Het Kinderhoekje
x-
•x
verwerkt, den eenen koer wordt dit alleen
aangeduid docr een in bolóro-vorm op
gezette schuine (strook, dan weer een paar
kleine losse boléro-voorpanöjes, heel dik
wijls oo keen geheel bolero-jakje, tiental
len manieren zijn er om dezen vorm aan te
duiden. Soms bevindt zich een «mal cein
tuurtje vlak onder het jakje, maar ook
veel ziet men de princesse-vorm erbij go-
dragen. Vermoedelijk zullen het wel deze
balf-gekleede modellen zijn die hot meest
in den smaak zullen vallen.
Onze wollen middag-jurken zullen ook
het allermeeste met het tweede omschre
ven type overeenstemmen.
rohoi rolo flgirren Ia bet oen uitkomst
dat het princesse-model gehandhaafd is
gebleven, want lang niet Ieder figuur ls
geschikt om de ceintuur weer ln de taille
te dragen. Voor de eenvoudige middag -
jurken nu kon men ve6l van deze oeintuur-
looze modellen zlon, wel ls waar strak de
heupen en taille omspannend, maar het
lijfje met strookjes, volants on boléro-
voiraen voldoende gegarneerd om ons er
behagelijk ln te doen voelen en er niet al
te veel als „Jannetje-prenten-lljf" uit te
doen zien (zooals ik een jong meisje met
afschuw de volgens haar uitgerekte
sluike modellen hoorde betitelen). Ja deze
veranderde mode ls een heel ding voor
onze sportieve jonge meisjes en 't zijn toch
juist zij1 die deze nieuwe modellen 't beste
kunnen dragen, 't ls heelemaal een mode
voor jonge slanke figuren, 't Moeilijke
van 't geval ls echter dat juist al dat
nieuwe bedoeld ls voor de vrouw, niet
voor 't jonge meisje. Men wil do vrouw
weer statig on elegant zien en 't onder
scheid tusschen vrouw en meisje grooter
maken.
Enfin geen beschouwingen daarover.
De mantels zijn nogal gevarieerd. Men
kan deze in tamelijk veel verschillende
lengten dragen.
Eerstens heeft men het korte jasje van
het mantelpak. Dan krijgt men de spe
ciaal voor den herfst bedoelde dracht van
het jaquette. De lengte hiervan reikt tot
even onder de heup. Deze jasjes worden
in hoofdzaak flink getailleerd gedragen,
de schoot soms glad, soms klokkend aan
gezet of aaneengesneden met het boven
deel. Men ziet ze van effen laken, met
vlekken geperst fluweel, pluche wat op
caracule lijkt etc., eto.
Ze worden gedragen op klokrokjes,
plooirokken en ook wel een glad gespan
nen rokje, 't Is een smaakvol kleeding-
stuk maar nogal luxueus, omdat het niet
practisch ls als mantel. Vervolgons heeft
men de z.g.n. driekwart mantel, die haast
altijd het sportieve type vertoont en on
geveer 20 cM. van d'en rok onder uit laat
komen. Ten slotte de geheel lange mantel,
welke 20 25 oM. van den grond afhangt.
Hierin ls Inderdaad de grootste versohei-
denheid waaT te nemen. Gelukkig is hier
bij met Iedere smaak rekening gehouden.
De streng getailleerde als de los hangen
de mantel zijn bolde even modern, ai lijkt
deze laatste toch niets meer op het type
wat we gedragen hobbon
Of we Mode 1980 mooi vindon of leoltik,
geen mode-koning die er zich iets van
aantrekt Werk moest er zijn en dat ls er
voor y en voor mij1 en voor iedere vrouw
die niet achter wil blijven.
PARUSCHE MODEBRXEF.
Het begin van dien herfst
De herfst, die ons eigenlijk al midden
in den zomer heeft overvallen, is nu ein
delijk ook officieel ingeluid. We bevinden
ons in den overgangstijd tusschen twee
seizoenen, een zeer onvoordeelige tijd,
waarin we zomer- noch winterkleeren
kunnen dragen en waarop we toch in
ons Hollandsch klimaat tenminste, speci
aal moeten zijn ingericht
In dezen tijd van het jaar draagt de Pa-
rijsche damie dikwijls een japonmantel
die, zooals hdt woord het roedis aangeeft,
een tussohenvorm is tusschen een japon
en een mantel. Daarin kan ze enkel uit
gaan terwijl het kjeedingstuk toch warmer
ls dan een gewone japon. We zagen ver
scheidene japonmantels van cheviot, in
frissche kleuren, b.v. in koraalroze. De
garneering bestond uit geborduurde pun
ten in floszijde, om het middel on schuin
van voren over dppi rok aangebracht Bij
dit costuum behoorde een cbevlotcape, op
de schouders met koraalkleurige knoopon
bevestigd. Over het algemeen zt|n deze
tailleurjaponnen heel eenvoudig en sober
gemaakt, al of niet van een korte cape
voorzien. Behalve cheviot worden er ver
schillende fijne, soepele wollen stoffen
voor gebruikt In den rok vindt men vaker
plooien aan godets en de ruimte begint
zeer laag, soms op een derde, maar liever
nog op twee vijfde van de hoogte.
Zoodira "we echter iets verder ln den
herfst zijn, voldoet eoh mantel japon niet
meer en hebben we een volledigon mantel
noodlg. We zagen er vele van bruin flu
weel, in de tint welke men hier kastanje-
kleur noemt Ze zjjm met een korten schou
derkraag afgewerkt welke op zijn beurt
getooid ls met een astrakankraag in de
zelfde tint. Ook mantels van marineblauw
en donkerbruin laken worden veel ge
nomen. Opvallend ls hiervan de garnee
ring, een soort grof, veelkleurig weefsel,
bezaaid met kleine puntjes en rellef in
blauw, wit geel. Uit de verte ziet deze stof
die men langs den hals en aan de mouwen
aanbrengt er uit als borduursels. Ze staat
heel chio en men verwacht dat zo grooten
opgang zal maken.
Met den herfst doen ook weer stem
miger, donkerder kleuren hun Intrede.
Onder mistige, grijze nevelluchten staan
de felle zomertinten niet. We zien ver
schillende nuancen grijs en donkerblauw,
maar vooral een gamma van bruine tinten,
donkearoode tinten, een mengsel van wit
en zwart dat een aardig grijs oplevert en
tenslotte heel veel groen. Een heel aparte
mantel is van groene wol, waaronder een
vestje van beverbont wordt gedragen. Dit
vestje heeft een zeer wijden bonten .kraag,
die over den mantelkraag valt. Op de
nieuwe herfëtmanteta komen ook veelvul
dig smalle dassen van bont voor waarvan
de eene slip door een split van de andere
wordt gesohoVon. Ook die mouwen zijn
weer zeer met bont gegarneerd, een band,
van onderen en ook hooger op als arm-
ring.
Deze bontgarneering wordt voorname
lijk gemaakt van astrakan, breitschwantz,
eekhoorn, hermelijn en skunks.
De aller-éerste herfststoffen waren een
imitatie van de Zomer weefsels. Het was
alsof men ons den overgang oen weinig
wilde verzoeten door ons voorloopig do
zoo geliefde punten en cirkeltjes, koffie-
kantjes te laten behouden. Maar spoedig
boontjes, ruitjes, driehoekjes en vier-
komen toch reeds de warmere stof
zelfs valt een neiging te bespeuren n;a
stijvere en vastere stoffen dan we .in
laatste jaren droegen.
Een van de bekendste Partjschestoffen-
huizon brengt als steedis crêpe de chine
en wollen stoffen „ito match". Het. nieuwe
is echter, dat op de crêpe do chine net
weefsel van de wollen stof is geïmiteerd,
hetgeen heel aardig doet. Dan zijn er wol
len stoffen, die iets van een wollen deken
hebben^ wollen crêpes, die er uitzien alsof
men ze luchtigjes met poeder of asch
heeft bestrooid.
Men rekent op een druk gebruik van
laken, zoowel voor mantels als japonnen.
Als steeds zien we veel jersey's en aller
hande kasba's en tweedstoffen. Maar nieu
wer zijn verschillende fijne serges.
Over'de stoffen die speciaal voor ge-
kleede toiletten en avondjaponnen ge
bruikt worden, zullen we het een volgende
maal hebben.
WILHELMINE.
Beste jongens en meisjes.
Nu ben Ik weer terug van de rela on
kan jullie briefjes weer beantwoorden.
Maar dat is vorige week ook gebeurd, hè?
De kindervrlendin heeft mij en jullie niet
in den steek gelaten en ik begrijp dat je
dat aardig van haar vond, zooals Trijntje
Postmius schrijft. Er waren deze week
heelemaal geen rijmpjes, jullie spelen
zeker nog té veel bulten en moeten dan
gauw, gauw, met een sneltreinvaartje, de
raadsels maken, en dan heb jo natuurlijk
geen tijd om nog aan rijmen te denken.
Toen het de vorige week niet zulk mooi
weer was waren er tenminste verscheidene
rijmpjes, dat ls ook de oorzaak geweest
dat ze niet alle opgenomen zijn geworden.
Ons Kinderverhaal.
sommige roodachtig, andere diep tabaks
bruin en nefferkleur. .Verder enkele fijne
JAN BROEKEMAN.
Wat had moedertje Locs toch een last
met dat eene poppemkind, met Jan Broe
keman, die ze ook wel Janneman noemde.
Ze vond hem eigenlijk die liefste van al
haar poppen, maar hét was zoo'n rakker,
dat ze soms geen raad met hem wist.
lederen dag verzon hij, weer wat nieuws
en altijd was bet wat mals of ondeugends.
Als ze de popponklnderen aan tafel riep,
dan zaten Anneke en Mies en Goud-elsje
en Boerentrientje al metijeB op hun stoel
tjes, maar Jan Broekeman keek zijn moe
der dan ondeugend, aan uit oen hoek of
bovoni van de kast of ondier het tafel
kleed uit
„Zul je nu eens gaan komen, stoute jon
gen!" riep Loes dan boos, maar, als ze hem
pakte en zijn guitige oogen en de kuiltjes
in zijn wangen zag, dan moest ze wel
lachen, of ze wilde of niet. En jullie be
grijpt, dat Jan Broekeman zód hoe langer
hoe ondeugender weid.
Op een Zaterdag vroeg vadter aan de
koffietafel: „Wie gaat er mee vanmiddag?"
„Ik, Ik Ik!" gilden Loes en haar andere
broertjes Pr lts en Hans. Eni: „lk", piepte
Jan Broekeman's stemmetje in Loesjee
mondje.
„Zoo", zei vader met een ernstig ge
zicht. „Dat wordt dan een rustige middag
voor je, moeder 1 Want lk wou vragen:
„Wie gaat er mee naar bed? En dat willen
ze allemaal even graag!"
Moeder lachte, maar de kinderen riepen:
„Hè, neel" en „wat flauw" en „niet waar",
en Jan Broekeman zei: „Wat heb lk een
flauwe opa", waar allen om schaterden.
Vader hield bil het geschreeuw de han
den voor de ooren en riep maar gauw: „Ik
zal liet nooit weer doen! Ik wou zeggen:
„Wie gaat er mee met de boot?"
Nu werd Jiet troepje nog luidruchtiger,
tot moeder er een eind aan maakte door
te zeggen: „Als jullie je brood niet opeet,
kan er niemand mee. Ik zou maar gauw
voortmaken, als ik jullie was!" Dat hielp.
Een half uur later stonden vader, Frlts,
Hans en Loes met Jan Broekeman op den
arm klaar om naar de sloot te gaan, waarin
de roeiboot klaar lag. Vader en de jongens
hadden hun zwempakken en handdoeken
bij zich, want ze wilden gaan zwemmen in
helt kleine meertje, waarin de sloot ten
slotte uitkwam. Loos kon nog niet zwem
men en voor baden was het meertje te
diep. Maar Loes vond het niets erg, om
even alleen ln de boot te blijven, als deze
vastgelegd was. „Bovendien", zei vader:
„zul je je handen wel vol hebben aan Broe
keman. Als diie ons ziet zwemmen, wil hij
natuurlijk ook te water en het ls voor zoo'n
kleinen kerel veel te diep".
„Ja", zei Loes: „Ik zal goed op den rak
ker letten, Hij begrijpt natuurlij^ niet, dat
het weer geen badkuip ls en hü is gewoon
dol op het bad!"
In de boot hield Loes Broekeman ste
vig in haar armen. Frlts en Hans roeiden
om beurten ln de sloot, terwijl Vader het
roer hield en Loes allerlei dingen aan
wees en Broekeman uitlegde, wat dat alle
maal waren.
„Kijk Jan, wat een hooge rietpluimen,
on zie je daartusschen die lange donker
bruine sigaren. Zoo noemen de jongens
ze, maar vader zegt, dat ze Hosolni'odden
heeten. Je moet oppassen, dat ze niet stuk
gaan, want dan komt er allemaal pluis uit.
Dat kriebelt zoo in je neus en oortjes. O,
daar zijn de waterlelies. Kijk wat mooi,
Jan Broekeman 1 Die mag je niet plukken
hoor, want ze zitten zoo vast ln den bodem
en dan val je uit de boot. En o. dan zou
.Tan Broekoman verdrinken. Niet doen
hoor!"
Jan Broekeman schudde heftig zijn
knikkebol. Hij had niets geen zin om te
verdrinken.
Vader stuurde d'o boot naar een inham
in den oever on legde haar daar vast aan
een paaltje. Nu ging liij zich met de jon-
gans in badpak Steken en een paar mi
nuten later telde Loes „één,—twee-drie!"
en daar doken de drie zwemmers ln het
koele meerwaiter.
Maar.... „Oh!" gilde Loes, „Jan Broe.
keman, mijn lieve Janneman verdrinkt!"
Loes bad even niet op hem gelet en dbor
de schok van de dtuiksprong'was Jan te
water gevallea
Fnlits kwam het eerst weer boven, hoor
de het wanhopige geschrei van Loes en
zwom snel naar de boot terug. „Wat is er
Loes? Bern je bang alleen?" vroeg by,
Steeds zwemmende.
„Nee, maar Jan Broekeman verdrink!
Daar is hij verdwenen!" snikte Loee.
„Stil maar Loes. Ik zal hem wel zoeken,"
zei brits en daar dook hij al onder, om een
halve minuut later weer boven te komen
met Jan Rroekeman'e broekje tusschen
zijn tanden.
Loes ging op de knietjes in de boot lig
gen en greep haar natte lieveling, die ze
gauw uitkleedde, afdroogde en in haar
manteltje rolde. Janneman's kleertjes leg
de ze op een van de bankjes te drogen.
Daarna ging ze zitten met de ingerolde
Janneman in baar armpjes. Ze gaf hem de
liefste naampjes en dan weer kreeg hij
een standje voor zijn onvoorzichtigheid
Zijn krullen waren heelemaal uit zijn
haar, maar dat was niet zoo erg, vond
Loesje. Dan zou ze zijn haren kort knip
pen, net als van Frfts en Hans, want Jan
Broekeman wou altijd zoo graag een echte
jongen z{]n.
Toen de zwemmers terug kwamen, kuste
Loesje Frlts heel stevig op zlln natte wan
gen 'en noemde hem „e*ip dappere men-
schenredder", waarop de drie zwemmers
het uitschaterden.
RAADSELS.
Oplossingen der .vorige raadsels.
IL
O t t o
Nest
Zeef
Erwt
Kólk
Irma
N o o f
Dolk
flend
Reep
Veel
Ring
Inkt
Ezel
Neen
Daad
Goede oplossingen van belde raadsels
ontvangen van:
H. A.; J. B.: A. v. d. B.; M. B.; M. G. D.;
N. G.; T. en W. K.; K. K.; H. K.; P. K.;
J. M.; T. P.; A. R.; D. en M. 8.; J. 8.;
K. J. S.; O. T.; T.; G. v. W.; G. W.;
J. en P. W.
Zelfgemaakte raadsels ontvangen van:
D. en M. 8. en Oornelis T.
Nieuwe raadsels.
Ik ben een meisjesnaam en mijn ge"
heel bestaat uit 10 letters.
1, 2, 8, 6, 5, 7 Is een Jongensnaam.
7, 8, 9, 10 ls een meisjesnaam.
4, 10, 9, 9, 10 is een meisjesnaam.
EL
Wat ben lk?
IIL
.X -
X-
X -
X -
X -
een slim dier.
opoe.
een schoenmakersgereedschap
een stam van een werkwoord,
nauw.
van hooge mate.
een kruipend dier.
een stuk speelgoed,
een Insecteneter.
(Ingez. door A. d. G-).
B.
..Ik moet bekennen, dat het merkwaar
digste van wat ik ooit ondervonden heb,
me nu overkomt, en, eerlijk gezegd, kan
ik het me niet best verklaren.'Wat echter
mij persoonlijk betreft, nu, als ik een ge
trouwd man was, zou ik óf mijn vrouw
voor mijzelve alleen weten te houden, óf
indien daartoe niet in staat, haar haar
gang laten gaan. Het lijkt me een arm
zalig iets, hier te komen en haar af te
bedelen."
Verder kwam hij niet, want de ander
vloog op, ziedend van woede, en barstte
uit:
„Zoo! ik- zou je kunnen vermorselen,
als ik er de kracht toe had, eeuwige
lafaard. Denk je, dat, als ik een ander
middel geweten had, ik hier was geko
men? Ik vertrouwde op je edelmoedig
heid! Man, man, je weet niet wat dat be-
teekent. Voor lieden van jouw slag is het
een ellende dat het duel verdwijnt."
De majoor was bij het begin der uit
barsting al opgestaan en nu stonden zij
elkaar stilzwijgend en met haat in de
oogen aan te staren.
„Maar goed, gij zult met mij vechten,"
ging de vertoornde echtgenoot voort.
„Regels of geen regels, wetten of geen
wetten, gij zult met mij vechten, hoort
gij? Of zijt gij bevreesd?"
D. en M. Schot. Het ls aardig van jullie, dat
je je beat hebt gedaan, om een raadsel ln te zen
den, maar dat woord „electra" voor een van de
mooiite uitvindingen deugt niet. Electra ls een
echt Juttcr-woord en lang niet ledereen kent
het, dus zal je daarvoor wait anders moeten
vinden. Probeer je het nog een keer en zend
het me dan nog maar eens. 't Spijt me voor
jullie moeite.
Nanda Visser. In het vervolg moet je je op
lossingen vollediger maken, hoor, anders kan
Ik ze niet voor goed rekenen.
Nannie Grande. Kon jij over den muur
heenkijken, die op het dak van de Bijenkorf
staat, of kwam alleen de punt van je hoed er
maar boven uit? Je hebt daar zoo'n prachtig
uitzicht over de stad en op de duinen en de
bosschen bij Scheve ringen, dat je bijna niet
weg kan komen. Ja, 't is wel jammer dat we
hier geen bosschen hebben, maar als jij straks
wat grooter bent zal je eens zien wat een
prachtige dennenboeschen we dan ln de don
kere duinen hebben.
Joharana Pieternella Mulder. Allemenschen
wat een deftige naam heb jij, ik ben er zoowat
driemaal met m'n tong over gestruikeld, voor
ik hem goed had' uitgesproken. Maar ik zal
maar Joh tegen je zeggen, hè, dat zeggen ze
natuurlijk thuis ook. Ik vind het best, Joh,
dat je met het oplosen meedoe*, maar denk
erom, niet alleen met leelijk weer hoor, maar
ook mot mooi, anders win je nooit een prijs.
Jammer dat je eigen gemaakt raadsï' niet
goed is, maar iedereen is niet een lneervouds-
vorm van het onbepaald voornaamwoord
iedereen. Die bestaat riet. Nog maar eens
overdoen.
Kindervriend.
HSP
Barrlmore was nu ook vuur en vlam:
„Bang! Ik ben voor hel noch duivel bang,
jij kleine dwaas!"
„Goed dan. morgen. Zondag schikt
dat?"
„Wanneer gij wilt."
„Breng geen oppasser mee, we kunnen
onze paarden zelf vastbinden. Rijdt tegen
zes uur naar Kahori wees er om zes
uur en steek een revolver bij je. Ge
lukkig, dat gij den moed hebt te komen!"
„De duivel hale je," was het korte ant
woord, en zijn bezoeker vertrok.
Kahore-bridge was een smalle door
gang, naar een eenzaam oord, een weg
aan beide zijden sterk afhellerid.
De sapeur was vóór zes uur al ter
plaatse, ongeduldig wachtend op zijn te
genstander, met het horloge in de hand.
Vijf minuten over zessen zag hij in de
verte Barrimore aankomen. Toen zijn
vijand twintig yards van de brug was
verwijderd, bond hij zijn paard vast en
begon langzaam en met moeite naar be
neden te klauteren, omziend of de ander
hem wel volgde.
Barrimore naderde, van beide zijden
zelfs geen schijn van een groet.
De sapeur sprak het eerst:
„Deze plek kan dienen. Al was er
iemand op een mijl afstand hier vandaan,
dan zou hij nog de richting van de scho
ten niet kunnen thuisbrengen, en dat is
zelfs onwaarschijnlijk, er zal niemand
komen. Het best is, op vijftien passen
van elkaar, en op het signaal, ieder een
schot afvuren. Alleen heb ik nog niet over
het signaal gedacht."
„Ik zal het signaal geven," zei Barri
more, gretig om dat voordeel aan te grij
pen. „Dat is het gemakkelijkste, we zul
len elkaar aanzien en ik zal tellen: Een,
twee, drie. Op „drie" vuren we."
„Goed," stemde de ander toe.
De sapeur gooide zijn zakdoek op den
grond, en mat daar vijftien passen af, bij
den vijftienden trok hij met zijn hiel een
streep op den harden drogen grond.
„Aan welken kant wilt gij staan?"
Barrimore trok zijn schouders op en
liep naar de streep. Hij onderzocht zorg
vuldig zijn revolver en wachtte tot de
sapeur bij den zakdoek stond.
„Klaar?" vroeg hij.
„Ja," was het antwoord.
„Een!" telde Barrimore en wachtte.
„Tweel", weer een pauze.
„Drie!" en terwijl hij het begon te zeg
gen, vuurde hij al. De kogel floot vlak
langs het oor van den sapeur voorbij, en
onwillekeurig draaide hij het hoofd om.
Hij had niet geschoten. Barrimore deed
twee stappen voorwaarts, uitroepend:
„Goede help, heb ik gemist?"
„Ga terug naar je plaats," klonk het.
De majoor ging terug en wachtte.
De sapeur richtte zijn revolver op hem
en mikte. De druppels parelden Barri
more op het voorhoofd. Hij was niet be
vreesd deze getuigenis kwam den man
eerlijk toe maar deze onzekerheid zou
voor ieders zenuwen haast te veel zijn
Plotseling zakte de revolver en hoorde
hij den sapeur zeggen:
„Ik kan niet op je schieten. Ik merk
dat ik niet zooveel moed bezit, als ik
dacht. Zonder een enkel woord verder
draaide hij zich om en stak zijn revolver
weer in den holster, verdween om den
hoek en zocht zijn paard op, terwijl hi
zijn vijand half versuft liet staan.
Dienzelfden middag kreeg hij een 1
den eersten dien hij van Barrimore
had ontvangen. Hij bevatte een open
veloppe, geadresseerd aan zijn vrouw
een afzonderlijk velletje, waarop
woorden:
„Gij zijt een moedig en tevens
man. Ik zend mijn verzoek om o\
sing zoo spoedig mogelijk in, en, ze
zou ik hier blijven, zoudt gij mij niet
behoeven te vreezen. Wilt gij zoo
zijn, inliggend door te lezen cn
vrouw te geven."
brief
ooit
en
en
deze
goed
overplaat-
zelfs a
meer
goed
aan uw
IJ S B E E R
S o h 0 1
Boor
E 1
E 1
R
Ik ben een werktuig en van een boer.
Een letter er achter en lk ben een mooie
stad ln de Provinole Utrecht.
X -
De sapeur las het ingeslotene. Zooals
de brief aan hemzelf, was het begin zoo
onvormelijk mogelijk, zonder aanhef:
„Ik verlaat deze post plotseling, maar
alvorens dat te doen, heb ik er behoefte
aan, u te zeggen, dat uw echtgenoot de
uitnemendste man is, dien ik ooit ontmoet
heb. I lij heeft, evenveel moed in zijn pink,
als ik in mijn geheele lichaam. Of hij 11
vertellen zal, wat er dezen morgen tus
schen hem en mij heeft plaats gehad, weet
ik niet. Ik hoop van wel, want dan zult
gij misschien begrijpen, dat gij tot echt
genoot een man hebt, zooals er in den
tegenwoordigen tijd zelden gevonden
worden een man, aller eerbied waard,
een gentleman door en door. Vergeleken
bij hem, ben ik laag en gering, en ik 0a
heen, omdat ik niet zou kunnen laten
steeds vergelijkingen te maken tusschen
hem en mij als ik bleef."
Oe sapeur las het door, en beide schril'
luren in stukken scheurend, gooide hij
in de prullemand.
1 oen ging hij naar zijn vrouw.