Wasch Uw haar nSSï «Se'n X. Z SS£S?I V ««3»."WÏÏTS GEMEENTERAAD. heer Monhemlus merkt op, dat De vroegere leider immers, die naast van eenlge regeling wenscht te onthou- zijn directoraat van het Rijksinstituut voor den, is volkomen j^b-J^ft hinkxrfadh vissoherü-onderzoek ziln func- meent, dat de Raad onbevoegd is zoon biologisch vissoherij-onderzoek zijn func tie als directeur van het station belange loos waarnam, ging in 1929 uit Den Helder verordening te scheppen. De heer Van der Vaart: Dan heeft weg. Nu reeds beschikt dus de Nederland- u <^11 andere meening dan de Ministerl sche Dierkundige Vereeniging over een leider, die zijn tijd geheel aan het direc- De heer Biersteker: Het is zelfs de vraag of een Gemeenteraad thans niet in- teurschap van het Zoölogisch StaÜon kan c<Mn^etent i8. im!mers de Raad is onbe- «ATA-», IViï 1-i.i-vYVöTw Ay.Vi fl-p r\ a t rn TVTT ATI U'/17*T 1ta_ geven. Wij hopen echter, dat binnenkort met behulp van de Nederlandsche regee ring in Den Helder een wetenschappelijk instituut geschapen zal kunnen worden, waar de nieuwere richting in de biologie in al zijn geledingen en uitingen beoefend kan worden. Vergadering van den Raad der gemeente op Dinsdag 4 Maart De vergadering wordt te ruim negen uur geopend na voorafgaand comité ge neraal. Afwezig met kennisgeving heeren Van Daan en Van Gessel. Na afdoening van een tweetal Inge komen stukken (dankbetuiging voor een subsidie en een goedkeuring op een raadsbesluit, welke bedde voor kennisge ving worden aangenomen), komt han de orde het voorstel betreffende Winkelsluiting, waaromtrent de vorige week de discus sies zijn verdaagd. De heer M e y er dient de volgende imotie van orde in: Motie van Orde. De Raad der Gemeente Den Helder, bi, een in vergadering op 4 Maart 1930, kennis genomen hebbende van Bijlage 171 (1929) waarbij het Oollege, zelf de moeilijkheid ontwijkend, den Raad uit- noodigt, een keuze te doen uit drie op lossingen; gezien het belangrijke verschil van in zicht, dat er bestaat tusschen de vier rekwestranten, overwegende de groote moeilijkheid, om zoo kort na ed invoering van 't werk tijdenbesluit voor winkels reeds een winkelsluiting voor te stellen, die sterk moet ingrijpen in de belangen van zaken, onderling zoo zeer uiteenloopend, overwegende mede het feit, dat de win keisluiting reeds deze week in de Tweede Kamer in openbare discussie komt, Besluit; Het „Werktijdenbesluit voor Winkels" van 13 Juni 1929, S 313, eerst nog eenigen tijd, zonder gewijzigde gemeentelijke Winkelsluiting, in werking te laten, teneinde aan werkgevers- en werkne mersorganisaties overleg mogelijk te ma ken zelf tot een oplossing te komen, om te zijner tijd, mocht een Rijkswet onverhoopt uitblijven, een gemeentelijke regeling der Winkelsluiting vast te stel len, waarbij! dan een vrijie middag kan worden opgenomen. Ter toelichting deelt spr. mede, dat de clausule „Teneinde aan werkgevers- en werknemers-organisaties overleg moge- te maken om zelf tot een oplossing te komen" opgenomen is om een dergelijke oplossing niet te doen afhangen van een toevallige samenstelling van den Raad. De Voorzitter protesteert tegen de uitdrukking in de eerste alinea, als zou het College de moeilijkheid willen ontwijken. Dit is niet juist. De heer M e ij- e r zal de uitdrukking dan aldus wijzigen, dat het College de moeilijkheid „inziet". De heer Bie rst e ker: De heer Meijer heeft de vorige week gezegd, dat hij lie ver de invoering van de rijkswet wilde afwachten alvorens met een nader voor stel te komen. Na er een week over te hebben geslapen komt de beer Meijer met deze motie. Dat had spr. de vorige week al kunnen doen, want hij wil hetzelfde wat de heer Meijer wensoht. Spr. kan dus niet anders dan deze motie ondersteunen, doch hy zou de toevoeging, die de heer Meijer gedaan heeft betreffende het overleg tus schen werkgevers- en werknemersorga nisaties weg willen laten. Immers, dit staat niet aan den Raad te beslissen, dit is zuiver een zaak, die uitsluitend bedoel de organisaties betreft. Cok de vrije mid dag blijve buiten beschouwing, dat is iets van later zorg. De heer M? ij e r: Er staat slechts „kan worden opgenomen". De heer Biersteker: Met evenveel recht kan ik dan een motie indienen waarin gezegd wordt, dat een vrije mid dag „niet kan worden opgenomen" Met de quintessens der motie is spr. het overi gens eens. Spr. had de vorige week reeds het woord gevraagd en voor deze gelegen heid eens zijn rede op schrift gesteld, wat anders zijn gewoonte niet is. Geroep: Voor de pers! De heer Biersteker: Inderdaad, en wel voor het nieuwe blaadje van den heer de Nijs. (Gelach). Maar spr. zou de zaak betreffende de winkelsluiting nog wel eens onder ander licht wenschen te be zien. Geroep: Dan vervalt de motie van orde! De Voorzitter kan dit niet toe laten. Thans is uitsluitend de motie van orde aan de orde. De heer Biersteker: Ik wenisch mij tot niets te binden door een motie. Een motie kan alleen strekken om uit te drukken, dat gewacht moet worden met eiken gemeentelijken maatregel tot de komst der rijkswet. De Voorzitter: Dus u dient een aanendement in op de motie? De heer Biersteker: Neen, ik wil haar alleen korter makan De Voorzitter: motie? De heer B i e r s t e Dus een tweede te voegd bepalingen of verordeningen maken, die reeds bij Rijkswet of bjj pro vinciale verordening zijn geregeld. Art. 151 der Gemeentewet bepaalt uit drukkelijk: „De bepalingen van plaatse lijke verordeningen in wier ontwerp door Jeen wet, een algemeenen maatregel „van inwendig bestuur of een Provinciale „verordening wordt voorzien houden van „rechtswege op te gelden". Mijn meening is, dat wij momenteel dus monnikenwerk verrichten en gerust kun nen eindigen over de winkelsluiting te beraadslagen over de wijziging der ver ordening. Wij weten: er -komt een Rijks wet en we hebben dus daarop te wachten, Nu is het jammer, dat de heer Meijer maar niet direct een voorstel tot schor sing heeft gedaan. Wel heeft hij- gezegd „Het wil ons voorkomen, dat het verstan dig zal zijn de Rijkswet, die deze materie zal regelen, af te wachten", doch hij voegt daaraan toe: „Het is dan ook bns voor nemen, anocht de loop van dit debat dit gewensoht maken, straks met een voor stel te komen." Waarom dit voorstel niet terstond is gedaan, begrijp ik dan ook niet. Mocht 'geen voorstel komen om de rijks regeling af te wachten, dan, M. die V., zal ik de volgende motie indienen: „De Raad der gemeente Den Helder besluit af te wachten het tot stand komen eener Rijks wet op de Winkelsluiting". Als ik de rede van den heer v. di. Vaart van de vorige week in bet kort samenvat, dan meen ik niet met do waarheid in strijd te zijn, als ik zeg, dat zijn geheele betoog is geweest een pleidooi voor de belangen, zoo als zij het dan noemen, der onderliggende klasse, in casu de handels- en kantoorbedienden. Voor hen moeten de bepalingen, zooals ln het adres van den Bond omschreven, worden ingevoerd. Hun belang is hoofdzaak, anderer belan gen behooren inhaerent te zijn en aldus komt nien van S.D. zijde tot de stelling, dat hierdoor het algemeen belang wordt gediend. Ik, en gelukkig met imij nog vele anderen, zien het algemeen belang anders in. Volgen wij de redeneering van den heer v. d. Vaart, en dat is ongetwijfeld van d'e geheele SJD. fractie, dan zouden dus de belangen van de bedienden-werk nemers moeten domineeren en de belan gen van anderen, in de eerste plaats van de patroons-werkgevers ondergeschikt zijn. Dit is nu toch wel een beetje de we reld op den kop zetten. De patroons zou den moeten dansen naar het pijpen van de bedienden. De patroon met al'zijn zorgen, oom zijn zaak in .stand te houden, om te zorgen zijn welvaartspeil en ook dat van het personeel te bevorderen, wordt ondergeschikt gemaakt aan de be langen, neen aan de wenschen van een bond, een bond met een geprononceerd politiek cachet. Dat die bond slechts spreekt namens enkelen maakt voor de heeren geen verschil. Uit informatiën is mij gebleken, dat van het personeel der groote winkelzaken te dezer stede, dat zijn in de eerste plaats Vroom Drees- rnann en Van Willigen, niemand lid is van den bewusten Bond. In totaal zijn hier pLim. 275 personen die onder de wet vallen. Ik zou nu wel eens willen weten, hoevelen hiervan lid zijn van den Bond! Zijn 't er 10 of 20 of misschien nog min der? Ik krijg zoo'n beetje den indruk, dat het .ook hier gaat als met bet verzoek om sluiting van de café's op Oudejaars avond; later is gebleken dat slechts drie kelners achter den Bond stonden. Nu zal men terstond komen met de be wering, het gaat niet om het aantal, het gaat oneer om' het beginsel. Inderdaad is hier een kern van waarheid in, hoewel niet weg is te redleneeren, dat de voor stelling van het algemeen belang te die nen, door enkelen voorgesteld, wel iet of wat zonderling aandeed. Vooral als uien bedenkt dat het aantal werkgevers groo- ter is. Er zijn hier 800 neringdoenden ingeschreven bij de K. v. K. Doch laten we dat nu voor wat bet is. We willen hot beginsel dan ook eens belichten. Ik geloof, dat mijn korte samenvatting van de rede van den heer Van der Vaart: een pleidooi voor de belangen van de onderliggende klasse, wel niet veel tegen spraak zal ontmoeten. Of men dit mag aanduiden als „alge meen belang" lijkt mij. nogal aan beden king onderhevig. Zooals ik reeds zeide, M. de V., ik zie het „algemeen belang" andera M.i. behooren de belangen van llen te worden behartigd; er behoort te zijn tusschen patroon en arbeider, dus tusschen werkgever en werknemer, een onderlinge band, zoodat de belangen van den een die van den ander insluiten. Gemeenschappelijk 'belang en daarmee gepaard, een gemeenschappelijke over tuiging. Een goed patroon voelt zijn verant woordelijkheid, zijn plicht tegenover zijn personeel. Maar dan ook omgekeerd, góed personeel voelt zijn plicht tegenover den patroon. Er behoeft dan niet te zijn over- leersching, doch samenwerking, dan worden beider belangen één en zullen ook hun verlangens overeenstemmen. Dan groeit het recht en wordt de tijd voor codificatie van dat recht rijp. Mr. Asser ui zijn bekend handboek voor het Bur gerlijk Recht, zegt: „Recht jg een samen stel van regelen tot richtsnoer van han delingen, voortgevloedd uit gemeenschap pelijke overtuiging." De taak der over heid is dan ook om in wet of verorde ning samen te vatten datgene wat er leeft onder het volk, het volk bedoeld in meenschappelijfce overtuiging, in.a.w. die niet leven onder het volk en die nog geen burgerrecht hebben verkregen. Nu weet ik wel, dat er tegenwoordig een strooming is om een anderen maat staf aan te leggen, n.m. dat de taak des wetgevers zich niet bepaalt tot het rege len van wat langzamerhand als recht onder het volk leeft, doch dat steeds meer de politieke constellatie aanzet om wet ten te maken, die recht moeten schep pen. Het gevolg is, dat niet meer de pene- li sche ervaring doet leeren, wat noodig is te reglementeeren, maar. veelal de theorie; de abstracte loer recht gaat decreteeren, niet alleen waar dit in de maatschappij! nog niet is bezonken, maar slechts nog maar een programpunt uit maakt. Dit komt wel zeer sterk uit in het thans aan de orde zijnde onderwerp, de winkelsluiting. Dat hier nog niet gespro ken kan worden van bezonken, overeen- steanmende meening van partijen, blijkt ten duidelijkste uit de veelheid der uit gesproken wensohen en verlangens. Over geen enkel punt bestaat volledige overeenstemming. Het kan dan ook niet anders, waar er zooveel uiteenloopende belangen zijn, als daar zijn verschil van branche. Stel een manufacturenwinke. tegenover een banketbakkerswinkel, of wel een schoenhandel tegenover een fruithandel. Gezwegen nu nog van de weer afzonderlijke belangen van de Jood- sche winkeliers. Zijn er dus onder de neringdoenden al groote verschillen, nog erger wordt het als men de belangen van personeel erbij neemt. Mogen nu de be langen van het personeel alleen den doorslag geven, en moet daarnaar het ge heele bedrijf worden ingericht? Wij meenen dat het algemeen be lang hier niet wordt gediend. Bovendien ia voor de belangen van het personeel alreeds gezorgd door de in voering van het werktijdenbesluit Im mers vast staat nu, dat niet langer dan 53 uren per week mag worden gewerkt, en een halven vrijen dag in de week. Hier wordt het personeel dus reeds be schermd tegen overmatigen arbeid. Re geling van sluitingstijden der winkels is voor het personeel dus van secundair belang. Voor de winkeliers zijn die rege len echter van primair belang. Deze heb ben rekening te houden met de belangen hunner zaak, maar bovendien met de belangen (wil men: met de behoeften) en verlangens van het publiek. Dat daarbij weer van invloed zijn de eigenaardige stands- en plaats-belangen is toch alge meen bekend. Dezer dagen vertelde mij een sigarenwinkelier, dat hij juist 's mor gens vóór het aangaan' der Rijkswerf, dat is dus al vóór 8 uur, en des middags tus schen den middag, het meeste verkoopt aan de menschen van de werf. Waarom zal men nu dlien man, die geen personeel heeft, dwingen eerst om 8 uur 's mor gens zijn winkel te openen en tusschen den middag weer te sluiten. Daarmee is geen enkel algemeen belang gediend, maar worden 's mans belangen geschaad. Een andere winkelier zal er niet aan denken voor 8 uur te openen omdat hij er geen behoefte aan heeft. Als de heer v. d. Vaart zoo gemakke lijk spreekt over de sluiting op Donder dagmiddag, dan geeft hjj blijk, dat ztjii blik niet verder reikt dan zijn eigen om geving, di. in arbeiderskringen en die arbeidersbeweging. Doch hij heeft geen notie van de behoeften van den winkel stand en hun voldoen aan de verlangens van het buitenpuhliek. Den laatsten tijd is er gelukkig een toenemend bezoek van buiten te oonstateeren. De bevordering van het vreemdelingenverkeer zou door beperkende maatregelen als de middag sluiting worden geschaad. In het belang van den Helder is het, het den buiten- menschen zoo aangenaam en gemakke lijk mogelijk te maken. Dat de S.D. in hun bekende kortzichtigheid!, waarbij zij steeds in de eerste plaats opkomen voor de onderliggende klasse, de groote belan gen van een toenemend veemdelingen- verkeer niet inzien, kunnen wijl slechts betreuren. Zoo zijn er natuurlijk nog allerlei voor beelden aan te haien. Ik zal dit niet doen, omdat die voldoende bekend zijn. Het zal dus wel geen verbazing wekken, dat wij niets gevoelen voor de inwilliging der wensohen uitgedrukt in het adres van den Bond van Handels- en Kantoorbe dienden. Ik geloof dit adres gerust te kunnen noemen een uitvloeisel van po litieke verlangens. Deze meening is door de rede van den heer Van der Vaart nog versterkt. Zijn verwijt, dat de uitin gen van den Voorzitter der Alg, Held. Winkeliersvereeniging, den heer Van Willigen, niet worden gedragen door het algemeen belang, maar zuiver door een bepaald politiek inzicht, wijs ik terug. De gewraakte uitingen getuigen van meer inzicht in het algemeen belang, dan het betoog van den heer Van der Vaart, dat uitsluitend gedragen wordt door het be lang van de „onderliggende klasse", en dus zuiver is het politiek inzicht der S oc. -Democraten. Maar er is mij nog meer gebleken uit zijn betoog. Toen hij zoogenaamd pleitte voor de belangen der kleine winkeliers en daarbij weersprak de uiting van den heer Ooltof, dat het wel eens kon gebeuren, dat die kleme winkelier, als hij Donderdagmiddag gesloten moest zijn, des Vrijdags zijn wis sels niet kon betalen, interrumpeerde de heer Borkert: dan moet hit verdwijnen. De heer Borkert bedoelde: dan moet „die kleme winkelier" maar verdwijnen. Zooiets geeft ons te denken. Die inter ruptie is een uitng van bijna zou ik zeggen: «verknopt gemoed, maar laat ik maar zeggen, verlangens der S.D.A.P. De winkelier in het algemeen behoort m onze samenleving niet meer thuis, volgens de soo.-dem. leer. Hun maat schappelijk inzicht sluit den winkelier verschillende argumenten zijn, TOOT^B kortere VflTt Vidvi/IaI .1 ii* V motu, M tal zk* ken 1SSK zullen worden, is alleszins begrijpelijk. Ik zal daar nu niet dieper op ingaan, doch wil deze feiten hier vastleggen. Alleen nog wil ik stipuleeren, dat de politieke verlangens der S.D. ten aan zien der Winkelsluiting, voor hen, die niet op het standpunt van den klasse- strijd staan, dan ook absoluut onaanne- Ujk zijn. Nu rest nog de vraag wat wij ten aan zien van het vraagstuk deT winkelslui ting dan willen. Tk geloof, M. de V., dat na mijn uiteenzetting van wat de taak der overheid is, dit wel te begrijpen is. Zoolang er niet is een gemeenschappe lijke overtuiging, behoort o.i. de over heid zich van regeling te onthouden, tenzij er zoodanige andere belangen van algemeenen aard zijn, die ingrijpen en wettige regeling noodig maken. Ten aan zien van de door de verschillende adres santen .geuite wenschen bestaat een zoo danige verscheidenheid, dat ingrijpen wel niet mogelijk is. De eenige overeenstemming tusschen de beide Middenstandsorganisaties is, de wensch de avondsluiting om 8 uur en des Zaterdags om 10 uur te bepalen. Doch ook hierover bereiken ons weer verschil lende verzoeken van die banketbakkers en van de visoh- en fruithandelaren. De heer Meijer heeft uiteengezet dat bij het totstandkomen van het Werk tijdenbesluit door de regeering is toe gezegd dat een' Rijkswet op de Winkel sluiting binnen afzienbaren tijd in behan deling zal kernen, immers is het ontwerp reeds ingediend hij de Tweede Kamer. Ooncludeerendi, zegt spr., dat, indien de beer Meijer zijn motie wijzigt zonder bijbepalingen, spr. daarvoor zal stem men, anders handhaaft spr. zijn eigen motie. De Voorzitter: Is de heer Meijer daartoe bereid? De beer M e ij e r heeft duidelijk in de motie doen uitkomen, dat bij een rijks wet geen gemeentelijke verordening meer noodig is. De clausule betreffende den vrijen middag bedoelt niet zich uit te spreken voor een middagsluiting, maar enkel om door overleg een vrijen middag voor het winkelpersoneel te verkrijgen. De heer Biersteker: Welk be zwaar heeft de heer Meijer dan de zin snede er uit te laten? De heer M e ij' e r wijzigt dan zijn motie in zoover, dat het laatste gedeelte be treffende den vrijen middag er uit ge licht wordt. De Voorzitter wil thans de motie in stemming brengen. De heer Borkert: Moet die rede van den heer Biersteker maar onbeantwoord bLijven? De heer VanderVaart wenscht ook nog iets over de motie te zeggen. Ook is die heer Biersteker te ver van de motie van ordle afgedwaald om dit onbeant woord te laten. De heer Biersteker: De motie is te laat ingediend. De heer D e N ij s: U bad hier niet over mogen debatteeren. De Voorzitter acht de motifi- Meijer niet voor discussie vatbaar. De heer Van der Vaart wenscht in ieder geval zijn stem te motiveeren. De Voorzitter kan dit niet toe laten. De heer Borkert protesteert tegen een dergelijke muilkorftactiek. Wij zit ten hier met een mandaat onzer kiezers en wij hebben het recht op het vrije woord' teneinde onze houding uiteen tö zetten. De Voorzitter: Het betreft hier een motie van orde, waaromtrent niet kan worden gediscussieerd. De heer E y 1 d e rs: Die motie is te laat gekomen, die had de vorige week moeten zdjh ingediende De heer De Nij s: Waarom geeft u dan aan den hoer Biersteker wel bet woord en niet aan ons? De beer Van der Vaart wenscht een andere motie van orde in te dienen, waarin hij gemeentelijke verordening be paald wordt, dat een vrije mididag zal worden ingesteld voor het winkelperso neel De heer Biersteker is het niet met den Voorz. eens, dat hierover niet zou mogen worden gediscussieerd. Ieder üd van den Raad heeft het recht zijn mee ning omtrent een of ander onderwerp toe te lichten en men mag dat recht aan niemand onthouden. De Voorzitter wensoht dan aan den Raad te vragen of deze met de dis cussies verder wenscht te gaan of zich bij. d'e motie van orde neerleggen. De heer Biersteker: Dit had de vorige week al kunnen gebeuren, als de heer Meijer toen met deze motie was gekomen. Nu is de zaak van de eene zijde belicht en dient ook aan de andere zijde gelegenheid te worden gegeven. SpT. heeft daar voor. zich reeds gebruik van gemaakt. De Voorzitter: Misbruik, bedoelt u. De heer Biersteker betwist dit. De kwestie is reeds de vorige week belicht De heer Van L o o protesteert tegen wat hier thans dreigt te gebeuren. Een motie van orde gaat vóór alle andere kwesties, dat is bij een vorige gelegenheid ook steeds geschied. De heer De Boer merkt op, dat de vergadering van hedenavond feitelijk een vervolg is van die der vorige week, zoo- dat men beide vergaderingen als een dient te beschouwen. Intusschen hebben wij de wetenschap verkregen, dat een rijkswet buitengewoon spoedig zal ko men, die deze materie regelt Vandaar thans deze motie van orde. Ingezonden mededeellng. 868 I I »»il# Hor» vian t». I «ens mot Purolzeap. U zult dan zien hoe mooi zacht en roosvrlj uw haar wordt. PurolMtp I» P»">' vtrkrijflbaw bi) Apoth. <o Dro#Hlco. beer de vorige week het a r SSStïï! heeft uiteengezet Voorstellen stemmen, nadat hier do staart is afge sneden omdat binnenkort de zaak in de Tweede Kamer komt De heer Schoof f el en her ger protesteert er tegen, dat zijn voorstel ter zijde is gelegd. Reeds de heer van der Vaart heeft hierop .gewezen en thans is door spr. het verzoek gedaan zijn voorstel to typen Dat dit moet worden verzocht moest niet plaats behoeven te hebben. De rede des heeren van der Vaart is naar spr. meening noch soc.-dem., noch zelfs democratisch, eerder fascistisch. De werk wijze der s.d.a.p lijkt op die van het Le ger des Heils, waar men zegt: de mid denstander behoort bij ons. De heer van der Vaart deelt spr. in bij den heer van Willigen, doch deze ont/popt zich in de Held. Crt. als anarchist en komt daar mede in spr. vaarwater. Het doet eigen aardig aan, dat die s.d.a.p. thans den euvelen moed bezit spr. aan te halen, terwijl juist spr. een democratisch voor stel indiende. Oneconomisch is het te zeggen men sluite maar een middag, en bovendien onpractisoh ook .Hoe moet het als een werkmansvrouw straks vergeet voldoende voorraden, in te slaan en zij vindt dan Donderdagsmiddags alles ge sloten? Dan kan het gezin drooig brood eten dien dag. Ook zijn er zaken - naast Oasino bijvoorbeeld die juist des avonds tegen 7 uur veel verkoopen, ook die 's morgens om 5 uur al clientele heb ben. Om deze menschen de vrijheid te laten in die uren wat te verdienen noemt spr. democratie. In de Held. Crt. is door den heer van der Leeuw zoo teekenend uiteengezet het onbillijke eener plaatse lijke regeling. Met deze winkelsluiting wenkt men den kapitalistisch en winkelier in de hand, terwijl de arme winkelier wordt geboycot. De heer Terra juicht de motie des heeren Meijer toe, het bejammerend, dat hier discussies over worden gevoerd. Een algemeen belang is het de verordening niet te wijzigen zooals de Bond van Han dels- en Kantoorbedienden dit wenscht. Wat zij willen is een groepsbelang, waar door de winkeliers en het algemeen be lang zeer worden benadeeld. Men zou de koepors, in het bizonder van buiten de gemeente, nopen meer in andere winkels te gaan koopen, waar uien langer open is. Bovendien hebben deze menschen van buiten, die zich 's zomers in het algemeen houden aan den zonnetijd, des avonds na afloop van hun werk zeker geen gelegen heid meer tot koopen, daar men alge meen tot 6 uur zonnetijd werkt. Ook voor de melkverkoopers is het met het oog op de late ontvangst des avonds van de melk, in het bizonder des zomers, daar men dan molk levert volgens zonnetijd, ondoenlijk op het door den Bond van Handels- en Kantoorbedienden voorge stelde uur te sluiten. Ook bedenke men, dat zien doet koopen, en dit geldt in het bizonder de luxe-artikelen, waarvoor men door langer open te blijven, zeker meer koopers zal krijgen. Ook spr. meent dus, dat hot best is te wachten op de rijkswet, die overigens spoedig komen zal. De heer Van der Vaart zal van do ruime gelegenheid, die thans gegeven wordt om de motie-Meijer te bespreken, gaarne gebruik maken. Er zijn namelijk dingen gezegd, die niet juist zijn, spe ciaal door den heer Biersteker ten op zichte der s.d.a.p. Spr. opzet in eerste in stantie is geweest aan te toonen, dat tegen het verzoek van de Handels- en Kantoorbedienden geen steekhoudende argumenten zijn aangevoerd geworden. Spr. heeft zich in zijn betoog angstvallig onthouden argumenten uit eigen kring aan te voeren, doch slechts nagepraat, hetgeen deskundigen uit middenstands- kringen omtrent do winkelsluiting zei den. Als de heer Biersteker deswegen spr. aan de ooren rammelt, ls hij aan het verkeerde adres en moet hij niet bij ons, maar bij de anderen wezen. Niet ik heb betoogd, dat het hier een groepsbelang betreft, maar de anderen. Wij hebben ons wel gewacht een p<*?itieve uitspraak te geven hieromtrent. De door spr. getrok ken conclusie was, dat uitsluitend de be langen der winkeliers worden behartigd bjj_een regeling als door hen gewensoht De heer Biersteker heeft een en ander gezegd, dat een wederwoord vereisoht Met groote stelligheid heeft deze be^ weerd, dat do gemeente practisch geen bevoegdheid zou hebben een regeling te maken of zich moet onthouden. Bekend is evenwel' de positieve uitspraak van mi- tofft6rJlr^UU^dat' K'een wette- WTnmni u nd ts gekomen, de Hï de bevoegdheid bezitten een zoodanige regeling te maken. En ook w«t+At+ m^ufter 'gezegd, dat, al zou de bwoftïhït k.°fen> de gemeenten de vai? den ^en middag is omtrent nW de wet staat Mor slap worst f enbet voorioopig ver- SÖ vroegeren Ulster meeXn rL f gezegd dat ge- isS niet kunnen ^eden. Het UnÏÏL noodig op een wettelijke rege- maken KSÏ" J® deze te den vVil n m?®^g overigens, dat men zoiï mi^dag facultatief in de wet dien. SSf?' berust op een fictie. Op donr fo Interrumpeerde spr. zooeven S n ir5g® dan met een voorstel te te voerenHvH mlddag IH.0,w,OMffln e voeren bij gemeentelijke verordening. onzerzijds zijn menwel niet eedann Wfl vritomf611 spIak<i 'IM te winkelier hadden gemynd. te.stemm^f S»™? „o stemmen voor hipj I V" VI Jjen miaaag zal mede tweede voorstel, n.L dat der Hanze. Thans fu a j6n ^aar bet nu geleden, dat evenwel zal spr. voor de motie-Meiier mm.» ®t b* Parking is getreden, 6lJör maar winkeliers hebben in die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 6