het Kinderhoekje
overgangstijd heb ik u nauwkeurige aan
wijzingen afzonderlijk toegezonden. Het
is jammer, dat u niet reeds in de eerste
maanden onze hulp heeft Ingeroepen;
daardoor had veel gesukkel voorkomen
kunnen worden,
(Nadruk verboden).
Ondeugende Kinderen.
Ik heb eens een moeder hooien ver
tellen, hoe buitengewoon lief haar kind
was. „Als ik haar op een stoel zet, zei zij
trotsch, blijft zij er rustig zitten, tot zij er
weer afgetild wordt". Ik zei maar niets,
doch in gedachten zag ik het vijfjarige
meisje voor me: '11 bleek, lusteloos kindje
met kringen onder de oogen. Natuurlijk
was het geen sterk, gezond kind, anders
zou het niet zoo gemakkelijk gehoorzaam
zyn.
Een kind van vijf jaar en zelfs een
veel jonger kind moet vol onderner
mingslust, nieuwsgierigheid en drang tot
bezigheid zijn. Zij moeten iets doen en
veel van wat wij kattekwaad noemen, is
niets anders dan deze zeer gezonde en
natuurlijke activiteit. Zij mogen niet ver
geten, dat een kind zich in onzen toestand
verplaatsen kan en er geen begrip van
heeft, dat een volwassen mensch niet
meer in staat is dingen te verdragen die
voor een kind niets erg zijn, zooals over
matig lawaai. Hetzelfde vindt men bij
menschen, die nooit ernstig ziek zijn ge
weest en daarom niet geschikt zijn voor
verpleging.
Men kan ook nooit van een jong kind
vergen, dat het alle vermaningen ont
houdt; het geheugen ontwikkelt zich pas
met de jaren en dit geval is nog bijzonder
moeilijk voor het kind, omdat het niet
begrijpen kan, waarom dit of dat ge-
«ischt wordt. Vroolijkheld en rumoerig
heid kan men een kind dus nooit kwalijk
nemen; hit 19 dan ook zeer onrechtvaar
dig het daarvoor te straffen.
Iets geheel anders is de werkelijke on
deugendheid, .zooals opzettelijke onge
hoorzaamheid, leugenachtigheid, zich toe
eigenen van wat aan een ander toebe
hoort, baldadigheid, verwaandheid of aan
stellerigheid. Hier is straf niet alleen ge
oorloofd, doch het is de plicht der ouders,
niets door de vingers ce zien en elke over
treding dadelijk te straffen.
Het schijnt mij een verkeerde methode,
d straf kwijt te schelden, als het kind be
rouw toont. l>r kind met eenig gezond
versta, d zal van deze toegeeflijkheid al
spoedig misbruik maken en berouwvol
doen, zoodra er staf dreigt te komen.
Bovendien is het 'gevoel van rechtvaar
digheid sterk ontwikkeld in jonge kinde
ren en voelen zij het in hun hart als bil
lijk, wanneer zij straf krijgen voor hun
verkeerde daden. Men kan soms na het
ondergaan der straf een gevoel van op>
luchting waarnemen, van opnieuw te kum
nen beginnen.
Niet elke straf is echter geschikt. Een
oorvijg dient dikwijls meer als veilig
heidsklep voor het slechte humeur van
den volwassene dan als een opzettelijke
poging om het kind te overtuigen van zijn
fout. Soms worden kinderen zoo dikwijls
gesiagen, dat zij in het geheel niet meer
nadenken over de beweegredenen, die
den volwassene er voor heeft. Wij moeten
ons dus niet op het kind wreken voor ae
last, die het ons veroorzaakt of voor de
slechte eigenschap, waarmee het ons
ergert.
Ten tweede is ongeschikt elke straf, die
het gevoel van eigenwaarde van het kind
krenkt. Hoe streng wij ook moeten op
treden tegen verwaandheid en zelfover
schatting, wij mogen nooit het andere
uiterste aankweeken, n.1. een gevoel van
eigen onmacht of minderwaardigheid. Een
kind, dat altijd moet hooren, hoe stout
het is en vooral een kind, dat zoo'n op
merking hoort maken in het bijzijn van
derden, zal op het laatst heelemaal niet
meer zijn best doen om goed te zijn.
Geschikte straffen zijn' er in overvloed
en er zijn er zeer onaangename onder.
Zoo heb ik eens gehoord van een moeder,
die den mond van haar zoontje met zeep
uitwaschte, omdat hij gelogen had. Dit
had een uitstekend resultaat. Lichamelij
ke pijn moet een kind ondervinden als
straf voor het pijnigen van andere kinde
ren of dieren. Zoo mogelijk doet men het
precies hetzelfde aan, wat het een ander
aandoet. In de meeste andere gevallen
zijn lichamelijke straffen ongeschikt.
Bovendien begaan vele ouders de fout,
wel te straffen doch niet te beloonen. Een
belooning kan juist zoo aanmoedigend
werken bij den strijd tot zelfverbetering;
deze strijd is veel heviger bij het kind dan
de meeste volwassenen zoo oppervlakkig
gezien wel deqken. Een kleine tractatie,
een verrassing, een uitgangetje, een kwar
tiertje opblijven, er is zooveel te beden
ken. En vooral wanneer men het goede
gedrag als reden van de belooning ver
meldt, zal men er spoedig in slagen, goede
gewoonten bij het kind aan te kweeken.
Fn „een goed leven is een leven van goe
de gewoonten"; dit is tot op groote hoogte
waar.
Tenslotte is de opvoedende persoon in
deze kwestie evengoed een factor van be
lang als het kind. Men moet zichzelf dwin
gen tot het bewaren van de juiste ge
moedsgesteldheid en dat is te meer noo-
dig. waar het kind een scherpe intuïtie
heeft en onbewust, zonder er zich nog
rekenschap van te kunnen geven, aan
voelt waar het aan hapert; men hoede zich
dus voor drift en wraakzucht, doch even
zeer voor zwakheid, hetzij uit sentimen
taliteit, hetzij uit nalatigheid.
(Nadruk verboden).
Modepraatje.
I
De tricorne het model voor de
gekleed® hoed.
Hoe veel of hoe weinig de mode ook'
verandert, nieuwe hoeden zien wij altijd,
en dat is ook geen wonder, want een goed i
gekozen hoed flatteert meer dan het mooi-1
ste toilet. En met de groote veranderin
gen, die de japonnen hebben ondergaan,
is het niet te verwonderen, dat ook de j
modellen der hoeden veel nieuws vertoo- j
nen. Men kan vooral een verlangen naar
meer gekleede hoeden opmerken in ver-
band met de meer bewerkelijke japonnen, j
Sommige couturiers verwachten zelfs over
eenigen tijd een „revolutie" in de hoeden-1
mode; de hoeden zouden dan weer boven- j
op het hoofd gedragen worden, zoodat het
kapsel bijna geheel te zien is.
Voorloopig zijn wij nog niet zoo ver;
een dergelijke groote verandering in de
mode duurt altijd verscheidene seizoenen.
Het eenige, wat men nu nog op kan mer
ken, is, dat de baret, die zoo lang in zoo
hooge mate populair is geweest, reeds
minder gedragen wordt. Zelfs in New-
York, waar de baret bijna een uniforme
dracht is voor alle dames onder de zestig,
begint men een ander model te zien. Welk
model het nu is, dat de baret schijnt tel
zullen verdringen? De trioorne. Van het1
„klassieke" model geven wij hier een af-1
beelding. Het groote verschil met de baret
is, dat de tricorne zijn vorm behoudt, ook
als men hem afzet. Zouden de vrouwen
genoeg hebben van die slappe hoedjes; die
op de hand gezien niets lijken en pas een
hoed worden, als men ze opzet? Ligt daar
in de oorzaak van de populariteit van de
tricorncs of moeten wij die zoeken in het!
feit, dat de vrouwen genoeg hebben van
de baret, omdat letterlijk iedereen ermee I
loopt? Hoe het ook zij, de stijvere hoeden j
schijnen terug te komen. Enkele weken
geit den verwekte Reboux sensatie door
w^er ijzr rdraad te gebruiken in den rand
van een hoed. Dat behoeft er nog wel niet
in te komen, doch het is wel iets, waar
men bij het koopen van een hoed reke
ning mee moet houden; niemand ziet
graag, dat haar nieuwste hoed na betrek
kelijk korten tijd uit de mode is.
V
Zeer moderne japon van wollen crêpe,
die geschikt is om overdag voor „gekleed"
te ciragen. De rok is zwart, het lijfje wit.
Beide vertoonen geplisseerde volants, die
ook spiraalvormig om de mouw zijn aan
gebracht. Een glazen knoop sluit het
lijfje.
Men zou verwachten, dat de tricorne
niet flatteert. Doch als u er een opzet, zult
u wel anders zien. Een model maakt niet
zonder reden opgang en als het de mees
ten slecht staat, zal het als regel niet po
pulair worden. Vooral het onsymetrische
past zoo goed bij de meeste gezichten,
vooral omdat men de grootste uitwijking
links of rechts kan nemen, naar keuze.
Zeer flatteus is ook de garneering met
bont.... of een voile, en één ding, dat
men nog niet gezien heeft van het jaar,
ml. veeren. En toch schijnen veeren in de
komende jaren de hoedgarneering bij uit
stek te zullen worden, meer dan bont, dat
maar een tijdelijk modesnufje belooft te
worden. De voiles zijn ook origineel, om
dat men ze zoo verschillend aanbrengt,
b.v. alleen aan de zijden.
Welk materiaal gebruikt men voor de
hoeden? De elegante vrouw wil nog altijd
geen afstand doen van vilt, zoodat dat nog
de eerste plaats inneemt. Voor hoelang?
Wij zien reeds vele andere stoffen en bij
de tegenwoordige rage om alle onderdee-
len van het toilet bij elkaar te doen pas
sen, spreekt het eigenlijk van zelf, dat
men bij een fluweelen mantel fluweel, bij
een bontmantel bont, en bij een lamé
japon lamé draagt. De lamé tulbanden
zijn u wel bekend, deze blijven eigenlijk
altijd nieuw en komen elk seizoen in
eenigszins gewijzigden vorm op, zonder
ooit algemeen gedragen te worden. Dat
laatste is misschien juist de reden, dat zij
zoo lang in de mode blijven. Doch heeft u
al gehoord, dat bont niet alleen als gar
neering wordt gebruikt, doch dat men er
heele hoeden van maakt? Ook hier moeten
wij afwachten, of deze mode van langen
duur zal zijn. Tenslotte worden ook wollen
hoeden gedragen van dezelfde stof als de
japon.
In het restaurant.
Jonge man, geaffecteerd: „Noem je
dat kalfscotelet, kellner? Nou, maar ik
..eg je dan, dat is een b^leediging voor
kd< r kalf, dat zich zelf respecteert."
Kellner: „O meneer, neemt u me niet
kwalijk, ik heb u absoluut niet willen be-
leedigen."
1 In de hoedenmode zijn echter de stijve
re hoedvorm en de veeren het meest op
merkelijk. Wij zagen in de nieuwe collec
ties zelfs struisveeren, zoowel groote, wui
vende veeren als kleine van 10 a 15 c.M.
1-pgte. Deze laatste zijn voor de tricorne
beter geschikt. Zeer populair worden ook
de hoeden in twee kleuren, niet alleen i
zwart en wit, doch alle andere kleuren-'
combinaties tot rood met blauw toe!
Een vroolljke japon om onder een don
keren mantel te dragen. Men kan er twee
afstekende kleuren voor kiezen, zooals
amber en donkerbruin; turkoois en zwart
of rood en zwart De tuniek vertoont in
het bovenstuk de lijn der zeer nieuwe
mantelpakken, waarbij het jasje van ach
teren langer wordt; aan dit bovenstuk is
een klokkend schortstuk aangezet. De
kraag is van voren aan het lijfje vastge
naaid en loopt door tot den rechterschou
der.
Mouwen.
Door een bewerkelijke mouw kan men
een japon tegelijk meer gekleed maken
en een zeer oorspronkelijk uiterlijk
geven. Men ziet korte, halflange en lange
mouwen; vooral bij de laatste is elke fan
tastische vorm modern en artistiek. Wij
hebben reeds meermalen afbeeldingen
gegeven van origineele mouwen, doch
het aantal variaties is onuitputtelijk. Men
ziet wijde en nauwe mouwen, bewerkelij
ke naast zeer eenvoudige. De poffen zijn
groot of klein en verplaatsen zich van el
leboog tot schouder, terwijl nauw-aanslui-
tende stukken op elke plaats tusschen
pols en bovenarm kunnen worden aange
bracht. Ook de manchetten, die bij de pols
nauw zijn en over den onderarm wijd uit-
loopen, worden veel gedragen; minder
bekend zijn zulke manchetten, die bij den
elleboog opgenaaid worden en naar onde
ren uitloopen.
Tenslotte is iets nieuws de schijnbaar
dubbele mouw, deze is van boven echter
niet van dubbele stof gemaakt, omdat
daardoor de soepelheid verloren zou gaan.
Verder is iets bijzonders de mouw in twee
kleuren, b.v. een groote, tot over den elle
boog reikende pofmouw, die afsteekt bij
het nauwe onderstuk.
(Nadruk verboden).
De langzame trein.
De trein kroop voort en stond toen
plotseling stil.
„Conducteur," zei een der passagiers,
„kan ik even uitstappen, en wat bloemen
plukken?"
„Ik ben bang, dat u hier niet veel bloe
men zult vinden," zei de conducteur
lachend.
„O, dat zal wel gaan; we hebben tijd
genoeg, en ik heb een pakje zaad bij me."
Liefderijk.
„Wel vrouwtje, ik hpb vandaag m'n
leven laten verzekeren."
„O, mannie, wat aardig van je. Nou
hoef ik ten minste niet altijd over je in
onrust te zitten."
DE VERGISSING.
Jan was eenig kind en daar zijn ouders
vrij bemiddeld waren kreeg hij vrij veel
zakgeld. Zijn ouders wisten wel, dat Jan
het geld niet aan onnoodige prullen uit
gaf, maar het grootste deel spaarde, om
cadeautjes te kunnen koopen voor ver
jaardagen of Sinterklaas. Dit jaar had
j an zooveel gespaard, dat hij behalve voor
zijn ouders en voor Marie, het dienstmeis
je, ook wat kon koopen voor zijn oom, tan
te en nichtje, die pas uit Indië gekomen
waren, om hun zes maanden verlof in
Holland door te brengen. Ze woonden in
een pension vijf minuten van Jan's huis
verwijderd. Jan kon het uitstekend met
zijn nichtje vinden, dat even oud was als
hij en daarom had hij zuinig gespaard, om
ook de Indische familie met Sinterklaas
te kunnen bedenken.
Toen alle cadeautjes gekocht waren, had
Jan nog geld genoeg over, om wat te kun
nen koopen voor zijn vrienden Toon en
Otto, die tweelingen waren en voor hun
jonger broertje, een lief, teer kereltje, dat
Nico heette.
Wat had Jan het druk op den middag
van 5 December. Pakjes maken van aller
lei vorm en grootte en bij elk pakje een
„gedicht". Jan was pas klaar, toen moeder
hem riep, om te komen eten. Aan tafel
vroeg hij: „Moeder, mag Marie straks
eerst even voor mij Sinterklaas spelen.
Ik heb een pak voor de Indiërs" zoo
„oemde dan zijn familie altijd oneerbie-
biedig „en een voor Toon en Otto en
Niek. Ik heb voor Niek ook maar wat ge
kocht, anders is het zoo sneu, hèl"
„Best hoor, mijn jongen. Had je zooveel
geld, dat je voor allemaal cadeautjes kon
koopen? Wat een Rockefeller", spotte
moeder.
„Nou, ik heb na de groote vacantie ook
niets meer voor mezelf uitgegeven", zei
Jan. En dan loopt het gauw op".
„Ja, dat is zoo", beaamde moeder. „Ik
zal Marie straks eerst sturen hoor. An
ders is je hart toch niet gerust".
Na het eten haalde Jan twee vrij groote
en haast gelijke pakken van boven en
vertelde aan Marie, terwijl deze zich aan
kleedde: „Kijk dit pak moet naar de In
diërs. Gauw, vóórdat zo hier komen, want
ik wil niet weten, dat het van mij komt.
En dit moet naar de tweelingen. Zul je bij
allebei hard bellen en dan hard wegloo-
pen. Ze wonen gelukkig allebei dicht bij
een hoek".
„Ja, hoor, 't komt voor elkaar", zei
Marie goedig. Ze nam de pakken op,
bracht ze naar hun bestemming en was
een half uur later al terug. In dien tijd
had Jan gedienstig de tafel afgeruimd,
terwijl moeder alles klaar zette om de
Indische familie gezellig te kunnen ont
vangen. Alle cadeautjes lagen op een
groote stapel onder de tafeL Om de beurt,
van de jongste af, zou ieder er blindelings
een cadeautje af mogen nemen en dan
geven aan dengene wiens naam er op
stond. Alles was net klaar, toen oom en
tante en Nina binnenstapten.
„Hoera, hoeral" brulde Jan, greep Nina
beet en samen dansten ze een dolle In-
dianendans, tot moeder riep:,, Zeg bedaar
eens. Er is misschien breekbare waar bij
de cadeautjes!"
Moeder presenteerde thee met eigenge
maakte borstplaat. Plots zei oom: „Sint is
wel een leuke baas, maar soms toch ook
wel flauw. We hebben tenminste net een
mop beleefd, nou!"
„Wat dan?" vroeg moeder.
„Er werd gebeld, twee keer, dus dat
was voor ons en Nien vloog naar de deur",
vertelde oom. „Toen ze keek, lag er wel
een pak, maar er was geen mensch te
zien. En nu moet je eens raden, wat er in
zat. Eerst een pakje met een T. er opge
bonden. van chocolade. Nu dat gaat goed.
Maar weet je wat tante verder kreeg?
Een schetsboek en een doos kleurkrijtjes.
En dat terwijl ze geen rechte lijn kan
teekenen. Er was nog een heel gedicht bij
over teekentalent en weet ik wat verder
voor onzin over school, waar we niets van
begrepen. Ik kreeg een O van chocolade
en een boek „De Katjangs" en Nina oök
een letter en notabene een auto-tje. Zeker
omdat ze zoo dolgraag wou, dat ik een
auto kocht in Indië. En dan die gedich
tjes erbij. We snappen er niets van, wie
ons dat geleverd heeft!"
„O, 't is verschrikkelijk. Ik heb het haar
nog zoo duidelijk gezegd. Wat zullen de
tweelingen wel denken", kreunde Jan.
„Wat is er?" vroeg Nien belangstel
lend. „Wat heb je uitgespookt?"
„Ik niks", maar Marie heeft het ge
daan". En nu legde Jan uit, dat Marie zijn
Sinterklaaspakken verwisseld had en dat
de letters toevallig juist goed leken, om
dat oom, tante en Nina met dezelfde let
ters begonnen, als Otto, Toon en Niek.
Hij vond het vreeselijk jammer, dat hij
zijn eigen verrassing nu verraden moest.
Vader ried hem, gauw even. naar de
vrienden te gaan, hun, de voor hen be
stemde cadeautjes te brengen en de ande
re weer mee terug te nemen. Nina bood
aan, even mee te loopen, wat Jan erg pret
tig vond, omdat hij toch wel een mal fi
guur sloeg. De vrienden zaten nog te
peinzen van wie ze die malle cadeaux ge
kregen zouden hebben en wat die gedich
ten beteekenden, toen Jan het raadsel
Icwarn ophelderen. Nu schaterden ze het
uit en Niek zei: „O, is dat het juffertje".
„Tk was al zoo 'boos, dat Sinterklaas mij
'uffertje noemde, omdat ik niet zoo groot
ben. Maar ik ben toch be°t sterk, hoor!"
„Natuurlijk," troostte «jan. „Ik kan je
h usch niet leggen," wat Niek nog geluk
kiger maakte dan de auto. Even later
kon Ja i thuis nog eens voor Sint spelen.
Oom kreeg nu een groote doos sigaretten,
Tante een" flesch fijne odeur en Nina een
damspel, waar Jan zelf heel vaak gebruik
van hoopte te maken.
Den volgenden ochtend op school ver
telde de tweelingen nog, hoe gek alles ge
weest was. Stel je ook voor, een flesch
odeur te krijgen, als je een jongen van
twaalf jaar bent of een doos sigaretten,
terwijl je vader gezegd heeft, dat je min
stens tot je zeventiende jaar moet wach
ten. Op het damspel, dat Niek kreeg,
waren ze bepaald jaloersch geweest, ter
wijl het spel zelf voor Niek nog veel te
moeilijk was. Hjj had zelf gedacht, dat de
schijfjes van suiker waren, en er zelfs in
gebeten!
Beste jongens en meisjes!
Allereerst ga ik jullie van de week
hartelijk bedanken voor alle goede wen-
schen voor mijn St Nicolaasfeest. Nu, ik
ben er niet bang voor dat st. Nicolaas
me voorbij zal rijden en ik hoop maar,
dat h-jj het jullie ook niet doet AI kan
dat natuurlijk wel gebeuren. Zoo schreef
me bijvoorbeeld de vorige week een van
de raadselvriendjes, dat hjj dit jaar niets
van St Nkxvlaas kreeg, omdat hij' al drie
slechte rapporten van school had gehad
en het zijn eigen schuld was, omdat hij
niet genoeg zijn best had gedaan. En ik
weet zeker dat het vriendje nu ook zijn
best gaat doen en het een volgend jaar
niet weer zal gebeuren, dat hij voorbij
gegaan wordt. Als er misschien meer z^jn,
die niets gekregen hebben, omdat ze hun
best niet gedaan hebben, moppier dan
niet, maar doe net als dat vriendje, dat
ine schreef: „meneer, 't is mijn eigen
schuld". En doe dan ook je best zoodat
je volgend jaar weer niet worert voorbijr
gereden.
Als jullie dit lezen is het alweer St.
Nicolaas geweest Dat is eigenlijk jam
mer, dat het alweer voorbij ia Maar daar
staan weer andere feestdagen voor de
deur en je hebt gisteren allemaal, denk
Ik, zulke heerlijke dingen getnad, dat je
er minstens vandaag en morgen nog in
blije stemming door bent.
En nu. is er weer een nieuwe maand,
dat beteekent, nieuwe vriendjes en vrien
dinnetjes, die ook mee .gaan dingen naar
eeni prijs, die me ook briefjes gaan schrij
ven en raadsels op rijm gaan inzenden.
Waar zijn de vorige maand de vriendjes
en vriendinnetjes uit Koegra9, uit Anna
Paulowna, Wieringen en Texel gebleven?
Ik heb jullie gemist en zie deze maand
weer oplossingen van jullie tegemoet,
hoor.
Annie v. d. Brink. Ja, dat weet ik,
Anmle, dat er zulke prachtige winkel» in
Utrecht zijn. Ik ben er ook verscheidene ma
len geweest. En wat zal dat heerlijk voor je
geweest zijn om daar met je moeder te win
kelen. Het was zeker verschrikkelijk druk?
Nu, hier ook, hoor. Bijna in alle winkels was
bet vol menschen en langs de straat was het
ook zwart. Net een hoopje mieren, al die
menschen, die zoo door elkaar loopen.
Dank je wel voor je mooie ansicht. Die
laan ken ik niet
Nannle Grande. Ben jij ook al aan het
reizen geweest, Nannie? Met je vader naar
Amsterdam. Wat zal je opoe opgekeken heb
ben en wat zal ze blij geweest zijn, met zoo'n
plotselinge verrassing. Ja, Heek is een groote
'zaak, dat weet ik. 't Waa zeker wel erg ge
zellig in Amsterdam en nog dlrukker dan in
Utrecht, d'enk ik.
Meindert de Boer. Zaten er alweer
een paar foutjes in de raadsels, Meindert? Dat
wist ik werkelijk niet. Maar enfin, dat Is voor
jou en de andere vriendjes en vriendinnejes
geen struikelblok geweest. De oplossingen
waren goed, hoor.
Henk K i 1 j a n. Ja, dat was wel jammer,
dat je die vorige week dat tweede raadsel niet
opgelost had, misschien had je anders wel een
prijs gewonnen. Maar er komen nog meer
maanden en nog meer verlotingen. Moed hou
den dus, hoor.
Kindervriend.
Beste mijnheer!
Sint Nicolaas is 't eerste raadsel,
Dat is' er eerst een goede man,
Hij brengt bij ons kinderen
Verrassingen als hij kan.
Ja Sint Nicolaas, Donderdag dan
Zal ik goed uitkijken in 't krantje,
Is er voor mij geen verassing van een boek,
Ik geef u; vast' een standje,
Waarom u wel niets geven zult,
En mij wel leeren zult geduld.
Toch hoop ik dat dit keer de loterij mij
Eens gunstig is geweest,
Dan is het zeker op dien dag
Voor vier kinderen een dubbel feest.
BEPPY ZWIERSTRA.
Ach meneertje ik heb niet veel tijd om te
rijmen,
Want ik moet mijn moeder een beetje lijmen,
Ik help haar met dit en dat,
Want, voor wat, hoort wat.
Doe ik het niet, dan sta ik er naast,
Begrijpt u? 't is gauw Sint Nicolaas.
JEANTJE WULFFELE.
Langestraat i.
De oplossingen, der oude raadsels en de
nieuwe taadsels zijn opgenomen |onder
„Stadsnieuws".
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
H. A.; B. B.; M. B.; A. v. d. B.; M. de
B.; J. B.; M. G. D.; M. Go.; M. G.; N. G.;
J. G.; H. Kit.; K. K.; H. K.; G. K.; J. E.
K.; P. K.; S. K.; C. v. d. L.; A. R.; D. en
M. S.; A. 8.; S. T.; M. T.; W. V.; G. V.;
J. en P. W.; J. en G. W.; J. W.; B. Z.
Gast: „Die kamer lijkt me een gevan
geniscel."
Hotelier: „Dat hangt er maar van af
wat u gewoon bent, mijnheer."