HELDERSCHE COliï
SOPLA-
De ontvoerde Sinterklaas.
Vierde Blad.
HONDERD
RIJWIELEN
VOOR
HONDERD
ROOKERS
VAN ZATERDAG 29 NOVEMBER 1930
BINNENLAND.
WINKELSLUITINGSWET.
Door de Eerste Kamer aange
nomen met 2513 stemmen.
De Eerste Kamer heeft het -wetsontwerp
inzake de winkelsluiting aanrfmomen met
26 tegen 13 stemmen. Vóór stemden de
Katholieken, behalve de heer Dobbelman,
de anti-revoiutionnairen, de sociaal-demo
craten, de vrijzinnig-democraten en de
chr.-hist. heer Van der Hoeven. Tegen
stemden de liberalen, de chr.-historischen
behalve de heer Van der Hoeven en de
katholiek Dobbelman.
De Minister heeft verklaard, dat de wet
niet aanstonds kan worden uitgevoerd.
De voorbereidende maatregelen zullen ge-
ruimen tijd vorderen, zoodat in dien tijd
iet aspect van de huidige crisis kan zijn
veranderd.
WAT EENS HILVERSUM WAS.
En hoe men er nu over denkt
Wij lezen in het Brusselsche dagblad:
„Laatste Nieuws":
„Wat er met de radio-uitzendingen ge
beurt, wanneer de politiek haar parten
komt spelen, heeft men kunnen ervaren
met den prachtigen radio-omroep van
Hilversum.
Deze post was op kunst- en cultureel
gebied een voorbeeld voor gansch de we
reld; ook In ons land waren er velen, die
er bij voorkeur hun toestel op afstemden.
e politieke clubs zijn er echter tusschen-
beide gekomen; thans wordt de post van
Hilversum gebruikt en misbruikt voor
elke raogelilke propaganda, en het gevolg
Is, dat hl) er ziin beteekenls bijna volko
men bij heeft Ingeboet, zoodat tot groot
nadeel voor do N'ederlandsche beschaving
in het algemeen, Hilversum niet meer is
wat hij vroeger was, en deze post, ook
hier in België, veel minder belangstelling
eidei"
De begrooting van Ned.-lndië
Aan de memorie van antwoord inzake
het ontwerp tot goedkeuring van de be
sluiten van den gouverneur-generaal van
Ned. Indië voor 1980 wordt ontleend:
De door verscheidene leden aangevoer
de gronden voor hun ernstig bezwaar
tegen de uanvrage van een bedrag van
75.000, als eersten termijn voor het in
richten van Balik Papan en Tarakan,
geelt den minister aanleiding er op te
wijzen, dat het ter verdediging inrichten
van deze oliehavons geen verdere strek
king heeft dan aldaar een strikte neutra
liteit te handhaven bij oonflicten tusschen
andore mogendheden. De maatregelen
beoogen slechts bescherming tegen neven
ondernemingen van belligerenten, wier
hoofdmachten-elders gebonden zijn.
Het oordeel van deze leden, dat men
zich door plaatselijke voorzieningen als
thans worden voorgesteld, met name waar
het geldt een uitgebreid eilandenrijk als
onze Oost-Indische Archipel, het einde
niet is te voorzien, kan de minister niet
doelen. Voor de vrees, dat 3e verdediging
van beide genoemde plaatsen een ver
zwakking van het Java-leger tengevolge
u hebben, bestaat geen grond; het ligt
voorts geenszins in de bedoeling om in
de naaste toekomst uitbreiding van het
leger aan de orde te stellen.
Wel zal ,met inachtneming van de In
punt 4 van de „Grondslagen voor de ver
dediging van NecL-Indlë" gestelde finan-
cieele grens en voor zoover de Lands-
middelen dit zullen veroorloven, worden
voortgegaan met het ten uitvoer leggen
van de uit die grondslagen Voortvloeien
de defensiemaatregelen.
Naast de aanhangige voorstellen voor
beide plaatsen en de schepping van een
materieel-reserve voor de zeegaande
vloot, benevens het op sterkte houden van
die vloot, zullen in de eerstvolgende jaren
aan de orde moeten komen de verdere
outilleering van den marinevliegdienst en
het marine-Etablissement, zoomede de
verdere uitvoering van de verdediging
aan den -wal van Soerabaja en de bescher
ming van Tandjong-Priok als aangegeven
in punt 6 der genoemde „Grondslagen".
De verstrekking van een welomlijnd
plan voor de verdediging van Ned.-lndië,
dat deze leden blijkbaar hadden verwacht,
ligt niet in het voornemen der regeering.
Zü wenscht zich te bepalen tot het aan
geven van de omtrekken, waarbinnen,
ook voor wat betreft de financieele züde
de defensiemaatregelen geleidelijk tot
uitvoering kunnen komen en verwijst
daa voor naar de meergenoemde „Grond
slagen".
Daarentegen hadden 67 veroordeelingen
plaats, waarvan er verscheiden weinig be
teekenls hadden. Hierover wordt nog uit
voerig van gedachten gewisseld, o.a.
door den communist de Visser, die zich
nogal scherp Uitlaat hierover. Minister
Ruys de Beerenbrouck -wijst er
op, dat het Maastriöhtache politiecorps
verkeerde leiding had. Minister Don-j
n e r wijst het verwijt van onrechtvaar
digheid af. Na re- en dupliek wordt de
vergadering verdaagd tot Vrijdagmiddag.
TWEEDE KAMER
Vergadering van Donderdag.
Aan de orde is hoofdstuk VI der rijks-
begrooting (Onderwas). De communist L.
de Visser zegt hierbij welke wenschen
de communisten te dezen opzichte heb
ben: kosteloos onderwijs, 8-jarige leer
plicht, steun enz. waarop de r.k. heer v a n
Poll antwoordt, dat in het czaristische
Rusland meer voor onderwijs weru uit
gegeven dan in het huidige en dat de
onderwijzers in Sovjet-Rusland evenzeer
gebrek lijden als de onderwijzers hier.
Do heer Zandt (s.g.p.) acht terugkeer
tot bescheidener levensvorm op onder
wijsgebied dringend noodig. De minister
bevordere zooveel mogelijk bezuiniging.-
Hij is het niet eens met de verhooging
van de subsidies aan orkesten, ook niet
met des ministers aanschrijving inzake de
spelling. De heer Boon (lib.) zet uiteen
waarom hij voor de motie-Groenweg zal
stemmen, de a.r. heer Beumer be
spreekt de splitsing, die zijn fractie be
treurt, Hij is tegen de motte-Lingbeek.
Minister Terpstra rekent de Kamer
voor, dat sedert 1930 de begrooting met
6 millioen is gestegen1, waarvan 4 mil-
lioen voor het lager onderwijs. Vóór alles
dient worden te vermeden een herhaling
van wat na 1920 is voorgevallen, toen
verschillende maatregelen moesten wor
den opgeschort of teruggenomen. Spr.
wacht, wat het lager onderwijs betreft,
den arbeid van de staatscommissie Rut-
gers af. Van spr. ia geen voorstel te
wachten tot kostolooze toelating op'de
scholen. Met de wensöhen ten aanzien
van de onderwijzers-traktementen zal bij
een volgende salarisherziening reke
ning kunnen worden gehouden. Een her
ziening daarvan thans zou met onfeil
bare zekerheid ledden tot herziening ook
van de ambtenaarssalarissen.
De motie-Lingboek werd verworpen
met 41 tegen 86 st., die van mej. Groe>-
neweg met 40 tegen 85 st., do motie-de
Visser (salarisverhoogiing onderwijzers)
met 49 tegen 27 st.
Daarna komt het Hooger Onderwijs
aan de beurt; voor ons is dit niet van
zooveel belang.
In de avondvergadering, waar de be
grooting van blnnend. zeken in behande
ling komt, berijdt de heer B r a a t nog
maals zijn stokpaardje van den zomertijd.
De heer Vliege brengt de gebeuefce-
nissen te Maastricht ter sprake van 16
Oct. 1929, waarbij twee dooden zjjn ge
vallen. Feit is, dat door de militaire poli
tie is geschoten op iemand, die bezig
was een gevallen gewonde te helpen en
dat de cman, op wien opzettelijk is gescho
ten, aan de gevolgen is overleden. Voor
vervolging tegen den schuldige achtte
men geen voldoende termen aanwezig.
EL
^Handen omhoog! En heb het hart niet
om nog een kik te geven!" beet Hugo van
Laren den ontstelden Sint Nicolaas
heesch toe.
„Want anders....!" dreigde Teddy. HIJ
voltooide zijn zin niet, maar hield het pis
te ol vlak voor het gezicht van den ge
vangene.
De armen met de wijde, roode, met zijde
gevoerde mouwen eromheen, gingen om
hoog. Hugo draaide den doek een paar
maal om het gezioht van het slachtoffer en
trok hem van achteren stevig aan.
,JEn nu vooruit, gauw mee alsjeblieft I"
commandeerde hij met een toarsohe stem.
„Ik houd hem bii zijn nek vast, Kees, en
jij loopt achter hem.
Ze leidden den nog steeds onthutsten
en voigzamen krijgsgevangene door de
deur en den maanbeschenen tuin naar de
oude schuur.
„Het is in orde. Kees", klonk Hugo's
veranderde stem door de duisternis. We
zijn waar we wezen moeten". En een
oogenblik latex: „Ik heb rijn muts en zijn
baard, help jii me nu om hem die roode
nachtjapon uit te trekken''.
Even daarna stapten de twee samen
zweerders de schuur uit en nam Hugo van
I.aren ziin vriend een beetje apart.
„Ik ga als de drommel naar binnen, blijf
jij hier nog even heen en weer stappen,
zoodat hij het idee heeft dat hij bewaakt
wordt en kom dan ook".
Hugo holde weg, de plunje van Sinter
klaas stevig onder den arm geklemd. Met
luchtige sprongen liep hit de stoep op en
wipte de hall in, waar het electrisohe licht
nu weer brandde en hi1 wilde juist de trap
oprennen, toen hit tegen iemand aanbot
ste, die zijn weg naar beneden zocht door
Iets over belastingen.
OPBRENGST VAN PERIODIEKE UIT
REKKING EN DE INKOMSTEN
BELASTING.
Onder inkomen wordt verstaan, aldus
art. 4 der wet op de inkomstenbelasting,
de soui van hetgeen in geld of geldswaar
de zuiver genoten wordt als opbrengst
van:
1. onroerende goederen,
2. roerend kapitaal,
8. onderneming en arbeid,
4. rechten op periodieke uitkeeringen
van het leven afhankelijk.
De verschillende bronnen van inkomen
worden door den wetgever dus in vier
groepen onderscheiden. De drie eerstge
noemde groepen onderwierpen wij reeds
aan een bespreking in dit blad. Thans
zullen wij nagaan, welke inkomsten onder
de laatste groep ziin te rangschikken.
Evenals wij dat bij de overige groepen
constateerden, is ook hieraan wederom
een speciaal wetsartikel gewijd. In art. 3
lezen wij hieromtrent, dat de opbrengst
van rechten en periodieke uitkeeringen
van het leven afhankelijk omvat de ver
lof- en non-activiteitstractementen, wacht
gelden, pensioenen, lijfrenten, alsmede
do verschuldigde verstrekkingen van
levensonderhoud, huisvesting of andere
zaken en, in het algemeen, alle verschul
digde uitkeeringen en verstrekkingen,
niet aan de vervuiling van een ambt of
dienstbetrekking verbonden, die bij over
lijden van den gerechtigde, otf van een
derde eindigen.
Nadat de wet alzoo eerst eenige voor
beelden genoemd heeft van wat alzoo
onder periodieke uitkeeringen zal dienen
;o worden verstaan, wordt daarna ver
meld, dat zoo'n uitkeering aan een drie
tal vereischten zal moeten voldoen, wil
ze door de inkomstenbelasting getroffen
cunnen worden. Deze drie voorwaarden
luiden, dat lo. de uitkeering verschill
ij gd moet zijn, dat ze 2o. niet aan de ver
vulling van een ambt of dienstbetrekking
erbonden moet zijn, en dat ze 3o. moet
ophouden te bestaan bij overlijden van
den gerechtigde of van een derde.
Alvorens deze drie voorwaarden nader
te bespreken, wijzen wij eerst op het be
paalde bij art. 19 lotter a der wet, waar
wij lezen, dat men van zijn Inkomen kan
aftrekken do lijfrenten, pensioenen en
andere periodieke uitkeeringen en ver
strekkingen als bedoeld bii art. 8. Wan
neer dus A. aan B. een periodieke uitkee
ring geeft, welko voldoet aan de ver
eischten van art. 8, dan zal A. het bedrag
dezer uitkeering van zijn inkomen kun
nen aftrekken, terwijl B. dat onder zijn
inkomen moet begrijpen.
Allereerst moet dan de uitkeering ver
schuldigd zijn, d.w.z. do nakoming
dor uitkeering moet zoo noodig in rechte
kunnen worden gevorderd. Dit is b.v. het
geval met de uitkeering, die (kleinkinde
ren doen aan behoeftige (groot)ouders.
Want art. 876 van het Burgerlijk Wet
boek bepaalt, dat de kinderen verplicht
zijn, hunno ouders en andere bloedver
wanten in opgaande linie te onderhouden,
wanneer rij behoeftig zijn. De onder
steunde ouder moet het bedrag dezer
ondersteuning alzoo aangeven, het onder
steunend kind kan eenzelfde bedrag op
grond van bovengenoemd art. 19 van zijn
Inkomen aftrekken.
Steunt men een behoeftige broer of
zuster, dan mag men hiervoor niets in
het schemerdonker. Het was Van Brum-
melen!
„Waar.... hoe.... wanneer?" brabbel
de Hugo. „Hoe ben je in vredesnaam bin
nengekomen?"
„O, door de zijdeur".
„Maar hpe ben je teruggekomen?"
„O, nadat ik een uur geprutst had,
wilde dat ellendige ding eindelijk weer".
„Wat voot ellendig ding?"
„De auto natuurlijk. Ik heb reuzenpedh
gehad. Ik ben nog geen twee minuten in
huis".
„Ben je al dien tijd met de auto uit ge
weest en kom je nu pas terug?" hijgde
Hugo met een stem waarin ontzetting
klonk.
„Precies! O, en heb jij al m'n bullen
daar? Jij bent een brave kerel! Ik wist
al niet waar ze waren. Ik had ze in mijn
kamer neergelegd, maar ik zag daarnet
dat ze verdwenen waren1; ik wilde er juist
naar gaan informeeren. Wel bedankt
hoor! Ik heb geen minuut te verliezen".
Haastig griste hii alles weg wat Hugo
in zijn arm gekneld had en vóór tot den
ander goed was doorgedrongen wat er
eigenlijk gebeurde, rende Philip de trap
op naar boven.
„Zeg ze dat het niet langer dan vijf mi
nuten duurt?" riep hij nog, „ze weten nog
niet dat ik terug ben."
Hugo stond als versteend midden op de
trap en toen opeens ging de deur van den
salon open en kwam Nora van Opheusden
de hall in. Ze sloot zorgvuldig de deur
achter zich en kwam onder aan de trap
staan.
„Maakt u een beetje voort, vader!" riep
ze zachtjes, „wat duurt het toch al lang!
O, wie is dat?" viel ze zichzelf verschrikt
in de rede en ze gaf een gilletje.
„Ik ben het, ik", antwoordde Hugo een
beetje stuntelig.'
„Wèt, ben jij daar! Wat heb je me aan
het schrikken gemaakt! We wisten ook
mindering brengen, omdat een dergelijke
uitkeering niet verschuldigd is. Immers,
men is niet wettelijk verplicht om zijn
broer of zuster te onderhouden. Daaren
tegen vormt deze steun voor den broer of
zuster om dezelfde reden ook geen inko-
men in den zin der wet. Zoo is ook de uit
keering, die gegeven wordt om een kind j
(ouder) overeenkomstig zijn stand te kun-1
nen doen leven, geen verplichte wettelijke
uitkeering. Is men daarentegen wettelijk
gescheiden, dan is de uitkeering, welke
de eene echtgenoot aan de andere moet
doen krachtens het echtscheddingsvonnis,
verschuldigd, maar vallen de uitkeeringen
die men vrijwillig aan de gewezen
echtgenoot uitkeert, noch onder art. 8,
noch omder abt. 19. Men dient bij deze uit
keeringen nog te onderscheiden, of er in
het bedrag, dat die voormalige echtgenoot
ontvangt, een som is opgesloten, bestemd
voor de verzorging en opvoeding der uit
het huwelijk gesproten kinderen. Want
de H. R. besliste bij het arrest, Beslissing
no. 2478, dat de uitkeering, die uit dezen
hoofde verstrekt wordt niet een periodieke
uitkeering in den zin der wet op de in
komstenbelasting is. In zoo'n geval moet
het bedrag dus gesplitst worden. Ook de
uitkeering, die iemand hangende een ge
ding tot scheiding van tafel en bed aan
zijne eobtgenoote doet, heeft in de leer
van den H. R. (Beslissing 2234), op het
belastbaar inkomen geen invloed. In hoe
verre in het onderhouden van meerder
jarige studeerende kinderen eene perio
dieke uitkeering te rien is, zullen wij te
zijner tijd aan een afzonderlijke bespre
king onderwerpen. In diit verband wijzen
wij tenslotte nog op de bepaling van art.
9 letter a der wet, inhoudende, dat t. a. v.
minderjarigen niet als inkomen beschouwd
wordt hetgeen, zij van hun ouders voor
onderhoud of opvoeding genieten, of het
geen hun in den vorm van een lijfrente
of andere periodieke uitkeering door hun
ouders is toegekend.
Als tweede voorwaarde stelt de wet, dat
de uitkeering niet aan de vervulling van
een ambt of dienstbetrekking verbonden
moet zijn. Zoodra dit wel het geval Is, valt
de uitkeering onder opbrengst van onder
neming en arbeid (art. 7). Een nonactivi-
teitstractement, wachtgeld, of pensioen
vormen duidelijke voorbeelden van dezen
tweeden eisch.
Als derde veredsdbte (wij wijzen erop,
dat eene uitkeering, wil zü onder de wet
vallen, aan alle drie vereischten moet
voldoen) wordit gesteld, dat de uitkeering
bij het overlijden van den gerechtigde of
van een derde moet eindigen; zij moet
m. a. w. van het leven afhankelijk zijn.
Wanneer is nu eeni periodieke uitkeering
van het leven afhankelijk? Dit
is naar de leer van den H. R. (Beslissing
3939) dón het geval, wanneer zij niet over
gaat op de erfgenamen van de begunstig
de. Het is hierbij' onverschillig of nog
andere omstandigheden dan de dood! het
recht op de uitkeering doen eindigen. De
tekst der wet brengt immers geenszins
mee, dat ert. 8 slechts zou zien op uilkee-
ringen alléén van het leven afhankelijk.
Dit blijkt uit 'de voorbeelden als wacht
geld, dat ook wel tijdens het leven van den
genieter kan vervalen.
Wanneer iemand dus gedurende een be
paald aantal jaren recht heeft op een uit
keering, welke, als men vóór het verstrij
ken dezer jaren komt te overlijden, op de
erfgenamen overgaat, dan valt dit bedrag
niet onder de inkomstenbelasting, omdat
een dergelijke uitkeering weliswaar na
oen bepaalden termijn een einde neemt,
doch niet van iemands leven afhanke
lijk is.
De uitkeering moet eindigen bij het
overlijden van den gerechtigde of van een
derde. Uit dit laatste volgt, dat uitkeerin
gen, welke aan den belastingplichtige
worden gedaan tot aan het overlijden van
dengene, die tot het dóen van de uitkee
ring verplicht is, onbelast zijn. Immers,
met een „derde" kan slechts bedoeld zijn
een ander dan hü, die de uitkeering doet
De in het onderwerpeliik art. 8 ge
noemde voorbeelden voldoen, zooals de
al niet waar je gebleven was. Waarom ben
je niet in den salon?"
„Iklk heb zoo'n hoofdpijn, ik....
ben een beetje op bed gaan liggen."
„O,.wat akelig voor jeI En ik zie Teddy
ook nergens".
„Ikgeloof dat hij ook hoofdpijn
heeft".
„Misschien kun Je nu wel beneden ko
men; maar wil je eerst even aan vader's
deur kloppen en hem vragen om wat voort
te maken? Ze worden ongeduldig hü
is al zoo'n poos boven".
„Boven?" echode Hugo van Laren.
„Ja, Philip is nog niet uit Haarlem terug
en het wordt zoo laat voor de kleintjes.
Daarom vond vader 'het beter om maar
niet op hem te wachten en zelf maar voor
Sinterklaas te spelen".
„IsHugo bevochtigde zijn droge
lippen met rijn tong. „Speelt je vader van
avond zelf voor Sinterklaas?"
„Ja, en hii moest allang beneden zijn,
want hii is al een heelen tijd geleden naar
boven gegaan, om het oostuum van Phi-
lip's kamer te halen en zich te ver-
kleeden.
„J)an hebben we den ouden heer te
pak...."
„Wat bedoel je?" vroeg Nora verschrikt.
„Niets", fluisterde Hugo, „nietsl Ik ge
loof dat het van de hoofdpijn komt; ik
ben zoo vreeseliik duizelig".
Hij klemde zich aan de trapleuning vast,
strompelde de trap verder op en bereikte
ziin kamer. Met een plof liet hü zich op
rijn bed vallen en bleef daar liggen; kla
gelijk in zichzelf mompelend.
Teddy Marsman, dien zijn functie van
schildwacht danig begon te vervelen, be
dacht dat het wel een> aardige afwisseling
zou zün om wat met zijn gevangene te
coiïverseeren. Hü leunde tegen de deur
van de schuur en riep:
„Hè jij daar binnen!"
Er kwam geen antwoord. En Teddy ver
volgde met een grove stem:
„Kun je geen antwoord geven als ik je
roep?"
Wéér geen geluid. Toen herinnerde de
jongeman zich dat ze hun slachtoffer een
doek voor den mond gebonden hadden.
„Als je niet kunt spreken, schop dan
tegen de deur", beval hü.
Hü wachtte even* maar er gebeurde
niets.
„Als je niet dadelük tegen de deur bonst
of schopt zal het je berouwen, vriendje."
Maar ook dit dreigement hielp niet. En
nu begon Teddy zich toch een beetje on
gerust te maken.
„Lieve helpl Ik hoop niet dat die ver
velende kwiebus flauw gevallen is", dacht
hü en hü luisterde gespannen.
„Ik hoor hem ook niet snurken; dus in
slaap gevallen is hij ook niet!"
Toen brak hem het klamme zweet uit.
Hü zag in zün ontstelde verbeelding zün
gevangene al dood op den vloer van het
schuurt je liggen gestikt door den doek
om zün mond en zichzelf en Hugo als
moordenaars zwaar-geboeid wegvoeren
door de politie.
Ongeduldig rammeide hü aan de deur.
„Hé, Van Drummeien.... hoor je me
nou of niet?" En tegelijkertijd draaide hü
den sleutel om en deed de deur open.
De oude heer Van Opheusden stond
onbeweeglijk opzij van de deur. Hü had
den doek kunnen loskrijgen en door een
reet in het hout den man buiten kunnen
bespieden. En zoo kwam het dat, toen
Teddy behoedzaam over den drempel
stapte, een groote bloempot op zün schul
dig hoofd terecht kwam. Het projectiel
werd neergeworpen met al de kracht die
in de opgeheven armen van den krassen
en manmoedigen ex-schutterij-officier
en dat was niet zoo heel weinig school,
zoodat de pot brak en' de scherven om
Teddy's schedel vlogen. De jongeman zag
De SOPLA-fabrieken
stellen de volgende maand
weer gratis vijftig .Opel"
rijwielen beschikbaar. De
vijftig personen, die ons vóór
31 December a.s. bet grootste
aantal bons opzenden, krijgen
hun .Opel"-karretje gratis
en franco thuis. Begin
k volgend jaar gaan wij het
zelfde wederom doen.
SOPLA's zijn tlisns
beter dan ooit. Geu
rig. Licht. Mooi van
kleur en heerlijk van
smaak. Uit 100
goede tabak gemaakt r\
- massa-fabricage,
vandaar de lage prijm. gg| 5 Ct.
De samen van de winnaars worden]
in de kranten gepubliceerd.
Zorg er voor, dat Uwe bons uiter
lijk den 31 sten December a.s. bij de
SOPLA-fabrieken te Amersfoort
zijn!
lózer zal kunnen nagaan, alle aan de hier
boven omschreven voorwaarden. Naaslt
uitkeeringen ln geld vindt men ook uit
keeringen in niatuxa genoemd, waarvan
wü reeds dde uit den alimentatieplicht
voortvloeiende noemden. Wanneer een
vereeniglng van geestelijke zusters vol
gens hiare statuten verplicht is om aan
hare ledeni volledig .levensonderhoud te
verschaffen, dan vormt de geldswaarde
van deze verstrekkingen voor de leder een
belastbare opbrengst van een recht op
periodieke uitkeeringen als hier bedoeld.
Volledigheidshalve vermelden wü ten
slotte nog hpt bepaalde bü art. 128 der
wet, luidende, dat van het bedrag, dat een
belastingplichtige geniet aan peneioenen,
wachtgelden en lijfrente, die vóór 1 Med
1915 zün ingegaan, de eerste duizend gul
den sier hts voor de helft aan de belasting
onderworpen zün. Deze tegemoetkomende
bepaling werd gemaakt ter bestendiging
van een dergelüke remissie, welke onder
de eerste oogenbllkken niets dan sterretjes
en plofte op den grond. Daar bleef hü
voorloopig zitten, verwezen over züni pün-
Uik hoofd wrijvend en het duurde even
voor hü rijn positieven weer bü elkaar
had.
Ondertusschen had «meneer Van Op
heusden de beenen genomen en was naar
huls teruggehold.
Toen hü den eersten schrik te boven
was, begonnen Teddy's hersens Weer te
werken en zün eerste gedachte was om
zün mede-samenzweerder te gaan zoeken
en hem te waarschuwen. Met moeite krab
belde hü op en strompelde naar het huls.
De koele nachtlucht werkte kalméerend
op zün geschokt gemoed, zoodat hü den
toestand in zün geheelen ernst kon over
zien. Hij liep de stoep op naar de hall en
daar zag hü Sint Nicolaas in de volle
glorie van zün bisschopsgewaad boven
aan de trap staan.
„Pas op! Ga terug!" riep hü, terwül hü
haastig op den bisschop toeliep. „Die
lammeling is ontsnapt."
„Over wien heb je het?"
„Over van Drummeien natuurUjk; hü is
ontsnapt. Hü heeft me met een bloempot
op mijn hoofd getimmerd en Is 'm ge
smeerd."
„Wie heeft dat gedaan?"
„Die ellendige van Drummeien natuur
lijk, wie anders?"
„Maar ik ben van Drummeien!"
„Hè, wat ben jü leuk, vent Maar het
is nu heusch niet het geschikte oogen-
blik om moppig te rijn. De heele geschie
denis loopt in 'het honderd."
„Ik heb geen fluaw Idee waar je het
over hebt, kerel! Ik zeg je nog eens dat
ik van Drummeien 'ben."
(Slof volgt).