HELDERSCHE COliï SOPLA- De ontvoerde Sinterklaas. Vierde Blad. HONDERD RIJWIELEN VOOR HONDERD ROOKERS VAN ZATERDAG 29 NOVEMBER 1930 BINNENLAND. WINKELSLUITINGSWET. Door de Eerste Kamer aange nomen met 2513 stemmen. De Eerste Kamer heeft het -wetsontwerp inzake de winkelsluiting aanrfmomen met 26 tegen 13 stemmen. Vóór stemden de Katholieken, behalve de heer Dobbelman, de anti-revoiutionnairen, de sociaal-demo craten, de vrijzinnig-democraten en de chr.-hist. heer Van der Hoeven. Tegen stemden de liberalen, de chr.-historischen behalve de heer Van der Hoeven en de katholiek Dobbelman. De Minister heeft verklaard, dat de wet niet aanstonds kan worden uitgevoerd. De voorbereidende maatregelen zullen ge- ruimen tijd vorderen, zoodat in dien tijd iet aspect van de huidige crisis kan zijn veranderd. WAT EENS HILVERSUM WAS. En hoe men er nu over denkt Wij lezen in het Brusselsche dagblad: „Laatste Nieuws": „Wat er met de radio-uitzendingen ge beurt, wanneer de politiek haar parten komt spelen, heeft men kunnen ervaren met den prachtigen radio-omroep van Hilversum. Deze post was op kunst- en cultureel gebied een voorbeeld voor gansch de we reld; ook In ons land waren er velen, die er bij voorkeur hun toestel op afstemden. e politieke clubs zijn er echter tusschen- beide gekomen; thans wordt de post van Hilversum gebruikt en misbruikt voor elke raogelilke propaganda, en het gevolg Is, dat hl) er ziin beteekenls bijna volko men bij heeft Ingeboet, zoodat tot groot nadeel voor do N'ederlandsche beschaving in het algemeen, Hilversum niet meer is wat hij vroeger was, en deze post, ook hier in België, veel minder belangstelling eidei" De begrooting van Ned.-lndië Aan de memorie van antwoord inzake het ontwerp tot goedkeuring van de be sluiten van den gouverneur-generaal van Ned. Indië voor 1980 wordt ontleend: De door verscheidene leden aangevoer de gronden voor hun ernstig bezwaar tegen de uanvrage van een bedrag van 75.000, als eersten termijn voor het in richten van Balik Papan en Tarakan, geelt den minister aanleiding er op te wijzen, dat het ter verdediging inrichten van deze oliehavons geen verdere strek king heeft dan aldaar een strikte neutra liteit te handhaven bij oonflicten tusschen andore mogendheden. De maatregelen beoogen slechts bescherming tegen neven ondernemingen van belligerenten, wier hoofdmachten-elders gebonden zijn. Het oordeel van deze leden, dat men zich door plaatselijke voorzieningen als thans worden voorgesteld, met name waar het geldt een uitgebreid eilandenrijk als onze Oost-Indische Archipel, het einde niet is te voorzien, kan de minister niet doelen. Voor de vrees, dat 3e verdediging van beide genoemde plaatsen een ver zwakking van het Java-leger tengevolge u hebben, bestaat geen grond; het ligt voorts geenszins in de bedoeling om in de naaste toekomst uitbreiding van het leger aan de orde te stellen. Wel zal ,met inachtneming van de In punt 4 van de „Grondslagen voor de ver dediging van NecL-Indlë" gestelde finan- cieele grens en voor zoover de Lands- middelen dit zullen veroorloven, worden voortgegaan met het ten uitvoer leggen van de uit die grondslagen Voortvloeien de defensiemaatregelen. Naast de aanhangige voorstellen voor beide plaatsen en de schepping van een materieel-reserve voor de zeegaande vloot, benevens het op sterkte houden van die vloot, zullen in de eerstvolgende jaren aan de orde moeten komen de verdere outilleering van den marinevliegdienst en het marine-Etablissement, zoomede de verdere uitvoering van de verdediging aan den -wal van Soerabaja en de bescher ming van Tandjong-Priok als aangegeven in punt 6 der genoemde „Grondslagen". De verstrekking van een welomlijnd plan voor de verdediging van Ned.-lndië, dat deze leden blijkbaar hadden verwacht, ligt niet in het voornemen der regeering. Zü wenscht zich te bepalen tot het aan geven van de omtrekken, waarbinnen, ook voor wat betreft de financieele züde de defensiemaatregelen geleidelijk tot uitvoering kunnen komen en verwijst daa voor naar de meergenoemde „Grond slagen". Daarentegen hadden 67 veroordeelingen plaats, waarvan er verscheiden weinig be teekenls hadden. Hierover wordt nog uit voerig van gedachten gewisseld, o.a. door den communist de Visser, die zich nogal scherp Uitlaat hierover. Minister Ruys de Beerenbrouck -wijst er op, dat het Maastriöhtache politiecorps verkeerde leiding had. Minister Don-j n e r wijst het verwijt van onrechtvaar digheid af. Na re- en dupliek wordt de vergadering verdaagd tot Vrijdagmiddag. TWEEDE KAMER Vergadering van Donderdag. Aan de orde is hoofdstuk VI der rijks- begrooting (Onderwas). De communist L. de Visser zegt hierbij welke wenschen de communisten te dezen opzichte heb ben: kosteloos onderwijs, 8-jarige leer plicht, steun enz. waarop de r.k. heer v a n Poll antwoordt, dat in het czaristische Rusland meer voor onderwijs weru uit gegeven dan in het huidige en dat de onderwijzers in Sovjet-Rusland evenzeer gebrek lijden als de onderwijzers hier. Do heer Zandt (s.g.p.) acht terugkeer tot bescheidener levensvorm op onder wijsgebied dringend noodig. De minister bevordere zooveel mogelijk bezuiniging.- Hij is het niet eens met de verhooging van de subsidies aan orkesten, ook niet met des ministers aanschrijving inzake de spelling. De heer Boon (lib.) zet uiteen waarom hij voor de motie-Groenweg zal stemmen, de a.r. heer Beumer be spreekt de splitsing, die zijn fractie be treurt, Hij is tegen de motte-Lingbeek. Minister Terpstra rekent de Kamer voor, dat sedert 1930 de begrooting met 6 millioen is gestegen1, waarvan 4 mil- lioen voor het lager onderwijs. Vóór alles dient worden te vermeden een herhaling van wat na 1920 is voorgevallen, toen verschillende maatregelen moesten wor den opgeschort of teruggenomen. Spr. wacht, wat het lager onderwijs betreft, den arbeid van de staatscommissie Rut- gers af. Van spr. ia geen voorstel te wachten tot kostolooze toelating op'de scholen. Met de wensöhen ten aanzien van de onderwijzers-traktementen zal bij een volgende salarisherziening reke ning kunnen worden gehouden. Een her ziening daarvan thans zou met onfeil bare zekerheid ledden tot herziening ook van de ambtenaarssalarissen. De motie-Lingboek werd verworpen met 41 tegen 86 st., die van mej. Groe>- neweg met 40 tegen 85 st., do motie-de Visser (salarisverhoogiing onderwijzers) met 49 tegen 27 st. Daarna komt het Hooger Onderwijs aan de beurt; voor ons is dit niet van zooveel belang. In de avondvergadering, waar de be grooting van blnnend. zeken in behande ling komt, berijdt de heer B r a a t nog maals zijn stokpaardje van den zomertijd. De heer Vliege brengt de gebeuefce- nissen te Maastricht ter sprake van 16 Oct. 1929, waarbij twee dooden zjjn ge vallen. Feit is, dat door de militaire poli tie is geschoten op iemand, die bezig was een gevallen gewonde te helpen en dat de cman, op wien opzettelijk is gescho ten, aan de gevolgen is overleden. Voor vervolging tegen den schuldige achtte men geen voldoende termen aanwezig. EL ^Handen omhoog! En heb het hart niet om nog een kik te geven!" beet Hugo van Laren den ontstelden Sint Nicolaas heesch toe. „Want anders....!" dreigde Teddy. HIJ voltooide zijn zin niet, maar hield het pis te ol vlak voor het gezicht van den ge vangene. De armen met de wijde, roode, met zijde gevoerde mouwen eromheen, gingen om hoog. Hugo draaide den doek een paar maal om het gezioht van het slachtoffer en trok hem van achteren stevig aan. ,JEn nu vooruit, gauw mee alsjeblieft I" commandeerde hij met een toarsohe stem. „Ik houd hem bii zijn nek vast, Kees, en jij loopt achter hem. Ze leidden den nog steeds onthutsten en voigzamen krijgsgevangene door de deur en den maanbeschenen tuin naar de oude schuur. „Het is in orde. Kees", klonk Hugo's veranderde stem door de duisternis. We zijn waar we wezen moeten". En een oogenblik latex: „Ik heb rijn muts en zijn baard, help jii me nu om hem die roode nachtjapon uit te trekken''. Even daarna stapten de twee samen zweerders de schuur uit en nam Hugo van I.aren ziin vriend een beetje apart. „Ik ga als de drommel naar binnen, blijf jij hier nog even heen en weer stappen, zoodat hij het idee heeft dat hij bewaakt wordt en kom dan ook". Hugo holde weg, de plunje van Sinter klaas stevig onder den arm geklemd. Met luchtige sprongen liep hit de stoep op en wipte de hall in, waar het electrisohe licht nu weer brandde en hi1 wilde juist de trap oprennen, toen hit tegen iemand aanbot ste, die zijn weg naar beneden zocht door Iets over belastingen. OPBRENGST VAN PERIODIEKE UIT REKKING EN DE INKOMSTEN BELASTING. Onder inkomen wordt verstaan, aldus art. 4 der wet op de inkomstenbelasting, de soui van hetgeen in geld of geldswaar de zuiver genoten wordt als opbrengst van: 1. onroerende goederen, 2. roerend kapitaal, 8. onderneming en arbeid, 4. rechten op periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk. De verschillende bronnen van inkomen worden door den wetgever dus in vier groepen onderscheiden. De drie eerstge noemde groepen onderwierpen wij reeds aan een bespreking in dit blad. Thans zullen wij nagaan, welke inkomsten onder de laatste groep ziin te rangschikken. Evenals wij dat bij de overige groepen constateerden, is ook hieraan wederom een speciaal wetsartikel gewijd. In art. 3 lezen wij hieromtrent, dat de opbrengst van rechten en periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk omvat de ver lof- en non-activiteitstractementen, wacht gelden, pensioenen, lijfrenten, alsmede do verschuldigde verstrekkingen van levensonderhoud, huisvesting of andere zaken en, in het algemeen, alle verschul digde uitkeeringen en verstrekkingen, niet aan de vervuiling van een ambt of dienstbetrekking verbonden, die bij over lijden van den gerechtigde, otf van een derde eindigen. Nadat de wet alzoo eerst eenige voor beelden genoemd heeft van wat alzoo onder periodieke uitkeeringen zal dienen ;o worden verstaan, wordt daarna ver meld, dat zoo'n uitkeering aan een drie tal vereischten zal moeten voldoen, wil ze door de inkomstenbelasting getroffen cunnen worden. Deze drie voorwaarden luiden, dat lo. de uitkeering verschill ij gd moet zijn, dat ze 2o. niet aan de ver vulling van een ambt of dienstbetrekking erbonden moet zijn, en dat ze 3o. moet ophouden te bestaan bij overlijden van den gerechtigde of van een derde. Alvorens deze drie voorwaarden nader te bespreken, wijzen wij eerst op het be paalde bij art. 19 lotter a der wet, waar wij lezen, dat men van zijn Inkomen kan aftrekken do lijfrenten, pensioenen en andere periodieke uitkeeringen en ver strekkingen als bedoeld bii art. 8. Wan neer dus A. aan B. een periodieke uitkee ring geeft, welko voldoet aan de ver eischten van art. 8, dan zal A. het bedrag dezer uitkeering van zijn inkomen kun nen aftrekken, terwijl B. dat onder zijn inkomen moet begrijpen. Allereerst moet dan de uitkeering ver schuldigd zijn, d.w.z. do nakoming dor uitkeering moet zoo noodig in rechte kunnen worden gevorderd. Dit is b.v. het geval met de uitkeering, die (kleinkinde ren doen aan behoeftige (groot)ouders. Want art. 876 van het Burgerlijk Wet boek bepaalt, dat de kinderen verplicht zijn, hunno ouders en andere bloedver wanten in opgaande linie te onderhouden, wanneer rij behoeftig zijn. De onder steunde ouder moet het bedrag dezer ondersteuning alzoo aangeven, het onder steunend kind kan eenzelfde bedrag op grond van bovengenoemd art. 19 van zijn Inkomen aftrekken. Steunt men een behoeftige broer of zuster, dan mag men hiervoor niets in het schemerdonker. Het was Van Brum- melen! „Waar.... hoe.... wanneer?" brabbel de Hugo. „Hoe ben je in vredesnaam bin nengekomen?" „O, door de zijdeur". „Maar hpe ben je teruggekomen?" „O, nadat ik een uur geprutst had, wilde dat ellendige ding eindelijk weer". „Wat voot ellendig ding?" „De auto natuurlijk. Ik heb reuzenpedh gehad. Ik ben nog geen twee minuten in huis". „Ben je al dien tijd met de auto uit ge weest en kom je nu pas terug?" hijgde Hugo met een stem waarin ontzetting klonk. „Precies! O, en heb jij al m'n bullen daar? Jij bent een brave kerel! Ik wist al niet waar ze waren. Ik had ze in mijn kamer neergelegd, maar ik zag daarnet dat ze verdwenen waren1; ik wilde er juist naar gaan informeeren. Wel bedankt hoor! Ik heb geen minuut te verliezen". Haastig griste hii alles weg wat Hugo in zijn arm gekneld had en vóór tot den ander goed was doorgedrongen wat er eigenlijk gebeurde, rende Philip de trap op naar boven. „Zeg ze dat het niet langer dan vijf mi nuten duurt?" riep hij nog, „ze weten nog niet dat ik terug ben." Hugo stond als versteend midden op de trap en toen opeens ging de deur van den salon open en kwam Nora van Opheusden de hall in. Ze sloot zorgvuldig de deur achter zich en kwam onder aan de trap staan. „Maakt u een beetje voort, vader!" riep ze zachtjes, „wat duurt het toch al lang! O, wie is dat?" viel ze zichzelf verschrikt in de rede en ze gaf een gilletje. „Ik ben het, ik", antwoordde Hugo een beetje stuntelig.' „Wèt, ben jij daar! Wat heb je me aan het schrikken gemaakt! We wisten ook mindering brengen, omdat een dergelijke uitkeering niet verschuldigd is. Immers, men is niet wettelijk verplicht om zijn broer of zuster te onderhouden. Daaren tegen vormt deze steun voor den broer of zuster om dezelfde reden ook geen inko- men in den zin der wet. Zoo is ook de uit keering, die gegeven wordt om een kind j (ouder) overeenkomstig zijn stand te kun-1 nen doen leven, geen verplichte wettelijke uitkeering. Is men daarentegen wettelijk gescheiden, dan is de uitkeering, welke de eene echtgenoot aan de andere moet doen krachtens het echtscheddingsvonnis, verschuldigd, maar vallen de uitkeeringen die men vrijwillig aan de gewezen echtgenoot uitkeert, noch onder art. 8, noch omder abt. 19. Men dient bij deze uit keeringen nog te onderscheiden, of er in het bedrag, dat die voormalige echtgenoot ontvangt, een som is opgesloten, bestemd voor de verzorging en opvoeding der uit het huwelijk gesproten kinderen. Want de H. R. besliste bij het arrest, Beslissing no. 2478, dat de uitkeering, die uit dezen hoofde verstrekt wordt niet een periodieke uitkeering in den zin der wet op de in komstenbelasting is. In zoo'n geval moet het bedrag dus gesplitst worden. Ook de uitkeering, die iemand hangende een ge ding tot scheiding van tafel en bed aan zijne eobtgenoote doet, heeft in de leer van den H. R. (Beslissing 2234), op het belastbaar inkomen geen invloed. In hoe verre in het onderhouden van meerder jarige studeerende kinderen eene perio dieke uitkeering te rien is, zullen wij te zijner tijd aan een afzonderlijke bespre king onderwerpen. In diit verband wijzen wij tenslotte nog op de bepaling van art. 9 letter a der wet, inhoudende, dat t. a. v. minderjarigen niet als inkomen beschouwd wordt hetgeen, zij van hun ouders voor onderhoud of opvoeding genieten, of het geen hun in den vorm van een lijfrente of andere periodieke uitkeering door hun ouders is toegekend. Als tweede voorwaarde stelt de wet, dat de uitkeering niet aan de vervulling van een ambt of dienstbetrekking verbonden moet zijn. Zoodra dit wel het geval Is, valt de uitkeering onder opbrengst van onder neming en arbeid (art. 7). Een nonactivi- teitstractement, wachtgeld, of pensioen vormen duidelijke voorbeelden van dezen tweeden eisch. Als derde veredsdbte (wij wijzen erop, dat eene uitkeering, wil zü onder de wet vallen, aan alle drie vereischten moet voldoen) wordit gesteld, dat de uitkeering bij het overlijden van den gerechtigde of van een derde moet eindigen; zij moet m. a. w. van het leven afhankelijk zijn. Wanneer is nu eeni periodieke uitkeering van het leven afhankelijk? Dit is naar de leer van den H. R. (Beslissing 3939) dón het geval, wanneer zij niet over gaat op de erfgenamen van de begunstig de. Het is hierbij' onverschillig of nog andere omstandigheden dan de dood! het recht op de uitkeering doen eindigen. De tekst der wet brengt immers geenszins mee, dat ert. 8 slechts zou zien op uilkee- ringen alléén van het leven afhankelijk. Dit blijkt uit 'de voorbeelden als wacht geld, dat ook wel tijdens het leven van den genieter kan vervalen. Wanneer iemand dus gedurende een be paald aantal jaren recht heeft op een uit keering, welke, als men vóór het verstrij ken dezer jaren komt te overlijden, op de erfgenamen overgaat, dan valt dit bedrag niet onder de inkomstenbelasting, omdat een dergelijke uitkeering weliswaar na oen bepaalden termijn een einde neemt, doch niet van iemands leven afhanke lijk is. De uitkeering moet eindigen bij het overlijden van den gerechtigde of van een derde. Uit dit laatste volgt, dat uitkeerin gen, welke aan den belastingplichtige worden gedaan tot aan het overlijden van dengene, die tot het dóen van de uitkee ring verplicht is, onbelast zijn. Immers, met een „derde" kan slechts bedoeld zijn een ander dan hü, die de uitkeering doet De in het onderwerpeliik art. 8 ge noemde voorbeelden voldoen, zooals de al niet waar je gebleven was. Waarom ben je niet in den salon?" „Iklk heb zoo'n hoofdpijn, ik.... ben een beetje op bed gaan liggen." „O,.wat akelig voor jeI En ik zie Teddy ook nergens". „Ikgeloof dat hij ook hoofdpijn heeft". „Misschien kun Je nu wel beneden ko men; maar wil je eerst even aan vader's deur kloppen en hem vragen om wat voort te maken? Ze worden ongeduldig hü is al zoo'n poos boven". „Boven?" echode Hugo van Laren. „Ja, Philip is nog niet uit Haarlem terug en het wordt zoo laat voor de kleintjes. Daarom vond vader 'het beter om maar niet op hem te wachten en zelf maar voor Sinterklaas te spelen". „IsHugo bevochtigde zijn droge lippen met rijn tong. „Speelt je vader van avond zelf voor Sinterklaas?" „Ja, en hii moest allang beneden zijn, want hii is al een heelen tijd geleden naar boven gegaan, om het oostuum van Phi- lip's kamer te halen en zich te ver- kleeden. „J)an hebben we den ouden heer te pak...." „Wat bedoel je?" vroeg Nora verschrikt. „Niets", fluisterde Hugo, „nietsl Ik ge loof dat het van de hoofdpijn komt; ik ben zoo vreeseliik duizelig". Hij klemde zich aan de trapleuning vast, strompelde de trap verder op en bereikte ziin kamer. Met een plof liet hü zich op rijn bed vallen en bleef daar liggen; kla gelijk in zichzelf mompelend. Teddy Marsman, dien zijn functie van schildwacht danig begon te vervelen, be dacht dat het wel een> aardige afwisseling zou zün om wat met zijn gevangene te coiïverseeren. Hü leunde tegen de deur van de schuur en riep: „Hè jij daar binnen!" Er kwam geen antwoord. En Teddy ver volgde met een grove stem: „Kun je geen antwoord geven als ik je roep?" Wéér geen geluid. Toen herinnerde de jongeman zich dat ze hun slachtoffer een doek voor den mond gebonden hadden. „Als je niet kunt spreken, schop dan tegen de deur", beval hü. Hü wachtte even* maar er gebeurde niets. „Als je niet dadelük tegen de deur bonst of schopt zal het je berouwen, vriendje." Maar ook dit dreigement hielp niet. En nu begon Teddy zich toch een beetje on gerust te maken. „Lieve helpl Ik hoop niet dat die ver velende kwiebus flauw gevallen is", dacht hü en hü luisterde gespannen. „Ik hoor hem ook niet snurken; dus in slaap gevallen is hij ook niet!" Toen brak hem het klamme zweet uit. Hü zag in zün ontstelde verbeelding zün gevangene al dood op den vloer van het schuurt je liggen gestikt door den doek om zün mond en zichzelf en Hugo als moordenaars zwaar-geboeid wegvoeren door de politie. Ongeduldig rammeide hü aan de deur. „Hé, Van Drummeien.... hoor je me nou of niet?" En tegelijkertijd draaide hü den sleutel om en deed de deur open. De oude heer Van Opheusden stond onbeweeglijk opzij van de deur. Hü had den doek kunnen loskrijgen en door een reet in het hout den man buiten kunnen bespieden. En zoo kwam het dat, toen Teddy behoedzaam over den drempel stapte, een groote bloempot op zün schul dig hoofd terecht kwam. Het projectiel werd neergeworpen met al de kracht die in de opgeheven armen van den krassen en manmoedigen ex-schutterij-officier en dat was niet zoo heel weinig school, zoodat de pot brak en' de scherven om Teddy's schedel vlogen. De jongeman zag De SOPLA-fabrieken stellen de volgende maand weer gratis vijftig .Opel" rijwielen beschikbaar. De vijftig personen, die ons vóór 31 December a.s. bet grootste aantal bons opzenden, krijgen hun .Opel"-karretje gratis en franco thuis. Begin k volgend jaar gaan wij het zelfde wederom doen. SOPLA's zijn tlisns beter dan ooit. Geu rig. Licht. Mooi van kleur en heerlijk van smaak. Uit 100 goede tabak gemaakt r\ - massa-fabricage, vandaar de lage prijm. gg| 5 Ct. De samen van de winnaars worden] in de kranten gepubliceerd. Zorg er voor, dat Uwe bons uiter lijk den 31 sten December a.s. bij de SOPLA-fabrieken te Amersfoort zijn! lózer zal kunnen nagaan, alle aan de hier boven omschreven voorwaarden. Naaslt uitkeeringen ln geld vindt men ook uit keeringen in niatuxa genoemd, waarvan wü reeds dde uit den alimentatieplicht voortvloeiende noemden. Wanneer een vereeniglng van geestelijke zusters vol gens hiare statuten verplicht is om aan hare ledeni volledig .levensonderhoud te verschaffen, dan vormt de geldswaarde van deze verstrekkingen voor de leder een belastbare opbrengst van een recht op periodieke uitkeeringen als hier bedoeld. Volledigheidshalve vermelden wü ten slotte nog hpt bepaalde bü art. 128 der wet, luidende, dat van het bedrag, dat een belastingplichtige geniet aan peneioenen, wachtgelden en lijfrente, die vóór 1 Med 1915 zün ingegaan, de eerste duizend gul den sier hts voor de helft aan de belasting onderworpen zün. Deze tegemoetkomende bepaling werd gemaakt ter bestendiging van een dergelüke remissie, welke onder de eerste oogenbllkken niets dan sterretjes en plofte op den grond. Daar bleef hü voorloopig zitten, verwezen over züni pün- Uik hoofd wrijvend en het duurde even voor hü rijn positieven weer bü elkaar had. Ondertusschen had «meneer Van Op heusden de beenen genomen en was naar huls teruggehold. Toen hü den eersten schrik te boven was, begonnen Teddy's hersens Weer te werken en zün eerste gedachte was om zün mede-samenzweerder te gaan zoeken en hem te waarschuwen. Met moeite krab belde hü op en strompelde naar het huls. De koele nachtlucht werkte kalméerend op zün geschokt gemoed, zoodat hü den toestand in zün geheelen ernst kon over zien. Hij liep de stoep op naar de hall en daar zag hü Sint Nicolaas in de volle glorie van zün bisschopsgewaad boven aan de trap staan. „Pas op! Ga terug!" riep hü, terwül hü haastig op den bisschop toeliep. „Die lammeling is ontsnapt." „Over wien heb je het?" „Over van Drummeien natuurUjk; hü is ontsnapt. Hü heeft me met een bloempot op mijn hoofd getimmerd en Is 'm ge smeerd." „Wie heeft dat gedaan?" „Die ellendige van Drummeien natuur lijk, wie anders?" „Maar ik ben van Drummeien!" „Hè, wat ben jü leuk, vent Maar het is nu heusch niet het geschikte oogen- blik om moppig te rijn. De heele geschie denis loopt in 'het honderd." „Ik heb geen fluaw Idee waar je het over hebt, kerel! Ik zeg je nog eens dat ik van Drummeien 'ben." (Slof volgt).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 13