YtT TfF YfT COURANT De oorsprong der Donkere Duinen. VAN DE Een inleidend woord van burgemeester Driessen. De ontwikkeling der Bloembollencultuur in AnnaPaulowna. Natuurlijk wil ik gaarne voldoen aan het verzoek om voor het nummer der „Heldersche Courant", dat verschijnt op den dag, waarop de „lichtweek" in de stad ter gelegenheid van de Boltha aanvangt, iets over onze bloementen toonstelling te zeggen. Misschien val ik daarbij in herhaling, omdat er over dit onderwerp, zoowel met het geschreven als niet het gesproken woord, al zoo veel gezegd is, doch wijl de zaak de sympathie van het publiek heeft, waag ik het er maar op. Het is wel een zeer gelukkige ge dachte geweest, deze tentoonstelling in den kop van Noord-Holland te houden. Zulks om verschillende redenen. In de eerste plaats, omdat daardoor voor het overige «deel van Nederland Noord- Holland's Noordpunt meer bekend zal worden, hetgeen nog altijd zeer noodig is, ten tweede wijl hier iets ten toon ge steld wordt van een der voornaamste bestaansmiddelen uit de omgeving, een bestaansmiddel waarvan ook deze ge meente veel zal profiteeren en ten derde omdat onze „Donkere Duinen" zich zoo heerlijk leenen voor het hou den eener expositie als deze. Ik hoop dan ook ten zeerste, dat iedere ingezetene van Den Helder naar de mate zijner krachten zal medewer ken aan het welslagen van de Boltha en vooral ook aan het welslagen van de thans beginnende licht- en reclame week, opdat het ijverige tentoonstel lingscomité met zijn sub-commissies veel satisfactie mag hebben van zijn werk, waardoor dit strekke tot bevor dering van den bloei dezer gemeente en van haar omgeving. DRIESSEN, Burgemeester. I>en Helder, 24 April 1931. De Burgemeester van Anna Pau- lowna, de heer G. J. Lovink, was zoo welwillend ons in het kort een en ander over de ontwikkeling der bloem bollencultuur in zijn uitgestrekte ge meente te doen toekomen. Het is juist de snelle en groote uitbreiding van deze cultuur in de laatste jaren, die in eerste instantie aanleiding gaf tot het organiseeren dezer tentoonstelling in de „Donkere Duinen". Wij geven hierbij het woord aan den heer Lovink. Zeer geachte Redactie, Zeer gaarne voldoe ik aan Uw ver zoek om voor het „Boltha"-nummer van Uw blad in korte trekken een overzicht te geven van de bloembollencultuur in deze gemeente. Het is thans reeds weer 20 jaren ge- Twlntig jaar geleden wer den de eerste bollen bij wijze van proef aangeplant. leden, dart door de firma M. Veldhuizen, Van Zanten en Zonen, te Lisse een proef in deze gemeente met de bloem bollencultuur werd genomen op de daarvoor aangekochte „Kooijplaats". De proef slaagde uitstekend en had tot gevolg, dat een paar jaren later nog enkele ondernemende kweekers dit voorbeeld volgden. Een gestadige ont wikkeling der cultuur lag toen reeds in het verschiet, hadden niet de oor logsjaren van 19141918 en de moei lijke tijd daarna deze tegengehouden. Doch nadien schreed de cultuur met rasse schreden voorwaarts. Kon het ook anders! De grond bleek van uit nemende kwaliteit te zijn en de prijzen, welke daarvoor aanvankelijk betaald werden, waren zeer laag in vergelij king met die, welke in de eigenlijke bloembollenstreek ten Zuiden en ten Noorden van Haarlem golden. In hun vak zeer bekwame kweekers kwamen uit de bloembollenstreek herwaarts en leidden met steecis toenemend succes de eerste schreden. In 1918 bedroeg het aantal H.A. bloembollenland in dezè gemeente nog slechts 28. In 1928 ongeveer 600, in het afgeloopen jaar 820 en thans zullen wel bijna de 1000 H.A. bereikt zijn. Geen wonder, dat Breezand het em bryo van de bloembollencultuur in deze gemeente en omgeving een meta- morphose hebben ondergaan, welke hen, die het dorp van weleer en de arme gronden van rondom, nog in her innering hebben, verbaasd doet staan. Thans heeft de bloembollen cultuur te Breezand haar eigen veiling. De toeneming der cultuur deed de behoefte gevoelen aan een eigen bloem bollenveiling. Een daarvoor opgerichte vereeniging stichtte haar in 1928 en mocht de voldoening smaken, dat in het eerste jaar van haar bestaan reeds een omzet werd gemaakt van ruim 500.000.welke in 1929 steeg tot ruim 600.000.doch in 1930 terug liep tot 450.000.De oeconomisch ongunstige tijd heeft er toe geleid dat ook de jonge veiling nadeel en moei lijkheden ondervond, waarom de ge meenteraad van Anna Paulowna in zijne laatst gehouden vergadering be sloot de veiling financieel te steunen door haar een crediet van 30.000. te verleenen. Wij zullen hopen, dat met dezen terugslag de moeilijkheden voor veiling en kweekers beëindigd zijn. Elk bedrijf kent zijn ups and downs en ik heb tijdens mijn in deze gemeente reeds verstreken ambtsperiode de bloembollenkweekers genoeg leeren kennen om te kunnen zeggen, dat tegenspoed hen slechts kan prikkelen tot krachtsontplooiing. Legt hiervan niet de op initiatief van het Departe ment Den Helder en Omstreken van de Mij. voor Nijverheid en Handel ge opende „Boltha"-tentoonstelling in het natuurpark de „Donkere Duinen" op voortreffelijke wijze getuigenis af? Niet alleen echter hiervan, doch ook zeer zeker van de bijzonder aange name samenwerking, welke tusschen de gemeenten Den Helder en Anna Paulowna in de laatste jaren is ver kregen. Tot heil van beide gemeenten hoop ik, dat deze samenwerking nog tal van jaren zal mogen voortduren. Moge ook een gunstige weersgesteld heid er toe medewerken deze goed ge organiseerde tentoonstelling in alle opzichten te doen slagen. G. J. LOVINK, Burgemeester van Anna Poulowna. „Het boschje van Snip". (Een oud-siadgenaoi aan hst woord). Lezeressen en lezers, mag ik me eerst even aan u voorstellen. Ik ben de schrijver van de artikelen over bloembollencultuur in de „Heldersche Courant". U zult u wellicht afvragen, waarom ik die artikelen dan niet on derteekend heb. Als antwoord daarop kan ik u slechts mededeelen, dat ik dat niet noodig oordeelde. Ik heb het nog steeds niet zoo ver gebracht, dat men een artikel leest, omdat het van mij komt. Voor mijn artikelen geldt de in houd en niet de schrijver als waarde meter. Aangezien echter de redactie er prijs op stelt voor het speciale „Bol- tha"-nummer een artikeltje van den medewerker voor bloembollenteelt te krijgen, dat een persoonlijk cachet draagt, heb ik me laten bewegen m'n kap af te zetten. De jongere generatie, die thans 's avonds de schoenen in de Spoor straat verslijt, kent het boschje van Snip waarschijnlijk niet eens, maar de ouderen, waaronder schrijver dezes ook begint te behooren, herinneren het zich nog wel. Geheimzinnig plekje in de duinen. Wat heerschte er om dat boschje een geheimzinnigheid. Wanneer we in onze jeugd naar de duinen gingen om nestjes of bramen te zoeken, konden we het boschje van Snip moeilijk met rust laten, ofschoon, zoodra we achter het schijvenhuisje (ook al zoo'n myste rieuze plek) het brok duinlandschap naderden, waarvan boer Snip het eigendomsrecht bezat, onze harten po pelden. Men had ons diets gemaakt, dat de eigenaar flink bewapend en bege leid door een bloedhond, zijn bezittin gen ten strengste bewaakte. Stapten we dus, niettegenstaande deze weten schap, onder de draadversperring door, dan pleegden we daarmee niet alleen een wetsovertreding, doch in onze oogen tevens een levensgevaar lijke daad. Het minste geritsel deed ons naar de afrastering hollen om zoo spoedig mogelijk op vrij terrein te zijn. En toch.... het bekende bordje (art. 461 Wetb. v. Strafrecht) hééft ons nim mer kunnen afschrikken. Met angst en beven betraden we het verboden ge bied, doch niets kon ons in de oogen onzer makkers heldhaftiger doen zjjn dan het feit, dat we in het boschje van Snip een nest hadden zitten. Deze gedachten drongen zich aan ons op, toen we op den openingsdag van de „Boltha"-tentoonstelling het ons vanouds bekende duinlandschap betraden. Dat het er veel veranderd zou zijn, waren we ons wel bewust; de „Heldersche Courant" had ons in den loop der jaren daarover voldoende in gelicht. Dat het echter een zoo gewel dige metamorphose had ondergaan, als we thans konden constateeren, had- we niet kunnen droomen. Na de openingsplechtigheid volgden we het hooge gezelschap met versnelde pas langs de paden. Of het den heeren te koud was of dat ze stiekum een blik op de lunch tafel hadden geslagen, weten we niet, maar ze hadden buitengewoon veel haast om in het restaurant terug te zijn. En toen, lezers, had ik wel even spijt, dat ik m'n artikelen over bloembollen teelt niet onderteekend had. Waar schijnlijk had ik dan ook zitting mogen nemen in een of ander comité, was m'n naam genoemd geworden in het feestprogramma, kortom, was ik in één slag een beroemd man geweest enhad ik mogen aanzitten aan de vischtafel. Helaas, ik fungeerde dien dag slechts als particulier secretaris van een der genoodigden, die evenwel ook niets in de melk te brokkelen hai en zoodoende was er op mji niet ge rekend. Later vernam ik wel, dat er nog een stoel onbezet was gebleven, maar dit weet ik wel zekermijn kaartje heeft niet naast een bord ge legen. Royale beplanting van het terrein. Daar stond ik dus, de genoodigden gingen aan de visch en ikik ging met den fotograaf terug naar het boschje van Snip. Ik heb het tweemaal rondgewandeld. De eerste maal nam ik de beplanting goed in mij op, no teerde enkele namen en bijzonder heden, kon me er van overtuigen dat de beplanting inderdaad royaal is op gevat en dat zelfs de nieuwste tulpen- rassen niet waren vergeten; bij den tweeden rondgang, toen ik getroffen werd door vogelgezang, zag ik over tulpen en narcissen, ja zelfs over de dennen heen in het verleden. Ik zag het boschje van Snip weer voor me, zooals ik het gekend had, rilde nog even bij de gedachte aan de angstvizi- oenen, die ik als kind op het verboden terrein had gehad, overdacht de ge lukkige jeugdjaren, die ik in Den Helder had genoten, bepeinsde, dat de Heldersche jeugd nog groote voor rechten geniet boven het opkomende geslacht in andere plaatsen, omdat bij Den Helder de duinen slechts voor een klein deel zijn afgerasterd en men volop kan genieten van Gods vrije na tuur. Toen ik weer tot de werkelijk heid terugkeerde, was het boschje van Snip verdwenen; ik bevond me weer in het natuurpark de „Donkere Duinen", met slingerpaadjes om een waterpartij, met bolgewassen langs de paden en als achtergrond de dennenbeplanting. De lunch was zeker geëindigd; ik ont waarde althans enkele gasten, die ook nog wat van de beplanting wilden zien. Het werd tijd naar het Zuiden terug te keeren, maar op mpn verzoek voer de de chauffeur ons dwars door Koe gras om daar de ingrijpende verande ringen, betere wegen, flinke wonin gen met daarbij behoorende schuren op te nemen. Ook bij den tocht door Koegras gin gen onze gedachten terug naar den tijd, dat er geen auto's reden en men slechts op de vriendelijkheid van een melkrijder was aangewezen. De opening van de „Boltha" zullen we niet licht vergeten, omdat we toen wel de lunch zijn misgeloopen, maar gedurende enkele oogenblikken der tig jaar jonger zijn geweest. En is dat niet meer waard dan een haringslaatje? O. de Wit. Haarlem, April 1981. n-V

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 9