't Juttertje UIT DEWIJDE WERELD. Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT W I/UIIUVOI VOOR DE VROUWEN. VAN Zaterdag 29 November 1930 462 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) SINTERKLAAS. Een prettige reis naar Spanje. Hy was haar al verscheidene malen tegengekomen, 's (morgens, als hy naar kantoor ging, 's middags ais hij naar huis terugkeerde. Ze was.nu ja, ails hij het zou kunnen zeggen, zooals hy het daont, dan zou hij gezegd hebben: Het liefste, mooiste meisje, dat hjj ooit was tegengekomen. En dat wildie heel wat zeggen, als je al vijf jaar lang denzelfden weg naar de Twentsche Bank bent geloopen, min stens tweemaal daags. Wie ze was? Je kunt dat 'n meisje toch zoo anaar niet op straat vragen. En de keeren, dat hy in de laatste drie weken haar gezien had, was het telkenmale zulk ellendig droog weer geweest, dat hij haar zelfs geen paraplui had kunnen aanbie den. Ze droeg trouwens meestal zelf een keurige tompouce naast haar taschje. Drie dagen voor SinterKlaas liep hij bij zijn vriend Evert Gorsen op. Die lag met griep te bed. Zeg Henk, wil jij misschien me een pieizier doen?" „Nou wat dan?" „In mijn plaats voor Sinterklaas spe len?" «Hè?" „Ja.ik heb aan kennissen van me beloofd, dat ik de kinderen Donderdag avond zou komen strooien.maar ik mag er betslist niet uit vin. den dokter. Ik vind 't zoo beroerd ze teleur te stellen, zie je? Ze hebben er op gerekend. Of jij nou koimt of ik. „Maar ik kan daar toch niet wildvreemd binnenvallen? Wie zijn het?" „Nee, dat is waar.je kent ze niet. maar ik geef je het adres op en laat je er met een taxi binnen brengen.voor mijn rekening.toe, doe 't maar.het zijn trouwens heel geschikte lui en ais je bét doet, of ik hetr ben, dan kunnen we er later nog een gezellig avondje van heb ben." Donderdagavond stapte Henk (met 'n lang gezicht, 'n langen baard en langen tabbert in de taxi, die hem aan het op gegeven adres bracht. Plechtstatig stapte hij uit, gevolgd door den zwarten knecht, dien Evert voor de gelegenheid reeds besteld had. De heer des huizes ontving hem met liet noodige ceremonieel en bracht hem de voorkamer binnen, waar de heole familie zijn komst imet liedjes begroette. De jongste zoon zette zelfs een geweldige keel op, toen hy den zwarten knecht in de gaten kreeg. „Zoudt u hier willen plaats nemen, Doorluchtige Hoogheid?" hoorde Henk naast zich vragen door een heldere, vriendelijke meisjesstem. Hij keek even op en..hij was blij dat hy zijn masker voor zich had. Het meisje uit zijn droo- men, het onbekende meisje bood hem een versierden leunstoel aan. Henk kreeg werkelijk een hartklopping. Maar Sinterklaars wordt verodcrstelt ongevoelig te zijn voor een jong meisje cn dus moest hij zich goed houden en in zijn rol blijven. Zijn gedachten rolden als op wieletjes. Hoe zou zij... Volgens de door Evert gegeven instructies begon hij tc onder vragen, maar draaide de volgorde om. Hij begon met den jomgsten zoon. En die kreeg den door vader toebedachte roe niet.Papa kuchte waarschuwend bij die afwijking van het afgasproken program ma. De jongen was meteen oevr zijn angst heen en kwam vertrouwelijk bij ham staan. En kreeg twee handen vol peper noten. Ook al buiten het progTamma. De andere kinderen kregen eerlijk hun deel, totdat alleen de oudste over was. „Mia" heette ze volgens Everts lijstje. „En nu heb ik nog een appeltje te schillen met uw oudste dochter, mijnheer. Ik kan haar moeilijk meenemen in de zak. Dat zou voor Piet te zwaar zijn. Maar ze moet mee naar Spanje. De reden wil ik haar hier liever niet. „Akelige.ontsnapte aan Mia, die dacht dat ze Evert voor zich had. „Ik moet haar dus verzoeken even mee te gaan naar de huiskamer.Piet breng die jonge dame mee!" „Kom Mia... ga maar mee," drong mama haar tegenstribbelende dochter aan. Mokkend liep Mia de huiskamer binnen. „Piet je moet even op de gang blijven wachtenals ik je roep mag je komen." Sinterklaas stapte naar binnen. „Flauwe jongen,' begon Mia veront waardigd, „wat heb je daar nu aan om me voor den gek te laten staan voor de kleintjes. „Hierom," zei Sinterklaas en lichtte zijn masker af. Toen vloog een blik van herkenning over haar gezicht. Ze kreeg een kleur. „Och. bent.u het?" „Bvert is ziek.vroeg ime of ik. ik wist pas wie u was, toen ik binnen kwam. Ze keek hem aan en hij zag, dat het ook voor haar.hy ketek haar vlak in het gelaat „Ik wou u zoo graag mee naar Spanje nemen. Maar zonder Plet." „Het is een heele verrassing voor me," zei ze blozendj. Toen legde ze haar handje In zijn toe gestoken hand en hy riep uit: „Piet vraag of mijnheer en mevrouw even hier willen komen." B. DE VREES VOOR HET WOORD. Kaffervrouw. Pas op voor j© zwager. Waar kamt de naam Varkevisser vandaan. De bewoners van de Oostkust van Groenland gelooven dat de mensch be staat uit drie deel en: lichaam, ziel en naam. De ziel heeft denzelfden vorm als het lichaam, maar ze is beel klein, niet grooter dan een hand of een vinger. Doch de naam is zoo groot als de mensdh zelf en treedt binnen 'in het kind, als men bet- dadelijk na de geboorte den mond met water bestrijkt en daarbij den naam van het laatst gestorven familielid uitspreekt, want in den regel gaat diens naam op den nieuwen wereldburger over. Maar de naam moet bij den doode blijven, of eerst op verscliillende dieren overgaan, voordat een kind naar hem wordt genoemd; an ders gebeuren er ongelukken. Aan den naam hecht men in Groenland groote be- teekenis. Tusschen twee menschen, die denzelfden naam dragen, bestaat geest verwantschap, en de eigenschappen van den doode gaan over in dengene die naar hem wordt genoemd. DIOGENES. Een Sinterklaas-sprookje, Ze was een arm, klein vrouwtje, netjes en zindelijk gekleed, maar veel te dun voor een regenachtigen Decemberavond, en voor den tochtigen hoek waar zij stond. Ze verkocht veters, lange „Amerikaan- sche", maai' het arme, oude stemmetje, waarmede ze haar artikel trachtte aan te pr;izen, ging totaal verloren in het ru moer dat de bellen der trams, de signalen der auto's, de kranteuventers met hun „zes uur" edities en de duizend andere straatgeluiden maakten. Niemand kocht de veters. Ze durfde haast niet in haar zak voelen, waar het ééne dubbeltje, voor zoo'n langen, kouden dag, zat, wat ze van daag had ontvangen. En dat zou ze nog niet eens gekregen hebben, als de oude heer, die 'haar dat gegeven had, niet vlak vóór haar z'n bril had laten vallen, waar door bij haar had opgemerkt. Eén1 dubbeltje. Oud moedertje's lippen trilden'; groote tranen, die ze niet bedwin gen kon. en die niemand zag, rolden op den grond, O, ze had zoo gehoopt, dat het Is de doode op zee omgekomen, dan moet, wie zijn naam erfde, er een eer in stellen, in de kajak de gevaren der zee te trotseeren. De Groeniander is zeer bang een „dooden" naam uit te spreken. Op de Oostkust gaat deze vrees zoover, dat won- neer twee personen denzelfden naam dro gen en een van hen sterft, de overbiyven- de dadelijk een anderen naam aanneemt. Vooral wanneer bij' ziek is, tracht hij op die manier den dood te verschalken. Is de doode naar een dier of een voorwerp ge noemd geweest, dan wordt ook daarvan het woord veranderd. Ten gevolge daar van wijzigt zich d'e taal steeds, want iedere Eskimo is aan. ziin fatsoen verplicht liet voorbeeld te veranderen. Toen Nansen, aan wiens boek „Onder de Eskimo's" wy deze bijzonderheden ontleenen, een moe der vroeg hoe haar kindje heette, ant woordde zij, dat zij het niet zeggen kon, evenmin als de vader; van den broeder der vrouw ken hy het te weten komen. Deze vrees voor den naam is over de geheele wereld verspreid; bij de Indianen van Noord-Amerika, en Patagonië, de Zi geuners in Europa, verder in Oost-Afrika, op Madagascar, in Australië, Tasmanië, Nieuw-Guinea, en op de Gezelschaps eilanden, Bij vele volken noemt men den naam van familieleden niiet en is ook de naam van de koningin taboe. Den naam kennende, zullen <le booze geesten de per soon in hun macht hebben, want beide zijn niet van elkander te scheiden. Toen de koning van Dahorney, Bossa Ahadi, den troon besteeg, liet hij allen, die den naam Bossa droegen, onthoofden. Dy de Indianen houdt men den naam zooveel mogelijk geheim en' noemt men iemand dikwijls met zijn bijnaam. Ook durven zy min als de Eskimo het w:iagt den naam plaatsen en rivieren niet noemen, even van een gletscher uit te spreken; deze zou dat kwalijk kunnen nemen en barsten. By den dood vair koningin Pomara verdween op Tahiti het woord po (nacht) uit de taal, en in plaats daarvan gebruikte men voor taan „mi". De primitieve mensch denkt zich de ge- heele natuur als bezield, en de afkeer van 'het gewone woord bepaalt zich niet enkel tot de namen van personen. De wolf werd door de Duitschers in den ouden tijd Holzing genoemd. In Pruisen en Littauen noemt men hem in de maand December „Gewünn". Vooral in den donkeren geheimzinnigen tijd tusschen Kerstmis en Driekoningen is Isegrim's naam taboe. Een heereboer in Thüringen noemde zyn rentmeester, die Wolf heette, gedurende dien tijd „Herr Untier". In Quatzow, een dorp in Meck- lenburg, heet de vos dan „langstaart", de muis „bönlöper". Zweedsche herders meisjes noemen de wolf goudtand, goud voet, grootvader, twaalfmandkracht, stille, grijsbeen, enz.' den beer: oude man. Ook woorden voor andere begrippen, als „vuur" en „water" mogen zy niet uit spreken. Wanneer de Shetlandache visschers op zee zijn, gebruiken zij voor vele begrippen byzondere namen, o.a. voor mes, geeste lijke, klerk, duivel en kat. B.v. de aal: de gladde, het paard: de looper, terwyl ook enkele familienamen, b.v. Ross en Ooull, taboe zijn. Iemand met een dergelijken naam wordt aangeduid als: de man die daar woont, enz. By ons is misschien de uitdrukking „de boer met zijn varkens" de naam door zeelieden aan een troep brainvisscben (voorboden van slecht weer) gegeven een oude taboe-term. Zeker is, dat wy aan deze uitdrukking den ge slachtsnaam Varkevisser danken, die er op liet eerste gezicht zonderling gonoeg uitziet. Ook kermen wij 'het spreekwoord: Als je van den duivel spreekt, trap je op zyn staart. Nog willen wij even vermelden de ge heime vrouwentaal. Zeer verbreid nJ. is de gewoonte, dat de vrouwen onderling zich van een heel andere taal bedienen dan tegenover mannen. Voorbeelden hier van, van min of meer complete vrouwen talen "vindt men by de Indianen-stammen van Guatamala en Brazilië. Bij de Ghi- quitos (Bolivia) veranderen de vrouwen dikwijls alleen maar den uitgang (ter woorden. Een Zuid-A frikaanscbe kaffervrouw mag nooit een woord uitspreken dat in gaan zou, dat de menschen de veters zou den koop en, dat ze er 'n inkomentje mee verdienen zou.... Niet voor haarzelf, o, nee, ze was tevreden met de vier gulden pensioen in de week, die ze „trok" van haar voormalige mevrouw, daar kon ze best van leven. Maar, toen nu verleden jaar haar zoon, die flinke matroos, op zee verdronken was en haar schoondochter hem na een paar weken in het graf volg de, toen viel de zorg voor haar twee klein kinderen, op hóór. Twee jongens van zes en zeven jaar, en vier gulden in de week dat gaat niet. Ze had gedaan, wat ze kon, maar werken kon ze niet, nu stond het gebrek of de bedeeling voor de deur, en oud moedertje was voor beiden even bang. Nee., nee., haar oude lichaampje beefde in hevig verzet. Maar, het ging niet, ze kon niet méér doen dan nu. en de jongens, haar lieve jongens.... Nu was het Sinterklaasen ze zouden morgen zelfs geen suikerjannetje krijgen? Geen van al de voortspoedende men- scheni' in den voclitig-kouden avond merkte haar op, niemand zag dus, dat oud moedertje in haar donker hoekje wam hopig stond te snikken. „Origineel is het zeker", zeide Edu Swaters, „inaar je was altyd een soort van origineel". De groote, rijke studeerkamer was vol schaduwen, want er was geen ander licht dan de spelende vlammen in don antieken haard, en een klein' studeerlamp je op de schrijftafel. „Zoo iets mysterieus, die dansende schaduwen tegen de zoldering, en de met Perzische tapijten bekteede muren, en toch wel knus", dacht Edu, die gezellig in den grooten clubfauteuil lag. Net iets voor Van Bevervoorde. Die ver stond de kunst een huis in te richten januner, duizendmaal jammer, dat hy er zulke vreemde, invallen op na hield. En hij keek nadenkend' naar Van' Bever voorde, die naa9t hem tegen den schoor steenmantel leunde, met een - onmisken bare uitdrukking van. wrevel, op zijn knap gezicht. Edu schudde het hoofd. „Mijn beste jongen", zei hij vaderlijk, „luister naar de stem van iemand, die volle anderhalve maand ouder en wijzer is dan jezelf, en besteed: je tijd en je geld niet aan zulke uitspattingen la Don Qui- cliotte. Bah, uit te gaan om menschen te zoeken, zooals wijlen Diogenes! Je vindt ze toch niet, evenmin als die oude grap penmaker. iemand van jouw kwaliteit kan in het leven wel iets doen dat meer lucratief is". „Bijvoorbeeld??" vroeg Van Bever voorde, hem strak aanziende. „Bijvoorbeeld?" Edu schikte zich wat makkelijker in z'n stoel. „Nu, als je wat wijzer was «eweest, zou je allang met Lizzy getrouwd' zijn geweest" „Is dat alles wat je kan aanvoeren?" vroeg Van Bevervoorde minachtend. „Jamaar ik geloof, dat het vol doende is. Lizzy is rijk, allerliefst, elegant mooi als een kleine madonna....'' Een plotselinge beweging vani zijn vriend deed hem zwijgen. „Houd op", zei deze barsch. verband staat met den naam van haar zwager. Voor een Zoeloevrouw gelden do- zelfde beperkingen ten opzichte van haar grootvader, schoonvader en diens broeder. Komt nu in den naam van een der oude lieeren een bepaalde letter voor, b.v. een z, dan mag de arme vrouw haar leven lang geen woord met een z uitspreken, wat ons bijzonder lastig schijnt en op den duur moeilijk vol te houden. B. Grootmoedig. Het was Sint Nicolaasfeest geweest en by kleine Mien was de waardige man verschenen en had gestrooid en geschen ken uitgedeeld en de brave ouders wis ten niet anders of 't was allemaal uitste kend gegaan. „Wel," vroeg tante Jo aan het nichtje, „veel schik gehad met Sint Nioolaas?" „Jawel tante." „En is hij bij. jullie geweest?" „Ja," was het antwoord. „Dus je gelooft nog aan Sint Nioolaas?" „Neen, dat niet," zei de kleine meid, „en ik geloof dat Edi" dat is haar jon ger broertje ,,'t ook niet doet, maar ziet u, tante, wij houden ons maar zoo, om mama en papa het pleizier imet Sint Nioolaas niet te bederven." Tot Sinterklaas. „Ik wist wel. dat u terug zou komen!" „Hoezoo!" „Omdat u verteden jaar uw baard in vaders kast heeft laten 'liggen!" Zoo'n slimmerd. Oom: „Leer je goed, Hein? Ken je al wat?" Hein: „Zeker oom, ik kan al volzinnen maken." Oom: „Dat is ferm, maak er dan eens een." Hein (ma zich een oogen blik bedacht te hebben): „Als het St. Nicolaas is hoop ik van oom een mooie bouwdoos te krijgen." Hy wist het Oom: „Karei, jy hebt tegenwoordig Fransche les: is het le ooeur of la coeur?" Kwel: „Maar oom, het is toch likeur!" Verschil van opinie. Meester: „Uw zoontje is zeer braaf." Mama: „Hij geniet ook een zeer strenge opvoeding." Fritsje: „Nou tma, genieten zou ik dat maar liever niet noemen." TOB NOOIT HOEKJE. Het Is de geest, die 't lichaam rijkdom geeft. Shakespearc. Het gebeurt de meesten van ons geluk kig niet dikwijls, dat we door een ernstige ziekte overvallen worden. Maai- ontelbaar zyn de keeren, dat we ons „niet lekker" voelen, dat we lusteloos down zijn. We holen geen dokter, we nemen geen medi cijnen. Want we zijn niet bepaald' ziek, we kunnen niet zeggen dat we pijn heb ben, welke organen er aangetast /Jjn. We voelen ons „vervelend". En daartegen helpt geen dokter, helpen geen medicijnen. Er is wel iets anders, dat soms helpt. Er gebeurt iets, dat onze volle aandacht neemt, onze aandacht, die eerst vervuld was van onze lusteloosheid. We zyn plot seling geïnteresseerd en vergeten bet on prettige gevoeL Wel een l>ewij8, dat onze geest in staat is macht uit te oefenen op ons lichaam. Zijn we bezield door groote denkbeelden dan voelen we onze kwaaltjes niet meer. De gedachte aan ziekte, maakt ons ziek. Wanneer wij niet aan ziek-zyn denken, zullen we ihet ook 'niet zoo gauw worden. In negen van de tien gevallen komt het „niet lekker zijn" voort uit tobberyen over onze gezondheid, we hebben dan te veel zorg aan, ons lichamelijk welzijn gewijd. Gelooven wij niet in naderende ziekte, vertrouwen we in onze gezondheid, dan zullen er heel wat minder zieke dagen komen. En als ge dan toch ziek zyt, wel, probeer dat dan te vergeten, probeer u dan voor andere dingen te interessee ren, dan voor dat ziek-zyn. Maak er geen geweldig groote gebeurtenis van, praat er niet steeds over. Er zijn menschen, die een iiekel hebben aan zieken, die hen uit den weg gaan. Men noemt die menschen harteloos. En zeker zou het er voor de zieken slecht uitzien, als we hen aan hun lot overlieten. Toch is het 't goed recht van ieder mensch om al wat ongezond is te inyden. We moeten ons naar de vreugde keeren, niet naar het verdriet. Alle vreugde is goed, alle verdriet en ziekte is verkeerd. Onze afkeer van ziekte is dus gegrond. We mogen niet houden van zwakheid en klagen. We mogen die zwakheid en dat klagen bij onszelf niet dulden 1 Zoek krachtige, moedige gedachten, friseehe, opwekkende ideeën. Laat uw geest sterker zijn, dan wat lichamelijk ongemak. Laat uw geest zoo sterk zijn, dat het lichame- lyk ongemak wykt. Begin uw geest ge zond te maken, vol van vreugdige, vroo- lijke gedachten. En dan zal uw lichaam volgen. Een gezonde ziel, geeft een ge zond lichaam. Zoek mooie gedachten, werk aan mooie ideeën, om gezond te worden' en te biyvon. Dr. JOft. DE OOCK. BABBELUURTJE OVER MODE. Ensemble voor de Reis, voor Visite, voor Sport. Men moge de nieuwe mode prijzen, moge ze afkeuren, om het even, maar men moet toegeven, dat zy wel voor de noodige variatie heeft gezorgd. Door de meerdere elegance die de huidige mode kenmerkt, zyn er zelfs verscheidene on- derdeelen voor kleeding bijgekomen, die men in vorige jaren onmogelyk had kun nen dragen, als men er tenminste niet „opgetuigd" wilde uitzien. Bij de pittige sportieve kleeding van voorheen, behoor de nu eenmaal niet zeer elegante nuffig heid jes, het èèn hoort bij het ander. Eèn van de werkelijk te waardeeren vormen der nieuwe mode zyn de ensem- blè's. Deze zyn nu al heel practisch en prettig en zeker wel in de eerste plaats door de mooie stoffen die hiervoor spe ciaal bestemd zyn. Zeer practisch en keurig is b.v. dat reiscostuum wat onze eerste teekening aangeeft. Dit costuum is gemaakt van stevige, vaste, doch niet te dikke stof in een kleur die niet te veel opgewaaide stof laat zien. Het is een z.g'.n. 4 pièces ensemble, dat wil dus zeggen dat het uit 4 doelen bestaat, welke zyn: een blouse van zware waschzyde, een mouwloos vest, een geplooide rok en korte mantel, de laatste drie stuks zyn van de reeds ge doemde stof. I De blouse heeft 't eenvoudige over hemd-model en wordt in de rok gedra gen. Deze rok is glad om de heup tot even boven de knie diepe plooien uit springen. Gezellig en practisch is het mouwlooze vest wat hierover heen ge dragen wordt. Door dit vest kan men ge schikt de met bont gevoerde korte mantel in trein of huis uitdoen zonder zich al te ongekleed te voelen. Onze tweede afbeelding laat een en semble zien wat bedoeld is voor sportieve doeleinden. Het is een soliede, echt reso luut costuum van stevige Engelsche stof. Alles is even kernachtig, de stof, het bont, de snit, ja tot de draagster aan toe. Men bedenke, dat een teer nufje een der- gelyk costuum maar nooit moet dragen, tenminste, het zal haar in 1 minst niet flatteeren. Maar een stevig sportief type Edu schudde nogmaals het hoofd. ,Ja, m'n jongen, je bent te moeilijk, en dat- is je ongeluk. Want je bent niet ge schapen voor het jonggezellenleven, waar in ik zooveel pleizier vind. Jij bent gebo ren voor 'n pater Familias en ik geloof, dat je zwartgalligheid hoofdzakelyk voort komt uit het feit, dat je genoodzaakt bent het heilige Sinterklaasfeest in je mooie huis alleen te vieren!" Hy stond op en greep naar z'n overjas. Eigenlijk d'waas uit deze bekagelijke warmte weg in die vochtige koude te gaan, maar enfin, 't was per slot maar een klein eindje, naar de club. „Ga je al weg?" vroeg Van Bevervoorde verwonderd. „Tot myn spijt wel", knikte Edu. „Wy zullen op de club den Sinterklaasavond wel vieren, zooals het brave vrij gezellen betaamt. Neenik kom er wel uit. Adieu." Nu Van Bevervoorde alleen bleef, 6peet het hem plotseling, dat hy niet was mede- gegaan. H;j had gelijk gehad. Edu, met zyn oppervlakkigheid en z'n onbezorgd heid had den spijker juist op den kop geslagen. Wat baat het iemand, of hij millionair is en in het bezit van alle denk bare voorrechten, wanneer hij niemand heeft, om daar met hem genot van te heb ben. Hii1 had1 zijn moeder heel vroeg ver loren. daar hing haar portret, lief ge zichtje met zachte blauwe oogen en glim lachende lippen. Zyn vader had hy nooit anders gekend, dan als een stille, terugge trokken man, met reeds grijzend haar, wlen de dood zijner vrouw het hart ge broken had, Hy was altyd alleen geweest, als schooljongen, als student, en nu nog. Edu had Lizzy genoemd, minachtend trok hy de wenkbrauwen op. Hy had haar een paar jaar geleden ontmoet op een bal by een der gezanten in Den Haag, als een snoezig elegant popje, met goudblonde, gefriseerde krullen en blauwe vergeet- mii-nietoosren, die ©r heel onschuldig uit zagen. Die oogen teken op die van zyn. moeder, had hij gedacht, en zyn eenzaam hart had zich dadelijk aan haar gegeven met al het vuur van een eerste liefde. Nooit was één oogenfblik de gedachte by hem opgekomen, of zijn rijkdom niet mis schien belangrijk bijgedragen had tot hun verloving, of dat er wel eens minder lief tallige eigenschappen in de ziel van het mooie, goudlokkige meisje aanwezig kon den zyn, tot plots de ontgoocheling kwam, en hij haar eens een arm, klein bedelaars kind onbarmhartig met haar puntige pa rasol en haar fyngeschoerd voetje opzy zag stooten. Toen was zyn groote liefde plotseling verdwenen, om plaats te maken voor een onoverwinneiyke weerzin. Haar vertoon van berouw, haar tranen, haar liefheid, eindelijk haar woedende scènes, niets had uitwerking op hem, hy verbrak zyn engagement en ging reizen. Maar men kan niet eeuwig een zwerveling op de wereld blijven, hy was naar huis terug gekeerd, en zijn eenzaamheid drukte hem meer dan ooit. Het speet hem wei een beetje, dat hy

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 7