Het Kinderhoekje x- •x verwerkt, den eenen koer wordt dit alleen aangeduid docr een in bolóro-vorm op gezette schuine (strook, dan weer een paar kleine losse boléro-voorpanöjes, heel dik wijls oo keen geheel bolero-jakje, tiental len manieren zijn er om dezen vorm aan te duiden. Soms bevindt zich een «mal cein tuurtje vlak onder het jakje, maar ook veel ziet men de princesse-vorm erbij go- dragen. Vermoedelijk zullen het wel deze balf-gekleede modellen zijn die hot meest in den smaak zullen vallen. Onze wollen middag-jurken zullen ook het allermeeste met het tweede omschre ven type overeenstemmen. rohoi rolo flgirren Ia bet oen uitkomst dat het princesse-model gehandhaafd is gebleven, want lang niet Ieder figuur ls geschikt om de ceintuur weer ln de taille te dragen. Voor de eenvoudige middag - jurken nu kon men ve6l van deze oeintuur- looze modellen zlon, wel ls waar strak de heupen en taille omspannend, maar het lijfje met strookjes, volants on boléro- voiraen voldoende gegarneerd om ons er behagelijk ln te doen voelen en er niet al te veel als „Jannetje-prenten-lljf" uit te doen zien (zooals ik een jong meisje met afschuw de volgens haar uitgerekte sluike modellen hoorde betitelen). Ja deze veranderde mode ls een heel ding voor onze sportieve jonge meisjes en 't zijn toch juist zij1 die deze nieuwe modellen 't beste kunnen dragen, 't ls heelemaal een mode voor jonge slanke figuren, 't Moeilijke van 't geval ls echter dat juist al dat nieuwe bedoeld ls voor de vrouw, niet voor 't jonge meisje. Men wil do vrouw weer statig on elegant zien en 't onder scheid tusschen vrouw en meisje grooter maken. Enfin geen beschouwingen daarover. De mantels zijn nogal gevarieerd. Men kan deze in tamelijk veel verschillende lengten dragen. Eerstens heeft men het korte jasje van het mantelpak. Dan krijgt men de spe ciaal voor den herfst bedoelde dracht van het jaquette. De lengte hiervan reikt tot even onder de heup. Deze jasjes worden in hoofdzaak flink getailleerd gedragen, de schoot soms glad, soms klokkend aan gezet of aaneengesneden met het boven deel. Men ziet ze van effen laken, met vlekken geperst fluweel, pluche wat op caracule lijkt etc., eto. Ze worden gedragen op klokrokjes, plooirokken en ook wel een glad gespan nen rokje, 't Is een smaakvol kleeding- stuk maar nogal luxueus, omdat het niet practisch ls als mantel. Vervolgons heeft men de z.g.n. driekwart mantel, die haast altijd het sportieve type vertoont en on geveer 20 cM. van d'en rok onder uit laat komen. Ten slotte de geheel lange mantel, welke 20 25 oM. van den grond afhangt. Hierin ls Inderdaad de grootste versohei- denheid waaT te nemen. Gelukkig is hier bij met Iedere smaak rekening gehouden. De streng getailleerde als de los hangen de mantel zijn bolde even modern, ai lijkt deze laatste toch niets meer op het type wat we gedragen hobbon Of we Mode 1980 mooi vindon of leoltik, geen mode-koning die er zich iets van aantrekt Werk moest er zijn en dat ls er voor y en voor mij1 en voor iedere vrouw die niet achter wil blijven. PARUSCHE MODEBRXEF. Het begin van dien herfst De herfst, die ons eigenlijk al midden in den zomer heeft overvallen, is nu ein delijk ook officieel ingeluid. We bevinden ons in den overgangstijd tusschen twee seizoenen, een zeer onvoordeelige tijd, waarin we zomer- noch winterkleeren kunnen dragen en waarop we toch in ons Hollandsch klimaat tenminste, speci aal moeten zijn ingericht In dezen tijd van het jaar draagt de Pa- rijsche damie dikwijls een japonmantel die, zooals hdt woord het roedis aangeeft, een tussohenvorm is tusschen een japon en een mantel. Daarin kan ze enkel uit gaan terwijl het kjeedingstuk toch warmer ls dan een gewone japon. We zagen ver scheidene japonmantels van cheviot, in frissche kleuren, b.v. in koraalroze. De garneering bestond uit geborduurde pun ten in floszijde, om het middel on schuin van voren over dppi rok aangebracht Bij dit costuum behoorde een cbevlotcape, op de schouders met koraalkleurige knoopon bevestigd. Over het algemeen zt|n deze tailleurjaponnen heel eenvoudig en sober gemaakt, al of niet van een korte cape voorzien. Behalve cheviot worden er ver schillende fijne, soepele wollen stoffen voor gebruikt In den rok vindt men vaker plooien aan godets en de ruimte begint zeer laag, soms op een derde, maar liever nog op twee vijfde van de hoogte. Zoodira "we echter iets verder ln den herfst zijn, voldoet eoh mantel japon niet meer en hebben we een volledigon mantel noodlg. We zagen er vele van bruin flu weel, in de tint welke men hier kastanje- kleur noemt Ze zjjm met een korten schou derkraag afgewerkt welke op zijn beurt getooid ls met een astrakankraag in de zelfde tint. Ook mantels van marineblauw en donkerbruin laken worden veel ge nomen. Opvallend ls hiervan de garnee ring, een soort grof, veelkleurig weefsel, bezaaid met kleine puntjes en rellef in blauw, wit geel. Uit de verte ziet deze stof die men langs den hals en aan de mouwen aanbrengt er uit als borduursels. Ze staat heel chio en men verwacht dat zo grooten opgang zal maken. Met den herfst doen ook weer stem miger, donkerder kleuren hun Intrede. Onder mistige, grijze nevelluchten staan de felle zomertinten niet. We zien ver schillende nuancen grijs en donkerblauw, maar vooral een gamma van bruine tinten, donkearoode tinten, een mengsel van wit en zwart dat een aardig grijs oplevert en tenslotte heel veel groen. Een heel aparte mantel is van groene wol, waaronder een vestje van beverbont wordt gedragen. Dit vestje heeft een zeer wijden bonten .kraag, die over den mantelkraag valt. Op de nieuwe herfëtmanteta komen ook veelvul dig smalle dassen van bont voor waarvan de eene slip door een split van de andere wordt gesohoVon. Ook die mouwen zijn weer zeer met bont gegarneerd, een band, van onderen en ook hooger op als arm- ring. Deze bontgarneering wordt voorname lijk gemaakt van astrakan, breitschwantz, eekhoorn, hermelijn en skunks. De aller-éerste herfststoffen waren een imitatie van de Zomer weefsels. Het was alsof men ons den overgang oen weinig wilde verzoeten door ons voorloopig do zoo geliefde punten en cirkeltjes, koffie- kantjes te laten behouden. Maar spoedig boontjes, ruitjes, driehoekjes en vier- komen toch reeds de warmere stof zelfs valt een neiging te bespeuren n;a stijvere en vastere stoffen dan we .in laatste jaren droegen. Een van de bekendste Partjschestoffen- huizon brengt als steedis crêpe de chine en wollen stoffen „ito match". Het. nieuwe is echter, dat op de crêpe do chine net weefsel van de wollen stof is geïmiteerd, hetgeen heel aardig doet. Dan zijn er wol len stoffen, die iets van een wollen deken hebben^ wollen crêpes, die er uitzien alsof men ze luchtigjes met poeder of asch heeft bestrooid. Men rekent op een druk gebruik van laken, zoowel voor mantels als japonnen. Als steeds zien we veel jersey's en aller hande kasba's en tweedstoffen. Maar nieu wer zijn verschillende fijne serges. Over'de stoffen die speciaal voor ge- kleede toiletten en avondjaponnen ge bruikt worden, zullen we het een volgende maal hebben. WILHELMINE. Beste jongens en meisjes. Nu ben Ik weer terug van de rela on kan jullie briefjes weer beantwoorden. Maar dat is vorige week ook gebeurd, hè? De kindervrlendin heeft mij en jullie niet in den steek gelaten en ik begrijp dat je dat aardig van haar vond, zooals Trijntje Postmius schrijft. Er waren deze week heelemaal geen rijmpjes, jullie spelen zeker nog té veel bulten en moeten dan gauw, gauw, met een sneltreinvaartje, de raadsels maken, en dan heb jo natuurlijk geen tijd om nog aan rijmen te denken. Toen het de vorige week niet zulk mooi weer was waren er tenminste verscheidene rijmpjes, dat ls ook de oorzaak geweest dat ze niet alle opgenomen zijn geworden. Ons Kinderverhaal. sommige roodachtig, andere diep tabaks bruin en nefferkleur. .Verder enkele fijne JAN BROEKEMAN. Wat had moedertje Locs toch een last met dat eene poppemkind, met Jan Broe keman, die ze ook wel Janneman noemde. Ze vond hem eigenlijk die liefste van al haar poppen, maar hét was zoo'n rakker, dat ze soms geen raad met hem wist. lederen dag verzon hij, weer wat nieuws en altijd was bet wat mals of ondeugends. Als ze de popponklnderen aan tafel riep, dan zaten Anneke en Mies en Goud-elsje en Boerentrientje al metijeB op hun stoel tjes, maar Jan Broekeman keek zijn moe der dan ondeugend, aan uit oen hoek of bovoni van de kast of ondier het tafel kleed uit „Zul je nu eens gaan komen, stoute jon gen!" riep Loes dan boos, maar, als ze hem pakte en zijn guitige oogen en de kuiltjes in zijn wangen zag, dan moest ze wel lachen, of ze wilde of niet. En jullie be grijpt, dat Jan Broekeman zód hoe langer hoe ondeugender weid. Op een Zaterdag vroeg vadter aan de koffietafel: „Wie gaat er mee vanmiddag?" „Ik, Ik Ik!" gilden Loes en haar andere broertjes Pr lts en Hans. Eni: „lk", piepte Jan Broekeman's stemmetje in Loesjee mondje. „Zoo", zei vader met een ernstig ge zicht. „Dat wordt dan een rustige middag voor je, moeder 1 Want lk wou vragen: „Wie gaat er mee naar bed? En dat willen ze allemaal even graag!" Moeder lachte, maar de kinderen riepen: „Hè, neel" en „wat flauw" en „niet waar", en Jan Broekeman zei: „Wat heb lk een flauwe opa", waar allen om schaterden. Vader hield bil het geschreeuw de han den voor de ooren en riep maar gauw: „Ik zal liet nooit weer doen! Ik wou zeggen: „Wie gaat er mee met de boot?" Nu werd Jiet troepje nog luidruchtiger, tot moeder er een eind aan maakte door te zeggen: „Als jullie je brood niet opeet, kan er niemand mee. Ik zou maar gauw voortmaken, als ik jullie was!" Dat hielp. Een half uur later stonden vader, Frlts, Hans en Loes met Jan Broekeman op den arm klaar om naar de sloot te gaan, waarin de roeiboot klaar lag. Vader en de jongens hadden hun zwempakken en handdoeken bij zich, want ze wilden gaan zwemmen in helt kleine meertje, waarin de sloot ten slotte uitkwam. Loos kon nog niet zwem men en voor baden was het meertje te diep. Maar Loes vond het niets erg, om even alleen ln de boot te blijven, als deze vastgelegd was. „Bovendien", zei vader: „zul je je handen wel vol hebben aan Broe keman. Als diie ons ziet zwemmen, wil hij natuurlijk ook te water en het ls voor zoo'n kleinen kerel veel te diep". „Ja", zei Loes: „Ik zal goed op den rak ker letten, Hij begrijpt natuurlij^ niet, dat het weer geen badkuip ls en hü is gewoon dol op het bad!" In de boot hield Loes Broekeman ste vig in haar armen. Frlts en Hans roeiden om beurten ln de sloot, terwijl Vader het roer hield en Loes allerlei dingen aan wees en Broekeman uitlegde, wat dat alle maal waren. „Kijk Jan, wat een hooge rietpluimen, on zie je daartusschen die lange donker bruine sigaren. Zoo noemen de jongens ze, maar vader zegt, dat ze Hosolni'odden heeten. Je moet oppassen, dat ze niet stuk gaan, want dan komt er allemaal pluis uit. Dat kriebelt zoo in je neus en oortjes. O, daar zijn de waterlelies. Kijk wat mooi, Jan Broekeman 1 Die mag je niet plukken hoor, want ze zitten zoo vast ln den bodem en dan val je uit de boot. En o. dan zou .Tan Broekoman verdrinken. Niet doen hoor!" Jan Broekeman schudde heftig zijn knikkebol. Hij had niets geen zin om te verdrinken. Vader stuurde d'o boot naar een inham in den oever on legde haar daar vast aan een paaltje. Nu ging liij zich met de jon- gans in badpak Steken en een paar mi nuten later telde Loes „één,—twee-drie!" en daar doken de drie zwemmers ln het koele meerwaiter. Maar.... „Oh!" gilde Loes, „Jan Broe. keman, mijn lieve Janneman verdrinkt!" Loes bad even niet op hem gelet en dbor de schok van de dtuiksprong'was Jan te water gevallea Fnlits kwam het eerst weer boven, hoor de het wanhopige geschrei van Loes en zwom snel naar de boot terug. „Wat is er Loes? Bern je bang alleen?" vroeg by, Steeds zwemmende. „Nee, maar Jan Broekeman verdrink! Daar is hij verdwenen!" snikte Loee. „Stil maar Loes. Ik zal hem wel zoeken," zei brits en daar dook hij al onder, om een halve minuut later weer boven te komen met Jan Rroekeman'e broekje tusschen zijn tanden. Loes ging op de knietjes in de boot lig gen en greep haar natte lieveling, die ze gauw uitkleedde, afdroogde en in haar manteltje rolde. Janneman's kleertjes leg de ze op een van de bankjes te drogen. Daarna ging ze zitten met de ingerolde Janneman in baar armpjes. Ze gaf hem de liefste naampjes en dan weer kreeg hij een standje voor zijn onvoorzichtigheid Zijn krullen waren heelemaal uit zijn haar, maar dat was niet zoo erg, vond Loesje. Dan zou ze zijn haren kort knip pen, net als van Frfts en Hans, want Jan Broekeman wou altijd zoo graag een echte jongen z{]n. Toen de zwemmers terug kwamen, kuste Loesje Frlts heel stevig op zlln natte wan gen 'en noemde hem „e*ip dappere men- schenredder", waarop de drie zwemmers het uitschaterden. RAADSELS. Oplossingen der .vorige raadsels. IL O t t o Nest Zeef Erwt Kólk Irma N o o f Dolk flend Reep Veel Ring Inkt Ezel Neen Daad Goede oplossingen van belde raadsels ontvangen van: H. A.; J. B.: A. v. d. B.; M. B.; M. G. D.; N. G.; T. en W. K.; K. K.; H. K.; P. K.; J. M.; T. P.; A. R.; D. en M. 8.; J. 8.; K. J. S.; O. T.; T.; G. v. W.; G. W.; J. en P. W. Zelfgemaakte raadsels ontvangen van: D. en M. 8. en Oornelis T. Nieuwe raadsels. Ik ben een meisjesnaam en mijn ge" heel bestaat uit 10 letters. 1, 2, 8, 6, 5, 7 Is een Jongensnaam. 7, 8, 9, 10 ls een meisjesnaam. 4, 10, 9, 9, 10 is een meisjesnaam. EL Wat ben lk? IIL .X - X- X - X - X - een slim dier. opoe. een schoenmakersgereedschap een stam van een werkwoord, nauw. van hooge mate. een kruipend dier. een stuk speelgoed, een Insecteneter. (Ingez. door A. d. G-). B. ..Ik moet bekennen, dat het merkwaar digste van wat ik ooit ondervonden heb, me nu overkomt, en, eerlijk gezegd, kan ik het me niet best verklaren.'Wat echter mij persoonlijk betreft, nu, als ik een ge trouwd man was, zou ik óf mijn vrouw voor mijzelve alleen weten te houden, óf indien daartoe niet in staat, haar haar gang laten gaan. Het lijkt me een arm zalig iets, hier te komen en haar af te bedelen." Verder kwam hij niet, want de ander vloog op, ziedend van woede, en barstte uit: „Zoo! ik- zou je kunnen vermorselen, als ik er de kracht toe had, eeuwige lafaard. Denk je, dat, als ik een ander middel geweten had, ik hier was geko men? Ik vertrouwde op je edelmoedig heid! Man, man, je weet niet wat dat be- teekent. Voor lieden van jouw slag is het een ellende dat het duel verdwijnt." De majoor was bij het begin der uit barsting al opgestaan en nu stonden zij elkaar stilzwijgend en met haat in de oogen aan te staren. „Maar goed, gij zult met mij vechten," ging de vertoornde echtgenoot voort. „Regels of geen regels, wetten of geen wetten, gij zult met mij vechten, hoort gij? Of zijt gij bevreesd?" D. en M. Schot. Het ls aardig van jullie, dat je je beat hebt gedaan, om een raadsel ln te zen den, maar dat woord „electra" voor een van de mooiite uitvindingen deugt niet. Electra ls een echt Juttcr-woord en lang niet ledereen kent het, dus zal je daarvoor wait anders moeten vinden. Probeer je het nog een keer en zend het me dan nog maar eens. 't Spijt me voor jullie moeite. Nanda Visser. In het vervolg moet je je op lossingen vollediger maken, hoor, anders kan Ik ze niet voor goed rekenen. Nannie Grande. Kon jij over den muur heenkijken, die op het dak van de Bijenkorf staat, of kwam alleen de punt van je hoed er maar boven uit? Je hebt daar zoo'n prachtig uitzicht over de stad en op de duinen en de bosschen bij Scheve ringen, dat je bijna niet weg kan komen. Ja, 't is wel jammer dat we hier geen bosschen hebben, maar als jij straks wat grooter bent zal je eens zien wat een prachtige dennenboeschen we dan ln de don kere duinen hebben. Joharana Pieternella Mulder. Allemenschen wat een deftige naam heb jij, ik ben er zoowat driemaal met m'n tong over gestruikeld, voor ik hem goed had' uitgesproken. Maar ik zal maar Joh tegen je zeggen, hè, dat zeggen ze natuurlijk thuis ook. Ik vind het best, Joh, dat je met het oplosen meedoe*, maar denk erom, niet alleen met leelijk weer hoor, maar ook mot mooi, anders win je nooit een prijs. Jammer dat je eigen gemaakt raadsï' niet goed is, maar iedereen is niet een lneervouds- vorm van het onbepaald voornaamwoord iedereen. Die bestaat riet. Nog maar eens overdoen. Kindervriend. HSP Barrlmore was nu ook vuur en vlam: „Bang! Ik ben voor hel noch duivel bang, jij kleine dwaas!" „Goed dan. morgen. Zondag schikt dat?" „Wanneer gij wilt." „Breng geen oppasser mee, we kunnen onze paarden zelf vastbinden. Rijdt tegen zes uur naar Kahori wees er om zes uur en steek een revolver bij je. Ge lukkig, dat gij den moed hebt te komen!" „De duivel hale je," was het korte ant woord, en zijn bezoeker vertrok. Kahore-bridge was een smalle door gang, naar een eenzaam oord, een weg aan beide zijden sterk afhellerid. De sapeur was vóór zes uur al ter plaatse, ongeduldig wachtend op zijn te genstander, met het horloge in de hand. Vijf minuten over zessen zag hij in de verte Barrimore aankomen. Toen zijn vijand twintig yards van de brug was verwijderd, bond hij zijn paard vast en begon langzaam en met moeite naar be neden te klauteren, omziend of de ander hem wel volgde. Barrimore naderde, van beide zijden zelfs geen schijn van een groet. De sapeur sprak het eerst: „Deze plek kan dienen. Al was er iemand op een mijl afstand hier vandaan, dan zou hij nog de richting van de scho ten niet kunnen thuisbrengen, en dat is zelfs onwaarschijnlijk, er zal niemand komen. Het best is, op vijftien passen van elkaar, en op het signaal, ieder een schot afvuren. Alleen heb ik nog niet over het signaal gedacht." „Ik zal het signaal geven," zei Barri more, gretig om dat voordeel aan te grij pen. „Dat is het gemakkelijkste, we zul len elkaar aanzien en ik zal tellen: Een, twee, drie. Op „drie" vuren we." „Goed," stemde de ander toe. De sapeur gooide zijn zakdoek op den grond, en mat daar vijftien passen af, bij den vijftienden trok hij met zijn hiel een streep op den harden drogen grond. „Aan welken kant wilt gij staan?" Barrimore trok zijn schouders op en liep naar de streep. Hij onderzocht zorg vuldig zijn revolver en wachtte tot de sapeur bij den zakdoek stond. „Klaar?" vroeg hij. „Ja," was het antwoord. „Een!" telde Barrimore en wachtte. „Tweel", weer een pauze. „Drie!" en terwijl hij het begon te zeg gen, vuurde hij al. De kogel floot vlak langs het oor van den sapeur voorbij, en onwillekeurig draaide hij het hoofd om. Hij had niet geschoten. Barrimore deed twee stappen voorwaarts, uitroepend: „Goede help, heb ik gemist?" „Ga terug naar je plaats," klonk het. De majoor ging terug en wachtte. De sapeur richtte zijn revolver op hem en mikte. De druppels parelden Barri more op het voorhoofd. Hij was niet be vreesd deze getuigenis kwam den man eerlijk toe maar deze onzekerheid zou voor ieders zenuwen haast te veel zijn Plotseling zakte de revolver en hoorde hij den sapeur zeggen: „Ik kan niet op je schieten. Ik merk dat ik niet zooveel moed bezit, als ik dacht. Zonder een enkel woord verder draaide hij zich om en stak zijn revolver weer in den holster, verdween om den hoek en zocht zijn paard op, terwijl hi zijn vijand half versuft liet staan. Dienzelfden middag kreeg hij een 1 den eersten dien hij van Barrimore had ontvangen. Hij bevatte een open veloppe, geadresseerd aan zijn vrouw een afzonderlijk velletje, waarop woorden: „Gij zijt een moedig en tevens man. Ik zend mijn verzoek om o\ sing zoo spoedig mogelijk in, en, ze zou ik hier blijven, zoudt gij mij niet behoeven te vreezen. Wilt gij zoo zijn, inliggend door te lezen cn vrouw te geven." brief ooit en en deze goed overplaat- zelfs a meer goed aan uw IJ S B E E R S o h 0 1 Boor E 1 E 1 R Ik ben een werktuig en van een boer. Een letter er achter en lk ben een mooie stad ln de Provinole Utrecht. X - De sapeur las het ingeslotene. Zooals de brief aan hemzelf, was het begin zoo onvormelijk mogelijk, zonder aanhef: „Ik verlaat deze post plotseling, maar alvorens dat te doen, heb ik er behoefte aan, u te zeggen, dat uw echtgenoot de uitnemendste man is, dien ik ooit ontmoet heb. I lij heeft, evenveel moed in zijn pink, als ik in mijn geheele lichaam. Of hij 11 vertellen zal, wat er dezen morgen tus schen hem en mij heeft plaats gehad, weet ik niet. Ik hoop van wel, want dan zult gij misschien begrijpen, dat gij tot echt genoot een man hebt, zooals er in den tegenwoordigen tijd zelden gevonden worden een man, aller eerbied waard, een gentleman door en door. Vergeleken bij hem, ben ik laag en gering, en ik 0a heen, omdat ik niet zou kunnen laten steeds vergelijkingen te maken tusschen hem en mij als ik bleef." Oe sapeur las het door, en beide schril' luren in stukken scheurend, gooide hij in de prullemand. 1 oen ging hij naar zijn vrouw.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 12