In doorsnee hebben we ons Yoor dit on
derdeel der kleeding voor onze jeugdige
opvolgers op de uiterste eenvoud gespitst.
De tricotkleediug .is al sinds jaren een
ware uitkomst gebleken, De fil d'ëcosse
en wollen directoirtjcs en hemdjes zijn
zoo practisch gebleken in de wascfcr en
het dragen en niet minder voor de ver-
stelmand, dat wij eigenlijk het liefst niet
meer aan de vroegere systemen terug
willen denken. We zouden niet graag
meer dat bewerkelijke goedje met kantjes
en eDtredeux en knoop met knoopsgaten
terug willen hebben al stond het dan ook
nog zoo lief en frisch. Zoo'n zacht rose of
lila of blauw tricot-ensemble staat ook
schattig en wat kan de kleine er zich niet
heerlijk makkelijk in bewegen.
Maar toch heelemaal verdwenen van den
aardbodem zijn die mooie batisten stel
letjes nog niet.
Men kan toch altijd in iedere goed ge
sorteerde baby- en kinderzaak allerlei
batisten lingerie voor de kleintjes krij
gen. En het schijnt dat iedere moeder
toch zoo af en toe nog iets van dat meer-
luxe-goedje voor haar kleintjes koopt.
Waarom? Ja dat moet ieder maar voor
zich beantwoorden. Een ieder heeft er
z'n eigen uitleg voor. Bij de één is een
logeerpartijtje de oorzaak, bij den ander
de warmte, een derde vindt het aardig om
zoo'n stelletje oppai) te hebben als peuter
eens naar een partijtje gaat. Enfin rede
nen legio; maar een waarheid is hot, dat
het fijne goedje nog altijd erg op prijs
gesteld wordt, maar zijnde te bewerkelijk
uit het gewone dagelijksche leven verban
nen is.
De pyama is de laatste jaren erg in trek
gekomen zoowel voor meisjes als voor
jongens. Maar toch zijn er veel moeders
die hun kleine dochtertjes nog wel graag
in de lange nachtjapon zien en niet alleen
zien, ze vinden het ook frisscher en meer
gezond slapen.
Nu zag ik kortgeleden een snoezige
collectie fransche lingeries voor kinderen
en daar waren inderdaad zeker zodveel
lange nachthemden als pyama's bij voor
de meisjes. Een en ander was inmiddels
eenvoudig maar beeldig bewerkt. Er was
een nachthemd van rose batist waarvan de
vier zijkanten geplissoerd waren en aan
de schouderpasjes gezet, korte mouwtjes
en een geschulpt halskraagje. Breede
rose ajourgallons garneerden de zoom, de
mouwtjes, de pasjes en het kraagje. In
't midden was een split, twee keer met
rose zijden lintjes vastgemaakt. Hierbij
hoorde oen hemdje eveneens van rose
batist. Met een keurig ajour-steekje was
een donker-rose pasje aangezet, op de
borst was een teere guirlande geborduurd.
Dan was er een keurig ensemble
(hemd met broekje) van fijn zee-groen
katoen, heel simpel was het modelletje en
snoezig stond het gefestonneerde randje
en stippen van oud-roseEen chemise-
enveloppe (of hemd-pantalon) was schat
tig met zacht-gele kuikentjes geborduurd
op fijn wit materiaal. Halsje, armsgaten
en broekspijpjes zijn keurig omgehaakt
met een scherp puntig patroontje. Een
slabbe met slabbe-taschje was om te
stelen. Beide voorwerpen waren van grof
wit linnen en gefestonneerd met roode
steekjes. Een schattige kleine bruine
hond temidden van wat groene gras
sprietjes 'as èn op de slobbe èn op het
tasehje geborduurd met een zeer een
voudig vul-steekje.
Dan was er een echt 1 oket ensemble
van fijn wit batist. Het hemdje was op de
borst geborduurd met drie takjes in En-
gelsch borduurwerk en zoo waren er ook
op ieder broekpijpje één takje. Een mooi
vallanciennekantje was langs den boven
kant van het hemdje en langs de broeks
pijpjes gezet met een ajour-steekje. Dit
broekje sloot met knoop en knoopsgat.
Nog een keurig nachthemdje was dat
van écru linon gegarneerd met rose ninon
aan den hals, iedere keer tusschenge-
werkt met ajour-steekjes. De borst was
versierd met een groep smalle lingerie
plooitjes.
Ook waren er aardige pyama's, waar-1
van ik vooral één erg lief vond om de
eenvoud van het geheel, 't Was van wit
vyella met pastel-blauwe moesjes. Een
heel smal garnituurtje van wit vyella ge- j
festonneerd met blauw lag om halsje en
polsjes. Het heel eenvoudig jasje sloot
met een dubbele rü blauwe knoopjes.
Een onderjurk van wit ninon was ook j
bijzonder smaakvol door de schattige gar
neering van geborduurde bloempjes in
allerlei fijne kleurtjes, welks kleurtjes
ook voorkwamen in het entredeux van
lijfje en rokje
CORRY BREN8.
PAJRUSOHE MODEBRIEF.
Regendagen.
Over het algemeen hebben we in ons
kikkerlandje niet over gebrek aan regen
te klagen. „Als het in Holland niet regent,
zoo gé&t het toch zeker binnenkort rege
nen", zeide mij eens een vreemdeling. En
helaas had hij wel oen beetje gelijk.
Zelden gebeurt het dat we een heelen
d!ag van huis durven te gaan zonder een
parapluie of regenjas mee te nemen. We
kunnen eigenlijk wel zeggen dat we drie
kwart van ons leven in een regenjas ge
kleed zijn.
Bi), het veie en drukke gebruik dat we
van onze regen kleedij maken, is het maar
gelukkig, dat deze niet alleen practisoh,
maar ook fleurig en elegant kan zijn. Wat
een triest beeld, boden vroeger onze
groote steden op een regendag alle
dames en (meisjes in precies eendere
goor-beige regenmantels en alle kinderen
in een zwartblauwe cape! Men dacht toen
zeker dat een ondoordringbare stof alleen
degelijk kon zijn ais haj van neutrale of
donkere kleur was en dat het 'beslist
tegen de ernstige opvatting van een Hol-
landschen regendag streed' om een lichte
stof en een aardig maaksel te kiezen. Ook
het feit dat tegenwoordig veel meer vrou
wen een beroep uitoefenen en door weer
en wind de deur uit moeten, heeft er ze
ker toe bijgedragen de regenfcleeding op
hooiger peil te brengen. De (meest ver
schillende stoffen .worden' nu ondoor
dringbaar gemaakt, zoo dat het geen zeld
zaamheid is als we zelfs orêpe do chino
en fluweel iln den regen zien dragen.
Mantels met capes en pelerines, om het
middel door een ceintuurtje bijeengehou
den, wijde raglanmod'ellen (met breede
revers en .groote zakken, mantels met pa-
tentsüuiting van voren en aan de zakken,
ondoordringbare capes en zelfs mantelcos-
tuums van waterproof stol worden gedra
gen. De garneering kan eveneens zeer
willekeurig zijn, een sjaalkraag die van
voren wordt v&stgestrikt, Ingezette stof-
deelen (bij, ruiten en strepen b.v. in tegen
gestelde richting), plooien, rijen stiksels
langs den geheelen omtrek, biesjes van
andersgekleurde stof, enz. Voegen we
daarbij dat ook de verdere kleinigheden,
den hoed, het tasehje, schoenen en hand
schoenen tegenwoordig, op den regen be
rekend zijn, zoo kunnen we geen voor
wendsel meer vinden om er op een lee-
lijken diag niet keurig en gesoigneerd uit
te zien.
WTLHELMINE.
Laat mij je krullen zien, Mina, sprak
de jonge man tot het zusje van de ver
loofde. Je hebt net zulke prachtige krul
len als je zuster.
Ja, maar niet aan trekken hoor. De
mijne zitten vast.
we ons wat kunnen verwarmen?" vroeg
de vliegenier.
„Alleen op uw kamer, meneer," ant
woordde de (bediende. En hij geleidde het
verbaasde tweetal de trap op, naar een
groot 'laag vertrek, waar een helder hout
vuur in den haard brandde een aller-
gezeligste kamer, vol antieke stoelen,
groote boekenkasten, vazen met welrie
kende rozen en kostbare prenten.
„Neemt plaats alstublieft", zei hij be
leefd. „Ik zal u wat koffie laten brengen,"
en Peggy hurkte voor het vuur neer. niet
begrijpend wat dit alles beteekende.
George trad allerzonderlingst op. Een
paar maai had ze hem op de trap een tee-
ken gegeven achter haar vader's rug,
maar telkens had hij gedaan of hij het
niet zag.
„Een nette jonge man", zei haar vader.
„Het eenigo wat ik op hem tegen heb, is
zijn saaie stem, die mij doet denken aan
die van den idioot op wien jij je verbeeld
de verliefd! te zajn."
Peggy voelde #dat ze vuurrood werd en
begon 'verlegen het vuur op te rakelen.
Toen kwam de bediende binnen met kof
fie en giebakjes, die hij voor Peggy op
tafel neerzette.
,*,Er is een briefje bij, aan jou geadres
seerd, vader.
„Geef hier!" Haar vader greep het haar
uit do hand en maakte de enveloppe haas
tig open. „Goeie hemel, lees dat eens"
En Peggy las: „Het speet mij zeer uw
dochteris plan en dat van u in de war te
moeten sturen, maar nu ik u er toe ge
bracht heb mij in mijn huis te komen be
zoeken, moet u hier vooreerst blijven.
Hoe lang, hangt geheel van uzelf at Na
ontvangst van een chèque van tien dui
zend pond en een machtiging voor uw
bankiers om bovengenoemde som aan mij
te betalen, zal het mij een genoegen zijn,
u te laten vertrekken. Als Ik u zeg, dat
het naaste huis hier twee mijlen vandaan
is, en ik er een personeel op na houd van
vijf bedienden^ zult u inzien, dat u het
verstandigst doet zoo spoedig mogelijk
aan mjjn voorwaarde te volden.
De Vliegenier."
De brief viel Peggy uit de handen van
schrik. Met doodsbleek gezicht staarde ze
haar vader aan. „Daar begrijp ik niets
van," zei ze.
„Ik wel, we zijn leedjjk in de val ge-
loopen."
„Wie kan hij zijn, vader?"
,31ijkbaar iemand, die volkomen met
onze bewegingen op de hoogte is". Hij
zweeg en trommelde met ongeduld op de
tafel. Toen raapte hij den brief weer op.
„Wat ik niet begrijp is deze eerste vol
zin: „Het spijt mij uw dochter's plan en
dat van u in de war te moeten sturen,"
wat voor plan?" Biecht op en ik zal je
niet beknorren."
Tot zijn verbazing viel zijn dochter op
d'e knieën voor henn neer en verborg het
hoofd in zijn schoot. „O, vader, het is
allemaal mijn schuld," snikte ze.
Met horten en stooten deed ze hem het
heele verhaal.
„O, kind, hoe kon je zoo dom zijn," zei
hij zacht, „ofschoon ik jou niet zoo zeer
Beste jongens en meisjesl
Jullie hebt me niet teleurgesteld, 't Is
waar, ik mis nog verschillende van mijn
trouwe vriendjes en vriendinnetjes
van vorig jaar, maar er zijn ook
heel wat spiksplinternieuwe raadsel
vriendjes bij gekomen, dus we kun
nen tevreden zijn. En weet je wat
ook fijn was? Jullie hebt ze, op één of
twee na, allemaal goed opgelost en nu zijn
voor deze week de raadsels ook niet moei
lijk, dus komen er weer niet anders dan
goede oplossingen in, hé?
Denken jullie er om dat bij een raadsel
als dat van de vorige week, behalve het
gevraagde spreekwoord, ook de woordjes
(zie de oplossing hieronder) opgeschreven
moeten worden. En dan ook vooral niet
vergeten de oplossingen Woensdagavond
voor 6 uur op kantoor te bezorgen, hoor.
Annie v. d. Brink, Zeist. Wat heb
jij me Zaterdag een fijne verrassing be
zorgd. 't Was juist zoo'n sombere, regen
achtige dag, waarop je zoo erg kaai ver
langen naar de zon, en den zomer en toen
kwam er als „gedachtenis van een raadsel-
vriendinnetje" een prachtige varen. Het
was net of de lente In huis kwam. Ik
dacht direct: „die komt van Annie v. d.
Brink", omdat .iü, deuk ik wel, zoowat het
eenlgste raadselvriendinnetje bent, dat
achter mijn adres was gekomen. En toen
Donderdag die mooie foto van je. Harte
lijk dank, hoor!
Aan je verzoek om alle vriendjes en
vriendinnetjes te groeten, bij je vertrek
naar Zeist, voldoe ik bij deze.
Beppy Z wierstra. Dat vond ik
heel aardig van je, dat je op je verjaardag
toch nog een rijmpje gemaakt hebt. Ik
feliciteer je nog wei en ik hoop, dat je
dit nieuwe jaar maar weer trouw meedoet
en veel leuke rijmpjes instuurt.
Wies je Verhage. Zoo, dus jij
hadt de vorige week je naam vergeten,
ruaar Ik kari nu wel begrijpen hoe dat
komt. Je was Zondag jarig eri daar heb je
natuurlijk te veel aan gedacht. Fijn dat je
zooveel gehad hebt. Nog gefeliciteerd,
hoor, en dezelfde wenschen als aan Beppy
Zwierstra.
Sij tje Kreijger. Ja, dat is wel
jammer, Sijtje, dat jij nu maar twee van
de vier woorden kon vinden. Heb je wel
genoeg je best gedaan?
Nannie Grande. Van de week
heb ik weer in de zon gewandeld, Nannie.
Dat was filn, hoor.
ik begrijp nog niet, dat je raadsels de
vorige week zoek geraakt zijn en zal er
voortaan extra goed op letten, hoor.
Een schrijnwerker timmert wat hij kan,
Een apotheker is een onmisbaar "man.
Een schoenmaker repareert het oude leer
En een mecanicien oude motors iederen
[keer.
Een tevreden rook er Is geen onruststoker,
Maar mijnheer had zeaer niet gerookt,
Anders was bij ons thuis geen onrust
[gestookt.
Doordat het raadsel niet geheel goed was,
Kwam zelfs mijn vader er bij te pas.
En 't eind van 't liedje tot besluit
Was dat hij' bromde: „naar bed en
[daarmee uit"
Beppy Zwierstra.
Ons Kinderverhaal.
WEGGELOOPEN
Joost had straf verdiend en niemand
wist dat beter dan hü zelf. Hij alleen wist
wat hij uitgevoerd had, maar gauw genoeg
zou vader zien, dat zijn fiets niet in het
schuurtje stond en als vader dan vroeg:
„Waar is mijn fiets?", ja, dan zou Joost
moeten vertellen, dat hij er stilletjes op
uit gegaan was, toen hij voor moeder een
boodschap moest doen. Hij had hem bui
de schuld geef als hem. Het bewijst wel,
liefje, welk een goed idee ik van zijn ka
rakter had. Zelfs in een kleinigheid als
deze, kon je hem niet vertrouwen. Waar-
sabüjnlijk heeft hij er zich op beroemd op
de sociëteit, 'en deze man heeft het ge
hoord. Zoodra ik George zag, wist ik dat
er geen initiatief, geen karakter in hem
zat."
„Ik wil nooit weer met hem spre
ken! Zult u hem de gevraagde som bren
gen, vader?"
„Neen, alleen in het geval hij ons laat
doodhongeren, nnaar anders
Hij stond op, liep naar de deur en ram
melde driftig aan de kruk, maar tever-
geefa „Wacht ik zal eens bellen," zei hij
en drukte op het electrische knopje naast
den haard. Weldra hoorden ze een sleu
tel in het slot.
„Wat beteekent deze beleediging?"
bulderde de millionair den bediende toe.
„Op wiens bevel zijn we hier opgesloten?"
„Op bevel van mijn meester, meneer.
„Zeg dan aan je meester, dat ik hem
wensch te spreken."
„Mijnheer is tien minuten geleden met
zijn auto uitgegaan en heeft instructies
achter gelaten om u te voorzien van alles
wat u wenscht."
„Wie is je meester?" klonk het barsch.
„Dat mag ik u tot mijn spijt niet zeg
gen. Hoe laat wenscht u te lunchen
meneer?"
„O, ji,j ja. Breng het dadelijk maar!"
De bediende ging heen, deed de deur
zorgvuldig achter zich op slot en kwam
na een kwartier terug om do tafel te
dekken.
ten den winkel laten staan, maar toen hij
geholpen was en op de fiets wilde sprin
gen. was deze verdwenen. Joost had
een gil gegeven van schrik en op diens
vraag wat er aan scheelde, aan den win
kelier verteld, dat zijn fiets gestolen was.
De winkelier had 'onmiddellijk de politie
opgebeld, die beloofde haar best te zullen
doen de fiets te vinden. Doch Joost wist
wel, dat zooiets haast nooit gebeurde en
van schaamte en angst voor straf durfde
Joost niet naar huis te gaan. Hfj besloot
weg te loopen en werk te zoeken, om een
nieuwe fiets voor vader te verdienen.
Had hij maar naar vader geluisterd, die
hem altijd verboden had, in de stad te
gaan fietsen. Hij mocht heusch wel eens
een eind den buitenweg op, maar niet in
de stad boodschappen doen. Maar het was
zoo gemakkelijk gauw even op de fiets te
wippen en nu was die weg! Joost liep de
stad door en een landweg op, die hem
naar een naburig stadje zou voeren. Op
den handwijzer stond 16 K.M. „Drie uur
loopen zoo wat", mompelde Joost. „En dan
moet ik nog op stap, om een baantje te
zoeken. Vooruit, er is vast wel iemand,
die me gebruiken kan!"
Joost stapte geregeld door, maar met
een paar keer rusten onderweg gingen
toch zooveel t;jd verloren, dat Joost pas
om zes uur in A. aankwam met pijnlijke
voeten en een leege maag. Toch stapte hij
dapper den eersten den besten winkel
binnen, en vroeg den meneer, die achter
de toonbank stond: „Kunt u missohien
een loopjongen gebruiken, meneer?"
„Nee jongen, ik ben voorzien en boven
dien da ai- ben jil toch vöqI te klein voor!"
„Dag meneer!" groette Joost en stapte
verder.
In den volgenden winkel kreeg hü het
zelfde te hooren, terwijl een onvriendelijk
uitziende man in de derde tegen hem zei:
„Ruk uit, jó, hou een ander voor den gek!"
Joost liet zich echter zoo gauw niet uit
het veld slaan. Winkel na winkel stapte
hil binnen, doch overal was hij ook weer
spoedig uit zonder geslaagd te züm. Hoe
langer hoe meer begon zijn maag te jeu
ken en Joost dacht: „Nu zitten vader en
moeder en Miesje te eten. Wat zal moeder
boos zifn, dat ik te laat ben. Of.... zou
den ze thuis ongerust zijn? Ik ben om
half twee al van huis gegaan. Vader denkt
natuurlijk, dat ik niet thuis durf te komen,
maar 'hij weet niet, dat ik een nieuwe fiets
wil verdienen. En niemand wü me hebben.
„O, wat ben ik ongelukkig!" snikte hij
het plotseling uit, terwijl hij op een
stoepje ging zitten.
Daar werd opeens een hand op zijn
schouder gelegd en een zware stem vroeg:
„Wat scheelt er aan, jongen?" Joost keek
op en zag een politieagent staan, die ver
der vroeg: „Heet jij Joost Scheepmans?"
„Hoe,hoe weet u dat?" stamelde
Joost verbaasd.
„Dat doet er niet toe. Kom maar gauw
mee. Dan zullen we je ouders eerst gerust
stellen. Er wordt al een paar uur naar je
gezocht in den omtrek!"
Joost liep mee, onderweg zijn tranen
nog afdrogend. In het po,,+i©bureau ging
juist de telefoonschel, toen hü met de
agent binnentrad, die zeide: „Hier is het
verloren schaap uit M." De hoofdinspec
teur luisterde aan het telefoontoestel en
zeide toen: „Prachtig op tijd. De jongen
wordt net binnen gebracht. Wacht U
even!" en zich tot Joost wendend, ver
volgde hij: „Jij bent toch Joost Scheep
mans uit M.?"
Joost knikte verlegen, waarop de hoofd
inspecteur door de telefoon vertelde: „Ja,
hij is het. Zullen wij hem vannacht hier
houden? O, wil zijn vader hem wel halen.
Hij verdiende anders heusch wel wat straf
voor de angst, die hij zijn ouders veroor
zaakt heeft. Nu, zooals u wilt. Goeden
avond."
Joost was al weer in tranen uitgebar
sten, doch toen de agent hem vroeg of hü
honger hadv keek hij toch hoopvol op en
fluisterde: „Ja meneer."
„Nu," zei de agent, „hier is nog een
boterham. Je boft, dat ik vanavond niet
„Ze zijn tenminste niet van plan ons te
laten verhongeren," -zei de millionair,
naar den welvoorzienen disch ziende,
„oesters, koude kip, een flesch cham
pagne. Kom laat ons gaan eten, Peggy."
Zoo bleven z© bijna zes uren opgesloten
in het eenzame huis zonder Iemand te
zien, behalve den bottelier, die als ze
belden, direct verscheen en hen op hun
wenken bediende.
Des namiddags zat de millionair ge
melijk een sigaret te rooken, terwijl
Peggy geheel verslagen op de canapé
lag, toen er eensklaps zachtjes tegen het
raam getikt werd. Peggy sprong op en
trok het gordijn weg. „Wie is daar?"
vreog ze schor.
„Ik een vriend. Doe het raam open.
Pas op voorzichtig!"
Heel zachtjes schoof ze het op en gaf
een gesmoorden kreet. Voor haar boven
op een ladder stond George!
Ssst! fluisterde hij. „Ik heb den heelen
dag moeite gedaan je vader en jou op te
sporen. Vraag niets maar kom
gauw!"
In een oogwenk was Peggy over de
vensterbank geklommen en, gevolgd door
haar vader, de ladder afgegaan.
Toen ze den grond bereikten wees
George naar een weiland.
„Stil, niets zeggen, ga meel'*'
Ze gingen op de teenen met hem over
het gras en door een wit hek naar den
voet van den heuvel waar een auto klaar
stond. „Stap in, dan zal ik u naar huis
zeoveel trek heb als anders. En hou nu
op met dat gejank. Een jongen, die dap
per genoeg is om de wereld in te gaan,
moet niet meer huilen!"
Joost boog beschaamd zijn hoofd en
werd nog meer verlegen, toen de hoofd
inspecteur zei: „Ik geloof niet, dat hij uit
louter dapperheid de wereld in wilde, is
't niet jongen?"
„Nee, meneer," fluisterde Joost. „De
fiets van mijn vader is gestolen en ik wou
een nieuwe verdienen."
„Vandaag meneer, om twee uur voor
de -winkel van Gorting in de Hasten-
straat!"
„Kom eens mee vent. Ken je je vaders
fiets goed?"
,Ja meneer," antwoordde Joost, mee-
looperido naar een soort bergplaats achter
het politiebureau, waar een heele rijj fiet
sen stonden.
„Daar! Daar staat ie!" gilde Joost op
eens. Maar vaders naamkaartje is weg.
Kijkt u maar eens onder het zadeldek.
Daar had vader ook altijd een naamkaartje
verstopt: J. H. Scheepmans!"
De hoofdinspecteur deed het en waar
lijk, op de aangeduide plaats vond hij het
bedoelde naamkaartje.
„Ja, we hebben vandaag een mannetje
aangehouden op aanwijzing van de politie
uit M. De fiets, waarop hij reed, hebben
we in beklag genomen. Je vader moet
straks zelf maar eens kijken. Kijk, daar
is hü zeker al."
„Vader!" riep Joost en „stoute, stoute
bengel," zei vader, zijn jongen in de
armen drukkend.
Wat was vader blij, dat hü zün jongen
weer terug had en zün fiets bovendien en
moeder niet minder, toen Joost een uurtje
later met vader.in een auto thuis kwam.
Maar Joost durfde de eerste maanden
niet te vragen, of hü eens een eindje
mocht fietsen langs den buitenweg.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
L
Schrijnwerker, apotheker, schoenma
ker, mecanicien.
n.
Een tevreden rooker is geen onruststo
ker. Eend, teen, gros, neen, erts, Dries,
kort, Oder, kous, vent.
Nieuwe raadsels.
L
Welk spreekwoord staat hier?
D. ...gd ...f.
i d n
n.
d
Het geheel bestaat uit negen letters
en is een bekende stad in Noord-Holland.
X le rij een modeklinker
X Be rij een schrljfge-
X reedschap. 8e rij een
X jongensnaam. 4e rij
XXXXXXXXX doet men als men in
X nood zit. 5e rij de
X gevraagde naam. 6e
X rij plaats waar de
X groente aankomt. 7e
rij doet men met schepen. 8e rij meisjes-
naam(verkorte). 9e rij medeklinker.
(Ingez. door J. Gr.)
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
H. A.; B. B.; M. B.; A. v. d B. (Zeist);
M. de B.; J. B.; M. G. D.; C. de G.; M. G.;
N. G.; H. Kr.; K. K; H. K.; C. K; J. E.
K.; P. K.; C. v. d> L.; Or. R.; D. en M. 8.;
S. T.; A. T.; M. T.; W. V.; G. V.; J. en
P. W.; J. W.; J. Wu.; B. Z.
Ze zouden binnenkort trouwen en zaten
plannen te maken, voor een kort huwe-
lüksreisje.
Laten we een week naar Engeland
gaan om Londen en het eiland Wight te
zien, stelde de bruidegom voor.
Neen, nee, riep de bruid uit. Je weet
dat ik als de dood ben voor zeeziekte
Piet.
Kom, kom zei Piet lachend, als je
verliefd bent heb je daar geen last van.
Jawel dat kèn, antwoordde de bruid.
Maar we moeten toch terug ook.
brengen en u daar alles uitleggen," zei
hü. Hij sprong op de voorbank en na
eenigo imlnuten waren ze thuis. En toen
de millionair, met Peggy tegen rijn knie
geleund bij het vuur zat, haar oogen vol
dankbaarheid op George gericht, die met
het voorkomen van een held wachtte om
de lauweren te oogsten, zei hij glim
lachend:
„Nu zal ik zeker, volgens de traditie
neele sprookjes mijn dochter aan haar
dapperen bevrijder ten huwelijk moeten
geven. Je hebt haar eerlijk verdiend, mijn
jongen, maar je had haar plan niet mogen
verraden. Daar zullen we echter niet ver
der over spreken, vertel mjj liever eens
hoe ter wereld je 6r achter bent gekomen,
waar wij waren."
„Dat is gemakkelijk genoeg, meneer,"
lachte George. „U was werkelijk in mijn
huis!"
„Wat! De millionair ging rechtop zit
ten en staarde hem in stomme verbazing
aan.
„Ik zag, dat Peggy's plan veel te door
zichtig was," vervolgde hij lachend en
daarom bedacht ik iets beters."
Toen nata de millionair Peggy bij den
arm en duwde haar zachtjes naar den
jongen man en zei:
„George, aan jou kan ik mijn dochter
gerust toevertrouwen. Jij kunt nog beter
voor haar zorgen dan ik!