't Juttertfe 1 VAMA UIT DE WIJDE WERELD tob nooit hoekje. Populair bijvoeg e' van de MELDERSCHC. COut Ar l, van ZATERDAG 7 Ji'NI 1930 437. ri N). Nog van betrekkelijk Jongen datum. Wij vinden het vanzelfsprekend dat wij onzen vrienden en kennissen, als we uit zijn, een groet zenden uit de plaatsen waar we ons ophouden. Er gaan, vooral in de zomermaanden, heel wat prentbriefkaar ten de wereld rond. Wat den oorsprong van dit gebruik aangaat, het schijnt dat de eerste dezer kaarten in den Fransoh- Duitschen oorlog gebruikt werden van Fransche zijde. Een klein boekdrukkertje, Leon Besbardeau kwam op de gedachte het den traag schrijvenden soldaten ge makkelijk te maken. De kaarten vertoon den een allegaartje van allerlei oorlog»? tuig en vonden den noodigen aftrek. Kijk jes op de kampen en de stad waar men in gekwartierd lag, volgden, zoodat de sol daten niets anders behoefden te doen, dan hun naam invullen. Maar toen het legercorps in zijn departement naar huis gezonden werd, liet d» man zijn prachtige 1 ve.tu o ebru.kt. In 1890 werd in Duitsohlanu, daauia j wosteinijk, weer met het vei zenden van orieikaarten begonnen en het general postoiiice in Engeland gaf toestemming dat door particulieren uitgegeven kaarten in omloop kwamen. Sindsdien is de post- prent zoodanig ingeburgerd, dat wij' ons geen vacantie, geen dag naar de stad, geen tochtje kunnen voorstellen zonder even zoo'n kaartje vol te pennen naar onze dierbaren thuis. Ook Japan kende de prentbriefkaart. De administratie van het leger te velde stelde een dergelijke kaart oju. tijdens den Russisch-Japanschen oorlog ter beschik king van de soldaten, daar deze in oor logstijd weinig gelegenheid hadden tot schrijven. De inhoud van deze kaarten, die zake lijk en kort was, luidde: „Mijn lieve ouders, Uw zoon laat u weten, dat hij leeft en gezond is. Ik geef u mijn adres niet, want ik weet niet waai' ik morgon zijn zal. Maar uw brief zal mij bereiken indien U pre cies naschrijft wat aan de adreszijde staat vermeld. Ik groet mijn ouders en kennis sen." Wat men moest weten stond er dus in en hoe dankbaar zou thans misschien nog menig ouder zijn voor een kaart, al was de inhoud niet veel anders, van een zoon- in-dienst. B. De lichte nachten. Voordat wij een donkeren nacht kunnen hebben, moet de zon 18 graden onder de Noorder kim zinken; tot dan is er van zonsondergang tot zonsopgang slechts een verlengde schemering, totdat aan den poolkring de middernachtzon boven den hemel komt. Op onze breedte eindigen de lichte nachten in de vierde week van JulL DE MEID. Bladzij uit de hedendaagsche geschiedenis. Ik ben bediende aan het ministerie van bmnenlandsche zaken, 800 pop per maand, eenige kleine renten helaas 1 daartus- schen veel Russische. Ik ben ook een oude vrijgezel.Ik heb nooit durven trouwen I Daar ik ech ter een afschuw heb van restaurantkost, zou ik een meid willen hebben, gelijk zoo veel mijner vrienden er een bezitten: een juweel! Mijn laatste verlof bracht ik door te (maar 't is misschien nog beter dat ik u niet zeg waar!) en eindelijk ben ik daar van teruggekeerd met het zoo vurig be geerde juweel. Het juweel is twee-en-dertig jaar, met •net begin van een knevel en kookkunst die gaat van het harde ei tot de gfcoofkar- bonade, onberispelijk van gedrag en ze den, verkiest regelmatige, nette huishou dens, zonder hond of kind, en waar de keukenmeid zelf inkoopen doet. Ik aanvaardde haar voorwaarden; en °®idat zy bedroefd scheen, haar geboorte streek te verlaten, bracht ik haar in Oo- ooer mede, in een eerste klas spoor wagen. Ik had dua een meidl mrZ^a d? to(*omst kelder in. Ik zou 8 morgens mijn koffie en VMen- Mb ik 's middags I S/".1} °P ,;en lekkere huts- P°:°™ald worden. En 's avonds.o! s avonds, een heerlijk soepje, een paar eitjes, in de boter gebakken aardappelen met een sneedje vleesch; daarna een geu rige kop thee, mijn dagblad, mijn pijp 01 zaligheid der zaligheden! Wie zou er getrouwd voor willen zijn? Maar toen er acht dagen verloopen wa ren, kwam het mij voor, dat Sofie mijn juweel heet Sofie er zoo neer slachtig en bedroefd uitzag. Heimwee! dacht ik. Maar voor geen geld van de we reld wilde ik mijn aneid kwijt en 's Zon dags sprak ik tot haar niet nnjn zachtste stem ik heb een zacht stemmetje. Sofie, sprak ik..... heb je verdriet? Ja, ik verveel mij. Ik heb vriendin nen hit mijn geboortestreek gesproken, die gaan 's avonds naar de bioscoop..... Terwijl ik. Ik heb een vriend, die bestuurder is van de familiebioscoop; ik zal bem vragen je een goede plaats te geven. Sofie glimlachte.ik was gered! Niet voor lang! Veertien dagen later zag Sofie er alweer bedroefd uit. Wat Is er Sofie? Och.ik begin me alweer te ver velen. En de bioscoop? Ik heb er genoeg van; dat doet pijn aan de oogen. De meesters van mijn vriendinnen zijn milder dan mijnheer. Zij betalen den schouwburg voor baar. Welnu Sofie, dat zal ik voor je doem Maar enkel naar deftige stukken gaan zien, hoor je? Sofie's betrokken gelaat helderde op. Twee weken lang ging alles goed. Ik hoorde haar soms in de keuken een deun tje neuriën. Mijn hart was vol hoop. Ik zal mijn meid behouden. Maar op een Maandagochtend was haar voorhoofd meer bewolkt dan ooit. VOORBEELDEN VAN MANNEN GARDEROBES. Eert bekende filmster heeft kort ge leden de bekentenis afgelegd, dat zij meer dan vierhonderd verschillende oostuuxns bezit. Verscheidene hiervan heeft zfj slechts eenmaal aangehad. We kunnen veilig aannemen, dat er weinig dames zijn, die er liefhebberij in zouden hebben honderd laat staan vierhonderd toilet ten te bezitten. Ze zouden eenvoudig geen tijd hebben om er ook maar de helft van te dragen voor ze uit de mode waren 1 En daarom moet worden erkend, dat de eenige rivalen van ovengenoemde film ster wat betreft het bezitten van reu zen-garderobes mannen zijn. Degenen die op het gebied van klee ding in de laatste jaren het meest van zich hebben doen spreken, waren de kort geleden gestorven Lord Anglesey en de bekende Italiaansche dichter-staatsman- revolutionair Gabiiele d'Anmmzio. Even voor den oorlog bezat deze heer meer dan zeventig paar handschoenen, honderd en vijftig dassen, vijftig nachthemden (van verschillende soort), honderd overhem den, twintig dozijn zakdoeken, veertig paren schoenen en tusschen de zestig en zeventig costuums. Meer niet! En toch was dit nog niets vergeleken bij de uitrusting van Lord Anglesey welke na 'smans dood werd geveild in ruim negenhonderd kavelingen. Hieronder vond men dertig badmantels en meer dan veerti? ohambercloaks. Smo kings waren ur veertien. Van een ervan w as de buis geheel van Perzisch schapen huid vervaardigd. De vesten waren ge nummerd en gemaakt van zijde, wol, leer, bont enz. Wat de schoenen en laarzen aangaat: deze waren bijna niet te tellen. Men vond er sneeuwsohoenen, bergschoenen, ijs- schoenen, lakschoenen, kaplaarzen tot schoenen van fluweel en krokodillenleer toe. Fr waren „maar" 200 overjassen. Maar aangezien er nog altijd baas boven baas is, kan men ook weer den man aanwijzen, wiens garderobe nog reusaoh- tiger was, dan van dezen koketten En- gelschman. Het was baron Reuter, die honderd gekleede costuums enhonderd vijftig paren slobkousen naliet. Zijn garderobe werd na zijn dood verkocht voor.vijf tien duizend pond. (180 duizend gulden). B. De scheepuruimte der wereld. Bij het begin van den oorlog was er op de wereld 49 miliioen ton soheepsruimte; thans zijn er niet minder dan 83.206 schepen op zee met bijna 62 miliioen ton. Lloyds. Ben 1© ziek Sofie? De Spaansdhe griep mischien? Neen, maar ik hen beschaamd en vernederd. En door wie? Door u l Door mij? Ja, u laat me naar den schouwburg gaan, maar in welk© kleeding! Ik heb niets goeds om aan te doen, en naast mij hoorde ik zeggeh, dat ik naar hleekpoe- der ruik. Sofie, ik zal je Eau de Cologne koo- pen en zelfs Houbigant. Ja, maar dat vervangt niet een mooie bontmantel. Uit een lade ging ik een pels van een mijner voorouders opdiepen, een prach- tigen vospels, die wel eenige briefjes van honderd waard was. Zij bezag bem maar half voldaan. Voor den schouwburg zou ik liever iets minder gewoons hebben. Sofie, je gaat te ver.Maar toch, wacht ik geloof dat ik er een van mijn oud-tante nog heb. Hier zal men toch niet van kunnen zeggen, dat 't van een konijn la O, neen, 't is iets kostbaars, dat al honderd jaar in de familie ia Ik triomfeerde nogmaala De meid bleef. De gevolgen van den pels waren groot maar niet duurzaam. Sofie had weer verdriet! Dezen keer was het erg, heel erg. Ik duchtte een rajmp en vroeg haar de reden. Ja, ik heb verdriet! kreet Sofie. Is dat een leven, keukenmeid te zijnl Zwijg, je bent gelukkiger dan ik. Maar als mij nu eens iets overkomt, naar een gasthuis en daarmede gedaan! W1 neen, ik zou je hier verzorgen. Reken daarop! Ach, indien ik maar renten had. Zou je dan in mijn dienst blijven? In kleine doses. Shnpelman rookte nooit en dronk nooit. Onlangs voelde hij zich niet lekker en moest naar den dokter, die hem voor schreef tweemaal per dag stout te drin ken. Het was een zware slag voor Simpelman, maar hij Meld zich dapper. Zijn gezond heid verbeterde echter niet, en bij zijn tweede visite Mj den dokter keek deze heel ernstig. Ik begrijp er niet» van, zei h& U volgt mijn voorschrift toch wel opP Zeker dokter, antwoordde Simpel man. Drinkt u geregeld tweemaal per dag stout? Ja dokter, zei Simpelman met een martelaarsblik op het gelaat Ik neem eiken morgen en eiken avond een thee lepeltje voL Ja, mijnheer, en dan was het een edele dienst, een dienst van vrtfheidl, van onafhankelijkheid. Maar bedenk eens, Sodle, dat ik ook in dienst van de menigte ben. Deze be veelt me, gene beknort me, en ze doen geen handschoenen aan, zooals ik wan neer ik tot je spreek. Je kent mijn bureau chef niet Overigens hoe booger men klimt, hoe meer men dient. De koning noemt zich de „dienaar van het volk". Ik verlang geen koning te zijn, maar alleen renten te hebben» Wel, Sofie, je zult renten hebben! Hoeweel? Twaalf honderd.Meer heb ik niet! Boven mijn loon? Ja. Danis het goed. Het gevaar was groot geweest, ik liet eenige veeren, maar dezen keer was de meid voor 'goed in mijn dienst. Wat een vergissing! Acht dagen later was Sofie bedroefder dan ooit Zij sprak geen woord meer en haar tranen vielen zelfs in de soepterrien. Maar Sofie, wat is er nu weer?. Me dunkt, dat u nu toch niets meer ont breekt? Mij ontbreekt alles! Ik beschouwde haar vol angst en ver bazing, want nogmaals duchtte ik de in eenstorting van mijn reeds zoo waak be dreigd geluik. Met baar armen omhoog, dus in een zeer dramatische houding jankte zij: Ach gij werbeeldt u, dat men geen hart heeft, omdat men slechts een dienst meid is! Welnu mijhheer, ik.ik heb een hart. Maar Sofie, laat mij u opmerken, dat het woord „dienstmeid wer van een vernederende uitdrukking te zijn, de meest ontroerende streelende naam is die er bestaat, 't Is een moederlijk, huiselijk woord, dat beteekent, „dat men tot de familie behoort". Daarbij, ik heb er nooit ZONNESTRALEN. Wij allen zijn wel eens neerslachtig!, Neerslachtigheid! zonder reden is Iets dat ongeveer nooit voorkomt onder degenen die aan Psychologie doen. Maar een ieder beeft wel eens zorgen en .wanneer wij die hebben Is het ons niet ten kwade te duiden dat wij niet bepaald overvloeien van opgewektheid. Zorgen op zichzelf zijn al erg genoeg, maar het ergste ervan is wel, dat ze al onze aandacht voor zich zelf opeisohen en ons als het ware afslui ten van alles wat ons ewen uit onze ge drukte stemming zou kunnen halen. Wij sluiten onze oogen en onze ooren voor het mooie om ons heen, en stellen ons waar nemingsvermogen tijdelijk buiten wer king. Het Is in alle omstandigheden des levens een zegen, wanneer men een artis tiek temperament bezit, maar toch wel het meeste, wanneer de zorgen des levens onze schouders buigen, ons voor hoofd rimpelen en onzen weerstand drei gen te breken. Want wie een artistiek temperament heeft, zal op een oogenblik zijns (haars) ondanks zoo sterk getroffen worden door iets van de schoonheid om ons heen, dat het zijn gedachten wel een oögenblik moet afleiden. Denkt u in, dat wij, in een volkomen gerechtvaardigde pessimistische stem ming verkeeren. Moedeloos staren wij voor ons uit. Daar valt een zonne straal in onze kamer. En deze dartele ongenoode gast danst over den spiegel tegenover ons en doet die zoo flikkeren, dat wij onze oogen moeten sluiten. En als wij ze wéér openen, kunnen we niet an ders dan even die .zonnestraal verder na kijken. "En wij verwonderen ons over de schakeering van tallooze kleuren die de myriaden dofjes aannemen, die wij in de zon zien. En onze blik dwaalt naar buiten, nhar den tuin in voorjaarstooi, een warme weelde van kleuren badend in zonne gloed! Hoe mooi! Ach ja, onze zorgen. Ze zijn er nog. Maar is daarom dat korte oogenblik, dat even de spanning gebroken heeft, minder gezegend? En kunnen wij' nog wel vol komen ongelukkig zijn, zoodra wij weer rea'liseeren hoeveel moois er c*m ons heen is? Wij laten ons zoo dikwijls neerdrukken door kleinigheden, zouden wij dan de op wekkende kracht van andere kleinig heden willen loochenen of voorbijzien? Ben bloem, een lach, een zonnestraal, een mooie kleursohakeering of een warm- begrijpende blik, ze kunnen tot levensvreugde worden voor de(n)gene die er zich ontvankelijk voor stelt Dr. JOU. DE OCX3K. (Nadruk vesbodaai Voor de lasers van dit blad geeft om» Psychologische medewerker Dr. Jos. -da Oock, van Merlenstraat 120, Den Haag, gratis zielkundige adviezen oua. over de wijze waarop zij hos geest kunnen rer- frieschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen in dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvrager*. De afwijzing. U wilt zeker met mijn dochter trou- weg, niet, zei de oude miilionair, den jon gen man vóór zich scherp aanziende. Toen voegde Mj er, zijn lorgnet recht zettend, aan toe: Tusschen twee haakjes, bent u Met een van de vroegere aanbidders van mijn dochter? N„.n...een, mijnheer, stotterde de ver legen jongeling. Zoo, wel, dan bent u het nu. Goeden dag. aan getwijfeld, dat Mj een hart hadt. Dan kwam de uitbarsting: Ja ik heb een hart, en ik wil trou wen! Mijn twee vriendinnen hebben een verloofde getvonden en trouwen deze maand. Terwijl u leeft als een wolf en niemand ontvangt. Hoe kan ik Mer ken nis aanknoopen? Ik voelde dat Ik verloren was! Ik sloot mijn oogen, juist den noodigen tijd cwn het eenige, het heldhaftige be sluit te nemen, dat de meid voor altijd in mijn huis zou doen blijven. Sofie wil je trouwen? Ja, ik wil trouwen. Hebt gij iemand in t oog? Helaas nog niemand! Welnu ik deed een uiterste krachtsinspanning welnu zoudt gij mij tot man willen hebben? Zij bezag me, monsterde mij van kop tot teen en zei zoo kalm mogelijk: Och ja! Ik was gered!.Het kwam me duur te staan, maar er was nu toch aan mijn beproevingen en wederwaardigheden voor goed een einde. Wat is mijn naïeve ziel toch onnoozel! Toen ik acht dagen na net huwelijk van mjjn bureau lcwaim, vond ik Sofie in tranen. Alweer verdriet, mijn lieve Sofie?. Me dunkt, dat ge nu alles hebt wat uw hartje begeertGij hebt bont, gij hebt renten, een fraaie woning, een braven man, wat wenscht ge nog meer? Sofie viel imij om den hals en riep: O, ja.er ontbreekt me nog leta! I Maar wat dan toch? Een meld!. G. H. (Hit het liedje van de week. DE FRIESCHE KLOK) De eeuwige komedie..,. Niets dat meer vreugde baart, dan dat je 't zelve doet, Koek van je vrouw gekneed die vin' je altijd zoet! Al blijft 'n „huishoud-cake" ook kleven aan je tanden, Er is een eigen aard aan 't werk van eigen handen- Er komt 'n wasem af van echte deeg'lijkheid, 't Is als 'n souvenir uit goeden ouden tijd. Bij 't geld, dat wordt gespaard met zelf gedane zaken, Komt nog de vreugd der daad 'n bron: van zoet vermaken Zoo zie ik aan m'n vriend dat is 'n huis'lijk man, Daar is niet veel kapot, dat hij niet maken kan. Die vult z'n vrijen1 tijd met lijmpot en met hamer, Die heeft onder z'n dak 'n eigen timmerkamer. Een man die nimmer slaat, dan in een goeden luim Den spijker op z'n kop en zelden op z'n duim Een man van stil gieduld en van secure zinnen, Die steeds de taak volbrengt, waaraan hij gaat begingen. De ruime vogelkooi, die in zijn woning prijkt, unstig, sierlijk stuk waar iedereen naar kijkt Is door zijn vlijt gebaard in winteravond-uren, Kij maakt de lijsten zelfs, die hangen aan zijn muren. En lekt de keukenkraan of scheurt de vuilnis bak, Mijn vriend die staat er voor, gelijk 'n man van 't vakl Edoch 't schoon vernuft wil 't in de wolken reiken Vertoont zei Vader Cats wat apen laten kijken! 't Geviel zoo, dat mijn vriend eens op een boelhuis kwam, En met z'n kennersoog 'n Friesche klok waarnam, Waarnaar het dom publiek niet waard vond heen te blikken, Dus waagt hij stil 'n kan», haar op den kop te tikken. Hij krijgt voor luttel gelds haar in zijn huis gezin. Want ziet, die slimme kwant die zag daar wel wat in! Hij voelt zich nu bekwaam om Rembrandt's te ontdekken, Hij zal in 't oude -ding nieuw leven1 op gaan wekken, Hij blaast het adem in en hangt het aan den wand. Zijn glorie zal gaan slaan in 't werk van eigen hand! Als eerst weer 't koper gloeit en 't eikenhout gaat stralen, En van zijn geest bezield geen raadje meer zal falen! Dies tijgt hij aan het werk met vuur en feilen gloed, Hij zet zich aan het raam en werkt met stalen moed. Hij stalt zijn tafel uit met wieltjes en met moeren, En meet ze in mekaar en zit er op te loeren. Hij smeert, er olie in én zoekt 'n schroef, die past, PRJ^BRIEFKAARTEN. En vijlt 'n tandje al en draait 'n boutje vaat.... Maar: AJle stuks compleet, mnog geen levend wezen! Wie alle letters kent, kan daarom nog niet lezen!. Al heeft zijn taai geduld een eindeloozen rek, De klok wil niet als hij het ding dat heeft geen trek! Het zit wel in mekaar, maar houdt z'n mond gesloten, Het hangt daar aan den wand als van beton gegoten. En of hij vijlt en klopt en draait en schroeft en wrikt, Het klokje in zijn huis tikt..., als het nergens tikt! Doch op z'n Zeeuwsch gezcid: 't Is „Luctor et Emergo" Wat je vandaag niet lukt, lukt morgen beter ergo Neemt hij weer onversaagd het uurwerk van den muur, En plukt 't uit mekaar nu dubbel zoo secuur. En schroeft en meet en vijlt en ligt er op te blokken, En zoekt naar 't diep geheim van 't mekanlek in klokken1- En wat versleten blijkt, daar koopt hij ander voor. En brengt zoo weken lang weer ied'ren avond door Hij raakt opnieuw aan 't end en gaat in ang stig hangen Het kind van al z'n zorg weer aan den spijker hangen. En ziet het tikt het gaat het slaat met ieder uur Zijn overwinningskreet vanaf den1 kamermuur!. Ze loopt drie dagen lang.dan breekt er iets van binnen, En staat gelijk 'n paal. Het spul moet weer beginnen. Maar nu geeft hij het op en haalt een klokke- man, Die staat er ernstig bij en ziet het somber an... Hij neemt het pronkstuk mee en houdt het zeven weken, En legt mijn vriend dan uit, wat of hem is gebleken, Hoe er 'n schroefje wrong en hoe er nog 'n raadje Expres moest bijgemaakt... En 't einde van het praatje, Dat is een rekening waarvan in dezen tijd Men in 'n vers als dit, miaar allerliefst niets zeit Het werk leek nu perfect. Het gaat op de seconde, En slaat gezelligheid en vree met ied're stonde, Die oude Friesche klok zoo kalmpjes van gemoed is nu mijn vriend z'n trots en maakt zijn dagen goed. Hij doet aartsvaderlijk zijn huiselijke plichten, Trouw voor hij slapen gaat trekt hij aan de gewichten, De klok, gelijk de zon, gaat zeker slag na slag, En houdt het leven vol.... twee weken en een dagl Dan staan de wijzers weer em schijnen vast geklonken, Mijn vriend z'n taaien moed is uit zijn hart gezonken. Hij roept 'n koopman aan, die luistert en die lacht, Die vindt 't ding niet waard de centen van de vracht. Die sjouwt 't uit het huis en legt 't op zijn wagen Hem komt men 's anderdaags, al in den win kel vragen: „Wat kost die Friesche klok, die 'k voor het raam zie staan?" Da's dan 'n „Amateur", die weer z'n slag asal «laan..1 W. de R.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 9