'li Greep van dit en dat
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG15 FEBRUARI 1930
WEERVOORSPELLINGEN.
RESEDA.
Wouw.
Een pijnstillend kruid.
DE KRACHT VAN HET WATER.
TRUFFELS ZOEKEN.
Het geslacht der Truffelvarkens.
het handschoentje.
Vaderleed.
De oude baron Van Wallenstein had
jaren geleden ook bij' onze huzaren ge
staan, daarom meenden mijn man en ik
dat de aanhankelijkheid aan zijn oude
regiment hem hier in ons plaatsje ge
haald had, dbch dat was niet het geval,
want hij keek nooit naar zijn oude regi
ment om en leefde afgezonderd
De freules mocht iedereen gaarne
lijden, men was blij als ze kwamen en
ging er gaarne heen.
Mijn imian had het als jonge esoadron-
chef zeer druk en xnooht gaarne 's avonds
een partijtje whist spelen met den ouden
baron, zoo kwamen we nog al eens gezel
lig bijeen.
De oude heer was uit een oud adellijk
geslacht gesproten. Hij elschte van den
edelman zeer veel. „Het is onze dure
plicht het volk in het goede voor te gaan",
verklaarde hij.
Toen het voorjaar aankwam en de ge
neraal met het zachtere weer dagelijks
ging wandelen, deed ik een ontdekking.
naast den zonnewijzer bot uurwerk in
gebruik, dat onafhankelijk van de zon
kon werken; de zandlooper of minder ge
makkelijk hanteerbaar maar zuiverder
het wateruurwerk. Men kent ze al in de
oudheid; onze zeventiende-eeuwsche voor
ouder» gebruikten ze in den verfijnden
vorm van vier glazen naast elkaar, die
één, twee, drie en vier kwart uur aan
wezen, en deze tijd ruoodig hadden om
leeg te loopen. Een onzer Hollandsche
steden, Schiedam voert drie zandloopers
in haar wapen. De Dordtsohe kerkeva-
ders ordonneerden, dat op eiken preek
stoel een zandlooper moest zijn aange
bracht, opdat de predikant zou kunnen
zongen, dat zijn preek niet te lang duurde,
waardoor hij een boete van „dry stuvere"
beloopen kon.
HET UURWERK VOORHEEN
EN THANS.
Van zandlooper tot armband
horloge.
Op zekeren dag zat ik bij den ouden
heer. De freules waren naar een naai-
kransje voor de armen, en de dienstbode
had vrijaf gekregen.
We waren met ons beidjes. Door het
venster drong de lentelucht en maakte
loom en moe. Ik soesde over mijn jon
gen. onder de verhalen van den
baron die ik al zoo menigmaal gehoord
had en sprak: „Ik verlang zóó naar een
jongen. Hebt u dat vroeger ook niet ge
daan".
Het woord bestierf op mijn lippen, ik
zag zijn gelaat betrekken. Zijn oogen had
den die peinzende uitdrukking van
iemand die zwaar verdriet heeft „Neen
mevrouw", sprak hij met schorre stem.
En toen hief hij zijn rechterhand op, tast
te er mee naar het rooktafeltje, maar
voor ze nog het doel bereikt had, zonk
ze weer en bleef zwaar op de knie liggen.
Ik wist heel goed wat op die hoek lag
van het tafeltje en vroeg zacht: „Zal ik
even de lamp halen?"
Doch geen antwoord.
HOE ZIET DE WERELD
ER TEGENWOORDIG UIT?
Nijveren Strijdenden.
In onzen tijd is industrie een hersen-
gevecht.
Industrial Welfare.
Zet dien wekker bij het geluk.
Droom niet te veel van het geluk, an
ders verslaapt gijl het nog.
Alexander Engel.
De macht van het kleine.
Insecten zullen ons waarschijnlijk tot
eenige veranderingen in onze levenswijze
noodzaken.
Prof. Ch. E. Brues.
Toen ik wat naderbij kwam, hief hij
zijn hoofd op. „Lieve mevrouw, neem
mij niet kwalijk, dat ik vanavond heel
vroeg naar bed ga, ik ben niet wel", en
toen op gedwongen schertsenden toon:
„Ja, ja, ouderdom komt met gebreken".
Er gingen weken om voor wij elkaar
weer ontmoetten. Er was iets tussohen
ons.Ik hoorde zijn zekeren stap lede
ren dag 'de trap op en afloopen. Ik zag
hem beneden in den tuin bloemen begie
ten en verzorgen.
Het priëel was wat vervallen geweest
en nu richtte hij het weer op. Mijn doch
tertjes Mieps en Dieta moesten hem daar
bij helpen, en zij deden het graag, want
na afloop van het werk kregen zij elk
een groot stuk chocolade. Zij noemden
hem „oom", en hij' had hen gewonnen
door allerlei verhaaltjes.
Gedurende den tijd der manoeuvres
wend het leeg in het stadje. Slechts de
van Wallensteins en wij bleven thuis.
Eigenlijk had ik spoedig aan de eenvou
dige huishouding bemerkt, dat het geen
menschen van fortuin waren. De oude
Sprekende films, opgenomen van op het
stadhuis afgelegde beloften, zouden latex
in het huwelijk groote diensten kunnen
bewijzen.
Er is een oud gezegde; zij die de goden
liefhebben, sterven jong. Dit beteekent
niet, dat ze vroeg heengaan. Dit betee
kent dat ze in deze wereld jong blijven,
zelfs al worden ze tachtig en dat ze het
leven in al zijn eohakeerlngen willen
aanvaarden. Oonstanoe Ooilier.
Er is nog steeds een soort van antago
nisme tussohen huis en schooL Het vroe
gere huis was een sterke organisatie en
de ouderwetsche school was een slappe
organisatie. Het tegenovergestelde ziet
men tegenwoordig. De moderne school is
de sterke organisatie en het moderne huis
is slap. Dr. R. H. Orowly.
Do moderne appel.
Wat ls een feuilleton.
Risico van reizen.
De Ideale gevangenis.
Uit het Sowjet-paradfls.
heer had ook al eens gezegd: „We kon
den van mijn groot pensioen beter leven,
maar ik spaar voor mijn dochters want
ik wil, dat ze zonder zorg leven, als ik
sterf".
Een groot portret van zijn overleden
vrouw hing in de huiskamer. Ze was al
vroeg gestorven, nog eer de meisjes vol
wassen waren. Geen der dochters geleek
op haar. Dit zeer schoone aristocratische
gelaat met de levendige uitdrukking der
oogen viel op.
Toen in den hersft bet eerste rood over
de boomen streek, lag er weer een aardi
ge baby in onze wieg, maar 't was helaas
weer geen jongen 1
Mijn man was eenigszins teleurgesteld,
doch wij dankten God voor den goeden
afloop. Bijzonder hartelijk was de wensoh
van den ouden baron voor mijn lieve
Marguerite. Hij overlaadde mij met bloe
men. Mijn eerste bezoek gold daarom
ook de familie Wallenstein. Telkens feli
citeerde hij mij, dat het een meisje was.
Ik dankte hem getroffen, maar bekende
dat het voor ons een tegenvaller was.
„Ik zal u mijn geschiedenis verhalen",
sprak hij aangedaan, „u hoort het mis
schien toch door anderen en u zult
dan nooit meer zeggen: ,,'t ls maar een
meisje," u zult tevreden zijn met de be
schikking der Voorzienigheid".
Hij maakte een pauze. „U moet maar
een beetje geduld met mij hebben", sprak
hij.
Een vriendelijke blik trof mij, toen
werd hij ernstig. „Mijn vrouw was een
aristocratische, beminnelijk, gracieus,
TOB NOOIT HOEKJE.
Groote, sterke naturen zijn onverzette
lijk.
Er ls een categorie mensahen, die dat
„koppig" noemt, die onverzettelijkheid
als een ondeugd beschouwt Er bestaat
natuurlijk koppigheid, die verre van
flink, verre van groot ls. Volhouden tegen
beter weten in, kwaad blijven om klei
nigheden, doorzeuren, over de een of
andere onbelangrijkheid. Maar er ls ook
een hooger soort koppigheid.
Maar één.
Het oude mannetje uit Nergenshui-
zeradeel sprak 'n Amsterdamschen agent
aan en vroeg:
Zeg agent ben u allang in Amster
dam?
Ik ben er geboren, mijnheer.
Weet u dan ook waar ik mijnheer
Smit kan vinden?
Nee, mijnheer.
Werkelijk niet, meneer? hield het
mannetje vol.
Hoor eens hierl zei de agent onge
duldig. Er wonen bijna zeven honderd
vijftigduizend menschen in Amsterdam.
Verwacht u dat ik ze allemaal ken?
Nee, antwoordde het heertje koel,
maar ik dacht dat je er tenminste één
van zou kennen.
„Beste Tom, ik zend je mijn oude jas
als postpakket Ik heb er de knoopen af
gesneden om het lichter te maken. Ze
zijn in de binnenborstzak. Je vriend Ari".
schoon, maar zwak van karakter, z}j hield
nooit woord".
En weer hield hij stil, begon nog eens
en toen eindelijk: „En dat had de jon
gen van haar geërfd".
Het was er uitl
„Wat was ik verrukt en blij toen de
jongen kwam. Twee meisjes hadden wij
al; een van vijf en een van zes jaar. Ik
gaf mijn jongen den naam van den
Koning en deed) alles om mijn vrouw
maar aangenaam te zijn. Ik verzon van
alles ja wat al niet? Eén ding stond
vast: een echt edelman moest hij worden
en mijn ouden naam eer aandoen".
Weer werd het stil.
Toen stond hij. op, langzaam ging hij
naar het rooktafeltje greep naar de hand
schoen. Even langzaam waggelde hij
;erug. „Dat jg alles, wat ik nog van hem
ïeb", sprak hij, mij het handschoentje
oonende.
Getroffen keek hij er naar.
Hij wilde geen handsohoenen dragen.
Altijd vóór hij met de bonne wandelen
ging, kwam hij bij me. „Vadertje, moet
k heusch handschoenen aandoen? Ik
loef niet hè? Toe paatje, mag lk ze uit
aten; kijk eens hoe leelljk het staat". En
dan hield hij mij de kleine vuistjes onder
den neus.
„Neen, ventje, neen, je moet; lieve kin
deren loopen netjes op straat". Doch eer
k den zin voltooien kon, had hij de
iruine dingen al van zijn handen getrok
ken en op mijn knie gelegd. Ik merkte
op zekeren dag, toen de jongen al weg
was, dat hij een handschoentje had ver-
't Juttertje
421. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
mm
Friedrich Mohr vertelt in zijn werk, ge
titeld: „Geschichte der Erde", de volgen
de anecdote: Te Brealau waren twee alma
nakmakers, die natuurlijk tevens weer-
voorspellers moesten zijn. De voorspellin
gen van den een kwamen ongelukkig
nooit uit, en die van den ander integen
deel 'bijna altijd goed.
De eerste begreep dat op die wijze zijn
standje verloopen zou, en om zijn zaak te
redden, ging bij op zekeren dag naar zijn
concurrent, en zei: „Lieve vriend, ik ge
loof dat gij beter het weer kunt voorspe
len dan ik, want uw voorspellingen komen
bijna altijd uit, en de mijne nooit Hier
zijn 50 thaler, zij zijn voor u, als gij mij
wilt leeren hoe gij het doet."
De andere streek het geld op, en zei:
„Och, dat is zeer eenvoudig. Ik wacht al
tijd totdat uw almanak uitgegeven is, en
dan schrijf ik den mijne, en zorg er voor
dat ik altijd precies het tegendeel voor
spel van hetgeen gij gedaan hebt, en dan
komt het altijd goed uit
Van het Latijnsche woord Resedare
stamt de naam af van het. bescheiden
plantje, dat gedurende de zomermaanden
in haast alle tuinen bloeit.
Bedaren is de HoUandsohe uitdrukking
voor resedare, en de aanwijzing der be-
teekenis van de plant geschiedde het
eerst door den heelkundige die het kruid
als pijnstillend middel aanwendde. Haar
Duitsche naam is „Wan", en in onze taal
Wouw. Doch deze eenlettergrepige titel
klinkt tegenover den Latijnsohen naam
wel wat prozaïsch, vandaar dat hij in het
spraakgebruik niet meer voorkomt. On
der „wouw" verstaan wij een der twee
soorten van reseda met bleekgele bloe
men, welke de gele kleurstof, luteolien
oplevert, waarmede allerlei stoffen van
zijde, wol, linnen of katoen worden ge
verfd. In den laatsten tijd heeft zij niet
veel waarde echter meer voor de in
dustrie. Zij is ddor andere stoffen herhaal
delijk verdrongen.
Onder den schoonen naam van
Stilkraid, verstaan wij uitsluitend de
welriekende wouwplant, die duizenden
jaren geleden uit Afrika bij ons is inge
voerd. Zij kwam van den NijL Aan den
oever van dezen stroom heeft zij: in de
ruïnen van Cleopatra gebloeid, toen de
Romein Antonius Egypte's troteche ko
ningin zijn hulde bracht. Toen is zij naar
Italië overgebracht, om zich uit het groote
Romein sche rijk over alle landen te ver
breiden en eerst door vorsten gekweekt,
de lievelinge der armen te worden, nadat
de schijnbaar zoo nederige bloem even
zooveel innerlijke waardie bleek te heb
ben, als zij overal bescheiden tierde.
Wanneer water stroomt met een snel
heid van 50 mijlen per uur, is het niet die
doorzichtige vloeistof, waarin we gewoon
zijjn ons te baden. Als men in een hydro-
piane zit, welke zich met een snelheid van
50 mijlen per uur over het water beiweegt
en men houdt zijn hand over boord en
scheert er mede over 't water, dan loopt
men groot gevaar zijn arm of pols te bre
ken tegen het eerste het beste golfje waar
mede men in aanraking komt. Bij ge
noemde snelheid toch heeft het water den
tijd niet om uiteen te spatten en slaat men
tegen 'een golfje ais tegen een stuk me
taal,
Hebben we een straal water, welke on
der een zeer hoogen druk wegspuit en
houdt men daarin een sabel, dan zal dit
wapen in plaats van het water te klieven,
als glas in stukken worden geslagen.
De straal water gelijkt dan in haar uit
werking op een staaf ijzer.
De truffel, die van September tot eind
Januari gevonden wordt, groeit dikwijls
tot drie voet onder den grond. Boven de
aarde heeft men dan niet de minste aan
wijzing omtrent haar aanwezigheid op die
plek. Ze ziet er meer uit als een zwarte
aardappel dan als een paddestoel' en zal
niet gauw met andere planten verward
worden. Daar het vinden van truffels,
door zijn groeiwijze, buitengewoon moei
lijk is, heeft men in de landen waar ze
veel voorkomt, honden en meer nog een
bepaald soort varkens afgericht, die met
hun fijnen speurneus de schuilplaats van
de truffels spoedig ontdekken.
Dit truffelvarken is pas na zorgvuldige
teelt van verscheidene generaties tot deze
taak opgevoed. Vooral in zijn eerste
jeugd wordt het dier met speciaal geko
zen voedsel grootgebracht. Deze voeding
mag niets bevatten, wat ook maar den gie-
ringsten invloed heeft op reuk en smaak.
Een rasecht truffelvarken heeft groote
waarde en wordt niet zelden voor 1200
verkocht. Gaat hij aan bet werk, dan
neemt de eigenaar, die als wapen een
scherpen stok bij zich heeft, hem aan een
lijn moe.
Met gebogen kop volgt het dier het
spoor van de truffels en begint, zoodra
hij' de plek gevonden heeft, in de aarde
te woelen, totdat hij mot zijn zonderlin
gen spitsen snuit de kostbare vrucht
heeft blootgelegd. Zoodra het varken wil
toehappen, trekt do leider terug.' Hoe
meer men het dier echter op het laatste
oogenb'lik zijn lekkernij afneemt, des te
ernstiger zoekt het naar nieuwen buit.
Het bomt dan ook niet zelden voor, dat
up een dag ongeveer duizend pond door
het begeerige varken ontdekt wordt.
Maar in die dagen was toch ook een
mechanisch uurwerk reeds bekend. Vóór
de twaalfde en dertiende eeuw is er
sprake van „raderuurwerken". Het
schijnt zeker, dat Gerbert de Bis
schop van Maagdenburg en de latere
paus Sylvester II in 996 een uurwerk
samenstelde, dat van raderen voorzien
was en door gewichten gedreven werd. In
de regels der Cisterciënzers, omstreeks
1120 vinden wij voorschriften voor den
koster van het klooster voor het regelen
en op gang houden van hot uurwerk; uit
de 18e eeuw hebben wij Dante's getui
genis omtrent uurwerken met slagwer
ken.
Tenslotte maakte Peter Hele, die in
1542 te Neurenberg stierf een uurwerk,
dat in den zak kon worden gedragen.
Het had den vorm van een ei, zoodat mien
van Neurenberger eieren sprak.
Maar zoowel het groote toren- of tafel
of zakuurwerk hadden groote gebreken,
vooral door de onregelmatigheid van het
loopen. Het is de groote verdienste van
den Nederlandischen wis- en natuurkun
dige geweest, Ohristiaan Huygens, dat
hij in 1656 door zijn toepassing van den
slinger het groote uurwerk een regula
teur bezorgde, die zijn gang de veerischte
zuiverheid kon geven en dat hij in 1675
door toepasing van de spiraal veer het
zakuurwerk zoodanig verbeterde, dat het
tot een instrument van nauwkeurigheid
werd. Slinger en veer zijn nog steeds
twee elementen, die het uurwerk beheer-
schen. Het is dan ook alleszins begrijpe
lijk, dat de horlogemakers tegenover
Ohristiaan Huygens bijzonder dankbaar
gestieimd zijn.
Wonderlijk is de technische ontwikke
ling met haar steeds fijner, steedis geraf
fineerder hulpmiddelen. En die wordt
duidelijker, wanneer men tenslotte de
electriciteit als bewegende kracht bij het
uurwerk ziet optreden. Welk een afstand
tussohen de primitieve, uit de hand be
werkte, zware ijzeren uurwerken, waar
mede Heemskerk en Barentz de bange
uren aftelden in hun kleine hut op Nova-
Zembia, toen rij in den winter van 1596
op 1597 de eerste der poolreizen maakten,
die de historie kent, en zulk een eleetrisch
loopend uurwerk, waarvan kunstige, ver
nuftige machines de onderdeelen hebben
vervaardigd en welke in staat zijn de
tijdsaanwijzing in een heele stad volko
men gelijk te regelen en te beheerschen.
Toch, als (men een oud torenuurwerk bijv.
vergelijkt met een modem, is er in het
principe van gang en regeling niet zoo
heel veel verschil.
B.
Tijd is geld, leert ons de economie en
wy waardeeren de 'kleinste stukjes ervan,
vooral wanneer wij. beseffen dat ze ons
tussohen de vingers doorglippen en nim
mer te achterhalen zijn. Uit deze be
hoefte ontstond de tijdmeting en het uur
werk. Oorspronkelijk mat men zijn scha
duw; de zonnewijzer, dien wij in de klas
sieke oudheid reeds vermeld vinden, is
er de meer wetenschappelijke toepassing
van. Nog in de 17e eeuw brachten onze
voorouders hean aan op openbare gebou
wen.
Maar de zon schijnt des nachts niet
en ook niet op regendagen 1 Zoo kwam
De baron ging lederen jongen zooveel
mogelijk voorbij en uit den weg. Voor
meisjes had hij altijd een aardigheid.
Mijn man dacht dat deze aristocraat het
niet verdragen kon geen erfgenaam voor
zijn ouden naam te bezitten. Ik dacht het
ook en kon mij best begrijpen, want wij
hadden twee lieve meisjes de jongen
ontbrak nog, maar wie weet
Ik stond op en ging de kamer uit Met
bevende handen zocht ik de lucifers en
ging met de lamp naar binnen. Ik zette
ze op tafel voor de sofa, ging naar het
venster en sloot langzaam de stores.
De oude heer zat kaarsrecht, maar hij
zag mij volstrekt niet, zijn ziel was weer
dwalende in het verledenHet moest
wel een groot verdriet zijn, dat hem bezig
hield.
De bioscoop tn het huwelijk*
De kinderen van tachtig.
De uitereten raken elkaar
In de overschatting van de waaide van
het geboden goed en de onderschatting
van de in de toekomst te brengen offers
ligt het verleidings-element, van het stel
sel van koopen op afbetaling. Voegt men
daaraan nog toe het suggereerende ele
ment van de colportage dan treedt de
verleiding in dubbele kracht naar voren.
Mr. EL A. Hartogh.
Een feuilleton is als een mooie vrouw;
een vrouw met een klein tikje rouge op
niet te veel en iets kokets in haar
oogen niet te weinig. Een vrouw, die
luchtig en bekoorlijk converseert, zon
der uitsluitend over haar japonnen en de
japonnen van haar vriendinnen te pra
ten. Een vrouw, die gevoel voor humor
heeft en toch niet over alles heen holt
Bduard Veterman.
Wij leven eigenlijk op een vulkaan en
wij weten geen van allen waaraan wij' toe
zijn. Wij maken regelmatig gebruik van
alle moderne gemakken zonder ons af te
vragen of het eigenlijk wel gemakken
zijn. Treinen, booten, vliegmachines, het
is alles gemeen goed voor ons gewor
den en wij geven ons geen rekenschap
van de geweldige risico's waaraan wij bij
een regelmatig en voortgezet gebruik
dier vervoermiddelen bloot staan. Onze
risico's zijn daarentegen allen geldelijk.
Het schijnt wel of wij geen andere waar
deering meer kennen, zelfs voor het
meest ongeldige risico dat bestaat.
ons leven. De Polis.
Wanneer in Rusland moeilijke tijden
voor de deur staan, tracht een verstan
dig man in een gevangenis terecht te
komen. Russische gevangenissen heb
ben, hoewel ze worden bestuurd door eeu
gouverneur, haar eigen sowjet, samenge
steld uitsluitend uit gevangenen, die zelf
regels voor de gevangenen opstelt. Na
tuurlijk zijn die regels niet te hard. Met
het celstelsel is gebroken en in de plaats
daarvan zijn slaapzalen gekomen. Aan
het hoofdeind van elk bed is een koptele
foon en alles wat de gevangene, die zich
een uurtje wil verpoozen, heeft te doen
is een sigaret aan te steken, zich op bed
uit te strekken en naar de draadlooze te
luisteren. Het leven in de civiele gevan
genis wordt nog veraangenaamd doordat
de gevangenen korte vacanties krijgen.
EL J. GreenwalL
De sowj et-regeering heeft aan de hoo-
gescholen voorgeschreven dat allen, die
student willen worden, een stuk moeten
teekenen, waarin zij verklaren, dat hun
ouders geen bourgeois zijn, noch tot de
„niet-werkende elementen" behooren.
Zooals bekend, worden kinderen van
bourgeois, gewezen landheeren, enz. uit
de hoogescholen geweerd. Tot nu toe
stelde de overheid ziah tevreden met een
mondelinge verklaring van den candi-
daat-student, dat hij niet tot de paria's
der sowj et-samenleving behoorde. Het
gebeurde echter vaak, dat jongelui, die
het ongeluk hebben een bourgeois, een
edelman, een gewezen rijksambtenaar,
een priester enz. tot vader te hebben, dat
eenvoudig verzwegen. Daarom wordt nu
de nieuwe regeling ingevoerd. Wie het
stuk teekent, terwijl hij of zij wel tot de
bourgoisie behoort, zal gerechtelijk wor
den vervolgd. Krasnaja Gazeta.
VERNEDER U NIET.
Narih Oanossa gchen wlr nicht!
Bismarck.
Om iets te bereiken ln het leven
materieel zoowel als geestelijk moeten
we onverzettelijk kunnen zijn. We heb
ben een doel voor oogen en we gaan op
dat doel toe. We kiezen zelf de midde
len, middelen die het doel niet onthei
ligen I En dan gaan we voorwaarts, wil
lend, zonder omzien. Er komen men
schen, die ons op onzen weg willen tegen
houden, ons willen dwingen een anderen
weg te gaan. Zij verwijten ons onze kop
pigheid, ze willen, dat we toe zullen
geven. Misschien verwachten ze wel van
ons, dat we vergeving zullen vragen voor
daden, die hun niet aanstaan, die hun
slecht lijken.
Dan is het tijd om „koppig" te zijn. Ge
wilt immers Uw doel bereiken? En dan:
er is niets zoo triestig als zich te ver
nederen. Het werkt verlammend, het
ontneemt alle energie. Een boetedoening.
Een tocht naar Oanossa? Het is een ro
mantisch idee, dat een groot iemand, dat
een Koning nog grooter zou worden door
zich te vernederen. Men vergeet, dat zich
vernederen heel iets anders is dan nede
rig zjjn. We kunnen ons nederig voelen
tegenover het wereldraadsel, ook tegen
over menschen die sterker, gelukkiger
zijn dan wij, we kunnen veel boven ons
zien, dat wij nog niet bereikten. Maar dan
moeten wij probeeren dat wèl te berei
ken, niet door ons te onderwerpen aan de
sterken, maar door zelf sterk te zijn. Ben
koning kan eerbied hebben voor den
minsten van zijn onderdanen, hij kan
probeeren te worden als die mensdh,
maar hij moet zich niet voor hem verne
deren. Dan is hij geen koning meer.
Wij gaan niet naar CanossaI Nee,
waarom zouden we ook? Waarom zou
den we onzen tijd verspillen met boete
doen, waarom onze zelfstandigheid prijs
geven en knielen voor andere menschen?
Wat er dan van ons over blijft is niet
veel meer dan een stuurloos wrak.
We gaan niet naar Oanossa, Oanossa
ligt niet op onzen weg! We gaan, zooals
wij voelen te moeten gaan. En al lijkt
alles ook verloren, al lijkt alles te mis
lukken naar Oanossa gaan we niet.
Dr. JOG. DE COÜK.
Voor de lezers van dit blad geeft onze
Psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merlenstraat 120, Den Haag,
gratis zielkundige adviezen ojel over de
wijze waarop zij hun geest kunnen ver-
frisschen en hun wilskracht en energie
kunnen versterken.
De vragen zullen ln dit blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden, dan direct
schriftelijk aan de aanvrager»