Voor de Kinderen
VOOR DE VROUWEN.
BABBELUURTJE OVER MODE.
n.
XOp de kruisjeslijn
X Op de le rij een an-
X der woord voor sa-
X menleving.
X waard wordt.
XOp de 8e rij een
een voor den Keldermeester, om naar den
wijn te vernemen, dan weer kwamen er
drijvers met twee groote ossen, en tege
lijk kwam er een schip aan, waaruit een
paar honderd pond stokvisch, een vat
boter en 650 schotels en borden gelost
werden. De koeriers' werden uitgezonden
naar Buderich om te inlormeeren, waar
de Rijnwijn bleef.
Voor den maaltijd op 't Deventer stad
huis op 15 Februari 1602 werden 400 pond
rundvleesch, lammeren, kippen, 7 ham
men, 74 taarten en 240 koeken, „voor de
heren vrouwen ende jufferen" bezorgd.
B.
Moderne Bijouterieën.
't Is natuurljj/k niet zuiver toeval, dat
gelijk met t veranderen van den vorm
der japonnen, ook de bijouterieën een ge
heel ander aanzien hebben gekregen.
Nog niet zoo heel lang terug, was het
fijn en elegant om een smal gouden
bandje om den arm of pols te dragen
een teer gouden kettinkje met subtiel
hangertje versierde den hals en het
smaakvolle vingerringetje moet smal en
van een paar zeer kleine steentjes voor
zien zijn....
En n u mevrouw? Wel 't is precies heit
tegenovergestelde. De moderne armband'
is van vijf tot twaalf centimeter breed en
er zijn colliers, die uit platte plaatjes
bestaan, welke ongeveer 8 5 4 c.M. breed
zijn en weer anderen, die bestaan uit
knikkers van kralen, waarvan de mid
dellijn 2 c.M. is. En u kent wel de 'Oor
hangers, wii'i' lengte 4 c.M. is en ringen
waarvan de steon de breedte van den
vinger beslaat.
Al deze sieraden zijn van een onmis
kenbaar Egyptisch karakter en zij1 pas
sen wondergoed bij de nauw sluitende en
lanige japonnen. Echter sluiten zij. zich
ook heel goed aan bij het nog kittige
rechte korte japonnetje, vooral het soort
als de deux-piècea
Het nieuwste zijn de byous van emaille
en metaal, hoewel ook die van galalith en
soortgelijke steensoorten en oristal nog
zeer in trek en modern zijn.
Bij een zwart satijn avondtoilet staat
b.v. da eerste garnituur van onze teeke
ning heel mooi.
De armband en hanger van het ooilier
bestaan uit driehoekjes van onyx (half
edelsteen) door pareltjes aan elkaar; ge
hecht, de pendentief hangt aan een
snoer pareltjes. Men weet deze edelsteen
soorten tegenwoordig zoo mooi te imi-
teeren, dat men al voor betrekkelijk een-
voudigen prijs zoo'n keurig garnituur in
bezit kan krijgen.
Nog een zeer flatteuze armband is no.
2 van onze teekening, elL een ©roep van
enorm® berg-kristallen tot een groot
vierkant verbonden en met oen zwaar
zwart bandfluweel tot een schoon sieraad
voor de pols gemaakt. Het spreekt bijna
vanzelf dat men deze opvallende sieraden
alleen maar bij1 „gelegenheden" draagt,
hetzij 's avonds of 's middags.
Een leuka band, die integendeel ook
wel bij. „gewone" kleeding gedragen kan
worden is ib.v. onze derde teekenüng. Deze
is n.1. saamgesteld uit veelkleurige stuk
jes emaille. Ieder reepje is aan hot ander
verboden door een schakeltje onder en
boven, zoodat de band rond den arm kan
buigen. Deze aardige bnnd is maar even
tjes 12 o.M. boog en staat aan een slanke
jongemeisjes-arm alleraardigst. Indien zij
dit aardig vindt, mag zij! zelfs aan iedere
arm zoo'n mooie breede band dragen.
Heti s zelfs chic om bij een breeden
armband nog eenige smalle banden in
liverse uitvoering te dragen. Men kan in
Parijs dames aanschouwen die, wanneer
zij in „groot tenue" zijn, den onderam
half vol gehangen hebben met velerlei
armbanden.
No. 4 van de teekening toont ons zoo'n
enorm collier. Iedr© langwerpig vierkant
plaatje is pljm. 4 c.M. 'breed en 6 cM.
lang en is van geëmailleerd metaal en
heeft een verzameling van kleuren in
goud, jade en rose.
De stukjes zijn elkaar verbonden door
twee schakeltjes waartusschen nog een
parel. Het laatste stukje is al .hanger"
bevestigd aan een gouden cirkel, waar
in 't midden aan drie schakelkettinkjes
een parel zweeft. B\j een onversierd toilet
zeker een zeer smaakvol sieraad.
Dan als nog Iets 'zeer nieuws een groote
„speld". Dit zijn twee schilden1 van fili-
grane goud, zonder meer. Zoo'n speld
kan men voor velerlei doeleinden ge
bruiken. Hetzjj ®ls gesp (de schilden zijn
6 c.M. in doorsnee) of om een mooie
halsdoek gracieus vast te zetten, enfin,
voor wat eigen smaak aanwijst.
In ieder geval zijn de moderne byous
zeker niet van ondergeschikt belang
I
PARIJSCIIE MODEBRIEF.
Kraagjes, groot en klein.
Er was eens een tijd, dat het vrouwen
kopje, heel smal en fijntjes, maar ook
wel een beetje stijf, kwam uitkijken
boven een enormen pjjpkraag, „groot als
een molenrad", zooals ons de geschied- J|
schrijvers verhalen. „Hoe kunnen ze toch wjgten <jat nog niet en zoo kwam het, dat
hun soep eten zonder te morsen?' vroe-, er een paar oplossingen waren, die ik nu
Beste jongens en meisjesl
Deze week kan ik heusch niet alles op
nemen wat jullie ingezonden hebt, want
dan had ik wel bijna een heel Juttertje
vol kunnen maken, je ziet wel dat ik toch
al een massa ruimte gemaakt heb, om
nog zooveel mogelijk jullie rijmpjes en
briefjes te plaatsen. Ik vond het leuk, dat
er zelfs in het midden van de maand nog
verschillende vriendjes en vriendinnetjes
bijgekomen' zijn en ik herinner hen er
nog even aan, dat de raadsels altijd
Woensdagsavonds vóór zes uur op ons
kantoor moeten bezorgd zijn en dat de
oplossingen volledig moeten zijn, dus ook
alle gevraagde woorden. De nieuwelingen
eens een nieuwsgierig bezoeker aan het
Fransche hof.
Als antwoord liet koningin Marguérl
the zich door een bediende een terrine
soep brengen en een lepel met een enorm
lahgen steel. En toen deed ze aanschou
welijk voor, hoe ze dit gevaarlijke werkje
er keurig netjes en zonder morsen
afbracht
Van dit uiterste tot aan de japonne
tjes, die we nog kort geledón droegen
met hun gladdon, ongegarn eerden halsL
is wel een lange weg. De laatste, met hun
groeten eenvoud, stonden bij jonge,
frissche gezichtjes, bij een klassiek ge-
vorimden hals, heel goed. Maar.ik
geloof dat die meeste dames er niet rou
wig om zijn, dlat deze anode is afgeloopcn
en de kraag weer in eere Is hersteld,
Welke kraag? Iedere kraag, in welken
vorm ook, groot of klein, stijf of soepel.
Men kèn eenvoudig niet in verlegenheid
geraken bij de keuze van een kraagje,
Er is altijd wel iets te vinden dat goet
staat in het gezicht dat bij het soor;
japonnetje zoowel als bij de snit past.
Wie een heel jong rond gezichtje heeft,
staat een eenvoudig wit linnen jongens-
kraagje dikwijls snoezig. Vooral op een
simpel donker toiletje met aangesloten
lijfje. Eenvoudige wollen japonnen gaan
er meestal erg op vooruit, wanneer men
langs den hals een aardig licht kraagje
legt, in roze, miaïs-geel of wit b.v. Ofwel
een garnituurtje van imitatie-hermelijn,
dat op den rug in een punt valt en van
voren rond, vastgestrikt met een soepel
dasje van hetzelfde bont.
Vele kragen heben den vorm van een
kleine fichee, losjes vastgeknoopt en met
twee rondloopende slippunten afgewerkt.
Heel origineel staan ook kraagjes in
twee tegengestelde kleureii. We zagen er,
waarvan de linker helft geel en de rech
ter blauw was, of 'grijs en rood. Bij1 een
toiletje dat speciaal voor sport is bestemd,
kan dat wed leuk doen.
Op fijnere toiletten, die hier dikwijls
in een imooie tint rood voorkomen, ziagon
we vooral lichte tuHe kraagjes met een
robijnen spel vastgestoken. Bij een
blauwe japon behoort de speld echter van
aaphier, bij een groene van smaragd te
zijn. Op dit soort japonnen worden,ook
grootere kragen genomen, de zoogenaam
de berthos, die als een pellerine om' de
schouders vallen of ook wel alleen op
den rug. Heel mooi zijn ook zeer soepele
foulards van bont, gevoerd met crêpe de
chine, die als een gewone das worden
omgeknoopt Velen houden van kant aan
den hals en op menig wollen, wintar-
aponnetje prijkt op het oogenblik een
vroolijk kanten kraagje. Bij de fijnere
toiletten van deze stof draagt men zelfs
een, smalle kanten sjaal om den hals. Een
vestje van Venetiaansche kant doet beel
dig in een zwart fluweelen mantelpak.
En een roetkleurige kanten jabot, staat
zeer chic bij een zwarte crêpe de chine
japon'. Maar niet alleen van den winter,
ook in het komende voorjaar zal er heel
veel vraag zijn naar lichte kragen en bij
passende manchetten. Vele dezer gar-
nituurtjes zullen, naar de voorspellingen
lulden, van Bretonsche kant worden ver
vaardigd.
WTLHELMINE.
Te kras.
„Wij zouden graag zien," zei het hoofd
van het schooltoezicht tot den onder
wijzer, „dat gij bovon uw lessenaar eon
of ander aanmoedigend motto plaatste.
Wat zoudt ge-b.v. denken van „Weten
schap is welvaart".
„Wilt u me voor den gek houden,
meneer! De kinderen weten, hoe 'n klein
voor goed gerekend heb, maar die eigen
ljjk niet heelemaal waren opgelost,
Freek Nieuwland. Jij hebt het begin
goed ingezet, Freek, en je kent misschien
het spreekwoord wel, dat een goed begin
het halve werk is, dus nu moet je ook je
best blijven doen en trouw in blijven
zenden.
Jan Klaver (Wieringen). Jij stond de
vorige week bij de goede oplossers geno
teerd hoor, dat je niet in de krant hebt
gestaan is een zetfout.
Nannie Grande. Ja, Nanniet dat is
zeker leuk, dat er zooveel kinderen mee
doen, want je ziet wel, dat er dan ook
meestal kennisjes van je bij zijn. Ein
dat was natuurlijk een verrassing voor je
Gerda v. Straaten. Dat heb je knap
opgelost, hoor Gerda, en zoo netjes ge
schreven. Stuur je ze nu ook iedere
week in?
Joh. Jimmink, Callantsoog. Be kan me
best begrijpen, dat je het door de haast
vergeten liebt, hoor Joh., en ik heb het
dan nu ook nog maar voor goed geïe
kend. Maar in het vervolg moet je er
goed om denken, hoor, en vroeger inzen
den. Je opstel is blijven staan tot de vol
gende week.
Marie Verfaille, Koegras. Ja, Marie
daar hadden je vriendinnetjes gelijk in
je moet op je envelop schrijven: „Aan de
Raadselredactie van de Heldersche Ort."
"Want je moet denken, we krijgen iederen
dag heele stapels brieven op kantoor en
dan is het gemakkelijker als er op staat
wat er in zit, dan behoeven we ze niet
direct open te maken.
Beppy Zwierstra. Je mag niet eens,
maar altijd meedoen, hoor Beppy, voorai
als je ze zoo aardig oplost. Dan komen ze
ook nog wel eens een keertje in 't Jut
tertje te staan. En wat een mooi postpa
pier heb jij, heb je dat voor je St. Nico-
laas gekregen?
Joh. v. Vliet. Ja, Joh., de oplossing van
je raadsels was natuurlijk naar genoegen
Je hebt zoo netjes geschreven, maar hot
rijmen gaat je nog niet zoo gemakkelijk
af, hè, je best maar blijven doen, dan
leert dat ook wel.
Barend v. Harten. Dat was een mooi,
maar een moeilijk raadsel, Barend, ik
denk haast wel dat het t'e moeilijk is voor
de kleintjes. Je moet denken dat ook
kleine jongens en meisjes meedoen met
oplossen en het is toch niet leuk als het
daar nu te moeilijk voor gemaakt wordt.
Een volgenden keer moet je het maar
eens eenvoudiger doen.
Annle v. d. Brink. Nee, ik ben niet naar
de uitvoering van „Pro Patria" geweest,
Annie. Ik heb 's avonds altijd een heele
massa te doen en nooit veel tijd om uit
e gaan, maar misschien dat ik wel naar
„ullie zanguitvoering ga. Je moet nog
maar eens schrijven wanneer die is. Wat
had je mooi verslag gemaakt van de uit
voering. Als we niet juist Donderdag een
verslag van de uitvoering in de krant
hadden gehad, had ik het nu beslist op
genomen, hoor. Jü wordt later .vast nog
eens vcrslaggeefster.^^^^HH^^^H
Nu, jongens en meisjes, tot een volgen
de week. Kindervriend.
Mijnheer.
Ik, Andries, wil ook eens beginnen, -
Om Jjt rijmpje te verzinnen.
V® IPMi
Ik dacht, ik zal 't eens probeeren,
Misschien valt er wat uit te leeren.
De stad is zeker Rotterdam,
Ik houd erg van lekk're ham.
De r dat is 'n medeklinker,
Ik heb een rechterhand en linker,
n Bot is 'n zeer patte visch,
Dat heb ik vasit niet mis.
n Manlijk huisdier is 'n kater,
Mijn Moeder wascht met helder water.
Rekenen doet men op 'n kantoor,
De courant gaat heel de wereld door.
Een gevaarlijk dier, dat is 'n slang,
Vaartuig aak, dat is zeer lang.
'n Medeklinker is m,
Ik lust ook wel lekk're jam.
Op 'n zeeschip is 'n kapitein,
Cijfer tien is geen latijn.
n Nuttig dier is 'n kip,
Omgekeerde van' pit is tip.
n Aardig huisdier is 'n kat,
n Smerig beest dat is 'n rat,
Op 'n kinderwagen is 'n knp,
Uit 'n citroen perst men sap.
n Metaal dat is tin,
Heb in-'n sinaasappel zin.
Drie
Koegras.
Mijnheer!
Ook ditmaal heb ik ze gevonden
En naar u per post verzonden.
No. i is Rotterdam, aan de Nieuwe Maas
gelegen.
Ligthart,
ii jaar.
Het zesde is lectuur, die geregeld verschijnt,
't is de courant.
Het zevende is een adder, een gevaarlijk krui
pend dier,
Die kan je bijten op een valsche manier.
Het achtste is een vaartuig, genoemd een aak,
Het negende is een medeklinker m en nu ein
dig ik de zaak.
2e raadsel.
Het geheel bevindt zich op elk zeeschip, 't is
een kapitein,
Zotader die zouden er op een schip niet genoeg
manschappen zijn.
Het eerste ér van is- een getal, 't is tien,
Het tweede is een nuttig dier, 't is een kip,
Die heeft iedereen wel eens gezien.
Het derde deel is een deel van een vrucht, 't i9
de pit,
Die in de heerlijkste vruchten zit.
Het vierde is een huisdier, een kat,
Die vangt vaak de muizen, maar ook wel eens
een rat.
Het vijfde is kap, eeni deel van een kinder
wagen uit het gezin,
Het laatste is een metaalsoort genaamd tin.
Simon Duijnker.
Koningstraat, 22, Hippolytushoef.
Mijnheer de Kindervriend.
Ik begin maar weer de raadsels te zoeken,
Er is heel wat te boeken.
ie raadsel.
Het geheel is Rotterdam,
Hoe ik daar aan kwam?
De R is medeklinker,
De platvisch Is een bot,
Daar ben ik dl> verzot.
Een manlijk huisdier is
Een kater, heb ik 't mis?
En dan O'p een kantoor,
Daar werkt men heel wat hoorl
En dan een lectuur,
De courant zie ik leder uur.
Een adder die gevaarlijk is,
Geeft een beq.t die raak is.
Een aak die vaart maar raak,
En dan tot besluit de medeklinker m
En dan is 't uit.
2e raadsel.
Mijn1 geheel in1 letters acht,
Ja, dat had ik wel gedacht.
Wat moet er op een schip zijn?
Natuurlijk een kapitein.
Want als die aan boord niet is,
Dan loopt de heele zeereis mis.
Den Helder. Neli de Vries.
Geachte Mijnheer de Kindervriend.
No. 1.
R de medeklinker, telt' ook mee,
2 is de bot, die zwemtin zee,
is onze kat, een vriendelijke kater,
4 is het kantoor van mijn oom, D. Water.
5 is de stad Rotterdam, het gevraagde woord,
6 is de courant, die in iëfler huisgezin behoort,
7 een adder is een leelijk beest,
En 8, een bak, is een soort schip,
Waar ik nog nooit op ben geweest.
Dan nog tot slot de medeklinker M,
Onze Kindervriend heeft een vriendelijke stem.
(Hoe weet je dat?)
No. 2.
Het geheel is kapitein,
Maar 't getal tien is niet erg klein.
De kip is een nuttig dier,
En de pitten geven1 mij geen zier.
Het huiselijke dier de kat,
Die zit niet onder een kap.
En tin is het metaal,
Nu groet ik u allemaal.
G. Spaans.
Beste Raadselmeester.
1 is de medeklinker r,
2 is bot, een platvisch,
Als die gebakken op tafel -staat, dan is het
een heerlijke dséh.
is een kater,
En houdt in Maart de menscben 's nachts
V wakker niet zijn gesnater,
is natuurlijk kantoor,
Dat was makkelijk hoor.
is Rotterdam,
En is het gevraagde woord,
De menschén daar lusten graag jam en ham,
Hebtttu dat nooit gehoord?
6 is courant, en maakt ons bekend met' moord
en brand.
is adder en komt ook nog voor in ons land,
8 is aak, dat kon ik niet vinden,
Die was dus raak.
is letter m, en nu groet ik mijn raadsel-
vrinden.
Nou mijnheer, hij is weer voor den bakker,
hé! Dat woordje dam kan je ook fijn op
rijmen, leest u maar: kam, kram, Bram, lam,
nam, ram, tam, -tram, stam, Sam, gram, stam.
Nu dan mijnheer, de groeten van
Klaas Johannes Stadtman,
Van Galenstraat 11. oud 12 jaar.
neesheeren te zoeken. Zeg ons,
vrouw, weet ge er een ln dit dorp?"
De vrouw dacht een oogenblik na en
antwoordde toen: „Mijn man, dien u daar
ginds op het land kunt zien werken is een
bekwaam geneesheer, maar hij kan zbn
krachten alleen gebruiken na een flink
pak slaag!"
De boden reden in allerijl naar den boer
toe en voerden hean mee naar het hof van
den Koning. Reeds hadden eenige vreeam.
de artsen hun kunde beproefd, doch allen
tevergeefs.
De Koning keek wel' even vreemd 00.
toen de boer in zijn werkpak voor hem
gevoerd werd, doch vroeg hem:
„Ben je dokter, goede man?"
„O, neen, Uwe Majesteit!" antwoordde
de boei' angstig. „Ik begrijp niet, hoe
Uwe boden dat verzinnen!"
De eerste bode deelde- de Koning mede
wat de boerin gezegd had, waarop dó
Koning den armen boer een geweldig
slaag liet toedienen. De man jammerde
en trok zulke malle gezichten en wrong
zich in zulke vreemde bochten, dat de
kleine zieke Prinses, die het van haar
rustbank af, kon zien, in luid gelach uit
barstte, waardoor plotseling de vergiftige
'pit uit haar keeltje vloog. De Prinses was
gered en groote vreugde heersohte aan
liet hof!
De boer wilde nu zoo spoedig mogelijk
naar huis gaan, doch de Koning hield
hean tegen, zeggende: „Och beste man, ik
zie wel, dat je veel knapper bent, dan je
wilt vertellen. Er zijn nog heel wat zie.
ken aan het hof. Als het je lukt, hen ook
'te genezen, zal ik j© vorstelijk beloonen!"
!üe boer wilde weer ontkennen, dat hij
geneesheer was, dJoch toen hij. de ko
ninklljke boden zag, antwoordde hij: imaax 7,"
spoedig, dat hij het zou probeeren.
Alle zieken werden nu in een groote
zaal gebracht, waar de boer een enoran
vuur liet aanleggen.
Nu gebood de boer, dat hij met de zie- 1
ken alleen moest blijven, waarna hü hun 7
vroeg: „Wie is het ernstigst ziek van u
allen?"
„Ik, ik, ik, hein mjj het eerst!" riepen
allen door elkander.
„Neen, neen, dan kan niet, zei de boer. -
„Eén moet het ergste wezen en die moet
in dit vuur geroosterd worden tot gene- i7
zing van alle anderen."
„O, ik voel me al veel beter!" riep de ,j
een. „Ik heb im© nog nooit zoo goed ge-
voeld als vandaag," zeide de ander.
En zoo vlug ze kooiden liepen alle zie- 7a
ken, die in de zaal gedragen waren, nu
weer het vertrek uit.
De Koning, verbaasd en verrukt, over-
laadde de boer met geschenken en be
noemde hem tot „Opperhofarts."
De boer bedankte voor de groote eer,
hem' aangedaan, maar vroeg verlof zijn
vrouw te gaan balen; wat hean natuurlijk
gereedelijk toegestaan werd. En jullie
begrijpt wel, dat hij toen zoo spoedig ono»-
gelijk met zijn vrouw vertrok naar een
streek waar de Koning hem niet licht
zoeken zou. En daar leefden ze nog lang
en gelukkig terwijl de vrouw van haar
dagelijksch pak slaag verlost was.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
R
bot
kaler
kanloo r
Rotterdam
coura n t
adder
aak
m
H
Kapitein, tien, kip, pit, kat, kap, tin.
Corry Brens. 'salaris de gemeente me geeft."
GENEESHEER TEGEN WIL EN DANK
Er was eens een arme boer, die er een
lieel zonderlinge gewoonte op na hield,
lederen ochtend, voor hij naar het land
ging om zijn dagelijksch werk te begin
nen, mopperde bij tegen zijn vrouw over
hun armoede; dan werd hij door zijn eigen
gemopper hoe langer hoe boozer en ten
slotte gaf hij: de arme boerin een flink
pak slaag en hield niet op, vóór de vrouw
uidé schreide.
Op zekeren dag was de boer ook weer
naar het land vertrokken, na- zijn vrouw
erg geslagen te hebben. Zij was deze be-
haaideling nu zóó anoe, dat ze besloot, zich
Het eerste er van is een medeklinker, r ge- 1 te gaan beklagen bh dón pastoor. Juist,
heeten, toon ze op weg wilde gaan, zag ze echter
Het tweede was een platvisch, bot, d*® kanJ
men eten.
Het derde is een manlijk huisdier, kater is zijn
naam,_
Het vierde is een kantoor, iemand die daar is,
is bekwaam.
Het vijfde is het gevraagde woord, Rotterdam,
een stad in ons Land,
eenige boodschappers van den koning het
erf op rijden. Verwonderd vroeg de vrouw
hen, wat ze verlangden.
„We zoeken een dokter, die de kleine
•prinses beter kan maken. Ze beeft een
vergiftige pit in de keel en de hofartsen
kunnen haar niet genezen. De Koning
zendlt nu boden in alle richtingen, om ge-
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
A. A.; R. A.; J. A.; J. B.; P. B.; H. B.; A. v.
d. B.; B. B.; E. D.; J. D.; Sr D. (Wierin
gen); N. G.; H. J. v. H.; B. v. H. B. H;
T. II.; D. R. I.; J. D. J. (Koegras); J. de
J.; P. K.; H. K.; J. K. (Wieringen); T. W.
K.; A. K.; K. en J. K. (Texel); O. K.; J.
K.; O. K.; D. L. (Koegras); A. M.; J. M.;
M. M.; F. N.; J. O.; T. P.; J. J. P.; W. P.J
A. R.; D. R.; C. R.; J. K. S.; J. S.; G. S.;
G. v. S.; K. J. S.; P. S.; J. T.; S. T.; A. V.;
B. en G. V.; N. de V.; M. O. V. (Koegras);
J. de V.; N. V.; J. v. V.; O. V.; G. W.;
J. en P. W.; B. Z.
Zelfgemaakte raadsels ontvangen van
Annie v. d. Brink; Barend v. Harten;
Jans je Matermum; Freek Nieuwland en
Neli de Vries.
Nieuwe raadsels.
I.
Bij het zien van het eerste, beginnen
kinderen vaak te huilen. Het tweede is
men dikwijls in den zomer.
Het geheel is een eigenschap van roof
dieren.
X in deze diabolo komt
X de naam te staan van
X een soort tijdmeter.
X Op de 2e rij iets,
X waar visch in be-
toiletartikel.
Op de 4e rij een deel van een geweer.
Op de 6e rij een klein gewicht.
Op de 6e rij een uitroep.
Op de 7e rh een badplaats in Duitscb-
land. J
Op de 8e rij iets, waar jongens wel
eens op loopen.
Op de 9e rh een soort tuinarbeid.
Op de 10e rij een ander woord voor
stadsbewoner.
Op de 11e rij Kets, dat wel eens in
soep gedaan wordt.
Ingez. door P- S.
Uil
0