In doorsnee hebben we ons Yoor dit on derdeel der kleeding voor onze jeugdige opvolgers op de uiterste eenvoud gespitst. De tricotkleediug .is al sinds jaren een ware uitkomst gebleken, De fil d'ëcosse en wollen directoirtjcs en hemdjes zijn zoo practisch gebleken in de wascfcr en het dragen en niet minder voor de ver- stelmand, dat wij eigenlijk het liefst niet meer aan de vroegere systemen terug willen denken. We zouden niet graag meer dat bewerkelijke goedje met kantjes en eDtredeux en knoop met knoopsgaten terug willen hebben al stond het dan ook nog zoo lief en frisch. Zoo'n zacht rose of lila of blauw tricot-ensemble staat ook schattig en wat kan de kleine er zich niet heerlijk makkelijk in bewegen. Maar toch heelemaal verdwenen van den aardbodem zijn die mooie batisten stel letjes nog niet. Men kan toch altijd in iedere goed ge sorteerde baby- en kinderzaak allerlei batisten lingerie voor de kleintjes krij gen. En het schijnt dat iedere moeder toch zoo af en toe nog iets van dat meer- luxe-goedje voor haar kleintjes koopt. Waarom? Ja dat moet ieder maar voor zich beantwoorden. Een ieder heeft er z'n eigen uitleg voor. Bij de één is een logeerpartijtje de oorzaak, bij den ander de warmte, een derde vindt het aardig om zoo'n stelletje oppai) te hebben als peuter eens naar een partijtje gaat. Enfin rede nen legio; maar een waarheid is hot, dat het fijne goedje nog altijd erg op prijs gesteld wordt, maar zijnde te bewerkelijk uit het gewone dagelijksche leven verban nen is. De pyama is de laatste jaren erg in trek gekomen zoowel voor meisjes als voor jongens. Maar toch zijn er veel moeders die hun kleine dochtertjes nog wel graag in de lange nachtjapon zien en niet alleen zien, ze vinden het ook frisscher en meer gezond slapen. Nu zag ik kortgeleden een snoezige collectie fransche lingeries voor kinderen en daar waren inderdaad zeker zodveel lange nachthemden als pyama's bij voor de meisjes. Een en ander was inmiddels eenvoudig maar beeldig bewerkt. Er was een nachthemd van rose batist waarvan de vier zijkanten geplissoerd waren en aan de schouderpasjes gezet, korte mouwtjes en een geschulpt halskraagje. Breede rose ajourgallons garneerden de zoom, de mouwtjes, de pasjes en het kraagje. In 't midden was een split, twee keer met rose zijden lintjes vastgemaakt. Hierbij hoorde oen hemdje eveneens van rose batist. Met een keurig ajour-steekje was een donker-rose pasje aangezet, op de borst was een teere guirlande geborduurd. Dan was er een keurig ensemble (hemd met broekje) van fijn zee-groen katoen, heel simpel was het modelletje en snoezig stond het gefestonneerde randje en stippen van oud-roseEen chemise- enveloppe (of hemd-pantalon) was schat tig met zacht-gele kuikentjes geborduurd op fijn wit materiaal. Halsje, armsgaten en broekspijpjes zijn keurig omgehaakt met een scherp puntig patroontje. Een slabbe met slabbe-taschje was om te stelen. Beide voorwerpen waren van grof wit linnen en gefestonneerd met roode steekjes. Een schattige kleine bruine hond temidden van wat groene gras sprietjes 'as èn op de slobbe èn op het tasehje geborduurd met een zeer een voudig vul-steekje. Dan was er een echt 1 oket ensemble van fijn wit batist. Het hemdje was op de borst geborduurd met drie takjes in En- gelsch borduurwerk en zoo waren er ook op ieder broekpijpje één takje. Een mooi vallanciennekantje was langs den boven kant van het hemdje en langs de broeks pijpjes gezet met een ajour-steekje. Dit broekje sloot met knoop en knoopsgat. Nog een keurig nachthemdje was dat van écru linon gegarneerd met rose ninon aan den hals, iedere keer tusschenge- werkt met ajour-steekjes. De borst was versierd met een groep smalle lingerie plooitjes. Ook waren er aardige pyama's, waar-1 van ik vooral één erg lief vond om de eenvoud van het geheel, 't Was van wit vyella met pastel-blauwe moesjes. Een heel smal garnituurtje van wit vyella ge- j festonneerd met blauw lag om halsje en polsjes. Het heel eenvoudig jasje sloot met een dubbele rü blauwe knoopjes. Een onderjurk van wit ninon was ook j bijzonder smaakvol door de schattige gar neering van geborduurde bloempjes in allerlei fijne kleurtjes, welks kleurtjes ook voorkwamen in het entredeux van lijfje en rokje CORRY BREN8. PAJRUSOHE MODEBRIEF. Regendagen. Over het algemeen hebben we in ons kikkerlandje niet over gebrek aan regen te klagen. „Als het in Holland niet regent, zoo gé&t het toch zeker binnenkort rege nen", zeide mij eens een vreemdeling. En helaas had hij wel oen beetje gelijk. Zelden gebeurt het dat we een heelen d!ag van huis durven te gaan zonder een parapluie of regenjas mee te nemen. We kunnen eigenlijk wel zeggen dat we drie kwart van ons leven in een regenjas ge kleed zijn. Bi), het veie en drukke gebruik dat we van onze regen kleedij maken, is het maar gelukkig, dat deze niet alleen practisoh, maar ook fleurig en elegant kan zijn. Wat een triest beeld, boden vroeger onze groote steden op een regendag alle dames en (meisjes in precies eendere goor-beige regenmantels en alle kinderen in een zwartblauwe cape! Men dacht toen zeker dat een ondoordringbare stof alleen degelijk kon zijn ais haj van neutrale of donkere kleur was en dat het 'beslist tegen de ernstige opvatting van een Hol- landschen regendag streed' om een lichte stof en een aardig maaksel te kiezen. Ook het feit dat tegenwoordig veel meer vrou wen een beroep uitoefenen en door weer en wind de deur uit moeten, heeft er ze ker toe bijgedragen de regenfcleeding op hooiger peil te brengen. De (meest ver schillende stoffen .worden' nu ondoor dringbaar gemaakt, zoo dat het geen zeld zaamheid is als we zelfs orêpe do chino en fluweel iln den regen zien dragen. Mantels met capes en pelerines, om het middel door een ceintuurtje bijeengehou den, wijde raglanmod'ellen (met breede revers en .groote zakken, mantels met pa- tentsüuiting van voren en aan de zakken, ondoordringbare capes en zelfs mantelcos- tuums van waterproof stol worden gedra gen. De garneering kan eveneens zeer willekeurig zijn, een sjaalkraag die van voren wordt v&stgestrikt, Ingezette stof- deelen (bij, ruiten en strepen b.v. in tegen gestelde richting), plooien, rijen stiksels langs den geheelen omtrek, biesjes van andersgekleurde stof, enz. Voegen we daarbij dat ook de verdere kleinigheden, den hoed, het tasehje, schoenen en hand schoenen tegenwoordig, op den regen be rekend zijn, zoo kunnen we geen voor wendsel meer vinden om er op een lee- lijken diag niet keurig en gesoigneerd uit te zien. WTLHELMINE. Laat mij je krullen zien, Mina, sprak de jonge man tot het zusje van de ver loofde. Je hebt net zulke prachtige krul len als je zuster. Ja, maar niet aan trekken hoor. De mijne zitten vast. we ons wat kunnen verwarmen?" vroeg de vliegenier. „Alleen op uw kamer, meneer," ant woordde de (bediende. En hij geleidde het verbaasde tweetal de trap op, naar een groot 'laag vertrek, waar een helder hout vuur in den haard brandde een aller- gezeligste kamer, vol antieke stoelen, groote boekenkasten, vazen met welrie kende rozen en kostbare prenten. „Neemt plaats alstublieft", zei hij be leefd. „Ik zal u wat koffie laten brengen," en Peggy hurkte voor het vuur neer. niet begrijpend wat dit alles beteekende. George trad allerzonderlingst op. Een paar maai had ze hem op de trap een tee- ken gegeven achter haar vader's rug, maar telkens had hij gedaan of hij het niet zag. „Een nette jonge man", zei haar vader. „Het eenigo wat ik op hem tegen heb, is zijn saaie stem, die mij doet denken aan die van den idioot op wien jij je verbeeld de verliefd! te zajn." Peggy voelde #dat ze vuurrood werd en begon 'verlegen het vuur op te rakelen. Toen kwam de bediende binnen met kof fie en giebakjes, die hij voor Peggy op tafel neerzette. ,*,Er is een briefje bij, aan jou geadres seerd, vader. „Geef hier!" Haar vader greep het haar uit do hand en maakte de enveloppe haas tig open. „Goeie hemel, lees dat eens" En Peggy las: „Het speet mij zeer uw dochteris plan en dat van u in de war te moeten sturen, maar nu ik u er toe ge bracht heb mij in mijn huis te komen be zoeken, moet u hier vooreerst blijven. Hoe lang, hangt geheel van uzelf at Na ontvangst van een chèque van tien dui zend pond en een machtiging voor uw bankiers om bovengenoemde som aan mij te betalen, zal het mij een genoegen zijn, u te laten vertrekken. Als Ik u zeg, dat het naaste huis hier twee mijlen vandaan is, en ik er een personeel op na houd van vijf bedienden^ zult u inzien, dat u het verstandigst doet zoo spoedig mogelijk aan mjjn voorwaarde te volden. De Vliegenier." De brief viel Peggy uit de handen van schrik. Met doodsbleek gezicht staarde ze haar vader aan. „Daar begrijp ik niets van," zei ze. „Ik wel, we zijn leedjjk in de val ge- loopen." „Wie kan hij zijn, vader?" ,31ijkbaar iemand, die volkomen met onze bewegingen op de hoogte is". Hij zweeg en trommelde met ongeduld op de tafel. Toen raapte hij den brief weer op. „Wat ik niet begrijp is deze eerste vol zin: „Het spijt mij uw dochter's plan en dat van u in de war te moeten sturen," wat voor plan?" Biecht op en ik zal je niet beknorren." Tot zijn verbazing viel zijn dochter op d'e knieën voor henn neer en verborg het hoofd in zijn schoot. „O, vader, het is allemaal mijn schuld," snikte ze. Met horten en stooten deed ze hem het heele verhaal. „O, kind, hoe kon je zoo dom zijn," zei hij zacht, „ofschoon ik jou niet zoo zeer Beste jongens en meisjesl Jullie hebt me niet teleurgesteld, 't Is waar, ik mis nog verschillende van mijn trouwe vriendjes en vriendinnetjes van vorig jaar, maar er zijn ook heel wat spiksplinternieuwe raadsel vriendjes bij gekomen, dus we kun nen tevreden zijn. En weet je wat ook fijn was? Jullie hebt ze, op één of twee na, allemaal goed opgelost en nu zijn voor deze week de raadsels ook niet moei lijk, dus komen er weer niet anders dan goede oplossingen in, hé? Denken jullie er om dat bij een raadsel als dat van de vorige week, behalve het gevraagde spreekwoord, ook de woordjes (zie de oplossing hieronder) opgeschreven moeten worden. En dan ook vooral niet vergeten de oplossingen Woensdagavond voor 6 uur op kantoor te bezorgen, hoor. Annie v. d. Brink, Zeist. Wat heb jij me Zaterdag een fijne verrassing be zorgd. 't Was juist zoo'n sombere, regen achtige dag, waarop je zoo erg kaai ver langen naar de zon, en den zomer en toen kwam er als „gedachtenis van een raadsel- vriendinnetje" een prachtige varen. Het was net of de lente In huis kwam. Ik dacht direct: „die komt van Annie v. d. Brink", omdat .iü, deuk ik wel, zoowat het eenlgste raadselvriendinnetje bent, dat achter mijn adres was gekomen. En toen Donderdag die mooie foto van je. Harte lijk dank, hoor! Aan je verzoek om alle vriendjes en vriendinnetjes te groeten, bij je vertrek naar Zeist, voldoe ik bij deze. Beppy Z wierstra. Dat vond ik heel aardig van je, dat je op je verjaardag toch nog een rijmpje gemaakt hebt. Ik feliciteer je nog wei en ik hoop, dat je dit nieuwe jaar maar weer trouw meedoet en veel leuke rijmpjes instuurt. Wies je Verhage. Zoo, dus jij hadt de vorige week je naam vergeten, ruaar Ik kari nu wel begrijpen hoe dat komt. Je was Zondag jarig eri daar heb je natuurlijk te veel aan gedacht. Fijn dat je zooveel gehad hebt. Nog gefeliciteerd, hoor, en dezelfde wenschen als aan Beppy Zwierstra. Sij tje Kreijger. Ja, dat is wel jammer, Sijtje, dat jij nu maar twee van de vier woorden kon vinden. Heb je wel genoeg je best gedaan? Nannie Grande. Van de week heb ik weer in de zon gewandeld, Nannie. Dat was filn, hoor. ik begrijp nog niet, dat je raadsels de vorige week zoek geraakt zijn en zal er voortaan extra goed op letten, hoor. Een schrijnwerker timmert wat hij kan, Een apotheker is een onmisbaar "man. Een schoenmaker repareert het oude leer En een mecanicien oude motors iederen [keer. Een tevreden rook er Is geen onruststoker, Maar mijnheer had zeaer niet gerookt, Anders was bij ons thuis geen onrust [gestookt. Doordat het raadsel niet geheel goed was, Kwam zelfs mijn vader er bij te pas. En 't eind van 't liedje tot besluit Was dat hij' bromde: „naar bed en [daarmee uit" Beppy Zwierstra. Ons Kinderverhaal. WEGGELOOPEN Joost had straf verdiend en niemand wist dat beter dan hü zelf. Hij alleen wist wat hij uitgevoerd had, maar gauw genoeg zou vader zien, dat zijn fiets niet in het schuurtje stond en als vader dan vroeg: „Waar is mijn fiets?", ja, dan zou Joost moeten vertellen, dat hij er stilletjes op uit gegaan was, toen hij voor moeder een boodschap moest doen. Hij had hem bui de schuld geef als hem. Het bewijst wel, liefje, welk een goed idee ik van zijn ka rakter had. Zelfs in een kleinigheid als deze, kon je hem niet vertrouwen. Waar- sabüjnlijk heeft hij er zich op beroemd op de sociëteit, 'en deze man heeft het ge hoord. Zoodra ik George zag, wist ik dat er geen initiatief, geen karakter in hem zat." „Ik wil nooit weer met hem spre ken! Zult u hem de gevraagde som bren gen, vader?" „Neen, alleen in het geval hij ons laat doodhongeren, nnaar anders Hij stond op, liep naar de deur en ram melde driftig aan de kruk, maar tever- geefa „Wacht ik zal eens bellen," zei hij en drukte op het electrische knopje naast den haard. Weldra hoorden ze een sleu tel in het slot. „Wat beteekent deze beleediging?" bulderde de millionair den bediende toe. „Op wiens bevel zijn we hier opgesloten?" „Op bevel van mijn meester, meneer. „Zeg dan aan je meester, dat ik hem wensch te spreken." „Mijnheer is tien minuten geleden met zijn auto uitgegaan en heeft instructies achter gelaten om u te voorzien van alles wat u wenscht." „Wie is je meester?" klonk het barsch. „Dat mag ik u tot mijn spijt niet zeg gen. Hoe laat wenscht u te lunchen meneer?" „O, ji,j ja. Breng het dadelijk maar!" De bediende ging heen, deed de deur zorgvuldig achter zich op slot en kwam na een kwartier terug om do tafel te dekken. ten den winkel laten staan, maar toen hij geholpen was en op de fiets wilde sprin gen. was deze verdwenen. Joost had een gil gegeven van schrik en op diens vraag wat er aan scheelde, aan den win kelier verteld, dat zijn fiets gestolen was. De winkelier had 'onmiddellijk de politie opgebeld, die beloofde haar best te zullen doen de fiets te vinden. Doch Joost wist wel, dat zooiets haast nooit gebeurde en van schaamte en angst voor straf durfde Joost niet naar huis te gaan. Hfj besloot weg te loopen en werk te zoeken, om een nieuwe fiets voor vader te verdienen. Had hij maar naar vader geluisterd, die hem altijd verboden had, in de stad te gaan fietsen. Hij mocht heusch wel eens een eind den buitenweg op, maar niet in de stad boodschappen doen. Maar het was zoo gemakkelijk gauw even op de fiets te wippen en nu was die weg! Joost liep de stad door en een landweg op, die hem naar een naburig stadje zou voeren. Op den handwijzer stond 16 K.M. „Drie uur loopen zoo wat", mompelde Joost. „En dan moet ik nog op stap, om een baantje te zoeken. Vooruit, er is vast wel iemand, die me gebruiken kan!" Joost stapte geregeld door, maar met een paar keer rusten onderweg gingen toch zooveel t;jd verloren, dat Joost pas om zes uur in A. aankwam met pijnlijke voeten en een leege maag. Toch stapte hij dapper den eersten den besten winkel binnen, en vroeg den meneer, die achter de toonbank stond: „Kunt u missohien een loopjongen gebruiken, meneer?" „Nee jongen, ik ben voorzien en boven dien da ai- ben jil toch vöqI te klein voor!" „Dag meneer!" groette Joost en stapte verder. In den volgenden winkel kreeg hü het zelfde te hooren, terwijl een onvriendelijk uitziende man in de derde tegen hem zei: „Ruk uit, jó, hou een ander voor den gek!" Joost liet zich echter zoo gauw niet uit het veld slaan. Winkel na winkel stapte hil binnen, doch overal was hij ook weer spoedig uit zonder geslaagd te züm. Hoe langer hoe meer begon zijn maag te jeu ken en Joost dacht: „Nu zitten vader en moeder en Miesje te eten. Wat zal moeder boos zifn, dat ik te laat ben. Of.... zou den ze thuis ongerust zijn? Ik ben om half twee al van huis gegaan. Vader denkt natuurlijk, dat ik niet thuis durf te komen, maar 'hij weet niet, dat ik een nieuwe fiets wil verdienen. En niemand wü me hebben. „O, wat ben ik ongelukkig!" snikte hij het plotseling uit, terwijl hij op een stoepje ging zitten. Daar werd opeens een hand op zijn schouder gelegd en een zware stem vroeg: „Wat scheelt er aan, jongen?" Joost keek op en zag een politieagent staan, die ver der vroeg: „Heet jij Joost Scheepmans?" „Hoe,hoe weet u dat?" stamelde Joost verbaasd. „Dat doet er niet toe. Kom maar gauw mee. Dan zullen we je ouders eerst gerust stellen. Er wordt al een paar uur naar je gezocht in den omtrek!" Joost liep mee, onderweg zijn tranen nog afdrogend. In het po,,+i©bureau ging juist de telefoonschel, toen hü met de agent binnentrad, die zeide: „Hier is het verloren schaap uit M." De hoofdinspec teur luisterde aan het telefoontoestel en zeide toen: „Prachtig op tijd. De jongen wordt net binnen gebracht. Wacht U even!" en zich tot Joost wendend, ver volgde hij: „Jij bent toch Joost Scheep mans uit M.?" Joost knikte verlegen, waarop de hoofd inspecteur door de telefoon vertelde: „Ja, hij is het. Zullen wij hem vannacht hier houden? O, wil zijn vader hem wel halen. Hij verdiende anders heusch wel wat straf voor de angst, die hij zijn ouders veroor zaakt heeft. Nu, zooals u wilt. Goeden avond." Joost was al weer in tranen uitgebar sten, doch toen de agent hem vroeg of hü honger hadv keek hij toch hoopvol op en fluisterde: „Ja meneer." „Nu," zei de agent, „hier is nog een boterham. Je boft, dat ik vanavond niet „Ze zijn tenminste niet van plan ons te laten verhongeren," -zei de millionair, naar den welvoorzienen disch ziende, „oesters, koude kip, een flesch cham pagne. Kom laat ons gaan eten, Peggy." Zoo bleven z© bijna zes uren opgesloten in het eenzame huis zonder Iemand te zien, behalve den bottelier, die als ze belden, direct verscheen en hen op hun wenken bediende. Des namiddags zat de millionair ge melijk een sigaret te rooken, terwijl Peggy geheel verslagen op de canapé lag, toen er eensklaps zachtjes tegen het raam getikt werd. Peggy sprong op en trok het gordijn weg. „Wie is daar?" vreog ze schor. „Ik een vriend. Doe het raam open. Pas op voorzichtig!" Heel zachtjes schoof ze het op en gaf een gesmoorden kreet. Voor haar boven op een ladder stond George! Ssst! fluisterde hij. „Ik heb den heelen dag moeite gedaan je vader en jou op te sporen. Vraag niets maar kom gauw!" In een oogwenk was Peggy over de vensterbank geklommen en, gevolgd door haar vader, de ladder afgegaan. Toen ze den grond bereikten wees George naar een weiland. „Stil, niets zeggen, ga meel'*' Ze gingen op de teenen met hem over het gras en door een wit hek naar den voet van den heuvel waar een auto klaar stond. „Stap in, dan zal ik u naar huis zeoveel trek heb als anders. En hou nu op met dat gejank. Een jongen, die dap per genoeg is om de wereld in te gaan, moet niet meer huilen!" Joost boog beschaamd zijn hoofd en werd nog meer verlegen, toen de hoofd inspecteur zei: „Ik geloof niet, dat hij uit louter dapperheid de wereld in wilde, is 't niet jongen?" „Nee, meneer," fluisterde Joost. „De fiets van mijn vader is gestolen en ik wou een nieuwe verdienen." „Vandaag meneer, om twee uur voor de -winkel van Gorting in de Hasten- straat!" „Kom eens mee vent. Ken je je vaders fiets goed?" ,Ja meneer," antwoordde Joost, mee- looperido naar een soort bergplaats achter het politiebureau, waar een heele rijj fiet sen stonden. „Daar! Daar staat ie!" gilde Joost op eens. Maar vaders naamkaartje is weg. Kijkt u maar eens onder het zadeldek. Daar had vader ook altijd een naamkaartje verstopt: J. H. Scheepmans!" De hoofdinspecteur deed het en waar lijk, op de aangeduide plaats vond hij het bedoelde naamkaartje. „Ja, we hebben vandaag een mannetje aangehouden op aanwijzing van de politie uit M. De fiets, waarop hij reed, hebben we in beklag genomen. Je vader moet straks zelf maar eens kijken. Kijk, daar is hü zeker al." „Vader!" riep Joost en „stoute, stoute bengel," zei vader, zijn jongen in de armen drukkend. Wat was vader blij, dat hü zün jongen weer terug had en zün fiets bovendien en moeder niet minder, toen Joost een uurtje later met vader.in een auto thuis kwam. Maar Joost durfde de eerste maanden niet te vragen, of hü eens een eindje mocht fietsen langs den buitenweg. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. L Schrijnwerker, apotheker, schoenma ker, mecanicien. n. Een tevreden rooker is geen onruststo ker. Eend, teen, gros, neen, erts, Dries, kort, Oder, kous, vent. Nieuwe raadsels. L Welk spreekwoord staat hier? D. ...gd ...f. i d n n. d Het geheel bestaat uit negen letters en is een bekende stad in Noord-Holland. X le rij een modeklinker X Be rij een schrljfge- X reedschap. 8e rij een X jongensnaam. 4e rij XXXXXXXXX doet men als men in X nood zit. 5e rij de X gevraagde naam. 6e X rij plaats waar de X groente aankomt. 7e rij doet men met schepen. 8e rij meisjes- naam(verkorte). 9e rij medeklinker. (Ingez. door J. Gr.) Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: H. A.; B. B.; M. B.; A. v. d B. (Zeist); M. de B.; J. B.; M. G. D.; C. de G.; M. G.; N. G.; H. Kr.; K. K; H. K.; C. K; J. E. K.; P. K.; C. v. d> L.; Or. R.; D. en M. 8.; S. T.; A. T.; M. T.; W. V.; G. V.; J. en P. W.; J. W.; J. Wu.; B. Z. Ze zouden binnenkort trouwen en zaten plannen te maken, voor een kort huwe- lüksreisje. Laten we een week naar Engeland gaan om Londen en het eiland Wight te zien, stelde de bruidegom voor. Neen, nee, riep de bruid uit. Je weet dat ik als de dood ben voor zeeziekte Piet. Kom, kom zei Piet lachend, als je verliefd bent heb je daar geen last van. Jawel dat kèn, antwoordde de bruid. Maar we moeten toch terug ook. brengen en u daar alles uitleggen," zei hü. Hij sprong op de voorbank en na eenigo imlnuten waren ze thuis. En toen de millionair, met Peggy tegen rijn knie geleund bij het vuur zat, haar oogen vol dankbaarheid op George gericht, die met het voorkomen van een held wachtte om de lauweren te oogsten, zei hij glim lachend: „Nu zal ik zeker, volgens de traditie neele sprookjes mijn dochter aan haar dapperen bevrijder ten huwelijk moeten geven. Je hebt haar eerlijk verdiend, mijn jongen, maar je had haar plan niet mogen verraden. Daar zullen we echter niet ver der over spreken, vertel mjj liever eens hoe ter wereld je 6r achter bent gekomen, waar wij waren." „Dat is gemakkelijk genoeg, meneer," lachte George. „U was werkelijk in mijn huis!" „Wat! De millionair ging rechtop zit ten en staarde hem in stomme verbazing aan. „Ik zag, dat Peggy's plan veel te door zichtig was," vervolgde hij lachend en daarom bedacht ik iets beters." Toen nata de millionair Peggy bij den arm en duwde haar zachtjes naar den jongen man en zei: „George, aan jou kan ik mijn dochter gerust toevertrouwen. Jij kunt nog beter voor haar zorgen dan ik!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 12