Voor de Kinderen VOOR DE VROUWEN. BABBELUURTJE OVER MODE. n. XOp de kruisjeslijn X Op de le rij een an- X der woord voor sa- X menleving. X waard wordt. XOp de 8e rij een een voor den Keldermeester, om naar den wijn te vernemen, dan weer kwamen er drijvers met twee groote ossen, en tege lijk kwam er een schip aan, waaruit een paar honderd pond stokvisch, een vat boter en 650 schotels en borden gelost werden. De koeriers' werden uitgezonden naar Buderich om te inlormeeren, waar de Rijnwijn bleef. Voor den maaltijd op 't Deventer stad huis op 15 Februari 1602 werden 400 pond rundvleesch, lammeren, kippen, 7 ham men, 74 taarten en 240 koeken, „voor de heren vrouwen ende jufferen" bezorgd. B. Moderne Bijouterieën. 't Is natuurljj/k niet zuiver toeval, dat gelijk met t veranderen van den vorm der japonnen, ook de bijouterieën een ge heel ander aanzien hebben gekregen. Nog niet zoo heel lang terug, was het fijn en elegant om een smal gouden bandje om den arm of pols te dragen een teer gouden kettinkje met subtiel hangertje versierde den hals en het smaakvolle vingerringetje moet smal en van een paar zeer kleine steentjes voor zien zijn.... En n u mevrouw? Wel 't is precies heit tegenovergestelde. De moderne armband' is van vijf tot twaalf centimeter breed en er zijn colliers, die uit platte plaatjes bestaan, welke ongeveer 8 5 4 c.M. breed zijn en weer anderen, die bestaan uit knikkers van kralen, waarvan de mid dellijn 2 c.M. is. En u kent wel de 'Oor hangers, wii'i' lengte 4 c.M. is en ringen waarvan de steon de breedte van den vinger beslaat. Al deze sieraden zijn van een onmis kenbaar Egyptisch karakter en zij1 pas sen wondergoed bij de nauw sluitende en lanige japonnen. Echter sluiten zij. zich ook heel goed aan bij het nog kittige rechte korte japonnetje, vooral het soort als de deux-piècea Het nieuwste zijn de byous van emaille en metaal, hoewel ook die van galalith en soortgelijke steensoorten en oristal nog zeer in trek en modern zijn. Bij een zwart satijn avondtoilet staat b.v. da eerste garnituur van onze teeke ning heel mooi. De armband en hanger van het ooilier bestaan uit driehoekjes van onyx (half edelsteen) door pareltjes aan elkaar; ge hecht, de pendentief hangt aan een snoer pareltjes. Men weet deze edelsteen soorten tegenwoordig zoo mooi te imi- teeren, dat men al voor betrekkelijk een- voudigen prijs zoo'n keurig garnituur in bezit kan krijgen. Nog een zeer flatteuze armband is no. 2 van onze teekening, elL een ©roep van enorm® berg-kristallen tot een groot vierkant verbonden en met oen zwaar zwart bandfluweel tot een schoon sieraad voor de pols gemaakt. Het spreekt bijna vanzelf dat men deze opvallende sieraden alleen maar bij1 „gelegenheden" draagt, hetzij 's avonds of 's middags. Een leuka band, die integendeel ook wel bij. „gewone" kleeding gedragen kan worden is ib.v. onze derde teekenüng. Deze is n.1. saamgesteld uit veelkleurige stuk jes emaille. Ieder reepje is aan hot ander verboden door een schakeltje onder en boven, zoodat de band rond den arm kan buigen. Deze aardige bnnd is maar even tjes 12 o.M. boog en staat aan een slanke jongemeisjes-arm alleraardigst. Indien zij dit aardig vindt, mag zij! zelfs aan iedere arm zoo'n mooie breede band dragen. Heti s zelfs chic om bij een breeden armband nog eenige smalle banden in liverse uitvoering te dragen. Men kan in Parijs dames aanschouwen die, wanneer zij in „groot tenue" zijn, den onderam half vol gehangen hebben met velerlei armbanden. No. 4 van de teekening toont ons zoo'n enorm collier. Iedr© langwerpig vierkant plaatje is pljm. 4 c.M. 'breed en 6 cM. lang en is van geëmailleerd metaal en heeft een verzameling van kleuren in goud, jade en rose. De stukjes zijn elkaar verbonden door twee schakeltjes waartusschen nog een parel. Het laatste stukje is al .hanger" bevestigd aan een gouden cirkel, waar in 't midden aan drie schakelkettinkjes een parel zweeft. B\j een onversierd toilet zeker een zeer smaakvol sieraad. Dan als nog Iets 'zeer nieuws een groote „speld". Dit zijn twee schilden1 van fili- grane goud, zonder meer. Zoo'n speld kan men voor velerlei doeleinden ge bruiken. Hetzjj ®ls gesp (de schilden zijn 6 c.M. in doorsnee) of om een mooie halsdoek gracieus vast te zetten, enfin, voor wat eigen smaak aanwijst. In ieder geval zijn de moderne byous zeker niet van ondergeschikt belang I PARIJSCIIE MODEBRIEF. Kraagjes, groot en klein. Er was eens een tijd, dat het vrouwen kopje, heel smal en fijntjes, maar ook wel een beetje stijf, kwam uitkijken boven een enormen pjjpkraag, „groot als een molenrad", zooals ons de geschied- J| schrijvers verhalen. „Hoe kunnen ze toch wjgten <jat nog niet en zoo kwam het, dat hun soep eten zonder te morsen?' vroe-, er een paar oplossingen waren, die ik nu Beste jongens en meisjesl Deze week kan ik heusch niet alles op nemen wat jullie ingezonden hebt, want dan had ik wel bijna een heel Juttertje vol kunnen maken, je ziet wel dat ik toch al een massa ruimte gemaakt heb, om nog zooveel mogelijk jullie rijmpjes en briefjes te plaatsen. Ik vond het leuk, dat er zelfs in het midden van de maand nog verschillende vriendjes en vriendinnetjes bijgekomen' zijn en ik herinner hen er nog even aan, dat de raadsels altijd Woensdagsavonds vóór zes uur op ons kantoor moeten bezorgd zijn en dat de oplossingen volledig moeten zijn, dus ook alle gevraagde woorden. De nieuwelingen eens een nieuwsgierig bezoeker aan het Fransche hof. Als antwoord liet koningin Marguérl the zich door een bediende een terrine soep brengen en een lepel met een enorm lahgen steel. En toen deed ze aanschou welijk voor, hoe ze dit gevaarlijke werkje er keurig netjes en zonder morsen afbracht Van dit uiterste tot aan de japonne tjes, die we nog kort geledón droegen met hun gladdon, ongegarn eerden halsL is wel een lange weg. De laatste, met hun groeten eenvoud, stonden bij jonge, frissche gezichtjes, bij een klassiek ge- vorimden hals, heel goed. Maar.ik geloof dat die meeste dames er niet rou wig om zijn, dlat deze anode is afgeloopcn en de kraag weer in eere Is hersteld, Welke kraag? Iedere kraag, in welken vorm ook, groot of klein, stijf of soepel. Men kèn eenvoudig niet in verlegenheid geraken bij de keuze van een kraagje, Er is altijd wel iets te vinden dat goet staat in het gezicht dat bij het soor; japonnetje zoowel als bij de snit past. Wie een heel jong rond gezichtje heeft, staat een eenvoudig wit linnen jongens- kraagje dikwijls snoezig. Vooral op een simpel donker toiletje met aangesloten lijfje. Eenvoudige wollen japonnen gaan er meestal erg op vooruit, wanneer men langs den hals een aardig licht kraagje legt, in roze, miaïs-geel of wit b.v. Ofwel een garnituurtje van imitatie-hermelijn, dat op den rug in een punt valt en van voren rond, vastgestrikt met een soepel dasje van hetzelfde bont. Vele kragen heben den vorm van een kleine fichee, losjes vastgeknoopt en met twee rondloopende slippunten afgewerkt. Heel origineel staan ook kraagjes in twee tegengestelde kleureii. We zagen er, waarvan de linker helft geel en de rech ter blauw was, of 'grijs en rood. Bij1 een toiletje dat speciaal voor sport is bestemd, kan dat wed leuk doen. Op fijnere toiletten, die hier dikwijls in een imooie tint rood voorkomen, ziagon we vooral lichte tuHe kraagjes met een robijnen spel vastgestoken. Bij een blauwe japon behoort de speld echter van aaphier, bij een groene van smaragd te zijn. Op dit soort japonnen worden,ook grootere kragen genomen, de zoogenaam de berthos, die als een pellerine om' de schouders vallen of ook wel alleen op den rug. Heel mooi zijn ook zeer soepele foulards van bont, gevoerd met crêpe de chine, die als een gewone das worden omgeknoopt Velen houden van kant aan den hals en op menig wollen, wintar- aponnetje prijkt op het oogenblik een vroolijk kanten kraagje. Bij de fijnere toiletten van deze stof draagt men zelfs een, smalle kanten sjaal om den hals. Een vestje van Venetiaansche kant doet beel dig in een zwart fluweelen mantelpak. En een roetkleurige kanten jabot, staat zeer chic bij een zwarte crêpe de chine japon'. Maar niet alleen van den winter, ook in het komende voorjaar zal er heel veel vraag zijn naar lichte kragen en bij passende manchetten. Vele dezer gar- nituurtjes zullen, naar de voorspellingen lulden, van Bretonsche kant worden ver vaardigd. WTLHELMINE. Te kras. „Wij zouden graag zien," zei het hoofd van het schooltoezicht tot den onder wijzer, „dat gij bovon uw lessenaar eon of ander aanmoedigend motto plaatste. Wat zoudt ge-b.v. denken van „Weten schap is welvaart". „Wilt u me voor den gek houden, meneer! De kinderen weten, hoe 'n klein voor goed gerekend heb, maar die eigen ljjk niet heelemaal waren opgelost, Freek Nieuwland. Jij hebt het begin goed ingezet, Freek, en je kent misschien het spreekwoord wel, dat een goed begin het halve werk is, dus nu moet je ook je best blijven doen en trouw in blijven zenden. Jan Klaver (Wieringen). Jij stond de vorige week bij de goede oplossers geno teerd hoor, dat je niet in de krant hebt gestaan is een zetfout. Nannie Grande. Ja, Nanniet dat is zeker leuk, dat er zooveel kinderen mee doen, want je ziet wel, dat er dan ook meestal kennisjes van je bij zijn. Ein dat was natuurlijk een verrassing voor je Gerda v. Straaten. Dat heb je knap opgelost, hoor Gerda, en zoo netjes ge schreven. Stuur je ze nu ook iedere week in? Joh. Jimmink, Callantsoog. Be kan me best begrijpen, dat je het door de haast vergeten liebt, hoor Joh., en ik heb het dan nu ook nog maar voor goed geïe kend. Maar in het vervolg moet je er goed om denken, hoor, en vroeger inzen den. Je opstel is blijven staan tot de vol gende week. Marie Verfaille, Koegras. Ja, Marie daar hadden je vriendinnetjes gelijk in je moet op je envelop schrijven: „Aan de Raadselredactie van de Heldersche Ort." "Want je moet denken, we krijgen iederen dag heele stapels brieven op kantoor en dan is het gemakkelijker als er op staat wat er in zit, dan behoeven we ze niet direct open te maken. Beppy Zwierstra. Je mag niet eens, maar altijd meedoen, hoor Beppy, voorai als je ze zoo aardig oplost. Dan komen ze ook nog wel eens een keertje in 't Jut tertje te staan. En wat een mooi postpa pier heb jij, heb je dat voor je St. Nico- laas gekregen? Joh. v. Vliet. Ja, Joh., de oplossing van je raadsels was natuurlijk naar genoegen Je hebt zoo netjes geschreven, maar hot rijmen gaat je nog niet zoo gemakkelijk af, hè, je best maar blijven doen, dan leert dat ook wel. Barend v. Harten. Dat was een mooi, maar een moeilijk raadsel, Barend, ik denk haast wel dat het t'e moeilijk is voor de kleintjes. Je moet denken dat ook kleine jongens en meisjes meedoen met oplossen en het is toch niet leuk als het daar nu te moeilijk voor gemaakt wordt. Een volgenden keer moet je het maar eens eenvoudiger doen. Annle v. d. Brink. Nee, ik ben niet naar de uitvoering van „Pro Patria" geweest, Annie. Ik heb 's avonds altijd een heele massa te doen en nooit veel tijd om uit e gaan, maar misschien dat ik wel naar „ullie zanguitvoering ga. Je moet nog maar eens schrijven wanneer die is. Wat had je mooi verslag gemaakt van de uit voering. Als we niet juist Donderdag een verslag van de uitvoering in de krant hadden gehad, had ik het nu beslist op genomen, hoor. Jü wordt later .vast nog eens vcrslaggeefster.^^^^HH^^^H Nu, jongens en meisjes, tot een volgen de week. Kindervriend. Mijnheer. Ik, Andries, wil ook eens beginnen, - Om Jjt rijmpje te verzinnen. V® IPMi Ik dacht, ik zal 't eens probeeren, Misschien valt er wat uit te leeren. De stad is zeker Rotterdam, Ik houd erg van lekk're ham. De r dat is 'n medeklinker, Ik heb een rechterhand en linker, n Bot is 'n zeer patte visch, Dat heb ik vasit niet mis. n Manlijk huisdier is 'n kater, Mijn Moeder wascht met helder water. Rekenen doet men op 'n kantoor, De courant gaat heel de wereld door. Een gevaarlijk dier, dat is 'n slang, Vaartuig aak, dat is zeer lang. 'n Medeklinker is m, Ik lust ook wel lekk're jam. Op 'n zeeschip is 'n kapitein, Cijfer tien is geen latijn. n Nuttig dier is 'n kip, Omgekeerde van' pit is tip. n Aardig huisdier is 'n kat, n Smerig beest dat is 'n rat, Op 'n kinderwagen is 'n knp, Uit 'n citroen perst men sap. n Metaal dat is tin, Heb in-'n sinaasappel zin. Drie Koegras. Mijnheer! Ook ditmaal heb ik ze gevonden En naar u per post verzonden. No. i is Rotterdam, aan de Nieuwe Maas gelegen. Ligthart, ii jaar. Het zesde is lectuur, die geregeld verschijnt, 't is de courant. Het zevende is een adder, een gevaarlijk krui pend dier, Die kan je bijten op een valsche manier. Het achtste is een vaartuig, genoemd een aak, Het negende is een medeklinker m en nu ein dig ik de zaak. 2e raadsel. Het geheel bevindt zich op elk zeeschip, 't is een kapitein, Zotader die zouden er op een schip niet genoeg manschappen zijn. Het eerste ér van is- een getal, 't is tien, Het tweede is een nuttig dier, 't is een kip, Die heeft iedereen wel eens gezien. Het derde deel is een deel van een vrucht, 't i9 de pit, Die in de heerlijkste vruchten zit. Het vierde is een huisdier, een kat, Die vangt vaak de muizen, maar ook wel eens een rat. Het vijfde is kap, eeni deel van een kinder wagen uit het gezin, Het laatste is een metaalsoort genaamd tin. Simon Duijnker. Koningstraat, 22, Hippolytushoef. Mijnheer de Kindervriend. Ik begin maar weer de raadsels te zoeken, Er is heel wat te boeken. ie raadsel. Het geheel is Rotterdam, Hoe ik daar aan kwam? De R is medeklinker, De platvisch Is een bot, Daar ben ik dl> verzot. Een manlijk huisdier is Een kater, heb ik 't mis? En dan O'p een kantoor, Daar werkt men heel wat hoorl En dan een lectuur, De courant zie ik leder uur. Een adder die gevaarlijk is, Geeft een beq.t die raak is. Een aak die vaart maar raak, En dan tot besluit de medeklinker m En dan is 't uit. 2e raadsel. Mijn1 geheel in1 letters acht, Ja, dat had ik wel gedacht. Wat moet er op een schip zijn? Natuurlijk een kapitein. Want als die aan boord niet is, Dan loopt de heele zeereis mis. Den Helder. Neli de Vries. Geachte Mijnheer de Kindervriend. No. 1. R de medeklinker, telt' ook mee, 2 is de bot, die zwemtin zee, is onze kat, een vriendelijke kater, 4 is het kantoor van mijn oom, D. Water. 5 is de stad Rotterdam, het gevraagde woord, 6 is de courant, die in iëfler huisgezin behoort, 7 een adder is een leelijk beest, En 8, een bak, is een soort schip, Waar ik nog nooit op ben geweest. Dan nog tot slot de medeklinker M, Onze Kindervriend heeft een vriendelijke stem. (Hoe weet je dat?) No. 2. Het geheel is kapitein, Maar 't getal tien is niet erg klein. De kip is een nuttig dier, En de pitten geven1 mij geen zier. Het huiselijke dier de kat, Die zit niet onder een kap. En tin is het metaal, Nu groet ik u allemaal. G. Spaans. Beste Raadselmeester. 1 is de medeklinker r, 2 is bot, een platvisch, Als die gebakken op tafel -staat, dan is het een heerlijke dséh. is een kater, En houdt in Maart de menscben 's nachts V wakker niet zijn gesnater, is natuurlijk kantoor, Dat was makkelijk hoor. is Rotterdam, En is het gevraagde woord, De menschén daar lusten graag jam en ham, Hebtttu dat nooit gehoord? 6 is courant, en maakt ons bekend met' moord en brand. is adder en komt ook nog voor in ons land, 8 is aak, dat kon ik niet vinden, Die was dus raak. is letter m, en nu groet ik mijn raadsel- vrinden. Nou mijnheer, hij is weer voor den bakker, hé! Dat woordje dam kan je ook fijn op rijmen, leest u maar: kam, kram, Bram, lam, nam, ram, tam, -tram, stam, Sam, gram, stam. Nu dan mijnheer, de groeten van Klaas Johannes Stadtman, Van Galenstraat 11. oud 12 jaar. neesheeren te zoeken. Zeg ons, vrouw, weet ge er een ln dit dorp?" De vrouw dacht een oogenblik na en antwoordde toen: „Mijn man, dien u daar ginds op het land kunt zien werken is een bekwaam geneesheer, maar hij kan zbn krachten alleen gebruiken na een flink pak slaag!" De boden reden in allerijl naar den boer toe en voerden hean mee naar het hof van den Koning. Reeds hadden eenige vreeam. de artsen hun kunde beproefd, doch allen tevergeefs. De Koning keek wel' even vreemd 00. toen de boer in zijn werkpak voor hem gevoerd werd, doch vroeg hem: „Ben je dokter, goede man?" „O, neen, Uwe Majesteit!" antwoordde de boei' angstig. „Ik begrijp niet, hoe Uwe boden dat verzinnen!" De eerste bode deelde- de Koning mede wat de boerin gezegd had, waarop dó Koning den armen boer een geweldig slaag liet toedienen. De man jammerde en trok zulke malle gezichten en wrong zich in zulke vreemde bochten, dat de kleine zieke Prinses, die het van haar rustbank af, kon zien, in luid gelach uit barstte, waardoor plotseling de vergiftige 'pit uit haar keeltje vloog. De Prinses was gered en groote vreugde heersohte aan liet hof! De boer wilde nu zoo spoedig mogelijk naar huis gaan, doch de Koning hield hean tegen, zeggende: „Och beste man, ik zie wel, dat je veel knapper bent, dan je wilt vertellen. Er zijn nog heel wat zie. ken aan het hof. Als het je lukt, hen ook 'te genezen, zal ik j© vorstelijk beloonen!" !üe boer wilde weer ontkennen, dat hij geneesheer was, dJoch toen hij. de ko ninklljke boden zag, antwoordde hij: imaax 7," spoedig, dat hij het zou probeeren. Alle zieken werden nu in een groote zaal gebracht, waar de boer een enoran vuur liet aanleggen. Nu gebood de boer, dat hij met de zie- 1 ken alleen moest blijven, waarna hü hun 7 vroeg: „Wie is het ernstigst ziek van u allen?" „Ik, ik, ik, hein mjj het eerst!" riepen allen door elkander. „Neen, neen, dan kan niet, zei de boer. - „Eén moet het ergste wezen en die moet in dit vuur geroosterd worden tot gene- i7 zing van alle anderen." „O, ik voel me al veel beter!" riep de ,j een. „Ik heb im© nog nooit zoo goed ge- voeld als vandaag," zeide de ander. En zoo vlug ze kooiden liepen alle zie- 7a ken, die in de zaal gedragen waren, nu weer het vertrek uit. De Koning, verbaasd en verrukt, over- laadde de boer met geschenken en be noemde hem tot „Opperhofarts." De boer bedankte voor de groote eer, hem' aangedaan, maar vroeg verlof zijn vrouw te gaan balen; wat hean natuurlijk gereedelijk toegestaan werd. En jullie begrijpt wel, dat hij toen zoo spoedig ono»- gelijk met zijn vrouw vertrok naar een streek waar de Koning hem niet licht zoeken zou. En daar leefden ze nog lang en gelukkig terwijl de vrouw van haar dagelijksch pak slaag verlost was. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. R bot kaler kanloo r Rotterdam coura n t adder aak m H Kapitein, tien, kip, pit, kat, kap, tin. Corry Brens. 'salaris de gemeente me geeft." GENEESHEER TEGEN WIL EN DANK Er was eens een arme boer, die er een lieel zonderlinge gewoonte op na hield, lederen ochtend, voor hij naar het land ging om zijn dagelijksch werk te begin nen, mopperde bij tegen zijn vrouw over hun armoede; dan werd hij door zijn eigen gemopper hoe langer hoe boozer en ten slotte gaf hij: de arme boerin een flink pak slaag en hield niet op, vóór de vrouw uidé schreide. Op zekeren dag was de boer ook weer naar het land vertrokken, na- zijn vrouw erg geslagen te hebben. Zij was deze be- haaideling nu zóó anoe, dat ze besloot, zich Het eerste er van is een medeklinker, r ge- 1 te gaan beklagen bh dón pastoor. Juist, heeten, toon ze op weg wilde gaan, zag ze echter Het tweede was een platvisch, bot, d*® kanJ men eten. Het derde is een manlijk huisdier, kater is zijn naam,_ Het vierde is een kantoor, iemand die daar is, is bekwaam. Het vijfde is het gevraagde woord, Rotterdam, een stad in ons Land, eenige boodschappers van den koning het erf op rijden. Verwonderd vroeg de vrouw hen, wat ze verlangden. „We zoeken een dokter, die de kleine •prinses beter kan maken. Ze beeft een vergiftige pit in de keel en de hofartsen kunnen haar niet genezen. De Koning zendlt nu boden in alle richtingen, om ge- Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: A. A.; R. A.; J. A.; J. B.; P. B.; H. B.; A. v. d. B.; B. B.; E. D.; J. D.; Sr D. (Wierin gen); N. G.; H. J. v. H.; B. v. H. B. H; T. II.; D. R. I.; J. D. J. (Koegras); J. de J.; P. K.; H. K.; J. K. (Wieringen); T. W. K.; A. K.; K. en J. K. (Texel); O. K.; J. K.; O. K.; D. L. (Koegras); A. M.; J. M.; M. M.; F. N.; J. O.; T. P.; J. J. P.; W. P.J A. R.; D. R.; C. R.; J. K. S.; J. S.; G. S.; G. v. S.; K. J. S.; P. S.; J. T.; S. T.; A. V.; B. en G. V.; N. de V.; M. O. V. (Koegras); J. de V.; N. V.; J. v. V.; O. V.; G. W.; J. en P. W.; B. Z. Zelfgemaakte raadsels ontvangen van Annie v. d. Brink; Barend v. Harten; Jans je Matermum; Freek Nieuwland en Neli de Vries. Nieuwe raadsels. I. Bij het zien van het eerste, beginnen kinderen vaak te huilen. Het tweede is men dikwijls in den zomer. Het geheel is een eigenschap van roof dieren. X in deze diabolo komt X de naam te staan van X een soort tijdmeter. X Op de 2e rij iets, X waar visch in be- toiletartikel. Op de 4e rij een deel van een geweer. Op de 6e rij een klein gewicht. Op de 6e rij een uitroep. Op de 7e rh een badplaats in Duitscb- land. J Op de 8e rij iets, waar jongens wel eens op loopen. Op de 9e rh een soort tuinarbeid. Op de 10e rij een ander woord voor stadsbewoner. Op de 11e rij Kets, dat wel eens in soep gedaan wordt. Ingez. door P- S. Uil 0

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 8