DE NEDERLANDSCHE WEEK TE ANTWERPEN. MET DE NAUTILUS VOOR JAN MAYEN Het Nederlandsche eskader. Admiraal Quant bil den Koning en den Kroonprins. De Kroon prins te gast hü den admiraal Een tuinfeest bij den Nederland- scken consul-generaal Men schrijft uit Antwerpen dA 3 dezer aan de „Nw. Rott Crt.": Men behoeft er niet aan te twijfelen: het bezoek van het Nederlandsche eskader aan de Antwerpsche haven wordt hier zoo gunstig mogelijk opgenomen. De Belgen waardeeren het als een hoffelijk, vriend schappelijk gebaar van onze regeering en dat het In den officieelen Belgischen kring op hoogen prijs gesteld wordt, is opnieuw ten duidelijkste gebleken bij de audiëntie, die de commandant van het eskader, vice-admiraal Quant, Vrijdag bij den Koning en den Kroonprins gehad heeft, bij welke gelegenheid Z. M. het den heer Quant in de hartelijkste termen ge zegd heeft Ongetwijfeld mag het als een bizonder 'bewijs van waardeering boven dien beschouwd worden, dat de Kroon prins Zaterdag een bezoek aan het eska der gebracht heeft Een dergelijke onder scheiding is nog geen van de buitenland- sche eskaders, die hier geweest zijn, teu deel gevallen. De Kroonprins bleef bij den admiraal die mede een klein gezelschap Belgische autoriteiten en den Nederland- sohen consul-generaal te Antwerpen, den heer A. Ruys, genoodigd had, aan de lunch. Men mag het onder deze omstandig heden te meer betreuren, dat er voor dit soort van vlagvertoon niet een moderner en meer representatief schip beschikbaar was dan' de „Jacob van Heemskerck", doch hoewel het bezoek van den Kroonprins slechts zeer kort van te voren was aange kondigd, was ales aan boord keurig in orde. De Kroonprins legde uitvoerige belang stelling aan den dag voor alles dat hem getoond werd, in het bijzonder aan boord van een van de onderzeeërs en van den jager „Witte de With". De indruk, dien onze marine bij; het pu- bliék maakt is, naar men allerwege hoort en in de bladen leest, onverdeeld gunstig. Vele Antwerpenaars maken van de gele genheid gebruik om de „Heemskerck" te bezichtigen, de matrozen hebben reeds connecties aangeknoopt met de Antwerp sche meisjes en de officieren worden zoo wel van den Nederlandsdhen als van den Belgischen kant met beleefdheden, uit- noodigingen, overladen. De danspartijen, maaltijden, enz. volgen elkaar In snel tempo op. Gelukkig, dat men met mannen van stavast te doen heeft 1 Geen beter man voor een gelegenheid als deze dan admiraal Quant, die onder alle omstandigheden tegen de plichten van' de representatie opgewassen is en aan het vermaak met een animo deelneemt, welke hem jongeren benijden. Zaterdagavond was het geheele gezel schap Nederlandsche officieren, met de adelborsten genoodigd tot een feest te hunner eere door onzen consul-generaal, den heer Antony Ruys, gegeven op zijn magnifieke buitenverblijf te Wijneghem. Het was een tuinfeest, en dus, daar het weer onstandvastig Is en blijft, een min of meer gewaagde onderneming. Overi gens had de gastheer met zeldzame voor komendheid ook het geval van slecht weer voorzien. Voor dat geval namelijk waren alle gasten gewaarschuwd zich naar een zaal in de stad te begeven, waar dan het feest zou plaats gehad hebben. Gelukkig echter was dit niet noodig. De durf van den heer en mevrouw Ruys werd beloond met een niet helderen, maar drogen en aangenamen avond. De seigneuriale huizinge van den heer Ruys was voor deze gelegenheid geheel en al ter beschikking van de gasten ge steld, doch het feest speelde zich in hoofd zaak in den tuin of liever het park af. Dit was niet een ontelbaar aantal electrische lampjes van het eene einde tot het andere verlicht. Diepe lanen leverden daarbij ver rassend fraaie perspectieven op. Aan de achterzijde van het huis was een zeer groot met planten omzoomd plankier gelegd voor den dans. Dit had nog een bijzondere verlichting met lampions. Er omheen kon men aan tafels zitten. Mede door de liefelijkheid van het perk was er wel een ideale omgeving verkregen voor een dergelijk feest. De gasten bestonden, behalve de Neder landsche officieren en adelborsten, uit enkele Belgische autoriteiten, o. w. dr. V an Gauwelaert, den burgemeester van Antwerpen, en verder uit vooraanstaande Nederlanders, zooals ridder Huyssen van Kattendyke, onzen zaakgelastigde a.i. te Brussel, ridder Van Rappard, j'hr. Van V redenburch en de voornaamste persoon lijkheden van de Nederlandsche kolonies te Antwerpen en Brussel, de meesten van hun dames vergezeld. Verder was er een groot aantal Nederlandsche en Belgische jongedames. Een elegant en geanimeerd gezelschap van een honderdvijltijr per sonen. Nadat men zich eenigen tijd op de mu ziek van een jazzband aan den dans had gewijd, deden de tamboers en pijpers van de mariniers, welke admiraal Quant had laten overkomen, hun intocht op het feest. V an Antwerpen per autobus naar de grens van Wijneghem gekomen, marcheerden zij met de kapel van de Koninklijke marine uoor het dorp en men begrijpt, dat dit ongewone daar de bevolking in beweging bracht. Honderden raenschen volgden de muziek en bleven voor het hek van het landgoed toekijken naar het zich daar achter afspelend feest. In den tuin had daarop bij fakkellicht een uitgebreide taptoe plaats met mede werking van de muziek en de tamboers en pijpers, die het geheele repertoire van de bij dergelijke gelegenheden gebruikelijke muziek ten gehoore brachten? de eigen lijke taptoe geblazen en getrommeld, ge volgd door het bekende lied Ich bete an die Macht der Liebe, Wilt heden nu tre den en de Nederlandsche en Belgische volksliederen, met een vroolij'ken marsch van de kapel tot slot. Zooals men kon verwachten was. deze opluistering van het feest een groot succes. De muziek werd met luide toejuichingen beloond, ook van de toehoorders buiten. Nadat de twee korpsen waren afgemar cheerd werd het bal voortgezet. Onderwijl werd met kleine tusschenpoozen op ver schillende gedeelten van het landgoed vuurwerk en Bengaalsch vuur ontstoken. Tot iaat in den nacht bleef men bijeen en het scheiden viel moeilijk. Het is een feest geweest, dat zeker bijl al degenen, die het hebben bijgewoond, in de aangenaam ste herinnering zal blijven door de gran dioze wijze, waarop het was gearrangeerd, het uitgelezen gezelschap en de joviaal- vorstelijke gastvrijheid van den heer en mevrouw Ruya Aan hetgeen hierboven omtrent het be zoek van den Belgischen kroonprins aan het Nederlandsche eskader is gezegd, kun nen wij nog de volgende bizonderheden toevoegen. De vier Nederlandsche oorlogsbodems waren vanwege het bezoek gepavoiseerd. Van de masten wapperden de Nederland sche en Belgische vlaggen. Op het dek stonden de bemanningen in parade, als mede de officieren opgesteld, op het voor dek van de „Heemskerck" bovendien de kapel van de Koninklijke Marine. Prins Leopold was vergezeld van zijn adjudant. Htj werd ontvangen door admiraal Quant en den heer Ruys, terwijl de muziek de Brabanponne speelde. Nadat de admiraal de officieren aan den Prins had voorgesteld, werd de „Heems kerck" bezichtigd. Daarna begaf Z. K. H. zich nog aan boord van een van de onder zeebooten en na afloop van den lunch van de „Witte de With". Bii het afscheid sprak Z. K. H. tegen over admiraal Quant zijn groote voldoe ning uit over het bezoek. Later op den dag heeft ook Prins Karei, de graaf van Vlaanderen, een bezoek ge bracht aan het Nederlandsche eskader. Een maaltijd en bal ter eere van de Nederlandsche officieren op het stadhuis, gevolgd door een nrazh kalen ommetooht en taptoe van de Kapel der Koninklijke Marino en die muziek van de mariniers. Zondagavond waren de Nederlandsche officieren de gasten van het gemeente bestuur van Antwerpen aan een van die brillante maaltijden, waarvan men hier de kunst zoo goed verstaat. De tafel was aangerioht in da gemeenteraadszaal. Be halve onze militaire landgenooten waren er nog vele andere genoodigden, in het geheel oa. 120, o. w. de minister van land bouw. Bij den aanvang van de tafel stelde burgemeester Van Gauwelaert een dronk in op het Nederlandsche vorstenhuis, die beantwoord werd door den heer Huyssen van Kattendijke met een heildronk op de Belgisohe Koninklijke familie. Aan het einde van den prachtigen maaltijd, die een zeer geanimeerd verloop had, stond dr. van Gauwelaert opnieuw op, nu om een rede te houden tot de Nederlandsche gasten. De burgemeester van Antwerpen is een zeer welsprekend man en wanneer hij spreekt luistert men vanzelf met aan dacht en bewondering, zoo ook nu. Hij zeide, dat hel bezoek van het Nederland sche eskader voor Antwerpen een buiten gewoon aangename gebeurtenis is, een blijde bekroning van de grootsche deel neming van Nederland aan Antwerpen's tentoonstelling. Wij zien, ging hij verder, er dankbaar een nieuw bewijs in van Nederlands vriendschap en sympathie en zijn hartelijke belangstelling voor onze feesten, die wij onzerzijds vieren zonder eenige bij gedachte van wantrouwen of verwijdering. Het bezoek van de Neder landsche marine bevestigt onze hoop op een steeds verder gaande loyale samen werking. Ons groote verlangen, aldus ongeveer de heer van Gauwelaert, is met Nederland in de beste verstandhouding en bestendige vriendschap te leven. Ik wil u niet verhelen, dat het voor mij een aandoenlijk oogenblik is geweest toen ik °nder de bevelhebbers van de eskaders die bij ons te gast geweest zijn, den Ne derlandsehen hoofdbevelhebber als eerste in onze gemeenschappelijke moedertaal mocht begroeten. Voortgaande getuigde de burgemeester van de groote bewonde ring der Belgen voor hetgeen Noderland op koloniaal, cultureel en economisch ge bied en in het bizonder ook op dat van de zeevaart, waardoor het groot is geworden, heeft verricht. In deze opziohten beschouwt België Nederland als een voorbeeld. Na een zinrijke herinnering aan een door Vondel in zijn Lof der Zeevaart verhaalde legende omtrent d^n oorsprong van de Nederland sche zeevaart, wijdde spr. een dronk aan den voorspoed van Nederland, in het bizonder ook van dien van zijn vloot als beste steunpilaar van zijn welvaart en het persoonlijk welzijn van vice-admiraal Quant en de andere Nederlandsche gasten. Deze rede, die met luide toejuichingen van de Belgische gasten werd ontvangen, werd onmiddellijk door vice-admiraal Quant beantwoord. Z.Exc. begon met een woord van har telijker) dank voor de bizondere gastvrij heid en de buitengewone vriendschap, welke de Nederlandsche marine te Ant werpen heeft mogen ondervinden. De Nederlandsehe zeevaarders, ald"8 spr., ontmoeten hun zuidelijke buren dik wijls en weten hen, waar het ook zy, altijd te waardeeren en te eerbiedigen. Moge dit altijd zoo blijvenHet stand punt, dat Nederland en de Nederlandscho regeering ten aanzien van de deelneming aan de Belgische feesten heeft ingenomen was, zeide de heer Quant, van den be ginne af duidelijk geweest. Nederland is naar Belgiö gekomen met oprechte belangstelling en vreugde, zon der eenige bijgedachte, volkomen met België'# feest meelevende. Deze gevoelens vormen de basis, waarop de twee landen elkaar behooren tegemoet te treden om de kleine wolkjes, die, ook in hun ver houding wel bestaan, gemeenschappelijk weg te vagen. Bij de ontvangst in uw schoone haven hebben wij, ging do heer Quant verder, allerwege de eerlijke vriendschap kunnen waarnemen, waarmee men ons tegemoet trad. Wanneer wij zoo oog in oog tegen over elkaar staan verdwijnen die kleine wolkjes, waarvan ik sprak, eigenlijk reeds vanzelf. Spr. herinnerde aan zijn audiëntie by den koning en van het bezoek dat de kroonprins aan het Nederlandsche es kader heeft gebracht, waarbij dezelfde gevoelens aan den dag traden. Ik behoef u nauwelijks te zeggen, zeide hij, dat wij ons zeer verheugen over dit resultaat van onze reis naar Antwerpen en ik kan hier gerust aan toevoegen, dat de over- groote meerderheid van het Nederland sche volk er evenzoo over denkt als wij. De admiraal besloot met een drenk op het heil van de Belgisohe natie en meer in het bijzonder van de stad Antwerpen. Ook deze dronk werd door hartelijke toejuichingen gevolgd. Onmiddellijk nadat admiraal Quant had uitgesproken, werd de tafel opgeheven. In de aangrenzende zalen had zich mid delerwijl reeds een groot aantal, naar sohatting een v$jf honderdtal genoodigden verzameld voor het bal, dat op het diner volgde. Om half elf verschenen voor het stad huis de kapel van de Koninklijke Marine met de tamboers en pijpers van de ma riniers. Eij hadden van de Heemskerck een uitgebreide wandeling met fakkellicht door de stad gedaan, waarbij duizenden en duizenden Antwerpenaren langs de straten toezagen. Voor het stadhuis werd de taptoe ge blazen, afgewisseld door het Wilhelmus en de Brabangonne en besloten met een deflleermarsch van de marine. In dien tijd stond het bal zoolang stil. De genoodigdeü ervan plaatsten zich voor de vensters van het raadhuis om over het raadhuisplein uit to zien, waar zieh rondom de muziek een dichte menigte had opgesteld. Na afloop van de taptoe keerde de muziek langs een omweg naar de Heems kerck terug en werd in het stadhuis het bal hervat. Pas geruimen tijd na midder nacht was het fraaie feest ten einde. Men schrijft uit Antwerpen, dd. 4 dezer: Onze marine heeft het hier druk. Van middag was er weer een fuif, ditmaal aan boord van de »Heemskerck« en door vice-admiraal Quant voor de Nederland sche kolonie gearrangeerd. Er waren een massa uitnoodigingen verzonden en heel velen hadden daaraan voldaan, zoodat er tegen half vijf een stroom van bezoekers ging naar loods no. 21 aan de haven, waar het Nederlandsche eskader ligt. Het voordek van de «Heemskerck» was voor de gelegenheid met een tent over spannen, die van binnen met vlaggen van allerlei naties, de Nederlandsche vlag natuurlijk in de eerste plaats, was bekleed. In het midden stond een portret van H. M. de Koningin. Zelfs het groote kanon, dat over het voordek uitsteekt, had een feestelijke versieringom zijn loop was een rood wit blauw lint gespannen. Het voordek zag er met deze versiering zeer vroolijk uit en het was er, ondanks den feilen wind, lekker beschut en toch frisch, eigenlijk een ideale plaats voor een dans partij in den zomer. De gasten werden aan de versierde plank door een paar van de jongere officieren begroet en door adelborsten naar het voordek begeleid. Daar ontving de admiraal met mevrouw Vreede, de echtgenoote van den com mandant van de «Witte de With» en zijn adjudant, luitenant ter zee 1ste klasse Hetterschy. Van de gasten werden de heer en mevr. Ruys, de Nederlandsche consul-generaal en zijn echtgenoote met eenige bizondere plechtigheid ingehaald. Mevrouw Ruys kreeg daarbij een prachtigen ruiker. Toen alle gasten bijeen waren klom de admiraal op een stoel en hield een korte krachtige toespraak om hen, op Nederlandschen bodem, te begroeten, waarop hij een drie werf hoezee voor H.M. de Koningin liet volgen. De muziek speelde het Wien Neêrlands Bloed en hiermee was het officieele gedeelte afgeloopen en de instuif begonnen. De admiraal opende den dans met mevrouw Ruys en onmiddellijk was iedereen op het dek of in de longroom, die ook versierd was, aan het dansen. In de tusschenpoozen was er gelegen heid het extra-gepoetste schip te zien. Voor degenen van de gasten, die nog nimmer een oorlogsschip gezien hadden was dit, naar men begrijpt, een bizondere attractie. Voegen wij hier aan toe, dat er een keur van versnaperingen rond gediend werd en dan hebben wij, meenen wij, voldoende gezegd om te doen be grijpen, dat het een zeer geslaagde ont-1 vangst is geweest, die aan degenen, welke baar bezocht hebben, het grootste ge noegen heeft verschaft. Gisterenavond werden de admiraal en de officieren van het eskader met een aantal andere genoodigden door de Hol- lundsche Club te Antwerpen ontvangen aan een maaltijd in het Rubens-huis op Oud-België. De admiraal zit daar als eere burger van Oud-België aan. Het bestuur namelijk heeft hem hedenochtend, met den burgemeester (van Oud-België) op het raadhuis (van Oud-België) ontvangen en hem als bewijs van hoogachting voor ziin persoon en van waardeering voor zjjn beminnelijke jovialiteit, die hem te Antwerpen reeds populair heeft gemaakt, met eenige niet al te plechtige en vooral gezellige, plechtigheid tot eere-burger verheven, ten bewijze waarvan hem een fraaie, expres voor deze gelegenheid gej drukte bul met een toepasselijke versie ring i# uitgereikt. Belgische persstemmen. Na de Nation Beige geven ook andere Brusselsche bladen een kort commentaar op (het bezoek van het Nederlandsche es kader aan Antwerpen. Laatste Nieuws schrijft in haar num mer van Zondag: Het bezoek van het Ne derlandsche eskader is een gebaar, dat iedereen in België waardeert en niet het minst zij, die ook in een Vlaamsch belang goede Nederlandsch-Belgisohe betrekkin gen wenschelijk achten. De Brusselsdhe Midi is opgetogen over het leggen door vice-admiraal Quant van een krans op het graf van den Belgischen onbekenden soldaat en zegt: Het is onbe twistbaar een beau geste. DE R 100 TE MONTREAL. Niet geschikt voor Oceaanvluchten. Het luchtschip R 100, hetwelk thans te Montreal aan den mast is gemeerd, ver toont volgens een mededeeling van het ministerie van luchtvaart, geen fouten in de structuur, maar over een groote uitge strektheid is er een scheur in de huid ont staan, aan den onderkant van de horizon tale vin. Het materiaal voor de reparatie is voorradig. Het is waarschijnlijk, dat in Canada geen groote vluchten zullen wor den ondernomen. De tocht over Ottawa, welke voor den vijfden Augustus was vast gesteld, heeft men in elk geval moeten uitstellen. De commandant van het luchtschip is niet zoo bijzonder tevreden over de reis. Wel heeft het luchtschip z.l de bruikbaar heid bewezen van het dikke type lucht schip met bollen kop; maar hij en al zijn officieren zijn toch van oordeel, dat het luchtschip niet voldoet aan de vereisohten voor een geregelden transatlantischen dienst. Sir Dennistown Bursey, in wiens fa briek het luchtschip was gebouwd, acht het voor een zoodanigen dienst noodig dat luchtschepen dubbel zoo groot als de R. 100, die een snelheid van 86 knoop kunnen bereiken, worden gebouwd. Naar uit Montreal wordt gemeld, is het mogelijk dat het Engelsche luchtschip „R 100" ter reparatie Van de aan de stabiH- satievlakken aangerichte schade naar Lakehurst zal moeten worden gebracht. Lakeburst bezit n.1. de eenige luchtschip hal op het vasteland van Amerika, waar groote reparaties naar behooren kunnen plaats vinden. EEN VLIEGTUIG IN HET MEER VAN GENEVE GESTORT. Zaterdagavond ls het vliegtuig, dat den dienst tusschen LausaimeOuohy en Evian les Bains onderhoudt, in het meer van Genève gestort. De vlieger en zijn helper werden zwaar gewond. Van de drie passagiers zijn er twee verdronken en ia de derde, een dame, zwaar gewond, EEN NIEUWE AMERIKAANSGHE VLIEGTOCHT OM DE WERELD, De Amerikaansche vliegers Mears en Brown staan gereed om bij het aanbreken van den dag met een Lockheed Vega-een- vlak, met één motor, te starten voor een vliegtocht om de wereld. De eerste etappe gaat over New-Foundland naar Dublin. De vliegers willen het record van de Gral Zeppelin, die den tocht om de wereld in 21 dagen maakte, verbeteren en een gemid delde snelheid bereiken van 240 K.M. per uur. (Het lijkt een onmogelijke poging. Red.). HIRTH EN WELLER STAKEN HUN VLIEGTOCHT. Naar Wolff uit Reykjavik meldt, zijn de Duitsche vliegers Hirth en Weller daar gister geland Zij kwamen uit Kalladarnes en hebben besloten hun tocht te staken, daar zij een telegram uit Julianshaab (Groenland) hebben ontvangen, waarin wordt meegedeeld dat daar geen landing», plaats is. Het vliegtuig gaat nu aan boord van het as. Minnesota naar Montreal in Canada. EEN NIEUWE VLIEGTOCHT VAN AUSTRALIË NAAR ENGELAND. De Australische vlieger Cunningham is te Wyndham in Noordwestelijk Australi sche aangekomen op een vliegtocht in zijn eentje van Australië naar Engeland (Van onzen bij zonderen correspondent) Donderdag 24 Juli Otm kwart over vijf heden (morgen zichten wij twee streken over bakboord Jan May en op 43 mijl afstand De hooge bergen teekenen zich vaag tegen den horizon af. Om half acht zien wij den Beerenberg wij stoomen dicht langs de kust alleen dan het onderste stuk. Hoogerop gaat de berg geheel schuil' in mist en nevels. Acht groote gletsohers, diverse sneeuwvelden en watervallen geven ons alleszins genoeg te zien. De gletsohers dalen af tot in zee, de branding stuift op tegen den gletscher- tong, die onophoudelijk kalft. De glet- scherkalveren kalfjes van de grootte van behoorlijke huizen zijn het eenige ijs dat wij op onzen tocht waar zullen ne men. Waar geen blauwe gletschertongen het oog bekoren, grijnzen hooge, steile oevers, hier en daar met mossen bedekt, ons tegen. Het is een onherbergzaam ge heel. Rood, bruin, groen en wit zijn de hoofdkleuren van dit landschap, waar boven als een wade de mistbank hangt. Om 8.60 roepen de Jan May en boys, de vier metereologen en radiotelegrafis ten ons door. den aether toe: Welkom op Jan Mayen. Hun stemming sO.K. want de aflossing is juist aangekomen, zoodat zij, na een jaar op het verlaten eiland te heb ben gezeten, over enkele dagen weer naar de beschaving terug zullen keeren. I)e Beerenberg. De kans, dat wij de groote ijisbedekte vuicaan, ruim 21/» K.M. hoog, de eenigste vuurberg ten Noorden van den Poolcirkel, to zien zullen krijgen, is uiterst gering. De berg houdt zich bijna alle dagen van het jaar angstvallig met mist en wolken omsluierd en werpt alleen in de lente wel eens dezen mantel, die zijn schoon heid omhult, van zich af. Wij maken ons dan ook geen illusie en hebben alle reden om tevreden te zijn met wat de berg ons reeds toont Het had ook mist kunnen zijn tot op zee toe, een voor Jan Mayen ook in den zomer alledaagsche gebeurte nis. En dan hadden wij niets gezien. Maar om 9 uur worden wij verrast door het groote wonder. De berg werpt mist en wolken van zich af en toont zich met zonlicht overgoten en door een azu-1 ren hemel overwelfd in stralende schoon- heid aan onze verbaasde oogen. De stilte van ontzag komt over het heele schip; een eenvoudige zeemilicien legt de hand op den mond en zegt zachtjes: Daar kan je nooit lang genoeg naar kijken. Ruim twee en een half duizend meter torent de vuicaan, gekleed in een hertne- lijnen koningsmantel van maagdelijk sneeuw uit de golven omhoog het schoonste schouwspel dat ik in drie we- relddeelen zag. De Beerenberg is een vuicaan „in ledig gang met waardigheid". Nog in 1818 braakte hij lava en wierp hij' een 4000 voet hooge rookzuil naar het firmament, asch uitstrooiend over de schepen der iis- zeevaarders tientallen mijlen ver van hean op zee. Nu dalen door de ravijnen, waardoor eens de lavastroomen hun weg naar beneden namen, de gletschers naar zee af. De stralende zon doet uit den sneeuw- mantel, die vanaf 700 meter hoog op den berg ligt, waterdamp opstijgen, en dr# legt zieh op halve hoogte een dunne wolk gordel om den berg. Waarboven de sneeuwtop in nog weer grooter schoon heid blijft stralen. De Brlelsche toren en Wal nisgat Om de Noord loopen wij het eiland om daar wij moeten zijn aan de naar Groen land gekeerde zijde, waar de walvisch- stations der oude Hollanders lagen. Het is aan deze zijde belangrijk kouder, want de Oostenwind, die waait, strijkt eer hij ons bereikt over de sneeuw en ijsmassa's van het eiland heen. De temperatuur is nog ongeveer 8 graden boven het vries punt maar de gierende wind doet ons toch in onze jassen en jekkers wegkruipen. Langs de kust stoomend in Zuide lijke richting zien wij bij Vogelhoek, een rots waarop een rotskasteel met rots- torens staat, het huis waarin de Oosten- rijksche Arctische expeditie van 1888 overwinterde. Het is blijkbaar nog in goe den staat; de 1000 kilo briketten, die er nog moeten liggen laten wij rustig liggen en varen verder. Op den Brielschen toren aan, de 100 meter hooge alleenstaande rots, die werkelijk bedriegelijk op den zwaren toren van Brielle lijkt en als een baken staat aan den ingang van Walrus gat het doel van onzen tocht. Om half één liggen wij in het Walrus gat, een halfcirkelvormige baal naar het Oosten geheel open. Een slechte anker plaats, zelfs voor stoomschepen. Onze voor-ouders verspeelden er met hun zeil scheepjes bij plotseling uitsohietenden Oos tenwind dikwijls ankers en kabels. Aan de Noordzijde der baai is een plm. 160 meter hooge rots, waarvan de ver- weering het meest wonderlijke geheel van plateautjes en steenpaddestoelen gemaakt heeft, dat men zich denken kan. Deze rots is een paradijs voor de zeevogels, die er in grooten getale wonen en wier spijsver tering 'blijkens het feit dat de rots bier en daar als gewit is ongetwijfeld uit stekend in orde is. Aan de Zuidzijde van de baai is de zoo genaamde Roode Berg, wiens flanken door ijzerhoudend gesteente met groote donker purperen plekken als van geron nen bloed geteekend zijn. Tusschen deze twee hooge rotsen zien wij' op den achtergrond een vriji steil op loopend strand van grijze rotssteen en en bijna zwart vulcanisch zand de win doet er een amberkleurige zandstorm u omhoog waaien. Op dit strand liggen vie walvischkarkassen en op de hoogwater- 1 lijn tallooze boomstammen drift nou dat de verre reis van Siberië via de poo naar hier gemaakt heeft. v Het geheel maakt een somberen Jndru van verlatenheid en dood. Hier kwamo in 1633 Outgert Jaoohszoon en zijn mas kers om.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 2