het Kinderhoekje overgangstijd heb ik u nauwkeurige aan wijzingen afzonderlijk toegezonden. Het is jammer, dat u niet reeds in de eerste maanden onze hulp heeft Ingeroepen; daardoor had veel gesukkel voorkomen kunnen worden, (Nadruk verboden). Ondeugende Kinderen. Ik heb eens een moeder hooien ver tellen, hoe buitengewoon lief haar kind was. „Als ik haar op een stoel zet, zei zij trotsch, blijft zij er rustig zitten, tot zij er weer afgetild wordt". Ik zei maar niets, doch in gedachten zag ik het vijfjarige meisje voor me: '11 bleek, lusteloos kindje met kringen onder de oogen. Natuurlijk was het geen sterk, gezond kind, anders zou het niet zoo gemakkelijk gehoorzaam zyn. Een kind van vijf jaar en zelfs een veel jonger kind moet vol onderner mingslust, nieuwsgierigheid en drang tot bezigheid zijn. Zij moeten iets doen en veel van wat wij kattekwaad noemen, is niets anders dan deze zeer gezonde en natuurlijke activiteit. Zij mogen niet ver geten, dat een kind zich in onzen toestand verplaatsen kan en er geen begrip van heeft, dat een volwassen mensch niet meer in staat is dingen te verdragen die voor een kind niets erg zijn, zooals over matig lawaai. Hetzelfde vindt men bij menschen, die nooit ernstig ziek zijn ge weest en daarom niet geschikt zijn voor verpleging. Men kan ook nooit van een jong kind vergen, dat het alle vermaningen ont houdt; het geheugen ontwikkelt zich pas met de jaren en dit geval is nog bijzonder moeilijk voor het kind, omdat het niet begrijpen kan, waarom dit of dat ge- «ischt wordt. Vroolijkheld en rumoerig heid kan men een kind dus nooit kwalijk nemen; hit 19 dan ook zeer onrechtvaar dig het daarvoor te straffen. Iets geheel anders is de werkelijke on deugendheid, .zooals opzettelijke onge hoorzaamheid, leugenachtigheid, zich toe eigenen van wat aan een ander toebe hoort, baldadigheid, verwaandheid of aan stellerigheid. Hier is straf niet alleen ge oorloofd, doch het is de plicht der ouders, niets door de vingers ce zien en elke over treding dadelijk te straffen. Het schijnt mij een verkeerde methode, d straf kwijt te schelden, als het kind be rouw toont. l>r kind met eenig gezond versta, d zal van deze toegeeflijkheid al spoedig misbruik maken en berouwvol doen, zoodra er staf dreigt te komen. Bovendien is het 'gevoel van rechtvaar digheid sterk ontwikkeld in jonge kinde ren en voelen zij het in hun hart als bil lijk, wanneer zij straf krijgen voor hun verkeerde daden. Men kan soms na het ondergaan der straf een gevoel van op> luchting waarnemen, van opnieuw te kum nen beginnen. Niet elke straf is echter geschikt. Een oorvijg dient dikwijls meer als veilig heidsklep voor het slechte humeur van den volwassene dan als een opzettelijke poging om het kind te overtuigen van zijn fout. Soms worden kinderen zoo dikwijls gesiagen, dat zij in het geheel niet meer nadenken over de beweegredenen, die den volwassene er voor heeft. Wij moeten ons dus niet op het kind wreken voor ae last, die het ons veroorzaakt of voor de slechte eigenschap, waarmee het ons ergert. Ten tweede is ongeschikt elke straf, die het gevoel van eigenwaarde van het kind krenkt. Hoe streng wij ook moeten op treden tegen verwaandheid en zelfover schatting, wij mogen nooit het andere uiterste aankweeken, n.1. een gevoel van eigen onmacht of minderwaardigheid. Een kind, dat altijd moet hooren, hoe stout het is en vooral een kind, dat zoo'n op merking hoort maken in het bijzijn van derden, zal op het laatst heelemaal niet meer zijn best doen om goed te zijn. Geschikte straffen zijn' er in overvloed en er zijn er zeer onaangename onder. Zoo heb ik eens gehoord van een moeder, die den mond van haar zoontje met zeep uitwaschte, omdat hij gelogen had. Dit had een uitstekend resultaat. Lichamelij ke pijn moet een kind ondervinden als straf voor het pijnigen van andere kinde ren of dieren. Zoo mogelijk doet men het precies hetzelfde aan, wat het een ander aandoet. In de meeste andere gevallen zijn lichamelijke straffen ongeschikt. Bovendien begaan vele ouders de fout, wel te straffen doch niet te beloonen. Een belooning kan juist zoo aanmoedigend werken bij den strijd tot zelfverbetering; deze strijd is veel heviger bij het kind dan de meeste volwassenen zoo oppervlakkig gezien wel deqken. Een kleine tractatie, een verrassing, een uitgangetje, een kwar tiertje opblijven, er is zooveel te beden ken. En vooral wanneer men het goede gedrag als reden van de belooning ver meldt, zal men er spoedig in slagen, goede gewoonten bij het kind aan te kweeken. Fn „een goed leven is een leven van goe de gewoonten"; dit is tot op groote hoogte waar. Tenslotte is de opvoedende persoon in deze kwestie evengoed een factor van be lang als het kind. Men moet zichzelf dwin gen tot het bewaren van de juiste ge moedsgesteldheid en dat is te meer noo- dig. waar het kind een scherpe intuïtie heeft en onbewust, zonder er zich nog rekenschap van te kunnen geven, aan voelt waar het aan hapert; men hoede zich dus voor drift en wraakzucht, doch even zeer voor zwakheid, hetzij uit sentimen taliteit, hetzij uit nalatigheid. (Nadruk verboden). Modepraatje. I De tricorne het model voor de gekleed® hoed. Hoe veel of hoe weinig de mode ook' verandert, nieuwe hoeden zien wij altijd, en dat is ook geen wonder, want een goed i gekozen hoed flatteert meer dan het mooi-1 ste toilet. En met de groote veranderin gen, die de japonnen hebben ondergaan, is het niet te verwonderen, dat ook de j modellen der hoeden veel nieuws vertoo- j nen. Men kan vooral een verlangen naar meer gekleede hoeden opmerken in ver- band met de meer bewerkelijke japonnen, j Sommige couturiers verwachten zelfs over eenigen tijd een „revolutie" in de hoeden-1 mode; de hoeden zouden dan weer boven- j op het hoofd gedragen worden, zoodat het kapsel bijna geheel te zien is. Voorloopig zijn wij nog niet zoo ver; een dergelijke groote verandering in de mode duurt altijd verscheidene seizoenen. Het eenige, wat men nu nog op kan mer ken, is, dat de baret, die zoo lang in zoo hooge mate populair is geweest, reeds minder gedragen wordt. Zelfs in New- York, waar de baret bijna een uniforme dracht is voor alle dames onder de zestig, begint men een ander model te zien. Welk model het nu is, dat de baret schijnt tel zullen verdringen? De trioorne. Van het1 „klassieke" model geven wij hier een af-1 beelding. Het groote verschil met de baret is, dat de tricorne zijn vorm behoudt, ook als men hem afzet. Zouden de vrouwen genoeg hebben van die slappe hoedjes; die op de hand gezien niets lijken en pas een hoed worden, als men ze opzet? Ligt daar in de oorzaak van de populariteit van de tricorncs of moeten wij die zoeken in het! feit, dat de vrouwen genoeg hebben van de baret, omdat letterlijk iedereen ermee I loopt? Hoe het ook zij, de stijvere hoeden j schijnen terug te komen. Enkele weken geit den verwekte Reboux sensatie door w^er ijzr rdraad te gebruiken in den rand van een hoed. Dat behoeft er nog wel niet in te komen, doch het is wel iets, waar men bij het koopen van een hoed reke ning mee moet houden; niemand ziet graag, dat haar nieuwste hoed na betrek kelijk korten tijd uit de mode is. V Zeer moderne japon van wollen crêpe, die geschikt is om overdag voor „gekleed" te ciragen. De rok is zwart, het lijfje wit. Beide vertoonen geplisseerde volants, die ook spiraalvormig om de mouw zijn aan gebracht. Een glazen knoop sluit het lijfje. Men zou verwachten, dat de tricorne niet flatteert. Doch als u er een opzet, zult u wel anders zien. Een model maakt niet zonder reden opgang en als het de mees ten slecht staat, zal het als regel niet po pulair worden. Vooral het onsymetrische past zoo goed bij de meeste gezichten, vooral omdat men de grootste uitwijking links of rechts kan nemen, naar keuze. Zeer flatteus is ook de garneering met bont.... of een voile, en één ding, dat men nog niet gezien heeft van het jaar, ml. veeren. En toch schijnen veeren in de komende jaren de hoedgarneering bij uit stek te zullen worden, meer dan bont, dat maar een tijdelijk modesnufje belooft te worden. De voiles zijn ook origineel, om dat men ze zoo verschillend aanbrengt, b.v. alleen aan de zijden. Welk materiaal gebruikt men voor de hoeden? De elegante vrouw wil nog altijd geen afstand doen van vilt, zoodat dat nog de eerste plaats inneemt. Voor hoelang? Wij zien reeds vele andere stoffen en bij de tegenwoordige rage om alle onderdee- len van het toilet bij elkaar te doen pas sen, spreekt het eigenlijk van zelf, dat men bij een fluweelen mantel fluweel, bij een bontmantel bont, en bij een lamé japon lamé draagt. De lamé tulbanden zijn u wel bekend, deze blijven eigenlijk altijd nieuw en komen elk seizoen in eenigszins gewijzigden vorm op, zonder ooit algemeen gedragen te worden. Dat laatste is misschien juist de reden, dat zij zoo lang in de mode blijven. Doch heeft u al gehoord, dat bont niet alleen als gar neering wordt gebruikt, doch dat men er heele hoeden van maakt? Ook hier moeten wij afwachten, of deze mode van langen duur zal zijn. Tenslotte worden ook wollen hoeden gedragen van dezelfde stof als de japon. In het restaurant. Jonge man, geaffecteerd: „Noem je dat kalfscotelet, kellner? Nou, maar ik ..eg je dan, dat is een b^leediging voor kd< r kalf, dat zich zelf respecteert." Kellner: „O meneer, neemt u me niet kwalijk, ik heb u absoluut niet willen be- leedigen." 1 In de hoedenmode zijn echter de stijve re hoedvorm en de veeren het meest op merkelijk. Wij zagen in de nieuwe collec ties zelfs struisveeren, zoowel groote, wui vende veeren als kleine van 10 a 15 c.M. 1-pgte. Deze laatste zijn voor de tricorne beter geschikt. Zeer populair worden ook de hoeden in twee kleuren, niet alleen i zwart en wit, doch alle andere kleuren-' combinaties tot rood met blauw toe! Een vroolljke japon om onder een don keren mantel te dragen. Men kan er twee afstekende kleuren voor kiezen, zooals amber en donkerbruin; turkoois en zwart of rood en zwart De tuniek vertoont in het bovenstuk de lijn der zeer nieuwe mantelpakken, waarbij het jasje van ach teren langer wordt; aan dit bovenstuk is een klokkend schortstuk aangezet. De kraag is van voren aan het lijfje vastge naaid en loopt door tot den rechterschou der. Mouwen. Door een bewerkelijke mouw kan men een japon tegelijk meer gekleed maken en een zeer oorspronkelijk uiterlijk geven. Men ziet korte, halflange en lange mouwen; vooral bij de laatste is elke fan tastische vorm modern en artistiek. Wij hebben reeds meermalen afbeeldingen gegeven van origineele mouwen, doch het aantal variaties is onuitputtelijk. Men ziet wijde en nauwe mouwen, bewerkelij ke naast zeer eenvoudige. De poffen zijn groot of klein en verplaatsen zich van el leboog tot schouder, terwijl nauw-aanslui- tende stukken op elke plaats tusschen pols en bovenarm kunnen worden aange bracht. Ook de manchetten, die bij de pols nauw zijn en over den onderarm wijd uit- loopen, worden veel gedragen; minder bekend zijn zulke manchetten, die bij den elleboog opgenaaid worden en naar onde ren uitloopen. Tenslotte is iets nieuws de schijnbaar dubbele mouw, deze is van boven echter niet van dubbele stof gemaakt, omdat daardoor de soepelheid verloren zou gaan. Verder is iets bijzonders de mouw in twee kleuren, b.v. een groote, tot over den elle boog reikende pofmouw, die afsteekt bij het nauwe onderstuk. (Nadruk verboden). De langzame trein. De trein kroop voort en stond toen plotseling stil. „Conducteur," zei een der passagiers, „kan ik even uitstappen, en wat bloemen plukken?" „Ik ben bang, dat u hier niet veel bloe men zult vinden," zei de conducteur lachend. „O, dat zal wel gaan; we hebben tijd genoeg, en ik heb een pakje zaad bij me." Liefderijk. „Wel vrouwtje, ik hpb vandaag m'n leven laten verzekeren." „O, mannie, wat aardig van je. Nou hoef ik ten minste niet altijd over je in onrust te zitten." DE VERGISSING. Jan was eenig kind en daar zijn ouders vrij bemiddeld waren kreeg hij vrij veel zakgeld. Zijn ouders wisten wel, dat Jan het geld niet aan onnoodige prullen uit gaf, maar het grootste deel spaarde, om cadeautjes te kunnen koopen voor ver jaardagen of Sinterklaas. Dit jaar had j an zooveel gespaard, dat hij behalve voor zijn ouders en voor Marie, het dienstmeis je, ook wat kon koopen voor zijn oom, tan te en nichtje, die pas uit Indië gekomen waren, om hun zes maanden verlof in Holland door te brengen. Ze woonden in een pension vijf minuten van Jan's huis verwijderd. Jan kon het uitstekend met zijn nichtje vinden, dat even oud was als hij en daarom had hij zuinig gespaard, om ook de Indische familie met Sinterklaas te kunnen bedenken. Toen alle cadeautjes gekocht waren, had Jan nog geld genoeg over, om wat te kun nen koopen voor zijn vrienden Toon en Otto, die tweelingen waren en voor hun jonger broertje, een lief, teer kereltje, dat Nico heette. Wat had Jan het druk op den middag van 5 December. Pakjes maken van aller lei vorm en grootte en bij elk pakje een „gedicht". Jan was pas klaar, toen moeder hem riep, om te komen eten. Aan tafel vroeg hij: „Moeder, mag Marie straks eerst even voor mij Sinterklaas spelen. Ik heb een pak voor de Indiërs" zoo „oemde dan zijn familie altijd oneerbie- biedig „en een voor Toon en Otto en Niek. Ik heb voor Niek ook maar wat ge kocht, anders is het zoo sneu, hèl" „Best hoor, mijn jongen. Had je zooveel geld, dat je voor allemaal cadeautjes kon koopen? Wat een Rockefeller", spotte moeder. „Nou, ik heb na de groote vacantie ook niets meer voor mezelf uitgegeven", zei Jan. En dan loopt het gauw op". „Ja, dat is zoo", beaamde moeder. „Ik zal Marie straks eerst sturen hoor. An ders is je hart toch niet gerust". Na het eten haalde Jan twee vrij groote en haast gelijke pakken van boven en vertelde aan Marie, terwijl deze zich aan kleedde: „Kijk dit pak moet naar de In diërs. Gauw, vóórdat zo hier komen, want ik wil niet weten, dat het van mij komt. En dit moet naar de tweelingen. Zul je bij allebei hard bellen en dan hard wegloo- pen. Ze wonen gelukkig allebei dicht bij een hoek". „Ja, hoor, 't komt voor elkaar", zei Marie goedig. Ze nam de pakken op, bracht ze naar hun bestemming en was een half uur later al terug. In dien tijd had Jan gedienstig de tafel afgeruimd, terwijl moeder alles klaar zette om de Indische familie gezellig te kunnen ont vangen. Alle cadeautjes lagen op een groote stapel onder de tafeL Om de beurt, van de jongste af, zou ieder er blindelings een cadeautje af mogen nemen en dan geven aan dengene wiens naam er op stond. Alles was net klaar, toen oom en tante en Nina binnenstapten. „Hoera, hoeral" brulde Jan, greep Nina beet en samen dansten ze een dolle In- dianendans, tot moeder riep:,, Zeg bedaar eens. Er is misschien breekbare waar bij de cadeautjes!" Moeder presenteerde thee met eigenge maakte borstplaat. Plots zei oom: „Sint is wel een leuke baas, maar soms toch ook wel flauw. We hebben tenminste net een mop beleefd, nou!" „Wat dan?" vroeg moeder. „Er werd gebeld, twee keer, dus dat was voor ons en Nien vloog naar de deur", vertelde oom. „Toen ze keek, lag er wel een pak, maar er was geen mensch te zien. En nu moet je eens raden, wat er in zat. Eerst een pakje met een T. er opge bonden. van chocolade. Nu dat gaat goed. Maar weet je wat tante verder kreeg? Een schetsboek en een doos kleurkrijtjes. En dat terwijl ze geen rechte lijn kan teekenen. Er was nog een heel gedicht bij over teekentalent en weet ik wat verder voor onzin over school, waar we niets van begrepen. Ik kreeg een O van chocolade en een boek „De Katjangs" en Nina oök een letter en notabene een auto-tje. Zeker omdat ze zoo dolgraag wou, dat ik een auto kocht in Indië. En dan die gedich tjes erbij. We snappen er niets van, wie ons dat geleverd heeft!" „O, 't is verschrikkelijk. Ik heb het haar nog zoo duidelijk gezegd. Wat zullen de tweelingen wel denken", kreunde Jan. „Wat is er?" vroeg Nien belangstel lend. „Wat heb je uitgespookt?" „Ik niks", maar Marie heeft het ge daan". En nu legde Jan uit, dat Marie zijn Sinterklaaspakken verwisseld had en dat de letters toevallig juist goed leken, om dat oom, tante en Nina met dezelfde let ters begonnen, als Otto, Toon en Niek. Hij vond het vreeselijk jammer, dat hij zijn eigen verrassing nu verraden moest. Vader ried hem, gauw even. naar de vrienden te gaan, hun, de voor hen be stemde cadeautjes te brengen en de ande re weer mee terug te nemen. Nina bood aan, even mee te loopen, wat Jan erg pret tig vond, omdat hij toch wel een mal fi guur sloeg. De vrienden zaten nog te peinzen van wie ze die malle cadeaux ge kregen zouden hebben en wat die gedich ten beteekenden, toen Jan het raadsel Icwarn ophelderen. Nu schaterden ze het uit en Niek zei: „O, is dat het juffertje". „Tk was al zoo 'boos, dat Sinterklaas mij 'uffertje noemde, omdat ik niet zoo groot ben. Maar ik ben toch be°t sterk, hoor!" „Natuurlijk," troostte «jan. „Ik kan je h usch niet leggen," wat Niek nog geluk kiger maakte dan de auto. Even later kon Ja i thuis nog eens voor Sint spelen. Oom kreeg nu een groote doos sigaretten, Tante een" flesch fijne odeur en Nina een damspel, waar Jan zelf heel vaak gebruik van hoopte te maken. Den volgenden ochtend op school ver telde de tweelingen nog, hoe gek alles ge weest was. Stel je ook voor, een flesch odeur te krijgen, als je een jongen van twaalf jaar bent of een doos sigaretten, terwijl je vader gezegd heeft, dat je min stens tot je zeventiende jaar moet wach ten. Op het damspel, dat Niek kreeg, waren ze bepaald jaloersch geweest, ter wijl het spel zelf voor Niek nog veel te moeilijk was. Hjj had zelf gedacht, dat de schijfjes van suiker waren, en er zelfs in gebeten! Beste jongens en meisjes! Allereerst ga ik jullie van de week hartelijk bedanken voor alle goede wen- schen voor mijn St Nicolaasfeest. Nu, ik ben er niet bang voor dat st. Nicolaas me voorbij zal rijden en ik hoop maar, dat h-jj het jullie ook niet doet AI kan dat natuurlijk wel gebeuren. Zoo schreef me bijvoorbeeld de vorige week een van de raadselvriendjes, dat hjj dit jaar niets van St Nkxvlaas kreeg, omdat hij' al drie slechte rapporten van school had gehad en het zijn eigen schuld was, omdat hij niet genoeg zijn best had gedaan. En ik weet zeker dat het vriendje nu ook zijn best gaat doen en het een volgend jaar niet weer zal gebeuren, dat hij voorbij gegaan wordt. Als er misschien meer z^jn, die niets gekregen hebben, omdat ze hun best niet gedaan hebben, moppier dan niet, maar doe net als dat vriendje, dat ine schreef: „meneer, 't is mijn eigen schuld". En doe dan ook je best zoodat je volgend jaar weer niet worert voorbijr gereden. Als jullie dit lezen is het alweer St. Nicolaas geweest Dat is eigenlijk jam mer, dat het alweer voorbij ia Maar daar staan weer andere feestdagen voor de deur en je hebt gisteren allemaal, denk Ik, zulke heerlijke dingen getnad, dat je er minstens vandaag en morgen nog in blije stemming door bent. En nu. is er weer een nieuwe maand, dat beteekent, nieuwe vriendjes en vrien dinnetjes, die ook mee .gaan dingen naar eeni prijs, die me ook briefjes gaan schrij ven en raadsels op rijm gaan inzenden. Waar zijn de vorige maand de vriendjes en vriendinnetjes uit Koegra9, uit Anna Paulowna, Wieringen en Texel gebleven? Ik heb jullie gemist en zie deze maand weer oplossingen van jullie tegemoet, hoor. Annie v. d. Brink. Ja, dat weet ik, Anmle, dat er zulke prachtige winkel» in Utrecht zijn. Ik ben er ook verscheidene ma len geweest. En wat zal dat heerlijk voor je geweest zijn om daar met je moeder te win kelen. Het was zeker verschrikkelijk druk? Nu, hier ook, hoor. Bijna in alle winkels was bet vol menschen en langs de straat was het ook zwart. Net een hoopje mieren, al die menschen, die zoo door elkaar loopen. Dank je wel voor je mooie ansicht. Die laan ken ik niet Nannle Grande. Ben jij ook al aan het reizen geweest, Nannie? Met je vader naar Amsterdam. Wat zal je opoe opgekeken heb ben en wat zal ze blij geweest zijn, met zoo'n plotselinge verrassing. Ja, Heek is een groote 'zaak, dat weet ik. 't Waa zeker wel erg ge zellig in Amsterdam en nog dlrukker dan in Utrecht, d'enk ik. Meindert de Boer. Zaten er alweer een paar foutjes in de raadsels, Meindert? Dat wist ik werkelijk niet. Maar enfin, dat Is voor jou en de andere vriendjes en vriendinnejes geen struikelblok geweest. De oplossingen waren goed, hoor. Henk K i 1 j a n. Ja, dat was wel jammer, dat je die vorige week dat tweede raadsel niet opgelost had, misschien had je anders wel een prijs gewonnen. Maar er komen nog meer maanden en nog meer verlotingen. Moed hou den dus, hoor. Kindervriend. Beste mijnheer! Sint Nicolaas is 't eerste raadsel, Dat is' er eerst een goede man, Hij brengt bij ons kinderen Verrassingen als hij kan. Ja Sint Nicolaas, Donderdag dan Zal ik goed uitkijken in 't krantje, Is er voor mij geen verassing van een boek, Ik geef u; vast' een standje, Waarom u wel niets geven zult, En mij wel leeren zult geduld. Toch hoop ik dat dit keer de loterij mij Eens gunstig is geweest, Dan is het zeker op dien dag Voor vier kinderen een dubbel feest. BEPPY ZWIERSTRA. Ach meneertje ik heb niet veel tijd om te rijmen, Want ik moet mijn moeder een beetje lijmen, Ik help haar met dit en dat, Want, voor wat, hoort wat. Doe ik het niet, dan sta ik er naast, Begrijpt u? 't is gauw Sint Nicolaas. JEANTJE WULFFELE. Langestraat i. De oplossingen, der oude raadsels en de nieuwe taadsels zijn opgenomen |onder „Stadsnieuws". Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: H. A.; B. B.; M. B.; A. v. d. B.; M. de B.; J. B.; M. G. D.; M. Go.; M. G.; N. G.; J. G.; H. Kit.; K. K.; H. K.; G. K.; J. E. K.; P. K.; S. K.; C. v. d. L.; A. R.; D. en M. S.; A. 8.; S. T.; M. T.; W. V.; G. V.; J. en P. W.; J. en G. W.; J. W.; B. Z. Gast: „Die kamer lijkt me een gevan geniscel." Hotelier: „Dat hangt er maar van af wat u gewoon bent, mijnheer."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 8