HELBE1SEHE COURANT
•«■"Abdijsiroop
VIERDE EN LAATSTE BLAD
Bestrijdt toch
die Bronchitis!
VAN ZATERDAG 27 DECEMBER 1930
tets over belastingen.
Alvorens over te gaan tot een uiteen
zetting van de voornaamste bepalingen
der wet op de Personeele belasting, zul
len wü nog eenige op zichzelf staande
beslissingen inzake de inkomstenbelas
ting vermelden, welke den belangstellen
den lezer wellicht zullen interesseeren.
L
INKOMSTENBELASTING.
Is aftrek van de contributie
voor een vakvereeniging geoor
loofd?
In de onder nommer 4203 opgenomen
beslissing wordt meegedeeld, dat naar de
meening van den Minister contributie
voor een vakverceniging behoort tot de
kosten, welke rechtstreeks op het beroep
betrekking hebben en daardoor volgens
art. 10 der wet op de inkomstenbelasting
in aftrek van de beroepsopbrengst mogen
worden gebracht.
Men dient evenwel onder „contributie"
voor een „vakvereeniging" niet te begrij
pen de contributie voor een werkloozen-
kas, de bijdrage in een ziekenfonds en
dergelijke bedragen, die niet met de eigen
lijke taak van een vakvereen. in verband
staan. Een dergelijke contributie of het
hiervoor bestemd gedeelte kan dus niet
in mindering gebracht worden.
Het bovenstaande geldt voor elke vak-
contributie, dus ook voor die, welke on
derwijzers, officieren en in het algemeen
ambtenaren aan hun vakvereeniging be
talen.
Kunnen stortingen In een spaar-
kas afgetrokken worden
Krachtens het bepaalde bij art. 19 letter
d. der wet op de inkomstenbelasting is af
trek toegestaan voor verschuldigde pre-
miön voor levensverzekering tot een ma
ximum bedrag van 5 pet. van het inkomen
of hoogstens f 100.De vraag deed zich
nu voor, of stortingen in een spaarkas
mede onder deze bepaling vielen. In be
slissing iio. 4204 geeft de Minister als
zijne meening te kennen, dat een spaar-
verzokering (deelneming in een spaarkas)
niet is een levensverzekering, zoodat de
stortingen In een spaarkas niet op het in
komen in mindering mogen worden ge
bracht.
Indien evenwel de deelnemer ln een
spaarkas (dus de nemer van een spaar-
brief) zich tegen de risico van overlijden
van den in den spaarbrief genoemden
verzekerde vóór den afloop van de spaar
kas heeft verzekerd, mag de deswege te
betalen jaarpremie als levensverzekering»,
premie van het inkomen worden afgetrok
ken.
Het verleenen van Inzage van
boeken na overplakklng der hoof
den van rekening.
Iemand, aan wien inzage van de door
hem gevoerde boekhouding was gevraagd,
was alleen bereid de gevraagde boeken te
vertoonen, nadat de namen van de per
sonen, op wie de geboekte transacties be
trekking hadden, waren overgeplakt. De
inspecteur oordeelde, dat belanghebbende
hierdoor niet voldeed aan zün wettelijke
verplichtingen en handhaafde den aan
slag, welks onjuistheid niet was gebleken.
Voor den Raad van Beroep betoogde
deze belastingplichtige, dat hij zich tot het
verleenen van inzage van zijn boeken
anders dan met overgeplakte namen niet
gerechtigd en ook niet verplicht achtte,
omdat hij grond had te vermoeden, dat
het den rijksaccountant, die met het on
derzoek der boeken was belast, er minder
om te doen was na te gaan. welke inkom
sten, hij, belanghebbende, had gehad, dan
wel om gegevens te verzamelen omtrent
derden, wier namen in de boeken voor
kwamen. De Raad besliste evenwel, dat
ln deze de acooritant stellig gerechtigd
was te verlangen, dat hem de onderschei
den transacties, door belanghebbende in
zijn boeken vermeld, ln haar geheel, d.w.
z. met mededeeling van de persoonsnamen
werden voorgelegd, omdat alleen daar
door een juist inzicht in de opbrengst van
belanghebbende^ bedrijf kan worden ver
kregen en dat de inspecteur dus terecht
had aangenomen, dat aan de verplichting
omschreven in art. 74 der wet, niet was
voldaan.
Belanghebbende onderwierp vervolgens
deze kwestie aan het oordeel van den Hoo-
gen Raad. Bij arrest van 21 December
1927 (Beslissing 4178) werd het cassatie
beroep verworpen. Is het, aldus de H. R.,
voor een juiste beoordeeling van iemands
inkomen niet voldoende om inzage te
nemen van de in de boeken vermelde
transacties met de daarbij behoorende cij
fers, maar is het daarvoor ook noodig de
hoofden van rekeningen te kennen, dan
kan niet volstaan worden met het verlee
nen van inzage van boeken, waarin de
namen der cliënten zijn overgeplakt. Mo
gelijke bijbedoelingen van den rijksac
countant kunnen ook de verplichting tot
het verleenen van inzage niet opheffen.
Kinderaftrek.
Volgens art. 88 der wet op de inkom
stenbelasting wordt het belastbaar in
komen, alvorens het tarief der verschul
digde belasting daarop wordt toegepast,
voor 'eder minderjarig eigen of aange
huwd kind, of pleegkind, dat niet zelf in
de belasting wordt aangeslagen, vermin
derd met een bepaald, in dit artikel nader
uitgewerkt, bedrag. Als pleegkind be
schouwt de wet voorts slechts een kind,
dat als een eigen kind door den belasting
plichtig-wordt onderhouden en opgevoed.
Kan au een familielid, bij wie kinderen
met hun moeder inwonen, voor deze kin
deren kinderaftrek krijgen? In Beslissing
4199 deelde de Minister mee, dat derge
lijke kinderen niet in den zin der we4, als
pleegkinderen van dat familielid zijn aan
te merken, aangezien een verhouding als
tusschen ouders en kinderen (verg. de
woorden „onderhouden en opgevoed".
Schr.) zich in dit geval niet voordoet.
Evenmin acht de Minister kinderaftrek
mogelijk voor kinderen, die door hun
broer of zwager worden onderhouden.
Ook dezï kinderen zijn niet als pleegkin
deren to beschouwen.
Bewijslast omtrent mogelijk
heid van aftrek van bepaalde be
dragen als onkosten, provfcle's,
afschrijvingen, e.d.
Bij een onderzoek van iemands boeken
bleek, dat daarin een post voorkwam
wegens provisies, terwijl belanghebbende
weigerde de namen te noemen van de per
sonen, aan wie die zouden zijn gegeven.
De inspecteur weigerde daarom' dezen
post als onkosten te aanvaarden. De Raad
van Beroep handhaafde eveneens den
aanslag op de navolgende gronden:
dat, nu de inspecteur in twijfel getrok
ken heeft, of dè als provisie uitgetrok
ken bedragen wel inderdaad provisies en
bedrilfsonkosten zijn, appellant aan den
Raad aannemelijk behoort te maken, dat
zulks inderdaad wel het geval is; dot ter
zitting van den Raad appellant heeft ver
klaard .dat hij wel bereid is de namen te
noemen van degenen, aan wie hij provisie
betaald heeft, doch alleen onder voor-
waarde, dat de inspecteur niet bij de ge
noemde personen nagaat, of zij inderdaad
de genoemde bedragen ontvangen heb
ben; dat de Raad onder die omstandig
heden moet aannemen, dat appellant ook
•tegenover den Raad niet in volle conse
quentie durft te aanvaarden den op hem
rustenden plicht ora aannemelijk te maken
dat hetgeen hij betaalde inderdaad voor
zijn bedrijf als onkosten te beschouwen
is, zoodat aan zijn beweren, gesteund door
wat hü in zijn boeken noteerde, de bewijs
kracht ontbreekt, zoodot de Raad appel
lant dus niet geslaagd moet achten in zijn
betoog, dat hij gerechtigd zou zijn de
meergenoemde som in mindering op zijn
inkomen te brengen; dat appellant nu weJ
heelt betoogd, dat het geven van derge
lijke provisies toch vanzelf als kosten tot
werving der opbrengst van het bedrijf te
beschouwen zijn, doch ook dit betoog den
Raad er niet toe kan brengen ,om, zonder
nader bewijs omtrent den vorm en in
houd dier provisies aan te nemen, dat
hier inderdaad van bed rij faonkosten
sprake is, daar de Raad het geven van
werkelijke provisies in den vorm als door
appellant bedoeld een misbruik acht (het
betroffen hier z.g. steekpenningen, Schr.)
en het zich voordoen daarvan in dezen
niet kan worden aangenomen, wanneer
dit niet overtuigend wordt aangetoond.
Belanghebbende onderwierp daarop
het geschil aan het oordeel van den H. R.
Bii arrest van 21 December 1927, Beslis
sing no. 4176, besliste de cassatierechter,
dat een redelijke verdeeling van den be
wijslast medebrengt, dat een belangheb
bende, indien hij beweert, dat van een
vaststaand' bruto-inkomen of winstbe
drag bepaalde bedragen als onkosten,
afschrijvingen of dergelijke in mindering
moeten worden gebracht, zulks aanneme
lijk heeft te maken, een regel, welke niet
alleen geldt bij een geschil over een oor-
spronkelijken aanslag, maar ook bij een
aanslag tot navordering. Het beroep werd
alzoo verworpen.
Het vorige artikel werd opgenomen
in ons nummer van Zaterdag 20 December
Eenige beschouwingen over
het afbetalingsstelsel.
door
Drs. J. A. COLTOF.
VL
Het begin der recente ontwikkeling van
het stelsel ligt zooals bekendin Ame
rika, waar het in zeer ruimen omvang is
toegepast bij de auto-industrie. En dit
heeft ook zijn oorzaken. De aankoop van
auto's is voor een zeer groot deel afhan
kelijk van het seizoen, waardoor dit be
drijf ook een seizoenindfustrie is. In de
periode van grooten afzet is het geheele
productieapparaat bezet, maar wanneer de
slappe tijd aanbreekt zal een deel der
machines niet kunnen worden benut, waar
door een zeer groot renteverlies ontstaat.
In ieder vooruitstrevend bedrijf bestaat
ae drang om dit percentage der onge
bruikte capaciteit zoo klein mogelijk te
doen zijn en het middel hiertoe is de afzet
in het betreffende tijdvak te vergrooten.
En om dit te bereiken, waren juist in de
auto-industrie de omstandigheden uiter
mate gunstig, omdat men voor de uitvoe
ring van dit plan steun kon vinden bij
den detailhandelaar. Want ook voor hem
waren de nadeelen van het seizoenska
rakter van zijn bedrijf zeker ndet denk
beeldig, immers de periodieke afzetver-
kleining veroorzaakte hier hooge kapi-
taalslasten, omdat in deze branche een
kleine voorraad reeds een vrij belangrijke
kapitaalinvestering vereischt, die men
ook hier graag tot matiger afmetingen
wilde terugbrengen en wat was hiertoe
beter geschikt dan een uitbreiding der
verkoopsmogeliikheden tijden® het slappe
seizoen? Om dit mogelijk te maken had
men natuurlijk den consument noodig en
het bleek nu, dat ook bij die groepen der
bevolking een afzetgebied was te vinden,
waar deze tevoren nog onmogelijk werd
geacht. Het waren de klassen waar men
over een betrekkelijk ruim inkomen kon
beschikken, dat echter ook weer niet groot
gmoeg was om de betreffende artikelen
op contante betaling aan te schaffen, maar
zeker wel voldoende om over een bepaal
den tijdsduur en in gedeelten aan zijn ver
plichtingen te kunnen voldoen. Het eigen
aardige was hier, dat ware er geen afbe
talingsverplichting geweest, deze bedra
gen meestal door de consumenten niet
zouden ziin bespaard en direct aan andere
doeleinden zouden worden besteed. Tot
deze klasse behoorde ook de groote groep
van kleine handelaars en producenten. En
was was tenslotte het resultaat? De auto
producent kan door deD vergrooten afzet
zijn vroeger overtollige fabriekscapaciteit
geheel benutten en de handelaar zag zijn
vasten voorraad veranderd breen met een
veel meer vlottend karakter en met sterk
gedaalde kapitaalslasten. De concurrent
werd daardoor in de gelegenheid gesteld,
de uitgaven, die hij vroeger periodiek
voor verschillende doeleinden deed als het
ware tot één geheel te verbinden door deze
nu te verrichten voor een enkel goed
ae auto dat meestal een groot belang
voor hem vertegenwoordigde, grooter
veelal dan de som der anders gedane uit
gaven, wanneer niet op afbetaling was ge
kocht. Het gevolg hiervan was mede lagere
productiekosten der auto's en zoo dus la
gere prijzen voor het publiek. Bij een be
schouwing dezer feiten is de eerste naam
die iemand hierbü in de gedachten komt
die van Ford, die schijnbaar ook een der
gelijke politiek heeft gevolgd. Dit moet
echter ten stelligste worden ontkend.
Het was er bil Ford niet om te doen,
de productie-capaciteit, die in het slappe
seizoen niet kon worden gebruikt rendabel
te maken, maar wei om de afzet over
het geheele jaar gezien uit te
breiden, geen vermindering der seizoen-
schommelingen dus maar een verhooging
over de geheele lijn) om voor de a 1 g e-
meene afzetvermindeilng een genees
middel te vinden.
De afzetverklelning was,- vooral voordat
het laatste- nieuwe model werd gelanceerd,
het gevolg van het feit, dat de markt ver
zadigd was van Fordjes, waarvan de oor
zaak wel was, dat andero merken in vele
opzichten beter voldeden en ook beter
konden voldoen, omdat de betreffende
producenten zich beter konden aanpassen
aan de eischcn van den consument, wijl
hun bedrijf deze geleidelijke aanpassing
zeer wol mogelijk maakte in tegenstelling
met de onderneming van Ford, die tech
nisch niet elastisch kon werken. De ver
kleining van Ford's debiet die men aan
vankelijk nog trachtte te caraoufleeren
door de arbeiders uit hoofde van z.g. phi-
lanfcropische en sociale overwegingen
slechts enkele dagen per week te laten
werken, is dieno vereenkomstig dan ook
voor een zeer omvangrijk deel anderen
producenten ten goede gekomen. Het is
dus In dit geval klaarblijkelijk,- dat het
hier gold omstandigheden, die geen alge
meens strekking hadden, maar alleen be
troffen de onderneming van Ford, waarbij
het intusschen wel vaststaat, dat door de
introductie van liet afbetalingsstelsel wol
een tijdelijke verbetering kan gorden ge
forceerd, maar zeker geen duurzame afzet-
vergrooting kan worden bereikt, ook daar
om niet, wifl een werkelijke verbetering
van den toestand slechte wordt verkregen
door radicale afstooting van het onge
bruikte deel van het productieapparaat en
dit juist is bij Ford. die in züni geheele
bedrijf met het kettingstelsel (Fliesarbeit)
werkt, een zaak, die een ware omwente
ling teweeg zou brengen. Dit is Intus
schen wel genoegzaam gebleken, immers
toen men na dit vroegere model een ver
beterde editie ter markt wilde brengen,
moest hiervoor bijna een jaar het bedrijf
worden stilgelegd. En ook nu weer is het
niet soupeler in zijn techniek opgebouwd
dan tevoren, zoodat het welhaast niet an
ders kan, dan dat over eenigen tijd het
zelfde geval zich weer zal herhalen.
Bij den detailhandel werd de verkoop
op afbetaling ook v.n.1. toegepast om
tot een grootere afzet te komen weten
de tevens, dat men daarmee den consu
ment dikwijls ln de gelegenheid stelde bij
een gelijkblijvend inkomen een in totaal
grootere behoeftenreeks te bevredigen of
deze bevrediging te bespoedigen. Zocals
bij elke nieuwheid bleven ook hier de mis
bruiken niet achterwege, misbruiken die
in de tachtiger jaren ook wei-den ingezien
en degelijk aan de kaak werden gesteld.
Door deze betalingsmethode bestaat bij
den verkooper een groote behoefte aan
kapitaal, ora hiermee de gegeven credle-
ten te kunnen financieren. Wanneer men
zelf hiertoe een eigen vermogen beschik
baar heelt kan dit feit in dezen toestand
reeds zijn rechtvaardiging vinden. Hoe
anders Is dit echter gesteld met een groot
deel der neringdoenden, die juist nog
door een kleine omzetverhooging hun
zaak in stand kunnen houden. Hiermee
worden vooral «bedoeld de zaakjes ont
staan tengevolge van de na-oorlogsche
malaise en productie en groothandel
waardoor de toename van het aantal win
kels een der meest in het oog vallende
verschijnselen van deze periode is gewor
den. Deze slappe toestand leidde tot het
ontslaan van winkelchefs, kantoorbedien
den, meesterknechts e.d. die meestal geen
nieuwe betrekking konden vinden. Be
schikten deze lieden over een klein kapi
taaltje, dan hiermee een zaakje ingericht,
waarin zij in hoop op betere dagen hun
bedrijf uitoefenden. Maar, ofschoon de
zucht om eigen baas te zijn in dit geval
een psychologisch zeer goed te begrijpen
drijfveer was. bleek deze oprichtings
woede op economische gronden niet te
rechtvaardigen daar wegens het groote
aantal winkels slechts de meest kapitaal
krachtigen zich slechts kunnen hand
haven. En nu was hier een van de mid
delen om de verkoop te vergrooten, het
afbetalingsstelsel. Zoo men hieraan niet
toegeeft verliest men een deel van zijn
cliëntèle, waardoor de zaak langzaam
achteruit gaat. Zoo blijft voor velen de
levering op afbetaling de eenigste uitweg,
waartoe echter een groote hoeveelheid
kapitaal noodig is, die de banken wegens
gebrek aan onedrpand of behoorlijke cre-
dietstanding niet versohaffen en waarvoor
men dan tenslotte terecht kwam bij den
leverancier. Deze zal hiertoe practisch
niet al te gaarne bereid zijn, daar de toe
stand van zjjn afnemer hem dra duidelijk
zal worden, maar gaat hij ertoe over, dan
zal dit meestal slechts geschieden op be
paalde voorwaarden, die den winkelier in
een min of meer afhankelijke positie stel
len. Deze zaakjes liggen aan den zelfkant
van het economisch leven, zij kunnen zicih
slechts van deze grens verwijderen door
het afbetstelsel, maar de kapitaalsuitbrei-
ding die dit met zich brengt, is anderzijds
nauwelijks voor hun te dragen. Een nood
lottige cirkel dus.
Verder zijn het de vroeger reeds goed
ingevoerde zaken, die meer en meer den
afbetalingsverkoop in hun bedrijfsplan
opnemen. Het primaire doel was niet de
vergrooting van de afzet, maar wel het
tegengaan van de omzetvermindering, die
ontstond, doordat men elders op gemak
kelijke voorwaarden leverde. Men kan den
cliënt deze condities immers niet meer
weigeren enkel en alleen op grond van
het feit dat hij, als hij maar wilde, best
contant zou kunnen koopen, want het ge
volg zou slechts zijn, dat de concurrent
het verlangde op albetaling verstrekt en
ook in de toekomst dezen afnemer tot de
zijnen kan rekenen. Een ander gevolg
hiervan is, dat de reeks artikelen, die men
voert, wordt uitgebreid, zij het gedeeltelijk
over aanverwante goederen. Immers voor
den cliënt, die verschillende artikelen
noodig heeft en deze gezamenlijk b.v. in
drie magazijnen moet aanschaffen zal de
totale aflossing per termijn allicht grooter
zijn, dan wanneer hij deze artikelen aan
schaft in één zaak, waar hij alles kan ver
krijgen wat hij wenscht. De verbruiker,
die meestal het periodieke afb.bedrag zoo
laag mogelijk wenscht, zal zich dus ook
wenden tot die firma's, waar hij al zijn
wenschen kan bevredigen op afb.condities.
Hier ligt dus een prikkel voor den klein
handelaar om over te gaan tot uitbreiding
van het aantal artikelensoorten, ofschoon
hij vaak door zijn meer gespecialiseerde
kennis en ervaring in de richting dezer
uitbreiding wordt beperkt.
(Slot volgt).
i
DE EENZAMEN.
Het was den avond vam den Eersten
Kerstdag. De drukte op straat was aan het
afnemen. De menscben hadden allemaal
haast om thuis te komen,, of bii het huis
van 'hun vrienden, om het Kerstfeest te
vieren. Sommigen 'hadden hun pakjes
onder den arm, terwifi anderen nog even
een winikel 'binnenwippen om het een en
ander voor den avond te koopen.
Kerstfeest is het feest voor de men-
schen, die van gezelligheid houden; die
oen eigen gezin hebben of een vrienden
kring, waar zii dit feest genoegelijk door
brengen. Het is echter ook de tijd, waarop
alleenstaande menscihen meer dan ooit
hun eenzaamheid voelen; dat gevoel dat
zij er buiten staan, dat zij er niet bij-
hooren.
Met zulk een gevoel liep Jan Bast er-
man door de straten. Uit verveling had hü
zijn kamers verlaten en was de straat op
gegaan, waar liij nu doelloos liep rond te
zwerven. Hü was even in een café ge
weest, doch daar had hij ook de ware
stemming niet gevonden. „Die is daar ook
op dezen avond wel heel slecht te vinden'',
bepeinsde hü. Er was wel een Kerstboom
opgesteld geweest, doch dit leek hem te
veel op profanie. Mistroostig was hij weer
weggegaan, en keek nu bijna met afgun
stige blikken naar al de mensohen, die
zich voortspoedden en benijdde ze. Door
de vensters van sommige huizen zag hij
den Kerstboom branden en daaromheen
gelukkige gezichten, vooral van kinderen,
die begeerig keken jraar al het moois, dat
aan den Kerstboom hing. Erger dan ooit
voelde hü, dat hü iets miste, dat zijn leven
niet volmaakt was, dat hem wat ontbrak.
In ziin verbeelding zag hii zich ook zoo
te midden van een eigen familie het
Kerstfeest vieren, doch met een ongedul
dige beweging schudde hü dit van zich
af. „Dat komt er van als je zoo alleen
bent", peinsde hij, „als je altijd maar al
leen bent, worije wat sentimenteel,"
Hii betrapte zich er echter op, dat het
niet de eerste keer was, dat hij wat aan
den sentimenteelen kant was. Dat was nu
al een paar maanden zoo. Om eerlijk te
zijn, was het sedert Nelly Branting in het
zelfde huls ais hü op kamers was komen
wonen. Jan's hart, dat hü tot dusverre met
dikke platen gepantseid dacht, was niet
tegenstaande dat, door de pijlen van het
liefdegodje getroffen en na eenigen tijd
moest Jan zichzelf bekennen, dat hü sta
pel verliefd op Nelly was.
Een gewoon sterveling had de zaak
natuurlijk gauw voor elkaar gebracht,
maar dat was het hem nu juist, Jan wras
geen gewoon sterveling-
Uit den aard der zaak ontmoette hij haar
natuurlijk vaak, doch dan bleef het ge
sprek hoofdzakelijk beperkt tot opmerkin
gen over het weer en dergelijke gewone
dingen. Zoo was hij, te weten gekomen,
dat zij als typiste op een kantoor werk
zaam w^s.
Telkens wanneer hij met haar sprak
pijnigde hij zijn hersens af om het een of
ander onderwerp te vinden, waarover, zij
konden spreken en een enkele keer ge
lukte hem dat ook wel. Slechts één keer
was zij op zijn kamer geweest, om iets
van hem te leenenv Jap was toen overge
lukkig geweest, maar vond zichzelf nader
hand een groote sukkel, dat hü dat 'bezoek
niet had kunnen rekken, ook al weer door
gebrek aan conversatietalent.
Toch bleef die avond oniuitwisdhbaar in
zijn geheugen gegrift, door haar aanwe
zigheid was opeens de geheele kamer op-
gevrooüjkt; was alles opeens veel gezel
liger geworden.
Dat alles overdacht Jan Basterman toen
hü dien Kerstavond door de straten
dwaalde, en bedacht dat er maar weinig
Als elk Jaar opnieuw een bronchitis U
komt waarschuwen dat bet koude jaar
getij is ingetreden, waarom dan geen 1
Abdijsiroop genomen ?Menschen «et sedert i
Jaren telkens terugkeerende bronchitis
vonden daarbij baat. Abdijsiroop is weten-
i schappelijk samengesteld, verwijdert de
taaie met ziektekiemen bezoedelde slijm
en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert
menschen-hergenis geprezen bi) pijnlijk en
veelvuldig hoesten. Bronchitis, vastzitten-
1 de kou, Kinkhoest, Influenza, Asthma.
Voor d» Borat
Alom verVriJgbasr. Prijs Fl. 1.50. Ft. 2.75. FL4.30
I Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons
(60 cl). Dan bespoedigt Oe Uw geneilng.
ABDIJSIROOP-BONBONS (Gntoldi Abdijiirwp»
I
ongelukklgen, zooals hü» op den aardbo
dem rondliepen.
Nelly Branting stapte opgewekt door
de straten voort, met eenige pakjes onder
naar arm. Een glimlach speende om haar
mond toen zij dacht aan het kieine feestje,
dat zü zichzeilf straks zou bereiden, en
weinig vermoedde zij, dat er in de stad
iemand ronddoolde, die naar een beetje
gezelligheid' snakte. Nelly vond dat als de
gezelligheid niet naar haar kwam, dat zü
dan de gezelligheid binnen moest halen,
eu dat ueed zü opperbest. Altijd had zü
iets omhanden. Handwerken kon zü als
de beste en in haar kamer en in de ver
trekken van haar hospita waren er de be
wezen van.
Binnen gekomen, knipte Nelly het licht
aan en keek met welgevallen en een tikje
yclelheid haar gezellige kamer rond. Ge
need naar haai- edgen smaak had zü het
vertrek gemeubeld en zü vond dat zij er
goed in geslaagd was.
Daar hoorde zij de deur open en dicht
gaaa Aan den stap van den binnenkomen-
de hoorde zij, dat het meneer Basterman
was. Hü ging zün kamers binnen, die
tegenover de hare waren gelegen. Haar
gedachten gingen naar hem uit en ze vond
het jammer dat hü op zulke dagen als
deze alleen was, maar daar kon zü toch
niets aan doen.
Vlug begon zü de pakje® uit te pakken
en den inhoud op schotels te rangschik
ken. Uit een hoek van de kamer 'haalde
zü een klein kerstboompje en plaatste dit
midden op tafel. Toen zij het echter wilde
aansteken, bedacht zü met schrik, dat haar
lucifers op waren. Wat nu te doen? De
hospita was uit, daar kon ze dus niet aan
vragen, Meneer Basterman zal wel luci
fers hebben, overwoog ze, en na een
oogenblik aarzelen klopte ze aan zyndeur.
„Binnen!" riep Jan. Zü opende de deur.
Hü zat met zijn rug naar haar toegekeerd
en had een boek lusteloos in zün hand.
Het meisie voelde een steek door haar
heen gaan toen ze hem daar zoo eenzaam
zag zitten. Oo£ nu trof haar weer, evenals
bü den eersten keer, de ongezelligen in
druk die de kamer gaf. Je kon niet direct
zeggen waar het aan lag, maar duióeiük
was het, dat hier een zorgende vrouwen
hand ontbrak.
Jan draaide zich om, verwachtend zün
hospita te zien, doch schrok geweldig,
toen hü Nelly daar zag staan. Het boek
viel hem uit de hand en onbeholpen sta
melde hü een paar woorden als groet.
„Ik kwam even vragen," begon Nelly,
of u misschien lucifers voor me hebt. Ik
wilde mijn Kerstboompje aansteken, toen
ik tot de ontdekking kwam, dat de müne
op waren."
„Een oogenblikje, ik zal ze even voor
u krijgen", zei Jan, en haastte zich, naar
zün lucifers te grabbelen, die hü met veel
moeite vond op de plaats waar hü ze al
tijd had. Hij reikte ze aan het meisje over
dat ze met eenige woorden van dank aan
nam. Zü praatten nog even en steeds
stond het meisje weer voor den geest, het
beeld van eenzaamheid dat ze daareven
had gezien en in zün oogen scheen zü een
hunkeren naar een beetje gezelligheid en
beetje begrijpen, door een ander inensoh
te lezen.
Een plotseling warm gevoel overstelpte
baar. Een verlangen om zijn eenzaamheid
te helpen verlichten kwam in haar op.
„Wilt u vanavond misschien bij mü
komen?" vroeg ze. „Ik heb een Kerst
boompje en alles wat er bü behoort, het is
wel niet veel, maar voor ons tweeën toch
nog wel genoeg".
Jan stond verslagen. „Ik.... eh....
eh.... graag.... nee.... dank u....M,
stotterde hü, niet wetend wat hem over
kwam.
Impulsief stak ze haar hand uit en legde
deze op zün arm. Jan trilde. „Toe, doet u
het nu maar", zei ze vleiend. „U zit hier
zoo alleen en u doet mü er werkelijk een
groot pleizier mee."
Jan heeft eigenlijk nooit goed kunnen
vertellen hoe hij er gekomen is, doch toen
hij weer eeni<*sziras zijn gedachten gere
geld had, zat hü in een stoel in haar ka
mer, terwijl zü bedrijvig den boel schikte.
Schuchter keek hü de kamer rond, het
leek hem haast heiligschennis hier te zijn.
Wat zag het er hier gezellig uit, wat een