'li Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG15 FEBRUARI 1930 WEERVOORSPELLINGEN. RESEDA. Wouw. Een pijnstillend kruid. DE KRACHT VAN HET WATER. TRUFFELS ZOEKEN. Het geslacht der Truffelvarkens. het handschoentje. Vaderleed. De oude baron Van Wallenstein had jaren geleden ook bij' onze huzaren ge staan, daarom meenden mijn man en ik dat de aanhankelijkheid aan zijn oude regiment hem hier in ons plaatsje ge haald had, dbch dat was niet het geval, want hij keek nooit naar zijn oude regi ment om en leefde afgezonderd De freules mocht iedereen gaarne lijden, men was blij als ze kwamen en ging er gaarne heen. Mijn imian had het als jonge esoadron- chef zeer druk en xnooht gaarne 's avonds een partijtje whist spelen met den ouden baron, zoo kwamen we nog al eens gezel lig bijeen. De oude heer was uit een oud adellijk geslacht gesproten. Hij elschte van den edelman zeer veel. „Het is onze dure plicht het volk in het goede voor te gaan", verklaarde hij. Toen het voorjaar aankwam en de ge neraal met het zachtere weer dagelijks ging wandelen, deed ik een ontdekking. naast den zonnewijzer bot uurwerk in gebruik, dat onafhankelijk van de zon kon werken; de zandlooper of minder ge makkelijk hanteerbaar maar zuiverder het wateruurwerk. Men kent ze al in de oudheid; onze zeventiende-eeuwsche voor ouder» gebruikten ze in den verfijnden vorm van vier glazen naast elkaar, die één, twee, drie en vier kwart uur aan wezen, en deze tijd ruoodig hadden om leeg te loopen. Een onzer Hollandsche steden, Schiedam voert drie zandloopers in haar wapen. De Dordtsohe kerkeva- ders ordonneerden, dat op eiken preek stoel een zandlooper moest zijn aange bracht, opdat de predikant zou kunnen zongen, dat zijn preek niet te lang duurde, waardoor hij een boete van „dry stuvere" beloopen kon. HET UURWERK VOORHEEN EN THANS. Van zandlooper tot armband horloge. Op zekeren dag zat ik bij den ouden heer. De freules waren naar een naai- kransje voor de armen, en de dienstbode had vrijaf gekregen. We waren met ons beidjes. Door het venster drong de lentelucht en maakte loom en moe. Ik soesde over mijn jon gen. onder de verhalen van den baron die ik al zoo menigmaal gehoord had en sprak: „Ik verlang zóó naar een jongen. Hebt u dat vroeger ook niet ge daan". Het woord bestierf op mijn lippen, ik zag zijn gelaat betrekken. Zijn oogen had den die peinzende uitdrukking van iemand die zwaar verdriet heeft „Neen mevrouw", sprak hij met schorre stem. En toen hief hij zijn rechterhand op, tast te er mee naar het rooktafeltje, maar voor ze nog het doel bereikt had, zonk ze weer en bleef zwaar op de knie liggen. Ik wist heel goed wat op die hoek lag van het tafeltje en vroeg zacht: „Zal ik even de lamp halen?" Doch geen antwoord. HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? Nijveren Strijdenden. In onzen tijd is industrie een hersen- gevecht. Industrial Welfare. Zet dien wekker bij het geluk. Droom niet te veel van het geluk, an ders verslaapt gijl het nog. Alexander Engel. De macht van het kleine. Insecten zullen ons waarschijnlijk tot eenige veranderingen in onze levenswijze noodzaken. Prof. Ch. E. Brues. Toen ik wat naderbij kwam, hief hij zijn hoofd op. „Lieve mevrouw, neem mij niet kwalijk, dat ik vanavond heel vroeg naar bed ga, ik ben niet wel", en toen op gedwongen schertsenden toon: „Ja, ja, ouderdom komt met gebreken". Er gingen weken om voor wij elkaar weer ontmoetten. Er was iets tussohen ons.Ik hoorde zijn zekeren stap lede ren dag 'de trap op en afloopen. Ik zag hem beneden in den tuin bloemen begie ten en verzorgen. Het priëel was wat vervallen geweest en nu richtte hij het weer op. Mijn doch tertjes Mieps en Dieta moesten hem daar bij helpen, en zij deden het graag, want na afloop van het werk kregen zij elk een groot stuk chocolade. Zij noemden hem „oom", en hij' had hen gewonnen door allerlei verhaaltjes. Gedurende den tijd der manoeuvres wend het leeg in het stadje. Slechts de van Wallensteins en wij bleven thuis. Eigenlijk had ik spoedig aan de eenvou dige huishouding bemerkt, dat het geen menschen van fortuin waren. De oude Sprekende films, opgenomen van op het stadhuis afgelegde beloften, zouden latex in het huwelijk groote diensten kunnen bewijzen. Er is een oud gezegde; zij die de goden liefhebben, sterven jong. Dit beteekent niet, dat ze vroeg heengaan. Dit betee kent dat ze in deze wereld jong blijven, zelfs al worden ze tachtig en dat ze het leven in al zijn eohakeerlngen willen aanvaarden. Oonstanoe Ooilier. Er is nog steeds een soort van antago nisme tussohen huis en schooL Het vroe gere huis was een sterke organisatie en de ouderwetsche school was een slappe organisatie. Het tegenovergestelde ziet men tegenwoordig. De moderne school is de sterke organisatie en het moderne huis is slap. Dr. R. H. Orowly. Do moderne appel. Wat ls een feuilleton. Risico van reizen. De Ideale gevangenis. Uit het Sowjet-paradfls. heer had ook al eens gezegd: „We kon den van mijn groot pensioen beter leven, maar ik spaar voor mijn dochters want ik wil, dat ze zonder zorg leven, als ik sterf". Een groot portret van zijn overleden vrouw hing in de huiskamer. Ze was al vroeg gestorven, nog eer de meisjes vol wassen waren. Geen der dochters geleek op haar. Dit zeer schoone aristocratische gelaat met de levendige uitdrukking der oogen viel op. Toen in den hersft bet eerste rood over de boomen streek, lag er weer een aardi ge baby in onze wieg, maar 't was helaas weer geen jongen 1 Mijn man was eenigszins teleurgesteld, doch wij dankten God voor den goeden afloop. Bijzonder hartelijk was de wensoh van den ouden baron voor mijn lieve Marguerite. Hij overlaadde mij met bloe men. Mijn eerste bezoek gold daarom ook de familie Wallenstein. Telkens feli citeerde hij mij, dat het een meisje was. Ik dankte hem getroffen, maar bekende dat het voor ons een tegenvaller was. „Ik zal u mijn geschiedenis verhalen", sprak hij aangedaan, „u hoort het mis schien toch door anderen en u zult dan nooit meer zeggen: ,,'t ls maar een meisje," u zult tevreden zijn met de be schikking der Voorzienigheid". Hij maakte een pauze. „U moet maar een beetje geduld met mij hebben", sprak hij. Een vriendelijke blik trof mij, toen werd hij ernstig. „Mijn vrouw was een aristocratische, beminnelijk, gracieus, TOB NOOIT HOEKJE. Groote, sterke naturen zijn onverzette lijk. Er ls een categorie mensahen, die dat „koppig" noemt, die onverzettelijkheid als een ondeugd beschouwt Er bestaat natuurlijk koppigheid, die verre van flink, verre van groot ls. Volhouden tegen beter weten in, kwaad blijven om klei nigheden, doorzeuren, over de een of andere onbelangrijkheid. Maar er ls ook een hooger soort koppigheid. Maar één. Het oude mannetje uit Nergenshui- zeradeel sprak 'n Amsterdamschen agent aan en vroeg: Zeg agent ben u allang in Amster dam? Ik ben er geboren, mijnheer. Weet u dan ook waar ik mijnheer Smit kan vinden? Nee, mijnheer. Werkelijk niet, meneer? hield het mannetje vol. Hoor eens hierl zei de agent onge duldig. Er wonen bijna zeven honderd vijftigduizend menschen in Amsterdam. Verwacht u dat ik ze allemaal ken? Nee, antwoordde het heertje koel, maar ik dacht dat je er tenminste één van zou kennen. „Beste Tom, ik zend je mijn oude jas als postpakket Ik heb er de knoopen af gesneden om het lichter te maken. Ze zijn in de binnenborstzak. Je vriend Ari". schoon, maar zwak van karakter, z}j hield nooit woord". En weer hield hij stil, begon nog eens en toen eindelijk: „En dat had de jon gen van haar geërfd". Het was er uitl „Wat was ik verrukt en blij toen de jongen kwam. Twee meisjes hadden wij al; een van vijf en een van zes jaar. Ik gaf mijn jongen den naam van den Koning en deed) alles om mijn vrouw maar aangenaam te zijn. Ik verzon van alles ja wat al niet? Eén ding stond vast: een echt edelman moest hij worden en mijn ouden naam eer aandoen". Weer werd het stil. Toen stond hij. op, langzaam ging hij naar het rooktafeltje greep naar de hand schoen. Even langzaam waggelde hij ;erug. „Dat jg alles, wat ik nog van hem ïeb", sprak hij, mij het handschoentje oonende. Getroffen keek hij er naar. Hij wilde geen handsohoenen dragen. Altijd vóór hij met de bonne wandelen ging, kwam hij bij me. „Vadertje, moet k heusch handschoenen aandoen? Ik loef niet hè? Toe paatje, mag lk ze uit aten; kijk eens hoe leelljk het staat". En dan hield hij mij de kleine vuistjes onder den neus. „Neen, ventje, neen, je moet; lieve kin deren loopen netjes op straat". Doch eer k den zin voltooien kon, had hij de iruine dingen al van zijn handen getrok ken en op mijn knie gelegd. Ik merkte op zekeren dag, toen de jongen al weg was, dat hij een handschoentje had ver- 't Juttertje 421. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). mm Friedrich Mohr vertelt in zijn werk, ge titeld: „Geschichte der Erde", de volgen de anecdote: Te Brealau waren twee alma nakmakers, die natuurlijk tevens weer- voorspellers moesten zijn. De voorspellin gen van den een kwamen ongelukkig nooit uit, en die van den ander integen deel 'bijna altijd goed. De eerste begreep dat op die wijze zijn standje verloopen zou, en om zijn zaak te redden, ging bij op zekeren dag naar zijn concurrent, en zei: „Lieve vriend, ik ge loof dat gij beter het weer kunt voorspe len dan ik, want uw voorspellingen komen bijna altijd uit, en de mijne nooit Hier zijn 50 thaler, zij zijn voor u, als gij mij wilt leeren hoe gij het doet." De andere streek het geld op, en zei: „Och, dat is zeer eenvoudig. Ik wacht al tijd totdat uw almanak uitgegeven is, en dan schrijf ik den mijne, en zorg er voor dat ik altijd precies het tegendeel voor spel van hetgeen gij gedaan hebt, en dan komt het altijd goed uit Van het Latijnsche woord Resedare stamt de naam af van het. bescheiden plantje, dat gedurende de zomermaanden in haast alle tuinen bloeit. Bedaren is de HoUandsohe uitdrukking voor resedare, en de aanwijzing der be- teekenis van de plant geschiedde het eerst door den heelkundige die het kruid als pijnstillend middel aanwendde. Haar Duitsche naam is „Wan", en in onze taal Wouw. Doch deze eenlettergrepige titel klinkt tegenover den Latijnsohen naam wel wat prozaïsch, vandaar dat hij in het spraakgebruik niet meer voorkomt. On der „wouw" verstaan wij een der twee soorten van reseda met bleekgele bloe men, welke de gele kleurstof, luteolien oplevert, waarmede allerlei stoffen van zijde, wol, linnen of katoen worden ge verfd. In den laatsten tijd heeft zij niet veel waarde echter meer voor de in dustrie. Zij is ddor andere stoffen herhaal delijk verdrongen. Onder den schoonen naam van Stilkraid, verstaan wij uitsluitend de welriekende wouwplant, die duizenden jaren geleden uit Afrika bij ons is inge voerd. Zij kwam van den NijL Aan den oever van dezen stroom heeft zij: in de ruïnen van Cleopatra gebloeid, toen de Romein Antonius Egypte's troteche ko ningin zijn hulde bracht. Toen is zij naar Italië overgebracht, om zich uit het groote Romein sche rijk over alle landen te ver breiden en eerst door vorsten gekweekt, de lievelinge der armen te worden, nadat de schijnbaar zoo nederige bloem even zooveel innerlijke waardie bleek te heb ben, als zij overal bescheiden tierde. Wanneer water stroomt met een snel heid van 50 mijlen per uur, is het niet die doorzichtige vloeistof, waarin we gewoon zijjn ons te baden. Als men in een hydro- piane zit, welke zich met een snelheid van 50 mijlen per uur over het water beiweegt en men houdt zijn hand over boord en scheert er mede over 't water, dan loopt men groot gevaar zijn arm of pols te bre ken tegen het eerste het beste golfje waar mede men in aanraking komt. Bij ge noemde snelheid toch heeft het water den tijd niet om uiteen te spatten en slaat men tegen 'een golfje ais tegen een stuk me taal, Hebben we een straal water, welke on der een zeer hoogen druk wegspuit en houdt men daarin een sabel, dan zal dit wapen in plaats van het water te klieven, als glas in stukken worden geslagen. De straal water gelijkt dan in haar uit werking op een staaf ijzer. De truffel, die van September tot eind Januari gevonden wordt, groeit dikwijls tot drie voet onder den grond. Boven de aarde heeft men dan niet de minste aan wijzing omtrent haar aanwezigheid op die plek. Ze ziet er meer uit als een zwarte aardappel dan als een paddestoel' en zal niet gauw met andere planten verward worden. Daar het vinden van truffels, door zijn groeiwijze, buitengewoon moei lijk is, heeft men in de landen waar ze veel voorkomt, honden en meer nog een bepaald soort varkens afgericht, die met hun fijnen speurneus de schuilplaats van de truffels spoedig ontdekken. Dit truffelvarken is pas na zorgvuldige teelt van verscheidene generaties tot deze taak opgevoed. Vooral in zijn eerste jeugd wordt het dier met speciaal geko zen voedsel grootgebracht. Deze voeding mag niets bevatten, wat ook maar den gie- ringsten invloed heeft op reuk en smaak. Een rasecht truffelvarken heeft groote waarde en wordt niet zelden voor 1200 verkocht. Gaat hij aan bet werk, dan neemt de eigenaar, die als wapen een scherpen stok bij zich heeft, hem aan een lijn moe. Met gebogen kop volgt het dier het spoor van de truffels en begint, zoodra hij' de plek gevonden heeft, in de aarde te woelen, totdat hij mot zijn zonderlin gen spitsen snuit de kostbare vrucht heeft blootgelegd. Zoodra het varken wil toehappen, trekt do leider terug.' Hoe meer men het dier echter op het laatste oogenb'lik zijn lekkernij afneemt, des te ernstiger zoekt het naar nieuwen buit. Het bomt dan ook niet zelden voor, dat up een dag ongeveer duizend pond door het begeerige varken ontdekt wordt. Maar in die dagen was toch ook een mechanisch uurwerk reeds bekend. Vóór de twaalfde en dertiende eeuw is er sprake van „raderuurwerken". Het schijnt zeker, dat Gerbert de Bis schop van Maagdenburg en de latere paus Sylvester II in 996 een uurwerk samenstelde, dat van raderen voorzien was en door gewichten gedreven werd. In de regels der Cisterciënzers, omstreeks 1120 vinden wij voorschriften voor den koster van het klooster voor het regelen en op gang houden van hot uurwerk; uit de 18e eeuw hebben wij Dante's getui genis omtrent uurwerken met slagwer ken. Tenslotte maakte Peter Hele, die in 1542 te Neurenberg stierf een uurwerk, dat in den zak kon worden gedragen. Het had den vorm van een ei, zoodat mien van Neurenberger eieren sprak. Maar zoowel het groote toren- of tafel of zakuurwerk hadden groote gebreken, vooral door de onregelmatigheid van het loopen. Het is de groote verdienste van den Nederlandischen wis- en natuurkun dige geweest, Ohristiaan Huygens, dat hij in 1656 door zijn toepassing van den slinger het groote uurwerk een regula teur bezorgde, die zijn gang de veerischte zuiverheid kon geven en dat hij in 1675 door toepasing van de spiraal veer het zakuurwerk zoodanig verbeterde, dat het tot een instrument van nauwkeurigheid werd. Slinger en veer zijn nog steeds twee elementen, die het uurwerk beheer- schen. Het is dan ook alleszins begrijpe lijk, dat de horlogemakers tegenover Ohristiaan Huygens bijzonder dankbaar gestieimd zijn. Wonderlijk is de technische ontwikke ling met haar steeds fijner, steedis geraf fineerder hulpmiddelen. En die wordt duidelijker, wanneer men tenslotte de electriciteit als bewegende kracht bij het uurwerk ziet optreden. Welk een afstand tussohen de primitieve, uit de hand be werkte, zware ijzeren uurwerken, waar mede Heemskerk en Barentz de bange uren aftelden in hun kleine hut op Nova- Zembia, toen rij in den winter van 1596 op 1597 de eerste der poolreizen maakten, die de historie kent, en zulk een eleetrisch loopend uurwerk, waarvan kunstige, ver nuftige machines de onderdeelen hebben vervaardigd en welke in staat zijn de tijdsaanwijzing in een heele stad volko men gelijk te regelen en te beheerschen. Toch, als (men een oud torenuurwerk bijv. vergelijkt met een modem, is er in het principe van gang en regeling niet zoo heel veel verschil. B. Tijd is geld, leert ons de economie en wy waardeeren de 'kleinste stukjes ervan, vooral wanneer wij. beseffen dat ze ons tussohen de vingers doorglippen en nim mer te achterhalen zijn. Uit deze be hoefte ontstond de tijdmeting en het uur werk. Oorspronkelijk mat men zijn scha duw; de zonnewijzer, dien wij in de klas sieke oudheid reeds vermeld vinden, is er de meer wetenschappelijke toepassing van. Nog in de 17e eeuw brachten onze voorouders hean aan op openbare gebou wen. Maar de zon schijnt des nachts niet en ook niet op regendagen 1 Zoo kwam De baron ging lederen jongen zooveel mogelijk voorbij en uit den weg. Voor meisjes had hij altijd een aardigheid. Mijn man dacht dat deze aristocraat het niet verdragen kon geen erfgenaam voor zijn ouden naam te bezitten. Ik dacht het ook en kon mij best begrijpen, want wij hadden twee lieve meisjes de jongen ontbrak nog, maar wie weet Ik stond op en ging de kamer uit Met bevende handen zocht ik de lucifers en ging met de lamp naar binnen. Ik zette ze op tafel voor de sofa, ging naar het venster en sloot langzaam de stores. De oude heer zat kaarsrecht, maar hij zag mij volstrekt niet, zijn ziel was weer dwalende in het verledenHet moest wel een groot verdriet zijn, dat hem bezig hield. De bioscoop tn het huwelijk* De kinderen van tachtig. De uitereten raken elkaar In de overschatting van de waaide van het geboden goed en de onderschatting van de in de toekomst te brengen offers ligt het verleidings-element, van het stel sel van koopen op afbetaling. Voegt men daaraan nog toe het suggereerende ele ment van de colportage dan treedt de verleiding in dubbele kracht naar voren. Mr. EL A. Hartogh. Een feuilleton is als een mooie vrouw; een vrouw met een klein tikje rouge op niet te veel en iets kokets in haar oogen niet te weinig. Een vrouw, die luchtig en bekoorlijk converseert, zon der uitsluitend over haar japonnen en de japonnen van haar vriendinnen te pra ten. Een vrouw, die gevoel voor humor heeft en toch niet over alles heen holt Bduard Veterman. Wij leven eigenlijk op een vulkaan en wij weten geen van allen waaraan wij' toe zijn. Wij maken regelmatig gebruik van alle moderne gemakken zonder ons af te vragen of het eigenlijk wel gemakken zijn. Treinen, booten, vliegmachines, het is alles gemeen goed voor ons gewor den en wij geven ons geen rekenschap van de geweldige risico's waaraan wij bij een regelmatig en voortgezet gebruik dier vervoermiddelen bloot staan. Onze risico's zijn daarentegen allen geldelijk. Het schijnt wel of wij geen andere waar deering meer kennen, zelfs voor het meest ongeldige risico dat bestaat. ons leven. De Polis. Wanneer in Rusland moeilijke tijden voor de deur staan, tracht een verstan dig man in een gevangenis terecht te komen. Russische gevangenissen heb ben, hoewel ze worden bestuurd door eeu gouverneur, haar eigen sowjet, samenge steld uitsluitend uit gevangenen, die zelf regels voor de gevangenen opstelt. Na tuurlijk zijn die regels niet te hard. Met het celstelsel is gebroken en in de plaats daarvan zijn slaapzalen gekomen. Aan het hoofdeind van elk bed is een koptele foon en alles wat de gevangene, die zich een uurtje wil verpoozen, heeft te doen is een sigaret aan te steken, zich op bed uit te strekken en naar de draadlooze te luisteren. Het leven in de civiele gevan genis wordt nog veraangenaamd doordat de gevangenen korte vacanties krijgen. EL J. GreenwalL De sowj et-regeering heeft aan de hoo- gescholen voorgeschreven dat allen, die student willen worden, een stuk moeten teekenen, waarin zij verklaren, dat hun ouders geen bourgeois zijn, noch tot de „niet-werkende elementen" behooren. Zooals bekend, worden kinderen van bourgeois, gewezen landheeren, enz. uit de hoogescholen geweerd. Tot nu toe stelde de overheid ziah tevreden met een mondelinge verklaring van den candi- daat-student, dat hij niet tot de paria's der sowj et-samenleving behoorde. Het gebeurde echter vaak, dat jongelui, die het ongeluk hebben een bourgeois, een edelman, een gewezen rijksambtenaar, een priester enz. tot vader te hebben, dat eenvoudig verzwegen. Daarom wordt nu de nieuwe regeling ingevoerd. Wie het stuk teekent, terwijl hij of zij wel tot de bourgoisie behoort, zal gerechtelijk wor den vervolgd. Krasnaja Gazeta. VERNEDER U NIET. Narih Oanossa gchen wlr nicht! Bismarck. Om iets te bereiken ln het leven materieel zoowel als geestelijk moeten we onverzettelijk kunnen zijn. We heb ben een doel voor oogen en we gaan op dat doel toe. We kiezen zelf de midde len, middelen die het doel niet onthei ligen I En dan gaan we voorwaarts, wil lend, zonder omzien. Er komen men schen, die ons op onzen weg willen tegen houden, ons willen dwingen een anderen weg te gaan. Zij verwijten ons onze kop pigheid, ze willen, dat we toe zullen geven. Misschien verwachten ze wel van ons, dat we vergeving zullen vragen voor daden, die hun niet aanstaan, die hun slecht lijken. Dan is het tijd om „koppig" te zijn. Ge wilt immers Uw doel bereiken? En dan: er is niets zoo triestig als zich te ver nederen. Het werkt verlammend, het ontneemt alle energie. Een boetedoening. Een tocht naar Oanossa? Het is een ro mantisch idee, dat een groot iemand, dat een Koning nog grooter zou worden door zich te vernederen. Men vergeet, dat zich vernederen heel iets anders is dan nede rig zjjn. We kunnen ons nederig voelen tegenover het wereldraadsel, ook tegen over menschen die sterker, gelukkiger zijn dan wij, we kunnen veel boven ons zien, dat wij nog niet bereikten. Maar dan moeten wij probeeren dat wèl te berei ken, niet door ons te onderwerpen aan de sterken, maar door zelf sterk te zijn. Ben koning kan eerbied hebben voor den minsten van zijn onderdanen, hij kan probeeren te worden als die mensdh, maar hij moet zich niet voor hem verne deren. Dan is hij geen koning meer. Wij gaan niet naar CanossaI Nee, waarom zouden we ook? Waarom zou den we onzen tijd verspillen met boete doen, waarom onze zelfstandigheid prijs geven en knielen voor andere menschen? Wat er dan van ons over blijft is niet veel meer dan een stuurloos wrak. We gaan niet naar Oanossa, Oanossa ligt niet op onzen weg! We gaan, zooals wij voelen te moeten gaan. En al lijkt alles ook verloren, al lijkt alles te mis lukken naar Oanossa gaan we niet. Dr. JOG. DE COÜK. Voor de lezers van dit blad geeft onze Psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, van Merlenstraat 120, Den Haag, gratis zielkundige adviezen ojel over de wijze waarop zij hun geest kunnen ver- frisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen ln dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvrager»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 7