't Juttertje
UIT DEWIJDE WERELD.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT
W I/UIIUVOI
VOOR DE VROUWEN.
VAN Zaterdag 29 November 1930
462 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
SINTERKLAAS.
Een prettige reis naar Spanje.
Hy was haar al verscheidene malen
tegengekomen, 's (morgens, als hy naar
kantoor ging, 's middags ais hij naar
huis terugkeerde.
Ze was.nu ja, ails hij het zou kunnen
zeggen, zooals hy het daont, dan zou hij
gezegd hebben: Het liefste, mooiste
meisje, dat hjj ooit was tegengekomen.
En dat wildie heel wat zeggen, als je al
vijf jaar lang denzelfden weg naar de
Twentsche Bank bent geloopen, min
stens tweemaal daags.
Wie ze was? Je kunt dat 'n meisje toch
zoo anaar niet op straat vragen. En de
keeren, dat hy in de laatste drie weken
haar gezien had, was het telkenmale zulk
ellendig droog weer geweest, dat hij haar
zelfs geen paraplui had kunnen aanbie
den. Ze droeg trouwens meestal zelf een
keurige tompouce naast haar taschje.
Drie dagen voor SinterKlaas liep hij
bij zijn vriend Evert Gorsen op. Die lag
met griep te bed.
Zeg Henk, wil jij misschien me een
pieizier doen?"
„Nou wat dan?"
„In mijn plaats voor Sinterklaas spe
len?"
«Hè?"
„Ja.ik heb aan kennissen van me
beloofd, dat ik de kinderen Donderdag
avond zou komen strooien.maar ik
mag er betslist niet uit vin. den dokter. Ik
vind 't zoo beroerd ze teleur te stellen,
zie je? Ze hebben er op gerekend. Of jij
nou koimt of ik.
„Maar ik kan daar toch niet wildvreemd
binnenvallen? Wie zijn het?"
„Nee, dat is waar.je kent ze niet.
maar ik geef je het adres op en laat je er
met een taxi binnen brengen.voor
mijn rekening.toe, doe 't maar.het
zijn trouwens heel geschikte lui en ais je
bét doet, of ik hetr ben, dan kunnen we er
later nog een gezellig avondje van heb
ben."
Donderdagavond stapte Henk (met 'n
lang gezicht, 'n langen baard en langen
tabbert in de taxi, die hem aan het op
gegeven adres bracht.
Plechtstatig stapte hij uit, gevolgd door
den zwarten knecht, dien Evert voor de
gelegenheid reeds besteld had. De heer
des huizes ontving hem met liet noodige
ceremonieel en bracht hem de voorkamer
binnen, waar de heole familie zijn komst
imet liedjes begroette. De jongste zoon
zette zelfs een geweldige keel op, toen
hy den zwarten knecht in de gaten
kreeg.
„Zoudt u hier willen plaats nemen,
Doorluchtige Hoogheid?" hoorde Henk
naast zich vragen door een heldere,
vriendelijke meisjesstem. Hij keek even
op en..hij was blij dat hy zijn masker
voor zich had. Het meisje uit zijn droo-
men, het onbekende meisje bood hem een
versierden leunstoel aan. Henk kreeg
werkelijk een hartklopping.
Maar Sinterklaars wordt verodcrstelt
ongevoelig te zijn voor een jong meisje
cn dus moest hij zich goed houden en in
zijn rol blijven.
Zijn gedachten rolden als op wieletjes.
Hoe zou zij... Volgens de door Evert
gegeven instructies begon hij tc onder
vragen, maar draaide de volgorde om.
Hij begon met den jomgsten zoon. En die
kreeg den door vader toebedachte roe
niet.Papa kuchte waarschuwend bij die
afwijking van het afgasproken program
ma. De jongen was meteen oevr zijn angst
heen en kwam vertrouwelijk bij ham
staan. En kreeg twee handen vol peper
noten. Ook al buiten het progTamma. De
andere kinderen kregen eerlijk hun deel,
totdat alleen de oudste over was. „Mia"
heette ze volgens Everts lijstje.
„En nu heb ik nog een appeltje te
schillen met uw oudste dochter, mijnheer.
Ik kan haar moeilijk meenemen in de
zak. Dat zou voor Piet te zwaar zijn.
Maar ze moet mee naar Spanje. De reden
wil ik haar hier liever niet.
„Akelige.ontsnapte aan Mia, die
dacht dat ze Evert voor zich had.
„Ik moet haar dus verzoeken even mee
te gaan naar de huiskamer.Piet breng
die jonge dame mee!"
„Kom Mia... ga maar mee," drong
mama haar tegenstribbelende dochter aan.
Mokkend liep Mia de huiskamer binnen.
„Piet je moet even op de gang blijven
wachtenals ik je roep mag je komen."
Sinterklaas stapte naar binnen.
„Flauwe jongen,' begon Mia veront
waardigd, „wat heb je daar nu aan om
me voor den gek te laten staan voor de
kleintjes.
„Hierom," zei Sinterklaas en lichtte
zijn masker af.
Toen vloog een blik van herkenning
over haar gezicht. Ze kreeg een kleur.
„Och. bent.u het?"
„Bvert is ziek.vroeg ime of ik. ik
wist pas wie u was, toen ik binnen
kwam.
Ze keek hem aan en hij zag, dat het
ook voor haar.hy ketek haar vlak in
het gelaat
„Ik wou u zoo graag mee naar Spanje
nemen. Maar zonder Plet."
„Het is een heele verrassing voor me,"
zei ze blozendj.
Toen legde ze haar handje In zijn toe
gestoken hand en hy riep uit: „Piet
vraag of mijnheer en mevrouw even hier
willen komen."
B.
DE VREES VOOR HET WOORD.
Kaffervrouw. Pas op voor j©
zwager. Waar kamt de naam
Varkevisser vandaan.
De bewoners van de Oostkust van
Groenland gelooven dat de mensch be
staat uit drie deel en: lichaam, ziel en
naam. De ziel heeft denzelfden vorm als
het lichaam, maar ze is beel klein, niet
grooter dan een hand of een vinger. Doch
de naam is zoo groot als de mensdh zelf
en treedt binnen 'in het kind, als men bet-
dadelijk na de geboorte den mond met
water bestrijkt en daarbij den naam van
het laatst gestorven familielid uitspreekt,
want in den regel gaat diens naam op den
nieuwen wereldburger over. Maar de naam
moet bij den doode blijven, of eerst op
verscliillende dieren overgaan, voordat
een kind naar hem wordt genoemd; an
ders gebeuren er ongelukken. Aan den
naam hecht men in Groenland groote be-
teekenis. Tusschen twee menschen, die
denzelfden naam dragen, bestaat geest
verwantschap, en de eigenschappen van
den doode gaan over in dengene die naar
hem wordt genoemd.
DIOGENES.
Een Sinterklaas-sprookje,
Ze was een arm, klein vrouwtje, netjes
en zindelijk gekleed, maar veel te dun
voor een regenachtigen Decemberavond,
en voor den tochtigen hoek waar zij stond.
Ze verkocht veters, lange „Amerikaan-
sche", maai' het arme, oude stemmetje,
waarmede ze haar artikel trachtte aan te
pr;izen, ging totaal verloren in het ru
moer dat de bellen der trams, de signalen
der auto's, de kranteuventers met hun
„zes uur" edities en de duizend andere
straatgeluiden maakten. Niemand kocht
de veters. Ze durfde haast niet in haar
zak voelen, waar het ééne dubbeltje, voor
zoo'n langen, kouden dag, zat, wat ze van
daag had ontvangen. En dat zou ze nog
niet eens gekregen hebben, als de oude
heer, die 'haar dat gegeven had, niet vlak
vóór haar z'n bril had laten vallen, waar
door bij haar had opgemerkt.
Eén1 dubbeltje. Oud moedertje's lippen
trilden'; groote tranen, die ze niet bedwin
gen kon. en die niemand zag, rolden op
den grond, O, ze had zoo gehoopt, dat het
Is de doode op zee omgekomen, dan
moet, wie zijn naam erfde, er een eer in
stellen, in de kajak de gevaren der zee te
trotseeren. De Groeniander is zeer bang
een „dooden" naam uit te spreken. Op de
Oostkust gaat deze vrees zoover, dat won-
neer twee personen denzelfden naam dro
gen en een van hen sterft, de overbiyven-
de dadelijk een anderen naam aanneemt.
Vooral wanneer bij' ziek is, tracht hij op
die manier den dood te verschalken. Is de
doode naar een dier of een voorwerp ge
noemd geweest, dan wordt ook daarvan
het woord veranderd. Ten gevolge daar
van wijzigt zich d'e taal steeds, want iedere
Eskimo is aan. ziin fatsoen verplicht liet
voorbeeld te veranderen. Toen Nansen,
aan wiens boek „Onder de Eskimo's" wy
deze bijzonderheden ontleenen, een moe
der vroeg hoe haar kindje heette, ant
woordde zij, dat zij het niet zeggen kon,
evenmin als de vader; van den broeder
der vrouw ken hy het te weten komen.
Deze vrees voor den naam is over de
geheele wereld verspreid; bij de Indianen
van Noord-Amerika, en Patagonië, de Zi
geuners in Europa, verder in Oost-Afrika,
op Madagascar, in Australië, Tasmanië,
Nieuw-Guinea, en op de Gezelschaps
eilanden, Bij vele volken noemt men den
naam van familieleden niiet en is ook de
naam van de koningin taboe. Den naam
kennende, zullen <le booze geesten de per
soon in hun macht hebben, want beide
zijn niet van elkander te scheiden. Toen
de koning van Dahorney, Bossa Ahadi,
den troon besteeg, liet hij allen, die den
naam Bossa droegen, onthoofden. Dy de
Indianen houdt men den naam zooveel
mogelijk geheim en' noemt men iemand
dikwijls met zijn bijnaam. Ook durven zy
min als de Eskimo het w:iagt den naam
plaatsen en rivieren niet noemen, even
van een gletscher uit te spreken; deze zou
dat kwalijk kunnen nemen en barsten. By
den dood vair koningin Pomara verdween
op Tahiti het woord po (nacht) uit de taal,
en in plaats daarvan gebruikte men voor
taan „mi".
De primitieve mensch denkt zich de ge-
heele natuur als bezield, en de afkeer van
'het gewone woord bepaalt zich niet enkel
tot de namen van personen. De wolf werd
door de Duitschers in den ouden tijd
Holzing genoemd. In Pruisen en Littauen
noemt men hem in de maand December
„Gewünn".
Vooral in den donkeren geheimzinnigen
tijd tusschen Kerstmis en Driekoningen
is Isegrim's naam taboe. Een heereboer in
Thüringen noemde zyn rentmeester, die
Wolf heette, gedurende dien tijd „Herr
Untier". In Quatzow, een dorp in Meck-
lenburg, heet de vos dan „langstaart", de
muis „bönlöper". Zweedsche herders
meisjes noemen de wolf goudtand, goud
voet, grootvader, twaalfmandkracht, stille,
grijsbeen, enz.' den beer: oude man. Ook
woorden voor andere begrippen, als
„vuur" en „water" mogen zy niet uit
spreken.
Wanneer de Shetlandache visschers op
zee zijn, gebruiken zij voor vele begrippen
byzondere namen, o.a. voor mes, geeste
lijke, klerk, duivel en kat. B.v. de aal: de
gladde, het paard: de looper, terwyl ook
enkele familienamen, b.v. Ross en Ooull,
taboe zijn. Iemand met een dergelijken
naam wordt aangeduid als: de man die
daar woont, enz. By ons is misschien de
uitdrukking „de boer met zijn varkens"
de naam door zeelieden aan een troep
brainvisscben (voorboden van slecht
weer) gegeven een oude taboe-term. Zeker
is, dat wy aan deze uitdrukking den ge
slachtsnaam Varkevisser danken, die er
op liet eerste gezicht zonderling gonoeg
uitziet. Ook kermen wij 'het spreekwoord:
Als je van den duivel spreekt, trap je op
zyn staart.
Nog willen wij even vermelden de ge
heime vrouwentaal. Zeer verbreid nJ. is
de gewoonte, dat de vrouwen onderling
zich van een heel andere taal bedienen
dan tegenover mannen. Voorbeelden hier
van, van min of meer complete vrouwen
talen "vindt men by de Indianen-stammen
van Guatamala en Brazilië. Bij de Ghi-
quitos (Bolivia) veranderen de vrouwen
dikwijls alleen maar den uitgang (ter
woorden.
Een Zuid-A frikaanscbe kaffervrouw
mag nooit een woord uitspreken dat in
gaan zou, dat de menschen de veters zou
den koop en, dat ze er 'n inkomentje mee
verdienen zou.... Niet voor haarzelf, o,
nee, ze was tevreden met de vier gulden
pensioen in de week, die ze „trok" van
haar voormalige mevrouw, daar kon ze
best van leven. Maar, toen nu verleden
jaar haar zoon, die flinke matroos, op zee
verdronken was en haar schoondochter
hem na een paar weken in het graf volg
de, toen viel de zorg voor haar twee klein
kinderen, op hóór. Twee jongens van zes
en zeven jaar, en vier gulden in de week
dat gaat niet. Ze had gedaan, wat ze
kon, maar werken kon ze niet, nu stond
het gebrek of de bedeeling voor de deur,
en oud moedertje was voor beiden even
bang. Nee., nee., haar oude lichaampje
beefde in hevig verzet. Maar, het ging
niet, ze kon niet méér doen dan nu.
en de jongens, haar lieve jongens.... Nu
was het Sinterklaasen ze zouden
morgen zelfs geen suikerjannetje krijgen?
Geen van al de voortspoedende men-
scheni' in den voclitig-kouden avond
merkte haar op, niemand zag dus, dat oud
moedertje in haar donker hoekje wam
hopig stond te snikken.
„Origineel is het zeker", zeide Edu
Swaters, „inaar je was altyd een soort van
origineel".
De groote, rijke studeerkamer was vol
schaduwen, want er was geen ander licht
dan de spelende vlammen in don antieken
haard, en een klein' studeerlamp je op de
schrijftafel. „Zoo iets mysterieus, die
dansende schaduwen tegen de zoldering,
en de met Perzische tapijten bekteede
muren, en toch wel knus", dacht Edu, die
gezellig in den grooten clubfauteuil lag.
Net iets voor Van Bevervoorde. Die ver
stond de kunst een huis in te richten
januner, duizendmaal jammer, dat hy er
zulke vreemde, invallen op na hield. En
hij keek nadenkend' naar Van' Bever
voorde, die naa9t hem tegen den schoor
steenmantel leunde, met een - onmisken
bare uitdrukking van. wrevel, op zijn knap
gezicht. Edu schudde het hoofd.
„Mijn beste jongen", zei hij vaderlijk,
„luister naar de stem van iemand, die volle
anderhalve maand ouder en wijzer is dan
jezelf, en besteed: je tijd en je geld niet
aan zulke uitspattingen la Don Qui-
cliotte. Bah, uit te gaan om menschen te
zoeken, zooals wijlen Diogenes! Je vindt
ze toch niet, evenmin als die oude grap
penmaker. iemand van jouw kwaliteit
kan in het leven wel iets doen dat meer
lucratief is".
„Bijvoorbeeld??" vroeg Van Bever
voorde, hem strak aanziende.
„Bijvoorbeeld?" Edu schikte zich wat
makkelijker in z'n stoel. „Nu, als je wat
wijzer was «eweest, zou je allang met
Lizzy getrouwd' zijn geweest"
„Is dat alles wat je kan aanvoeren?"
vroeg Van Bevervoorde minachtend.
„Jamaar ik geloof, dat het vol
doende is. Lizzy is rijk, allerliefst, elegant
mooi als een kleine madonna....''
Een plotselinge beweging vani zijn
vriend deed hem zwijgen. „Houd op", zei
deze barsch.
verband staat met den naam van haar
zwager. Voor een Zoeloevrouw gelden do-
zelfde beperkingen ten opzichte van haar
grootvader, schoonvader en diens broeder.
Komt nu in den naam van een der oude
lieeren een bepaalde letter voor, b.v. een
z, dan mag de arme vrouw haar leven
lang geen woord met een z uitspreken,
wat ons bijzonder lastig schijnt en op den
duur moeilijk vol te houden.
B.
Grootmoedig.
Het was Sint Nicolaasfeest geweest en
by kleine Mien was de waardige man
verschenen en had gestrooid en geschen
ken uitgedeeld en de brave ouders wis
ten niet anders of 't was allemaal uitste
kend gegaan.
„Wel," vroeg tante Jo aan het nichtje,
„veel schik gehad met Sint Nioolaas?"
„Jawel tante."
„En is hij bij. jullie geweest?"
„Ja," was het antwoord.
„Dus je gelooft nog aan Sint Nioolaas?"
„Neen, dat niet," zei de kleine meid,
„en ik geloof dat Edi" dat is haar jon
ger broertje ,,'t ook niet doet, maar
ziet u, tante, wij houden ons maar zoo,
om mama en papa het pleizier imet Sint
Nioolaas niet te bederven."
Tot Sinterklaas.
„Ik wist wel. dat u terug zou komen!"
„Hoezoo!"
„Omdat u verteden jaar uw baard in
vaders kast heeft laten 'liggen!"
Zoo'n slimmerd.
Oom: „Leer je goed, Hein? Ken je al
wat?"
Hein: „Zeker oom, ik kan al volzinnen
maken."
Oom: „Dat is ferm, maak er dan eens
een."
Hein (ma zich een oogen blik bedacht te
hebben): „Als het St. Nicolaas is hoop ik
van oom een mooie bouwdoos te krijgen."
Hy wist het
Oom: „Karei, jy hebt tegenwoordig
Fransche les: is het le ooeur of la coeur?"
Kwel: „Maar oom, het is toch likeur!"
Verschil van opinie.
Meester: „Uw zoontje is zeer braaf."
Mama: „Hij geniet ook een zeer strenge
opvoeding."
Fritsje: „Nou tma, genieten zou ik dat
maar liever niet noemen."
TOB NOOIT HOEKJE.
Het Is de geest, die 't lichaam
rijkdom geeft.
Shakespearc.
Het gebeurt de meesten van ons geluk
kig niet dikwijls, dat we door een ernstige
ziekte overvallen worden. Maai- ontelbaar
zyn de keeren, dat we ons „niet lekker"
voelen, dat we lusteloos down zijn. We
holen geen dokter, we nemen geen medi
cijnen. Want we zijn niet bepaald' ziek,
we kunnen niet zeggen dat we pijn heb
ben, welke organen er aangetast /Jjn. We
voelen ons „vervelend".
En daartegen helpt geen dokter, helpen
geen medicijnen.
Er is wel iets anders, dat soms helpt.
Er gebeurt iets, dat onze volle aandacht
neemt, onze aandacht, die eerst vervuld
was van onze lusteloosheid. We zyn plot
seling geïnteresseerd en vergeten bet on
prettige gevoeL Wel een l>ewij8, dat onze
geest in staat is macht uit te oefenen op
ons lichaam. Zijn we bezield door
groote denkbeelden dan voelen we onze
kwaaltjes niet meer.
De gedachte aan ziekte, maakt ons ziek.
Wanneer wij niet aan ziek-zyn denken,
zullen we ihet ook 'niet zoo gauw worden.
In negen van de tien gevallen komt het
„niet lekker zijn" voort uit tobberyen
over onze gezondheid, we hebben dan
te veel zorg aan, ons lichamelijk welzijn
gewijd. Gelooven wij niet in naderende
ziekte, vertrouwen we in onze gezondheid,
dan zullen er heel wat minder zieke dagen
komen.
En als ge dan toch ziek zyt, wel,
probeer dat dan te vergeten, probeer
u dan voor andere dingen te interessee
ren, dan voor dat ziek-zyn. Maak er geen
geweldig groote gebeurtenis van, praat
er niet steeds over. Er zijn menschen, die
een iiekel hebben aan zieken, die hen uit
den weg gaan. Men noemt die menschen
harteloos. En zeker zou het er voor de
zieken slecht uitzien, als we hen aan hun
lot overlieten.
Toch is het 't goed recht van ieder
mensch om al wat ongezond is te inyden.
We moeten ons naar de vreugde keeren,
niet naar het verdriet. Alle vreugde is
goed, alle verdriet en ziekte is verkeerd.
Onze afkeer van ziekte is dus gegrond.
We mogen niet houden van zwakheid en
klagen. We mogen die zwakheid en dat
klagen bij onszelf niet dulden 1 Zoek
krachtige, moedige gedachten, friseehe,
opwekkende ideeën. Laat uw geest sterker
zijn, dan wat lichamelijk ongemak. Laat
uw geest zoo sterk zijn, dat het lichame-
lyk ongemak wykt. Begin uw geest ge
zond te maken, vol van vreugdige, vroo-
lijke gedachten. En dan zal uw lichaam
volgen. Een gezonde ziel, geeft een ge
zond lichaam.
Zoek mooie gedachten, werk aan mooie
ideeën, om gezond te worden' en te biyvon.
Dr. JOft. DE OOCK.
BABBELUURTJE OVER MODE.
Ensemble voor de Reis, voor
Visite, voor Sport.
Men moge de nieuwe mode prijzen,
moge ze afkeuren, om het even, maar
men moet toegeven, dat zy wel voor de
noodige variatie heeft gezorgd. Door de
meerdere elegance die de huidige mode
kenmerkt, zyn er zelfs verscheidene on-
derdeelen voor kleeding bijgekomen, die
men in vorige jaren onmogelyk had kun
nen dragen, als men er tenminste niet
„opgetuigd" wilde uitzien. Bij de pittige
sportieve kleeding van voorheen, behoor
de nu eenmaal niet zeer elegante nuffig
heid jes, het èèn hoort bij het ander.
Eèn van de werkelijk te waardeeren
vormen der nieuwe mode zyn de ensem-
blè's. Deze zyn nu al heel practisch en
prettig en zeker wel in de eerste plaats
door de mooie stoffen die hiervoor spe
ciaal bestemd zyn.
Zeer practisch en keurig is b.v. dat
reiscostuum wat onze eerste teekening
aangeeft. Dit costuum is gemaakt van
stevige, vaste, doch niet te dikke stof in
een kleur die niet te veel opgewaaide
stof laat zien. Het is een z.g'.n. 4 pièces
ensemble, dat wil dus zeggen dat het uit
4 doelen bestaat, welke zyn: een blouse
van zware waschzyde, een mouwloos vest,
een geplooide rok en korte mantel, de
laatste drie stuks zyn van de reeds ge
doemde stof.
I De blouse heeft 't eenvoudige over
hemd-model en wordt in de rok gedra
gen. Deze rok is glad om de heup tot
even boven de knie diepe plooien uit
springen. Gezellig en practisch is het
mouwlooze vest wat hierover heen ge
dragen wordt. Door dit vest kan men ge
schikt de met bont gevoerde korte mantel
in trein of huis uitdoen zonder zich al te
ongekleed te voelen.
Onze tweede afbeelding laat een en
semble zien wat bedoeld is voor sportieve
doeleinden. Het is een soliede, echt reso
luut costuum van stevige Engelsche stof.
Alles is even kernachtig, de stof, het
bont, de snit, ja tot de draagster aan toe.
Men bedenke, dat een teer nufje een der-
gelyk costuum maar nooit moet dragen,
tenminste, het zal haar in 1 minst niet
flatteeren. Maar een stevig sportief type
Edu schudde nogmaals het hoofd.
,Ja, m'n jongen, je bent te moeilijk, en
dat- is je ongeluk. Want je bent niet ge
schapen voor het jonggezellenleven, waar
in ik zooveel pleizier vind. Jij bent gebo
ren voor 'n pater Familias en ik geloof,
dat je zwartgalligheid hoofdzakelyk voort
komt uit het feit, dat je genoodzaakt bent
het heilige Sinterklaasfeest in je mooie
huis alleen te vieren!"
Hy stond op en greep naar z'n overjas.
Eigenlijk d'waas uit deze bekagelijke
warmte weg in die vochtige koude te gaan,
maar enfin, 't was per slot maar een klein
eindje, naar de club.
„Ga je al weg?" vroeg Van Bevervoorde
verwonderd.
„Tot myn spijt wel", knikte Edu. „Wy
zullen op de club den Sinterklaasavond
wel vieren, zooals het brave vrij gezellen
betaamt. Neenik kom er wel uit.
Adieu."
Nu Van Bevervoorde alleen bleef, 6peet
het hem plotseling, dat hy niet was mede-
gegaan. H;j had gelijk gehad. Edu, met
zyn oppervlakkigheid en z'n onbezorgd
heid had den spijker juist op den kop
geslagen. Wat baat het iemand, of hij
millionair is en in het bezit van alle denk
bare voorrechten, wanneer hij niemand
heeft, om daar met hem genot van te heb
ben. Hii1 had1 zijn moeder heel vroeg ver
loren. daar hing haar portret, lief ge
zichtje met zachte blauwe oogen en glim
lachende lippen. Zyn vader had hy nooit
anders gekend, dan als een stille, terugge
trokken man, met reeds grijzend haar,
wlen de dood zijner vrouw het hart ge
broken had, Hy was altyd alleen geweest,
als schooljongen, als student, en nu nog.
Edu had Lizzy genoemd, minachtend trok
hy de wenkbrauwen op. Hy had haar een
paar jaar geleden ontmoet op een bal by
een der gezanten in Den Haag, als een
snoezig elegant popje, met goudblonde,
gefriseerde krullen en blauwe vergeet-
mii-nietoosren, die ©r heel onschuldig uit
zagen. Die oogen teken op die van zyn.
moeder, had hij gedacht, en zyn eenzaam
hart had zich dadelijk aan haar gegeven
met al het vuur van een eerste liefde.
Nooit was één oogenfblik de gedachte by
hem opgekomen, of zijn rijkdom niet mis
schien belangrijk bijgedragen had tot hun
verloving, of dat er wel eens minder lief
tallige eigenschappen in de ziel van het
mooie, goudlokkige meisje aanwezig kon
den zyn, tot plots de ontgoocheling kwam,
en hij haar eens een arm, klein bedelaars
kind onbarmhartig met haar puntige pa
rasol en haar fyngeschoerd voetje opzy
zag stooten. Toen was zyn groote liefde
plotseling verdwenen, om plaats te maken
voor een onoverwinneiyke weerzin. Haar
vertoon van berouw, haar tranen, haar
liefheid, eindelijk haar woedende scènes,
niets had uitwerking op hem, hy verbrak
zyn engagement en ging reizen. Maar
men kan niet eeuwig een zwerveling op
de wereld blijven, hy was naar huis terug
gekeerd, en zijn eenzaamheid drukte hem
meer dan ooit.
Het speet hem wei een beetje, dat hy