KWINKSLAGEN Het Kinderhoekje mm peesd maar toch geheel die figuur vol gend. Een snoezig gedrapeerde krang van zachtgele crêpe georgette lag om' die hals. Een keurig ensemble van bruin tweed ferok nog m'n aandacht door de vriend,e- lijkio lijn en kleur. De jap-on had verschei dene ooupTijnen zoodat er een knappe vakkundige voor noodiig Is, omi dit' motüel te snijden en niet minder voor den man tel', die in ooup-lijnen ongeveer overeen stemt met d.e japon. Een smal lakiceln- tuiurtj© en hngierio-kraagjio garneerde d9 japon en een niet al te groot© kraag van bruin nnouflon-rassé. Natuurlijk ontbrak ook niet de bdjbeihoorend© tasch, welke met dezelfde stof overtrokken was. Er bij gedragen werd een bruin vilten hoedje met een kleine val van fluweel omi den voorwand. ger, een enkele fijne artistieke band om den arm, dan tallooze opzichtige prullen, waaraan alleschoonheid zoek is. Dat be- teekent niet, dat onze byouterieën duur behoeven te zijn. Op het oogenblik vin den we ook in imitatie-juweelen zeer veel fraais en smaakvolle kleinooden. En daar zijn er, voor wie niet van namaak houdt, de zoogenaamde half-edelsteenen. Waar om deze steenen maar voor half gelden, weet Ik niet. Zij zijn even edel en even mooi als de andere, al zijn ze dan mis schien iets minder zeldzaam. Ik heb een wondermooien Italiaansch antieken arm band van donkerrood granaat, die ik niet voor een van diamant zou willen ruilen. En meer dan naar saphier of smaragd gaat mijn liefde uit naar de melkachtige opaal met zijn geheimzinnige kleurige vonkjes, naar de diep blauw© lapis-lazuli, met zijn goudvlekjes, naar de bleeke, in zilver gevatte maansteen, naar de ern stige paarse amethist, de goudbruine barnsteen, naar cameolen, topasen, jaspis en alle andere mooie kleurige ertsen, die tot versiering gebruikt worden. Hoewel onze eeuw bij lange na niet de overdadige luxe en weeldé^kent van vroe ger tijden, worden er in de alatste jaren toch meer byouterieën gedragen dan in lang het geval was. Elke japon, elk cos- tuum vraagt zijn eigen verslering. Ket tingen in meerdere kleuren, waarin b.v. zwart, lila en wit domineeren, zijn zeer modern en staan bijna bij elke japon. Handschoenen. Onafsoheidoiljk van het avondtoilet zijn do lange hundsohoetien. Of eigenlek kun- non we de handschoenen bij geen enkel oostuum meer missen, al ls het nog zoo eenvoudig. De handschoen met breede manchet is tegenwoordig zoo Iets geworden als een losse benedenmouw van het tollet. In de fijne modehuizen wordt ze steeds nauw keurig in overeenstemming met het toilet gebracht, waartoe men liet leer in alle mogelijke kleuren en tinten verft. Deze nlewlgheld 1b ohlo, muur duur. Hier drugen op het oogenblik vele dames pas telkleurlge wollen oostumes met zwarte handschoenen, verder geoompleteerd door een zwarten hoed en zwurte schoenen. Ook zien we hier en daar beige manteloostu- mes met bruine handschoenen, muar zwart geniet de voorkeur. Pastelkleurlge en sterk gekleurde handschoenen vindt men tenminste voor overdag niet fijn. Bij bescheiden avondtoiletten z(ln de handschoenen wit, zwart of champagne- kleurig. Maar bij gala-kleeding ziet men de meest luxueuse en elegante hand- Ook deze tweed-enseniible's zullen den Bersten tijd veel gedragen worden, daar zdj minstens tot en met November dienst kunnen doen en omdat die Japon ervan op 't oogenblik zoo heel goed te pas komt bil die nog kachel-looze killere dagen. (o) PARIJSCHE MODEBRIEF. Parels en edelsteenen. Waarom toch noemt men parelen en tranen ln één adein? In elk menschen- leven komen tranen, veel tranen voor. Maar zou een vrouw, die een mooie snoer matglanzende parels om den hals draagt, meer reden tot schreien hebben dan een andere? Ik geloof er niets van. Bedoelt men misschien dat parels op tranen ge lijken? Tranen lijken op dauwdroppels, op kristallen, op diamanten desnoods, maar niet op doffe, melkwitte parels. In oude tijden werd aan de parel de be- teekenis der verzoening gehecht, de ver zoening tusschen man en vrouw. Dat be valt mij veel beter. Kunt u zich voorstel len dat ooit een verzoening achterwege blijft, wanneer manlief voor zijn vrouw een étui deponeert met een mooie snoer roomkleurige parels. Parels, diamanten en edelsteenen welk een heerli,jk bezit voor een vrouw, die van glans en schittering houdt. Alleen reeds het bekijken van deze schatten, ze lang zaam door de vingers laten glijden, ls een genot En hoe kunnen ze onze schoonheid verhoogenl Een juist gekozen sieraad zet aan onze oogen, onze huid, onze haren, glans en luister bij. Maar ook hier geldt de regel, dat alle overdaad schaadt. Lie ver een enkele mooie ring aan den vin- „Ga je uit?" vroeg zij. Theodoor belastte zich met 't antwoord. „Hoor eens, mevrouwtje", zei hij met een weinig strengheid ini de stem, „u hebt toch denk ik niet de pretentie uw man te behandelen als ©en kleinen, jongen. Ik hoop trouwen®, dat hij zich dat ook niet zal laten welgevallen. Hij. mag wel wat af leiding hebben, 'in zijin eentonig leven". Fabricius durfde niet te zeggen, dat zijn beste uitspanning de ©enig© was die hij verlangde in zijni leven van arbeid: ©en genoegolijk samenzijn met zijn vrouw, nu moest hij: vooral toonen, dat hij karak ter had. „Ik zal niet zoo lang uitblijven", zeide hij, maar draaide zijn hoofd om, ten einde zich niet te laten verteederen door de zachte bede in de oogen van zijn Agatha. „Het scheelde niet veel of ze had je op gesloten", meesmuilde Theodoor, toen hij den voet op 't trottoir zette. „Heel aardig, zoo'n huishoudentje, maar men moet er geen misbruik van maken. Kom met mij mee, ik weet hier dichtbij een aardige ge legenheid, waar je je niet zult vervelen". Fabricius was er niet nieuwsgierig naar. Hij' was met zijn gedachten thuis, bij zijn vrouw, maar volgde toch zijn vriend, uit angst, „karakterloos" te worden ge- jcholden, naar een soort van café-chantant schoentjes, van vleeschkleurlge of zacht rose hertenleer of kid, ook effen wit en zwart of verguld leder. Ze zijn gebor duurd, beschilderd, met kraaltjes bezet, met diamantjes, met schitterende loover- tjes, gekleurde steentjes er ls geen moeite gespaard! Avondhoeden. Voor feestelijke avonden ln den schouw burg of eldirs, worden den laatston tijd speciale hoeden, „avondhoeden", gedra gen. Ze zlin klein en vlak om het hoofd gedrapeerd Zoodat men z'n buren niet kan hinderen. Men neeimlt er veelal tulban den voor van fluweel of satijn, in zwart of heel donkerbruin. Een jong gezichtje kleedt ook een toque van goud- of zilver- weefsel heel mooi. Maar het toppunt van elegantie ls een klein middeleeuwsoh kapje van diamantjes. WILHELMINE. vol lawaai en rook en lucht van sterken drank, waar op een klein tooneel een op gedirkte juffrouw met vrij schorre stem boven het gegons en gedruisch haar pikante coupletten poogde te doen ver staan door de menigte, die de zaal vulde, en waarvan de achtersten haar ternauwer nood konden zien. „Aardig hier, hè?" zei Theodoor, toen zij een plaatsje gevonden hadden. „Ja", zuchtte Fabricius, „heel aardigl" En te midden der vunzige lucht verzonk hij in gedachten aan de lieve, frissohe ka mer, zacht gebalsemd door den zoeten geur van een bescheiden bouqet rozen, waar hij den avond kon doorbrengen aan de zijde van een lieve vrouw, terwijl hier.bah. Een lawaai van voetgetrappel, ge schreeuw en hangeklap trok hem uit zijn gemijmer. „Zeg eens, je ziet er uit, alsof je je ver veelt", zei zijn metgezel, „ben je al zoo- dunig onder de pantoffel geraakt, dat je nl©t eens meer ln staat bent een opwek kend genoegen te genieten? Wat duivel, schud je eens voor een enkelen keer wak ker. Drink, lach en geniet". Fabricius schudde zich als een paard dat een zweepslag gekregen heeft. Hii spande zich in om het genot te smaken, zooals zijn Kinderlijke beloften. Herman dringt er bij zdjn vader op aan, dat deze hem op zijn verjaardag een trommel zal geven. „Neon jongen, ik wil niet den geheelen dag dat getrommel hooren." „Ik beloof u vader dat ik alleen zal trommelen als u slaapt." Gevat. Een vriend van Soumet bevond zich op zekeren< avond met dezen in het Theatre Frangais, toen een stuk van laatstgenoemd de werd opgevoerd. Eensklaps zag hij, dat een der toe schouwers was ingeslapen. „Zie eens", zeide hij tot Soumet, „dat is de uitwer king die je stukken hebben." Den volgenden avond gaf men een Stuk van den vriend zelf en beide heeren za ten weder bijeen, toen Soumet zijn buur man op den sohouder klopte en hem een man aanwees, dl© den slaap des gerech- ton sliep: „zie je wel, miljn waarde, sprak hlj^ „dat men bij het luisteren naar uw proza kan Inslapen." „Dat ls die vont van gisteravond, die nog niet wakker lis geworden," antwoord de de vriend, gevat Zonder proces. Advocaat: „Ik zie dat uw buurman de schutting op zijn grond nu toch heeft laten repareeren. Dat zal geld gepost hebben; maar 't is dan ook een heele last als zijn kippen altoos den moestuin on derst boven halen. „Het heeft me drie dozijn eieren ge- kost9) „Gekheid, hij is toch zeker bang gewor den voor een proces." „Daar heb ik niet meer over gepraat, want dan stak hij den kop op. Ik heb hem. drie weken lang een dozijn eieren laten brengen, met de boodschap, dat zijn kippen al die eieren op mijn grond kwamen leggen." Voor de balie. „Mijnheer," zei d© misdadiger tot den magistraat, „die agent van politie arres teerde mij, toen ik bedaard aan 't werk was ik maakte niet het minste gerucht en ik stoorde niemand." „Wat was dan uw werk, mijnheer?' vroeg de rechter. „Inbraak," luidde het antwoord. Weldadigheidsmotief. Burgemeester: „De Prins komt niet ln onze stad. Jammer voor mijn schoon© redevoering. Wat moet Ik er nu mee be ginnen om haar tooh fe houden? Ha; een ldeel Ik zal een weldadlgheldsvereenl- glng oprichten, dan houd ik haar bij de opening daarvan. ubn csxe XV- ;xv, cxx :>$C HÓ Beste jongens en melsjosl Dat had lk niet gedacht, dat lk Jullie weer zoo guuw zou schrijven, (Je moet weten, dat dit briefje niet van de Kinder vriend maar van de Kindervriendin komt), maar de Kindervriend ls ziek, dus moet lk zijn taak deze week weer over nemen. Ik vind htft prettig, hoor, maar lk zal Jullie niet zoo veel schrijven als hij doet. Ei- zijn ook niet veel briefjes te be antwoorden deze week en er was niet één rijmpje in gestuurd. Hebben Jullie het rijmen verleerd? Nu we een nieuwe maand beginnen, hoop lk maar, dat er heel veel vriendjes en vriendinnetjes weer meedoen en ik wensch jullie- bij voorbaat al veel' auooes. Ons Kinderverhaal. EEN ANGSTIGE NACHT. Kees en Luuk waren onafscheidelijke vrienden, op school en als padvinders. Daar het een paar flinke eerlijke jongens waren konden ze met iedereen goed op schieten, doch het meest zag je hen toch samen. Ze gingen samen naar school en samen naar huls, na schooltijd speelden ze samen en op. de vrije middagen trokken ze samen naar het padvlnderstroephuls. Toen ze voor het eerst mee u.t kampee ren gingen, moohten ze samen een tentje hebben, dat ze dan ook netjes samen op zetten, tenminste vrij netjes. De leider van het kamp zei dat hét gelukkig wind stil weer was en dat de tent dus wel zou blijven staan, maar de volgenden dag, zei hij, moesten de jongens haar afbreken en beter vastzetten. Nu was er geen tijd meer voor, want de leider wilde reeds den eer sten avond een kampvuur houden, om dat het er zulk prachtig weer voor was. Kees en Luuk juichten mee met de andere jongens, luisterden later aandach tig naar de kampvuurverhalen en zongen uit volle borft do liederen meo. Heerlijk vonden ze het kampleven en prettig ver moeid kropen ze ln hun tenten, waar ze z oh ln hun dekens rolden en Bpoedig ln slaap vielen. Doch midden ln den nacht sohrok Luuk wakker uit een angstige droom, waarin hij door een beer achtervolgd werd en achter over ln >een afgrond tuimelde. Hè Luuk was blij, dat hij wakker was. Hij had zeker zoo gedroomd door dat Indiaansche kampeerverhaal van Ben. Wat kon Ben spunnend vertellen, maar wel wat griezelig, dacht Luuk. Hè wat was dat? Een zacht geluidje bulten de tent, maar vlak bij Luuka hoofd. Hoor weer zoo'n zacht geschuif als van slui pende voeten. Het angstzweet brak Luuk uit. Een beer? Nee, beren waren er In ons land niet meer. Maar wilde zwijnen wel. Luuk richtte zich voorzichtig op, legde een hand op Kees' mond en trok hem aan zijn arm. Kees kwam dadelijk overeind doch vóór hij iets kon vragen, fluisterde Luuk hem ln het oor: „St. Luister eens!" Belde jongens luisterden gespftnnen en.... ja, daar was bet weer, hetzelfde zachte geschuif. Luuk rilde en Kees fluisterde angstig: „Wat zou dat zijn? Een dief? Een wild dier?" „Ik denk een wild zwijn," fluisterde Luuk terug. „Beren zijn er toch niet meer, hè of wolven," vroeg Kees angstig. „Ik geloof het niet, maar je kunt nooit weten. Het is zoo'n stil en groot bosch! Hoor alweer. Wat moeten we beginnen?" „We hebben geen ander wapen dan ons padvindersmes," antwoordde Kees, steedB fluisterend. „Hoor .alweer! Zou hij daar graven om ln de tent te komen?" „Misschien wel," zei Luuk. „Als hij er in komt moeten we ineens onze zaklan taarns aan doen en ln zijn oogen schijnen. En dan achterwaarts de tent uit en schreeuwen. Misschien kan Joost hem wel vangen met de lasso!" „In 't donker zeker," smaalde Kees. „Dat zou al te knap wezenl" „Misschien 1b het dan al licht," zei Luuk weer. „Het wordt al vroeg licht en zoo vlug zal het zwijn toch niet graven. Ik hoor niets meer. O, Ja.... daar ls 't weer. Brr. griezelig. En als het nu eens een dief ls. Ik ga nooit meer kampeeren." „Ik ook niet," antwoordde Kees. „Of lk moet een revolver mee hebben! Hoor, 't ls net of het dichterbij komt. Laten we wat achteruit kruipen tot bij de uitgang!" vriend dat wilde, om karakter te' hebben, zo<;als zijn vriend dal wilde.... Maar zijn j pogingen weren üdel Zou hii werkelijk gedwongen worden zijn. minderwaardig heid in dit opzicht te bekennen? Tersluiks keek hij op zijn horloge en toen hij zag, dat het al later dan elf uur was, kon hij een kleine beweging van schrik n'n-i bedwingen. Theodoor merkte ze dadelijk. „Waarlijk, die arme jongen beeft voor zijn vrouw. Hy lijkt wel te trillen als een natte kip. Wat is hij nog een bloode jongen". Nog eens trachtte Fabricius zich te ver dedigen. „Ik kan 'thuis komen wanneer ik wil, maar ik houd er niet van op een onmoge lijk uur te gaan slapen!" Theodoor schaterde het uit. „Heel mooi", zei hij, „maar het concert ls afgeloopen. Een klein soupeetje zal ons niet onwelkom zijn. Wacht evenwel een oogenblik. Onder die zangeressen zijn een- paar kennisjes, die ons wel de eer zullen bewijzen, mede te soupeeren. Het zal heel gezellig zijn". Weg was hy, om die kennisjes te gaan inviteeren. v I Fabricius had hem aangehoord met open mond. Nauwelijks echter was zijn vriend verdwenen, of het kwam hem voor, dat ook de suggestie, die deze op hem uit oefende, verdwenen was. Hij werd weder meester van zichzelven. Hü sprong op en zonder een blik achter zich .te werpen, gleed hij naar de deur, opende ze en sprong op straat. Theodoor mocht er van denken wat hü wilde. Vanaf den hoek van de straat, waar hij woonde, zag hij Agatha uit 't venster naar heim uitzien, het blonde, ongedekte hoofd blootstellend] aan den droef geest igen mot regen, die het trieste van den avond nog verhoogde. Hij vloog naar zijn huis, en sprong de trappen'op. Hij drukte zijn vrouw aan zyn hart. „Ben je boos op mij?" vroeg hy. „O, als .ie eens wist, hoe 'blij ik ben, weer thuis te ziln, hoe zeer lk my verveeld heb!" „Waarom ben je dan uitgegaan?" vroeg Agatha zacht. „Waarom, waarom Mon Dieu, wel, om aan Theodoor te toonen, dat ik injj eigen heer en meester ben dat ik niet onder den pilak zit, dat ik enfin dot ik „karakter" heb. begrijp .1©?" „Neen", zeide zy, „ik begrijp 'het niet". En haar glimlach bracht hem geheel van de wijs. „Ach, je hebt gelijk", riep hy eensklaps Ja, en dan maken we die los, dat we er zóó uit kunnen." Héél voorzichtig, geluidloos kropen de jongens naar den voorkant van de tent en maakten die los. Luuk stak zy,n hoofd naar buiten, maar kon juist niet langs de zijkant van de tent kijken. Wel zag hy, dat het al een klein beetje licht werd wat hij verheugd Kees in het oor luister de. Stil bleven de twee vrienden nu zitten, angstig luisterend naar het nog steeds weerk eerend .geschuifel achter in de tent en angstig spiedend naar de wijkende schemering. Toen plotseling hoorden ze voetstap pen langs de zijkant van hun tent naar voren komen. Krampachtig hielden ze hun tent dicht tot.ze een bekende stem zacht hoorde vragen: „Zijn jullie al wakker jongens?" Vol vreugde vlogen ze overeind en naar buiten, waar de kampleider stond. Deze keek de bleeke jongensgezichten verbaasd aan en vroeg toen zacht: „Wat scheelt er aan? Toch niet bang?" Fluisterend vertelden Kees on Luuk, dat er achter hun tent een wild zwyn of een dief bezig was zich naar binnen te graven. Nieuwsgierig ging de leider eens kij ken en zag.... een losse slip van het tentdoek, die telkens door den zachten wind heen en weer bewogen werd over het mos. Sohuddend van het lachen kwam hij bij de jongens terug en zei zachtjes; „Kom zelf eens kyken naar het wilde zwijn I" De Jongens lachten ook, maar erg veis legen toen ze de oorzaak van hun angit zagen en begrepen, dat ze door hun eigen slordigheid zoo'n angst hadden ultge-'; staan. De kampleider beloofde hun dat hy het niet aan de andere Jongens zou ver- tellen, doch by het laatste kampvuur ver telde Luuk zelf van hun eersten ang- stlgen nacht I RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. Wllhelmlna - Willem Mina - Hanna. II. zeis - Zeist. IIL Amsterdam, aap - oma - els - sta - eng - erg - pad bal - mol. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: H. A.; J. B.; A. v. d. B.; M. B.; M. G. D.; J. D.; N. G.; K. K.; H. K.; P. K.; J. M.; A. R.; D. en M. 8.; J. 8.; G. S.; K. J. S.j O. T.; A. T.; 8. T.; G. v. W.; G. W.; J. en P. W. Zelfgemaakte raadsels ontvangen van: Annie v. d. B.; Mon B.; Corn. T. en Joh. P. M. Nieuwe raadsels. L My» geheel is een stad ln Nederland. De eerste lettergreep is Iets waar we allemaal bang voor zyn. De tweede let tergreep ls iets wat men ln den winter gebruikt. De derde lettergreep is een boom. (Ingez. door Annie R.). H. Op de krulsjesiyn komt de naam van Iets, wat deze dagen veel belangstelling trok. X *B tegenovergestelde van Jong. X een getal. X. schoenmakersgereedschap. een verkorte meisjesnaam, een uitroep, een vogel, een kleedingstuk. een stuk speelgoed, een viervoetig dier. een deel van een vlsch. een groente, een boom. een liohaamsdeel. (Ingez. door M. B.). X ..5:" De prijzen zyn-na loting ten deel geval len aan: Jan Baarda, Corn. Dltostraat 27. Annie Remellnk, Sohagenstraat 20. Jan Schotmans, Corn. Dltostraat 4. üerard v. Weerden, Brakkeveldweg 88. De prijzen kunnen hedenmiddag voor 6 uur op kantoor gehaald worden. uit, want terwijl hij. trachtte te verklaren, dat hy eeni „man" 'had willen zijn, had hij al meer en meer gevoeld, dat hy ©en onr noozele hals was geweest, een speelpop ip handen van zijn vriend, die hem zijn wil had opgedrongen, die hem had gedwongen zich te schamen omdat hij een brave, vreedzame man was, diie zijn vrouw en zijn huiselyk geluk hooger schatte, dan een denkbeeldig, ruw, en ongezond genot bui tenshuis. Ja, hy gevoelde, dat zijn goede, liefhebbende vrouw hem niet begrij pen kon. Opeens bemerkte hij, dat Agatha hui verde en rilde. „Ach", riep hy uit, Je heb kou gevat, in dat open raaim, eni dat ia myn schuld, aan u»i u'|jcU' mam, eni utu. ia. m-ijn stommeling die lk ben. Als jü nu maar niet ziek wordt.Ik zal gauw een goedé sterke kop thee voor je maken". J Hy. liep naar de keuken, stak het g®» aan, zetfte water op en terwyi hi1 heen en weer liep, kwam hem een gedachte in hé» hoofd, die hem deed' glimlachen, en b©® verteederde tegelijkertijd. A1, ..Als Theodoor mij nu eens zag, wat zo hy my dan voor den gek houden.<u dwaas!" Corru Brens. Albert Tol. Dat ls vermoedelijk jouw eigen domme schuld geweest, dat vorige week jouw naam niet bij de goede oplossers stond. Er was n.1. één raaidselbriefje zonder naam Ingezonden, dus d'at waa vermoedelijk van Jou. In 't ver volg dus niet jneer vergeten, hoot. Annie v, d. Brink. Jouw ingezonden raadsel vond ik erg aardig en zal dus mettertijd wel opgenomen worden. Joh. P. Mulder. Hè, nou moet ik bijna op jou ook gaan mopperen. Want daar stuur je me je raaidseils en vergeet je naam op het briefje te schrijven, Gelukkig dat je nu je nieuwe raadsel verbeterd Ingestuurd had, waardoor ik merkte, .dat ze van Jou kwamen. Ja, je eigen gemaakte raadsel, moet je zelf ook oplossen, als het in de krant staat. Klaas J. Stadtmian. Joiw briefje zal de kin dervriend zelf volgende week wel eens beant woorden. L .1' ii - •viafll' C. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 12