitale schepen de Fransche vloot in een gegeven geval in de minderheid zou zijn tegen over de zes door Duitschland op het pro gram geplaatste „pantserschepen in zak formaat' en dat het daarom, indien men tot de inkrimping der linie-schepen be sluit, voor Frankrijk onvermijdelijk zal zijn, een aantal nieuwe pantserkruisers van ten minste 15.000 ton te bouwen. Stlmson spreekt Na MacDonald nam Stimson, de Ame rikaansche staatssecretaris van buiten- landsche zaken, het woord. Hij herinner de eveneens aan de Washingtonsche con ferentie als aan de eerste mijlpaal op den weg der ontwapening. Ook Stimson legde, evenals MacDonald, den nadruk op den samenhang van de drie categorieën der verdediging. De basis van het ontwapeningsprobleem bestaat echter niet louter in de vermindering der bewa pening, doch in de verzekering des vre des. Verder voerden nog de Australische en Canadeesohe gedelegeerden het woord. FEUILLETON VRAAGT SPOOR/HOSTERD GrandI aan het woord. Grandi (Italië) zeide, dat de Italiaansche delegatie bij niemand achter zal blijven in .pogingen tot het verwezenlijken van de beoogde doeleinden. De fascistische re geering koesterde den wensch, reëele, tast bare resultaten te verkrijgen op het ge bied der ontwapening en veiligheid, die het als onverbrekelijk met elkaar verbon den beschouwde, zoowel uit nationale als andere, Europeesche en universeele rede nen. Tardieu's rede. De rede van den Franschen minister president Tardieu was betrekkelijk kort. Het beperken en verminderen der mari tieme bewapening, zoo betoogde hij, zijn het doel dezer conferentie. Het experiment van deze conferentie heeft een bepaalde beteekenis, want van de ontwapening ter zee hangt de algemeene ontwapening af. Mislukt onze ondernemnig, dan loopt ook de algemeene ontwapening groot gevaar. Tardieu legde den nadruk op de moei lijkheid van het probleem en sloot zich bij het voorstel van MacDonald aan om eerst de behoeften van elke zeemogendheid vast te stellen ten einde langs dezen weg tot een vergelijk te geraken. De Japansche zienswijze. Wakatsoeki, de leider der Japansche delegatie, zette, volgens een N.T.A.-be richt, in de Japansche taal uiteen dat, al waren de vraagstukken, waarvoor de con ferentie gesteld werd, ook delikaat, hij geen reden zag, waarom zij ze niet zou op lossen. Japan was niet slechts bereid tot 'n beperking der vlotensterkte, doch ook tot een vermindering. Het koesterde slechts den wensch, dat de nationale veiligheid niet wordt geschokt, d.w.z. dat de strijd krachten, die het behoudt, voor de ver dediging toereikend moeten zijn. KONINGSTRAAT 108a Handelscredieten Rekening-Courant DE INDRUKKEN VAN DEN EERSTEN DAG. De ster-oorrespondent van de Nw. Rott. Crt. meldde Dinsdagavond uit Londen: Vanmiddag op een politieke tea werd over de kansen der conferentie gespro ken. Een bekende Amerikaansche publi cist liet zich zeer pessimistisch uit. Hij was niet alleen ovretuigd van de misluk king der conferentie, maar hij meende zelfs, dat noch aan Amerikaanschen kant, noch aan Engelschen kant een man was, knap genoeg om een mislukking voldoen de te kunnen bemantelen. Dit pessimisme werd in die overigens weinig optimisti- schen kring bestreden met de opmerking, dat men moeilijk reeds een mislukking kon voorspellen als men niet wist waar over de conferentie zal loopen. Dit is inderdaad op het oogenblik die toestand. De naam vlootconferentie heeft nog geen inhoud gekregen. Men spreekt hier van een nieuwe beperking van de slagschepen. Men krijgt echter sterk den indruk, dat dit maar een aanloop is om tot de zaak te komen. Het hoofddoel moet zijn het échec van de vlootconferentie van Genève in 1927 ongedaan te maken. Men kan de toen zoo netelige kwestie van de kleine kruisers niet terzijd© laten zonder onmiddellijk den indruk te wekken, dat men het vraagstuk niet aandurft. De be perking van die kruisers, ziedaar een on derwerp, dat zich meer dan iets anders na het gebeurd© van 1927 opdringt. De conferentie zou haar eigen voorbarigheid onmiddellijk bewijzen, als zij voor dit onafgedane onderwerp uit den weg ging. Een overeenkomst voor slagschepen alle e n zou niet alleen in Amerika groote verwondering wekken, maar heeft volgens d© kenners van den toestand, alle kans niet te worden aanvaard. LUCHTVAART. De postvluchten naar en van Indië. Het zevende retourvllegtnlgi. Bij: de K. L. M. is bericht ingekomen, dat de P.H.-A.L.O. Maandag te 6.20 uit Djask te vertrokken, te 10.25 te Boesjir is gear riveerd; te 11.20 vertrok het toestel naar Bagdad, waar het te 15.25 te aangekomen. 19) door WTT.T.TAM LE QUEUX. Voortzoekend kwam al wat 'er den laat sten tijd geschied was mijt voor den geest; herinnerde ik mij de woorden van mijn vriend Jack Durnford, toen wjj op het dek van de „Bulwark" stonden en ik heon vertelde, dat de „Lola" ons een bezoek had gebracht. Eén ding hiad ik verzuimd; het adres uit te vorschen van het origi neel van het portret, dat in de „Lola" ver scheurd op den grond had gelegen en dat ik later op de kamer van Muriel terugzag het portret van dat meisje, wier oogen mij zoo hadden aangetrokken. De namiddag verstreek en nog zochten wij vergeefs. Ik was uitgeput van honger en dorst, maar mijn gezellin klaagde nog over het een, noch over het ander. Haar energie was verbazingwekkend. Langzaam aan naderden wij het einde van de schilderachtige valled. De stilte om ons heen werd' door geen geluid verbroken. De zon ging onder en de hemel ver toonde dien eigenaardigen gloed die de duisternis vooraf gaat en ons een waar schuwing was, dat het tijd werd een einde te maken aan ons speuren. Juist waren wij aan een plek gekomen, waar het mos zoo dik lag, dat wij geruisch- loos, als op een Smyrnaasch tapijt, voort gingen, toen het mij voorkwam alsof ik iemand hoorde spreken. Ik stak mijn hand op oim Muriel te waarschuwen; maar ook zij' had iets gehoord, want wij bleven op hetzelfde oogenblik stilstaan. „Daar is iemand," fluisterde ik, „achter de rots." Zij knikte. Wijl luisterden gespannen, maar het bleef stil. Ik wist, dat er iemand aan de andere zijde van de rots moest wezen, want een lijster sprong in een boom vlak boven ons onrustig van den eenen tak op den anderen, vreesachtig tjilpende, alsof hij in zijn eenzaamheid gestoord was en zich daarover wilde be klagen. Wij kropen beiden geruischloos verder om uit te vinden, wie de indringers wa ren. Hiertoe dienden wij op de rots te klauteren om over den rand heen neer te kunnen zien, waarin wij na heel wat in spanning slaagden en nog juist twee man nen van de plek weg konden zien gaan. „Wie zouden dat wezen?" vroeg ik. „Kent u ze soms?" „Misschien zijn het wel twee_ hoeren uit den omtrek, die onder het jagen ver dwaald zijn geraakt. Zij zijn tamelijk net jes gekleed." „Ik geloof niet, dat zij geweren bij zich hebben," zei ik. „Een hunner draagt iets over den schouder." „Dat meende ik ook te zien. Ik zag het voor een geweer aan. Vandaar mijn ver onderstelling." „Neen, een geweer draagt men niet op die wijze. Het leek meer op een spade." „Een spade?! Weet u dat zeker?" „Niet zéker. We zijn helaas juist even te laat." „Van achteren gezien kwam de groot ste, met die bruine jas, mij wel bekend' voor. Op het oogenblik wil het mij niet te binnen schieten op wien die man lijkt." Zij, sprak fluisterend, alsof ziji bang was ontdekt te zullen worden. Ik deed moeite de indringers na te zien. Dat een hunner een spade en de an der een ijzeren staaf droeg, wekte mijn bevreemding. Op hetzelfde oogenblik zag ik, dat de grond beneden ons aan den voet van de rots eerst kortelings om woeld scheen. „De man droeg zonder twijfel een spa de," zei ik toen beslist. „Kijk maar. Zij hebben haar juist gebruikt." Haar oogen volgden de richting van mijn uitgestrekte hand. „Ik geloof het ook," zei zij nadenkend. Zoodra wij zekerheid hadden, dat de mannen buiten ons bereik en wij dien tengevolge buiten het hunne waren liepen wij haastig naar beneden en zagen nu duidelijk, dat men hier aan het gra ven was geweest. Vlugger dan ik het u kan beschrijven, hadden wij een tak van ©en boom afge trokken en waren wij daarmede den grond aan het omwoelen, hetgeen ons in den beginne niet moeilijk viel. Koortsachtig werkten wij door, voor gevoelend, dat daar iets verborgen lag. Het gat was niet groot genoeg om een mensoh te bevatten. Graven met een stuk hout bleek zwaar, vermoeiend werk. Lang duurde het dan ook, eer wij een ruimte van ©enige betee kenis losgewoeld hadden. Muriel was een en al energie. Na een kwartier gravens riep Muriel plotseling uit: „Kijk eens, mijnheer Gregg. Wat is dat?" Zaege'J Ik boog voorover; bleef stom van ont zetting staan. Door hetgeen onze oogen aanschouw den, was het geheim enkel nóg gehedon- zinniger erop geworden. HOOFDSTUK XHX Eerst zagen wij een stuk grijs-wollen stof, ongeveer een halven meteT onder den grond; dit bleek een vrouwenklbe- dingstuk te wezen. Met weerzin sprong ik in het gat, dat wiji met zooveel' inspan ning gegraven hadden, om met mijn han den de aarde weg te graven, tot ik eens klaps op iets stuitte. Een lichaam, dubbel gevouwen, lag in het gat!. Met vereende krachten trokken wij en na het vuil verwijderd te hebben, herken de ik.Artmida, de vrouw van Olintol Beiden waren zij dus vermoord. „Wie zou dat wezen?" vroeg Muriel. „Klaarblijkelijk geen dame, te oordeelen naar kleeding en handen." .Hoogstwaarschijnlijk niet!" antwoord de ik, het veiliger oordeelend mijn ge heim te bewaren. Ik dacht aan Olinto's verhaal van de ziekte zijner vrouw; voor zoover ik zien kon, scheen deze vrouw tijdens haar leven gezond geweest te zijn, hoewel de ruwe, harde handen blijk ga ven van rusteloozen arbeid. Achter het oor had zij een diepe wond, toegebracht met een zwaar voorwerp naar het scheen. „De mannen die mannen, die haar begroeven wie zouden dat geweest zijn?" vroeg mijn gezellin gejaagd. Wij moeten hen volgen. Ongetwijfeld zijn zij de moordenaars, die in het geheim terug zijn gekeerd, om het tweede slachtoffer te verbergen." „Ja," zei ik. „Zij mogen ons niet ont snappen. Laten wij hen volgen." Het opgegraven lijk tegen een boom plaatsend, nam ik Muriel om het middel en waadde door het beekje, waarna wij de vluchtelingen achtervolgden. Ik was inwendig woedend, dat ik de twee mannen niet direct was gevolgd. Muriel meende den man met de donker kleurige jas te herkennen; dit herhaalde zij., maar zij wist zich niet te herinneren waar en wanneer zij hem had gezién. Wij. liepen het bosch door. De zon was reeds onder en de avond begon te vallen. Nu en dan hielden wij: stil en luisterden. Maar er heerschte doodsche stilte alom, verstoord' door den korten schreeuw van 'n nachtuil of bet zacht geruisch der bla deren. De vluchtelingen schenen den weg te kennen, zelfs in dit bosoh, waar geen pad of weg was te bespeuren. Bovendien waren zij ons twintig minuten vóór, en konden reeds lang de open vlakte bereikt hebben. Zouden zij' ons ontsnappen? Maar dan wist ik toch hoe de een ge kleed was, terwijl ik had meenen te zien, dat de ander een donkerblauwe zeemans jekker droeg. Vóór de duisternis intrad, waren wij het bosch uit. Geen spoor te ontdekken van de twee mannen, die het lijk zoo ge heimzinnig hadden verborgen. „Ik loop met u mee naar huis, juffrouw Leithoourt," zei ik, „en zal de politie in lichten. De vluchtelingen moeten gear resteerd worden." „Goed," zei zij. „Ik zal door een achter deur binnen gaan; want in dezen toestand mogen de gasten mij niet zien." (Wordt vervolgd). HELDERSCHE COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbetaling: Heldersche Courant f 1.50voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand en Wieringen f 1.65; binnenland fa. Ned. O. en W. Indië p. zeepost f 2.10, id. p. mail en overige landen f3.20. Zondagsblad resp. f 0.50, f 0.70, fo.70, f 1. Modeblad reep, f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 ct.; fr. p. p. 6 ct. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER JR. Bureau: Koningstraat 29 -- Telefoon: 50 en 412 Poat-Girorakeniiw No. 16066. ADVERTENTIEN: 20 ot p. regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte alt redactlon. teket) dubbel tarief. Kleine advert. (gevraagd, te koop, te huur)v. 11lm 9 regels 40 ct.. elke regel meer 10 et. bij vooruitbetaling (adree: Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijeno. 4 ct. Licht op voor alle voertuigen: FOTOGRAFISCH ATELIER E1SELIN Polderweg—Den Helder FOTOKAARTEN, modern portretwerk Gravure druk en Schetsen Foto-Studle's Studle's van f 5, f 10, f 15 en Fotokaarten per V» dozijn -j- Salonfoto vanaf f 1.50 tot en met f 5 Vergrootingen naar leder portret Foto's voor Industrie KANTOOR DEN HELDER Wybert-tabletten on der het oefenen ter bescherming van de keel, vóór het op treden ter zuivering van de stem.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 1