HELBE1SEHE COURANT •«■"Abdijsiroop VIERDE EN LAATSTE BLAD Bestrijdt toch die Bronchitis! VAN ZATERDAG 27 DECEMBER 1930 tets over belastingen. Alvorens over te gaan tot een uiteen zetting van de voornaamste bepalingen der wet op de Personeele belasting, zul len wü nog eenige op zichzelf staande beslissingen inzake de inkomstenbelas ting vermelden, welke den belangstellen den lezer wellicht zullen interesseeren. L INKOMSTENBELASTING. Is aftrek van de contributie voor een vakvereeniging geoor loofd? In de onder nommer 4203 opgenomen beslissing wordt meegedeeld, dat naar de meening van den Minister contributie voor een vakverceniging behoort tot de kosten, welke rechtstreeks op het beroep betrekking hebben en daardoor volgens art. 10 der wet op de inkomstenbelasting in aftrek van de beroepsopbrengst mogen worden gebracht. Men dient evenwel onder „contributie" voor een „vakvereeniging" niet te begrij pen de contributie voor een werkloozen- kas, de bijdrage in een ziekenfonds en dergelijke bedragen, die niet met de eigen lijke taak van een vakvereen. in verband staan. Een dergelijke contributie of het hiervoor bestemd gedeelte kan dus niet in mindering gebracht worden. Het bovenstaande geldt voor elke vak- contributie, dus ook voor die, welke on derwijzers, officieren en in het algemeen ambtenaren aan hun vakvereeniging be talen. Kunnen stortingen In een spaar- kas afgetrokken worden Krachtens het bepaalde bij art. 19 letter d. der wet op de inkomstenbelasting is af trek toegestaan voor verschuldigde pre- miön voor levensverzekering tot een ma ximum bedrag van 5 pet. van het inkomen of hoogstens f 100.De vraag deed zich nu voor, of stortingen in een spaarkas mede onder deze bepaling vielen. In be slissing iio. 4204 geeft de Minister als zijne meening te kennen, dat een spaar- verzokering (deelneming in een spaarkas) niet is een levensverzekering, zoodat de stortingen In een spaarkas niet op het in komen in mindering mogen worden ge bracht. Indien evenwel de deelnemer ln een spaarkas (dus de nemer van een spaar- brief) zich tegen de risico van overlijden van den in den spaarbrief genoemden verzekerde vóór den afloop van de spaar kas heeft verzekerd, mag de deswege te betalen jaarpremie als levensverzekering», premie van het inkomen worden afgetrok ken. Het verleenen van Inzage van boeken na overplakklng der hoof den van rekening. Iemand, aan wien inzage van de door hem gevoerde boekhouding was gevraagd, was alleen bereid de gevraagde boeken te vertoonen, nadat de namen van de per sonen, op wie de geboekte transacties be trekking hadden, waren overgeplakt. De inspecteur oordeelde, dat belanghebbende hierdoor niet voldeed aan zün wettelijke verplichtingen en handhaafde den aan slag, welks onjuistheid niet was gebleken. Voor den Raad van Beroep betoogde deze belastingplichtige, dat hij zich tot het verleenen van inzage van zijn boeken anders dan met overgeplakte namen niet gerechtigd en ook niet verplicht achtte, omdat hij grond had te vermoeden, dat het den rijksaccountant, die met het on derzoek der boeken was belast, er minder om te doen was na te gaan. welke inkom sten, hij, belanghebbende, had gehad, dan wel om gegevens te verzamelen omtrent derden, wier namen in de boeken voor kwamen. De Raad besliste evenwel, dat ln deze de acooritant stellig gerechtigd was te verlangen, dat hem de onderschei den transacties, door belanghebbende in zijn boeken vermeld, ln haar geheel, d.w. z. met mededeeling van de persoonsnamen werden voorgelegd, omdat alleen daar door een juist inzicht in de opbrengst van belanghebbende^ bedrijf kan worden ver kregen en dat de inspecteur dus terecht had aangenomen, dat aan de verplichting omschreven in art. 74 der wet, niet was voldaan. Belanghebbende onderwierp vervolgens deze kwestie aan het oordeel van den Hoo- gen Raad. Bij arrest van 21 December 1927 (Beslissing 4178) werd het cassatie beroep verworpen. Is het, aldus de H. R., voor een juiste beoordeeling van iemands inkomen niet voldoende om inzage te nemen van de in de boeken vermelde transacties met de daarbij behoorende cij fers, maar is het daarvoor ook noodig de hoofden van rekeningen te kennen, dan kan niet volstaan worden met het verlee nen van inzage van boeken, waarin de namen der cliënten zijn overgeplakt. Mo gelijke bijbedoelingen van den rijksac countant kunnen ook de verplichting tot het verleenen van inzage niet opheffen. Kinderaftrek. Volgens art. 88 der wet op de inkom stenbelasting wordt het belastbaar in komen, alvorens het tarief der verschul digde belasting daarop wordt toegepast, voor 'eder minderjarig eigen of aange huwd kind, of pleegkind, dat niet zelf in de belasting wordt aangeslagen, vermin derd met een bepaald, in dit artikel nader uitgewerkt, bedrag. Als pleegkind be schouwt de wet voorts slechts een kind, dat als een eigen kind door den belasting plichtig-wordt onderhouden en opgevoed. Kan au een familielid, bij wie kinderen met hun moeder inwonen, voor deze kin deren kinderaftrek krijgen? In Beslissing 4199 deelde de Minister mee, dat derge lijke kinderen niet in den zin der we4, als pleegkinderen van dat familielid zijn aan te merken, aangezien een verhouding als tusschen ouders en kinderen (verg. de woorden „onderhouden en opgevoed". Schr.) zich in dit geval niet voordoet. Evenmin acht de Minister kinderaftrek mogelijk voor kinderen, die door hun broer of zwager worden onderhouden. Ook dezï kinderen zijn niet als pleegkin deren to beschouwen. Bewijslast omtrent mogelijk heid van aftrek van bepaalde be dragen als onkosten, provfcle's, afschrijvingen, e.d. Bij een onderzoek van iemands boeken bleek, dat daarin een post voorkwam wegens provisies, terwijl belanghebbende weigerde de namen te noemen van de per sonen, aan wie die zouden zijn gegeven. De inspecteur weigerde daarom' dezen post als onkosten te aanvaarden. De Raad van Beroep handhaafde eveneens den aanslag op de navolgende gronden: dat, nu de inspecteur in twijfel getrok ken heeft, of dè als provisie uitgetrok ken bedragen wel inderdaad provisies en bedrilfsonkosten zijn, appellant aan den Raad aannemelijk behoort te maken, dat zulks inderdaad wel het geval is; dot ter zitting van den Raad appellant heeft ver klaard .dat hij wel bereid is de namen te noemen van degenen, aan wie hij provisie betaald heeft, doch alleen onder voor- waarde, dat de inspecteur niet bij de ge noemde personen nagaat, of zij inderdaad de genoemde bedragen ontvangen heb ben; dat de Raad onder die omstandig heden moet aannemen, dat appellant ook •tegenover den Raad niet in volle conse quentie durft te aanvaarden den op hem rustenden plicht ora aannemelijk te maken dat hetgeen hij betaalde inderdaad voor zijn bedrijf als onkosten te beschouwen is, zoodat aan zijn beweren, gesteund door wat hü in zijn boeken noteerde, de bewijs kracht ontbreekt, zoodot de Raad appel lant dus niet geslaagd moet achten in zijn betoog, dat hij gerechtigd zou zijn de meergenoemde som in mindering op zijn inkomen te brengen; dat appellant nu weJ heelt betoogd, dat het geven van derge lijke provisies toch vanzelf als kosten tot werving der opbrengst van het bedrijf te beschouwen zijn, doch ook dit betoog den Raad er niet toe kan brengen ,om, zonder nader bewijs omtrent den vorm en in houd dier provisies aan te nemen, dat hier inderdaad van bed rij faonkosten sprake is, daar de Raad het geven van werkelijke provisies in den vorm als door appellant bedoeld een misbruik acht (het betroffen hier z.g. steekpenningen, Schr.) en het zich voordoen daarvan in dezen niet kan worden aangenomen, wanneer dit niet overtuigend wordt aangetoond. Belanghebbende onderwierp daarop het geschil aan het oordeel van den H. R. Bii arrest van 21 December 1927, Beslis sing no. 4176, besliste de cassatierechter, dat een redelijke verdeeling van den be wijslast medebrengt, dat een belangheb bende, indien hij beweert, dat van een vaststaand' bruto-inkomen of winstbe drag bepaalde bedragen als onkosten, afschrijvingen of dergelijke in mindering moeten worden gebracht, zulks aanneme lijk heeft te maken, een regel, welke niet alleen geldt bij een geschil over een oor- spronkelijken aanslag, maar ook bij een aanslag tot navordering. Het beroep werd alzoo verworpen. Het vorige artikel werd opgenomen in ons nummer van Zaterdag 20 December Eenige beschouwingen over het afbetalingsstelsel. door Drs. J. A. COLTOF. VL Het begin der recente ontwikkeling van het stelsel ligt zooals bekendin Ame rika, waar het in zeer ruimen omvang is toegepast bij de auto-industrie. En dit heeft ook zijn oorzaken. De aankoop van auto's is voor een zeer groot deel afhan kelijk van het seizoen, waardoor dit be drijf ook een seizoenindfustrie is. In de periode van grooten afzet is het geheele productieapparaat bezet, maar wanneer de slappe tijd aanbreekt zal een deel der machines niet kunnen worden benut, waar door een zeer groot renteverlies ontstaat. In ieder vooruitstrevend bedrijf bestaat ae drang om dit percentage der onge bruikte capaciteit zoo klein mogelijk te doen zijn en het middel hiertoe is de afzet in het betreffende tijdvak te vergrooten. En om dit te bereiken, waren juist in de auto-industrie de omstandigheden uiter mate gunstig, omdat men voor de uitvoe ring van dit plan steun kon vinden bij den detailhandelaar. Want ook voor hem waren de nadeelen van het seizoenska rakter van zijn bedrijf zeker ndet denk beeldig, immers de periodieke afzetver- kleining veroorzaakte hier hooge kapi- taalslasten, omdat in deze branche een kleine voorraad reeds een vrij belangrijke kapitaalinvestering vereischt, die men ook hier graag tot matiger afmetingen wilde terugbrengen en wat was hiertoe beter geschikt dan een uitbreiding der verkoopsmogeliikheden tijden® het slappe seizoen? Om dit mogelijk te maken had men natuurlijk den consument noodig en het bleek nu, dat ook bij die groepen der bevolking een afzetgebied was te vinden, waar deze tevoren nog onmogelijk werd geacht. Het waren de klassen waar men over een betrekkelijk ruim inkomen kon beschikken, dat echter ook weer niet groot gmoeg was om de betreffende artikelen op contante betaling aan te schaffen, maar zeker wel voldoende om over een bepaal den tijdsduur en in gedeelten aan zijn ver plichtingen te kunnen voldoen. Het eigen aardige was hier, dat ware er geen afbe talingsverplichting geweest, deze bedra gen meestal door de consumenten niet zouden ziin bespaard en direct aan andere doeleinden zouden worden besteed. Tot deze klasse behoorde ook de groote groep van kleine handelaars en producenten. En was was tenslotte het resultaat? De auto producent kan door deD vergrooten afzet zijn vroeger overtollige fabriekscapaciteit geheel benutten en de handelaar zag zijn vasten voorraad veranderd breen met een veel meer vlottend karakter en met sterk gedaalde kapitaalslasten. De concurrent werd daardoor in de gelegenheid gesteld, de uitgaven, die hij vroeger periodiek voor verschillende doeleinden deed als het ware tot één geheel te verbinden door deze nu te verrichten voor een enkel goed ae auto dat meestal een groot belang voor hem vertegenwoordigde, grooter veelal dan de som der anders gedane uit gaven, wanneer niet op afbetaling was ge kocht. Het gevolg hiervan was mede lagere productiekosten der auto's en zoo dus la gere prijzen voor het publiek. Bij een be schouwing dezer feiten is de eerste naam die iemand hierbü in de gedachten komt die van Ford, die schijnbaar ook een der gelijke politiek heeft gevolgd. Dit moet echter ten stelligste worden ontkend. Het was er bil Ford niet om te doen, de productie-capaciteit, die in het slappe seizoen niet kon worden gebruikt rendabel te maken, maar wei om de afzet over het geheele jaar gezien uit te breiden, geen vermindering der seizoen- schommelingen dus maar een verhooging over de geheele lijn) om voor de a 1 g e- meene afzetvermindeilng een genees middel te vinden. De afzetverklelning was,- vooral voordat het laatste- nieuwe model werd gelanceerd, het gevolg van het feit, dat de markt ver zadigd was van Fordjes, waarvan de oor zaak wel was, dat andero merken in vele opzichten beter voldeden en ook beter konden voldoen, omdat de betreffende producenten zich beter konden aanpassen aan de eischcn van den consument, wijl hun bedrijf deze geleidelijke aanpassing zeer wol mogelijk maakte in tegenstelling met de onderneming van Ford, die tech nisch niet elastisch kon werken. De ver kleining van Ford's debiet die men aan vankelijk nog trachtte te caraoufleeren door de arbeiders uit hoofde van z.g. phi- lanfcropische en sociale overwegingen slechts enkele dagen per week te laten werken, is dieno vereenkomstig dan ook voor een zeer omvangrijk deel anderen producenten ten goede gekomen. Het is dus In dit geval klaarblijkelijk,- dat het hier gold omstandigheden, die geen alge meens strekking hadden, maar alleen be troffen de onderneming van Ford, waarbij het intusschen wel vaststaat, dat door de introductie van liet afbetalingsstelsel wol een tijdelijke verbetering kan gorden ge forceerd, maar zeker geen duurzame afzet- vergrooting kan worden bereikt, ook daar om niet, wifl een werkelijke verbetering van den toestand slechte wordt verkregen door radicale afstooting van het onge bruikte deel van het productieapparaat en dit juist is bij Ford. die in züni geheele bedrijf met het kettingstelsel (Fliesarbeit) werkt, een zaak, die een ware omwente ling teweeg zou brengen. Dit is Intus schen wel genoegzaam gebleken, immers toen men na dit vroegere model een ver beterde editie ter markt wilde brengen, moest hiervoor bijna een jaar het bedrijf worden stilgelegd. En ook nu weer is het niet soupeler in zijn techniek opgebouwd dan tevoren, zoodat het welhaast niet an ders kan, dan dat over eenigen tijd het zelfde geval zich weer zal herhalen. Bij den detailhandel werd de verkoop op afbetaling ook v.n.1. toegepast om tot een grootere afzet te komen weten de tevens, dat men daarmee den consu ment dikwijls ln de gelegenheid stelde bij een gelijkblijvend inkomen een in totaal grootere behoeftenreeks te bevredigen of deze bevrediging te bespoedigen. Zocals bij elke nieuwheid bleven ook hier de mis bruiken niet achterwege, misbruiken die in de tachtiger jaren ook wei-den ingezien en degelijk aan de kaak werden gesteld. Door deze betalingsmethode bestaat bij den verkooper een groote behoefte aan kapitaal, ora hiermee de gegeven credle- ten te kunnen financieren. Wanneer men zelf hiertoe een eigen vermogen beschik baar heelt kan dit feit in dezen toestand reeds zijn rechtvaardiging vinden. Hoe anders Is dit echter gesteld met een groot deel der neringdoenden, die juist nog door een kleine omzetverhooging hun zaak in stand kunnen houden. Hiermee worden vooral «bedoeld de zaakjes ont staan tengevolge van de na-oorlogsche malaise en productie en groothandel waardoor de toename van het aantal win kels een der meest in het oog vallende verschijnselen van deze periode is gewor den. Deze slappe toestand leidde tot het ontslaan van winkelchefs, kantoorbedien den, meesterknechts e.d. die meestal geen nieuwe betrekking konden vinden. Be schikten deze lieden over een klein kapi taaltje, dan hiermee een zaakje ingericht, waarin zij in hoop op betere dagen hun bedrijf uitoefenden. Maar, ofschoon de zucht om eigen baas te zijn in dit geval een psychologisch zeer goed te begrijpen drijfveer was. bleek deze oprichtings woede op economische gronden niet te rechtvaardigen daar wegens het groote aantal winkels slechts de meest kapitaal krachtigen zich slechts kunnen hand haven. En nu was hier een van de mid delen om de verkoop te vergrooten, het afbetalingsstelsel. Zoo men hieraan niet toegeeft verliest men een deel van zijn cliëntèle, waardoor de zaak langzaam achteruit gaat. Zoo blijft voor velen de levering op afbetaling de eenigste uitweg, waartoe echter een groote hoeveelheid kapitaal noodig is, die de banken wegens gebrek aan onedrpand of behoorlijke cre- dietstanding niet versohaffen en waarvoor men dan tenslotte terecht kwam bij den leverancier. Deze zal hiertoe practisch niet al te gaarne bereid zijn, daar de toe stand van zjjn afnemer hem dra duidelijk zal worden, maar gaat hij ertoe over, dan zal dit meestal slechts geschieden op be paalde voorwaarden, die den winkelier in een min of meer afhankelijke positie stel len. Deze zaakjes liggen aan den zelfkant van het economisch leven, zij kunnen zicih slechts van deze grens verwijderen door het afbetstelsel, maar de kapitaalsuitbrei- ding die dit met zich brengt, is anderzijds nauwelijks voor hun te dragen. Een nood lottige cirkel dus. Verder zijn het de vroeger reeds goed ingevoerde zaken, die meer en meer den afbetalingsverkoop in hun bedrijfsplan opnemen. Het primaire doel was niet de vergrooting van de afzet, maar wel het tegengaan van de omzetvermindering, die ontstond, doordat men elders op gemak kelijke voorwaarden leverde. Men kan den cliënt deze condities immers niet meer weigeren enkel en alleen op grond van het feit dat hij, als hij maar wilde, best contant zou kunnen koopen, want het ge volg zou slechts zijn, dat de concurrent het verlangde op albetaling verstrekt en ook in de toekomst dezen afnemer tot de zijnen kan rekenen. Een ander gevolg hiervan is, dat de reeks artikelen, die men voert, wordt uitgebreid, zij het gedeeltelijk over aanverwante goederen. Immers voor den cliënt, die verschillende artikelen noodig heeft en deze gezamenlijk b.v. in drie magazijnen moet aanschaffen zal de totale aflossing per termijn allicht grooter zijn, dan wanneer hij deze artikelen aan schaft in één zaak, waar hij alles kan ver krijgen wat hij wenscht. De verbruiker, die meestal het periodieke afb.bedrag zoo laag mogelijk wenscht, zal zich dus ook wenden tot die firma's, waar hij al zijn wenschen kan bevredigen op afb.condities. Hier ligt dus een prikkel voor den klein handelaar om over te gaan tot uitbreiding van het aantal artikelensoorten, ofschoon hij vaak door zijn meer gespecialiseerde kennis en ervaring in de richting dezer uitbreiding wordt beperkt. (Slot volgt). i DE EENZAMEN. Het was den avond vam den Eersten Kerstdag. De drukte op straat was aan het afnemen. De menscben hadden allemaal haast om thuis te komen,, of bii het huis van 'hun vrienden, om het Kerstfeest te vieren. Sommigen 'hadden hun pakjes onder den arm, terwifi anderen nog even een winikel 'binnenwippen om het een en ander voor den avond te koopen. Kerstfeest is het feest voor de men- schen, die van gezelligheid houden; die oen eigen gezin hebben of een vrienden kring, waar zii dit feest genoegelijk door brengen. Het is echter ook de tijd, waarop alleenstaande menscihen meer dan ooit hun eenzaamheid voelen; dat gevoel dat zij er buiten staan, dat zij er niet bij- hooren. Met zulk een gevoel liep Jan Bast er- man door de straten. Uit verveling had hü zijn kamers verlaten en was de straat op gegaan, waar liij nu doelloos liep rond te zwerven. Hü was even in een café ge weest, doch daar had hij ook de ware stemming niet gevonden. „Die is daar ook op dezen avond wel heel slecht te vinden'', bepeinsde hü. Er was wel een Kerstboom opgesteld geweest, doch dit leek hem te veel op profanie. Mistroostig was hij weer weggegaan, en keek nu bijna met afgun stige blikken naar al de mensohen, die zich voortspoedden en benijdde ze. Door de vensters van sommige huizen zag hij den Kerstboom branden en daaromheen gelukkige gezichten, vooral van kinderen, die begeerig keken jraar al het moois, dat aan den Kerstboom hing. Erger dan ooit voelde hü, dat hü iets miste, dat zijn leven niet volmaakt was, dat hem wat ontbrak. In ziin verbeelding zag hii zich ook zoo te midden van een eigen familie het Kerstfeest vieren, doch met een ongedul dige beweging schudde hü dit van zich af. „Dat komt er van als je zoo alleen bent", peinsde hij, „als je altijd maar al leen bent, worije wat sentimenteel," Hii betrapte zich er echter op, dat het niet de eerste keer was, dat hij wat aan den sentimenteelen kant was. Dat was nu al een paar maanden zoo. Om eerlijk te zijn, was het sedert Nelly Branting in het zelfde huls ais hü op kamers was komen wonen. Jan's hart, dat hü tot dusverre met dikke platen gepantseid dacht, was niet tegenstaande dat, door de pijlen van het liefdegodje getroffen en na eenigen tijd moest Jan zichzelf bekennen, dat hü sta pel verliefd op Nelly was. Een gewoon sterveling had de zaak natuurlijk gauw voor elkaar gebracht, maar dat was het hem nu juist, Jan wras geen gewoon sterveling- Uit den aard der zaak ontmoette hij haar natuurlijk vaak, doch dan bleef het ge sprek hoofdzakelijk beperkt tot opmerkin gen over het weer en dergelijke gewone dingen. Zoo was hij, te weten gekomen, dat zij als typiste op een kantoor werk zaam w^s. Telkens wanneer hij met haar sprak pijnigde hij zijn hersens af om het een of ander onderwerp te vinden, waarover, zij konden spreken en een enkele keer ge lukte hem dat ook wel. Slechts één keer was zij op zijn kamer geweest, om iets van hem te leenenv Jap was toen overge lukkig geweest, maar vond zichzelf nader hand een groote sukkel, dat hü dat 'bezoek niet had kunnen rekken, ook al weer door gebrek aan conversatietalent. Toch bleef die avond oniuitwisdhbaar in zijn geheugen gegrift, door haar aanwe zigheid was opeens de geheele kamer op- gevrooüjkt; was alles opeens veel gezel liger geworden. Dat alles overdacht Jan Basterman toen hü dien Kerstavond door de straten dwaalde, en bedacht dat er maar weinig Als elk Jaar opnieuw een bronchitis U komt waarschuwen dat bet koude jaar getij is ingetreden, waarom dan geen 1 Abdijsiroop genomen ?Menschen «et sedert i Jaren telkens terugkeerende bronchitis vonden daarbij baat. Abdijsiroop is weten- i schappelijk samengesteld, verwijdert de taaie met ziektekiemen bezoedelde slijm en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert menschen-hergenis geprezen bi) pijnlijk en veelvuldig hoesten. Bronchitis, vastzitten- 1 de kou, Kinkhoest, Influenza, Asthma. Voor d» Borat Alom verVriJgbasr. Prijs Fl. 1.50. Ft. 2.75. FL4.30 I Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons (60 cl). Dan bespoedigt Oe Uw geneilng. ABDIJSIROOP-BONBONS (Gntoldi Abdijiirwp» I ongelukklgen, zooals hü» op den aardbo dem rondliepen. Nelly Branting stapte opgewekt door de straten voort, met eenige pakjes onder naar arm. Een glimlach speende om haar mond toen zij dacht aan het kieine feestje, dat zü zichzeilf straks zou bereiden, en weinig vermoedde zij, dat er in de stad iemand ronddoolde, die naar een beetje gezelligheid' snakte. Nelly vond dat als de gezelligheid niet naar haar kwam, dat zü dan de gezelligheid binnen moest halen, eu dat ueed zü opperbest. Altijd had zü iets omhanden. Handwerken kon zü als de beste en in haar kamer en in de ver trekken van haar hospita waren er de be wezen van. Binnen gekomen, knipte Nelly het licht aan en keek met welgevallen en een tikje yclelheid haar gezellige kamer rond. Ge need naar haai- edgen smaak had zü het vertrek gemeubeld en zü vond dat zij er goed in geslaagd was. Daar hoorde zij de deur open en dicht gaaa Aan den stap van den binnenkomen- de hoorde zij, dat het meneer Basterman was. Hü ging zün kamers binnen, die tegenover de hare waren gelegen. Haar gedachten gingen naar hem uit en ze vond het jammer dat hü op zulke dagen als deze alleen was, maar daar kon zü toch niets aan doen. Vlug begon zü de pakje® uit te pakken en den inhoud op schotels te rangschik ken. Uit een hoek van de kamer 'haalde zü een klein kerstboompje en plaatste dit midden op tafel. Toen zij het echter wilde aansteken, bedacht zü met schrik, dat haar lucifers op waren. Wat nu te doen? De hospita was uit, daar kon ze dus niet aan vragen, Meneer Basterman zal wel luci fers hebben, overwoog ze, en na een oogenblik aarzelen klopte ze aan zyndeur. „Binnen!" riep Jan. Zü opende de deur. Hü zat met zijn rug naar haar toegekeerd en had een boek lusteloos in zün hand. Het meisie voelde een steek door haar heen gaan toen ze hem daar zoo eenzaam zag zitten. Oo£ nu trof haar weer, evenals bü den eersten keer, de ongezelligen in druk die de kamer gaf. Je kon niet direct zeggen waar het aan lag, maar duióeiük was het, dat hier een zorgende vrouwen hand ontbrak. Jan draaide zich om, verwachtend zün hospita te zien, doch schrok geweldig, toen hü Nelly daar zag staan. Het boek viel hem uit de hand en onbeholpen sta melde hü een paar woorden als groet. „Ik kwam even vragen," begon Nelly, of u misschien lucifers voor me hebt. Ik wilde mijn Kerstboompje aansteken, toen ik tot de ontdekking kwam, dat de müne op waren." „Een oogenblikje, ik zal ze even voor u krijgen", zei Jan, en haastte zich, naar zün lucifers te grabbelen, die hü met veel moeite vond op de plaats waar hü ze al tijd had. Hij reikte ze aan het meisje over dat ze met eenige woorden van dank aan nam. Zü praatten nog even en steeds stond het meisje weer voor den geest, het beeld van eenzaamheid dat ze daareven had gezien en in zün oogen scheen zü een hunkeren naar een beetje gezelligheid en beetje begrijpen, door een ander inensoh te lezen. Een plotseling warm gevoel overstelpte baar. Een verlangen om zijn eenzaamheid te helpen verlichten kwam in haar op. „Wilt u vanavond misschien bij mü komen?" vroeg ze. „Ik heb een Kerst boompje en alles wat er bü behoort, het is wel niet veel, maar voor ons tweeën toch nog wel genoeg". Jan stond verslagen. „Ik.... eh.... eh.... graag.... nee.... dank u....M, stotterde hü, niet wetend wat hem over kwam. Impulsief stak ze haar hand uit en legde deze op zün arm. Jan trilde. „Toe, doet u het nu maar", zei ze vleiend. „U zit hier zoo alleen en u doet mü er werkelijk een groot pleizier mee." Jan heeft eigenlijk nooit goed kunnen vertellen hoe hij er gekomen is, doch toen hij weer eeni<*sziras zijn gedachten gere geld had, zat hü in een stoel in haar ka mer, terwijl zü bedrijvig den boel schikte. Schuchter keek hü de kamer rond, het leek hem haast heiligschennis hier te zijn. Wat zag het er hier gezellig uit, wat een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 13