POPULAIR. B>rS^O^CiÖ^L<\8aMDÊ<HeLPÉR0CEl^ COURAHT De grootste sohipkeok van de werefd. 487 Be man, die met een filmster dineerde. VAM ZATERDAG 23 MEI 1931 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Een legerscMp zinkt 3000 menschen verdrinken. Als grootste scheepsramp van de wereld wordt over het algemeen het vergaan van de „Titanic" genoemd. Dat is echter een vergissing. De groot ste scheepsramp van alle tijden heeft zich tijdens den wereldoorlog afge speeld. Een Oostenrijksch troepen transportschip met 3000 menschen aan boord werd bij Kaap Rhodeni getorpe deerd en ging met man en muis ten onder. Van deze ramp werd toen, waar dagelijks duizenden menschen werden afgeslacht, niet eens veel notitie ge nomen. Op den 18en Maart 1918 om 8 uur 's avonds kreeg de torpedojager „Bala- ton" der voormalige K. u. K. oorlogs marine het bevel om in het zuidelijk deel van de Adriatische Zee in de na bijheid van het door de Italianen be zette Valona een aanval voor te berei den. „Balaton" was een der snelste schepen van de Oostenrijksche vloot, kon een snelheid van 34 knoopen, dat is ongeveer 70 K.M. per uur ontwik kelen. Zijn machines hadden een capa citeit van 20.500 P.K. en waren krach tiger dan die van een groot stoomschip. Het had acht stukken van gemiddeld kaliber aan boord en vier bovenwater torpedolanceerbuizen. De in verschil lende gevechten beproefde manschap pen telden 129 koppen. De eerste stuurman van het schip, die thans het vrediger beroep van con troleur bij de douane uitoefent, Hans Hensl vertelt het volgende over de groote scheepsramp. „Het fluitje van den bootsman klinkt schril over het dek. De jager verlaat de Bocche di Cattaro. Uzer- draadnet-barricaden en alarmbarrica den, die de oorlogshaven tegen een plotselinge overval door vijandige on derzeebooten moet beschermen, wor den na een korte wisseling van signa len door het sperfort Punta d'Ostro ge opend. Eenige elegante wendingen van het lange, slanke schip en de moeilijke vaart uit de haven ligt achter ons. Al leen bij het kompas heb ik een klein lampje branden. Het geheele schip is lichtdicht, geen brandende sigaret, geen gloed mag zichtbaar zijn. Er lig gen veel onderzeeërs op de loer. 10 uur. De kust van Montenegro ligt links van ons. De eene helft van de bemanning is bij de torpedo's en ka nonnen, de andere helft mag in de be nedenruimten uitrusten. Maar alarm- bereid zijn ze allen. Zuidelijk van Antivari treffen wij de torpedoboot „74", die het groote transportschip „Linz" van de Oosten rijksche Lloyd naar Durazzo begeleidt. Wij passeer en de „Linz" zeer dichtbij, zij is zwaar beladen, het dek is zwart (Slot) Een oogenblikje, verzocht de film ster. Voor haar op tafel lag een klpin opschrijf-boekje. Ze schreef een en an der op. Hij wachtte. De ober bracht de soep. Hans wachtte. „Frau Miller" schreef. Eenige aanteekeningen van zake- kixen aard, verontschuldigde ze zich. Hans berustte. Gelukkig, nu was ze klaar. Ze nam de lepel in haar handen. Nu zou hij eens zeggen Iirrrrt .«.«Jak van de menschen. De torpedoboot meldt dat op beide schepen alles in orde is. Maar dat men met de zware kast slechts 24 K.M. per uur kan varen. Om middernacht passeeren wij Kaap Rhodoni aan de Albaneesche kust. Wij geven aan het signaalstation een kort lichtsignaal. De maan gaat onder en werpt haar laatste stralen over de spie gelgladde zee. Plotseling schiet links van ons een zilveren streep als het kielwater van een torpedo door het water. Het nadert snel. Het gaat onder ons schip door. Was het een geniepige torpedo? Wer den wij gealarmeerd? Wij beschrijven eenige kringen, zoeken de onderzee boot, vinden echter niets verdachts. Geen periscoop het oog van den on derzeeër gluurt over het water. Tevergeefs loeren onze lieden naar de werpinrichting om bommen te kunnen afzenden. Wij moeten ons toch hebben vergist, meent de commandant en laat koers naar Durazzo zetten. Een uur 's nachts. Ik wil juist naar beneden gaan als een radiotele grafist in looppas naar de cómmando- brug komt. Een radiodepêche. „Stoom- i schip „Linz" bij Kaap Rhodoni waar- j schijnlijk op een mijn geloopen. Hulp 1 dringend noodig". Wij draaien direct j om en varen met de snelheid van een bliksemtrein naar de plaats van het on- geval. Na enkele minuten meldt de te legrafist: „Het schip zinkt". Aldus luidt de laatste hulpgeroep van den stervenden reus. Wij voeren de snel heid nog hooger op. Er zijn duizenden menschen in levensgevaar. Nog schei den ons drie, vier kilometers van de plaats waar het ongeluk plaats vond en reeds hooren wij een lawaai, dat elke seconde luider wordt, een brullen eu schreeuwen, een razen. Zoo schreeu wen slechts menschen, die in doods angst verkeeren. Steeds verschrikke lijker wordt het paniekachtige lawaai. Reeds kan men stemmen onderschei den, verstaan wat zij roepen. Hoe waanzinnig hameren de machines Full speed. Nu een commando. Beide machines stoppen. En wij bevinden ons temid den van een heksenketel. Men kan geen tien meter ver zien. Er mag geen licht worden ingeschakeld, de schijn werpers mogen niet worden gebruikt. Want: er is een sterke Italiaansche radiocorrespondentie, meldt de marco nist. Een kleine onvoorzichtigheid en de redders zouden zelf wel eens gered moeten worden. De onderzeeër want die heeft de „Linz" getorpedeerd meldt in cijfercode zijn succes aan een kuststation. Als wij lichten gaan voe ren, zijn ook wij verloren. De telefoon ratelde. De ober lichtte de haak van het toe stel. Voor „Frau Miller", zeide hij kort. De filmster stond op. Ja.O, ben jij het Erich.neen. neen, dat gaat niet.Ik dineer op het oogenblik.. je weet wel voor zoo'n prijsvraagja héél geanimeerd wat., neen, ik kan niet weg., heusch niet.. Nou over een minuut of tien., ja., daaag. Krak, zei de haak. „Frau Miller" zat weer. Hans kreeg plotseling een raar ge voel. Een heel onprettig gevoel zelfs. Hij dacht: Het is net, of ik teveel ben. Hij had dit gevoel al gehad, toen hij de diva hoorde spreken op de gang. Maar toen had hij gedacht., 't zal wel mee vallen. Nu echter stond het hem ang stig duidelijk voor den geest. Hij was te veel! Dat,was het.. Daarom zei hij bedeesd: Als u misschien andere dingen te doen hebt; Hij maakte een beweging van opstaan. De filmster keek even verstrooid naar hem op. Och, zei ze. Blijft u toch zitten. U Alle sloepen werden te water gelaten. Alle beschikbare krachten helpen mee aan het reddingswerk. In een jol, waar normalerwijze slechts drie man plaats kunnen nemen, zitten, liggen en han gen nu tien menschen. In de grootere booten vinden zelfs twintig menschen een plaats. Minuten schijnen uren te worden. Het geschreeuw wordt zwak ker, gaat over in een wanhopig steu nen, en bij velen, velen, in een dof ge rochel. Het is verschrikkelijk. De men schen verdrinken onder ons oog. En ik mag niet weg van mijn plaats aan het stuurrad. Daar brult een Oosten rijksche Italiaan, die geen H kan uit spreken om Ilfe in den nacht. Daar schreeuwt een ander in een Stier- markensch dialect: Helpt me toch, helpt me toch! De menschen, die in het water liggen zien ons schip, doch we zien hen slechts wanneer zij dicht in de nabijheid zijn. Een groote donkere mop duikt aan bakboordzijde voor ons op. Het is een reddingsboot, zonder riemen, overi gens de eenige, die wij vonden. Een bewijs hoe snel de „Linz" gezonken moet zijn. Ongeveer twintig personen zijn er in aanwezig. Daaronder was de militaire commandant van het schip, en een eerste luitenant. Hij meldt zich bij onzen kapitein. Ik hoor elk woord. „Wat was er op de „Linz"? antwoord de de eerste luitenant: „Een infanterie regiment op oorlogssterkte, 1000 gevan gen Russen en 1000 Italianen, die voor wegenbouw in Albanië bestemd waren, 40 vrouwelijke hulpkrachten en 40 of- ficiersvrouwen, die hun echtgenooten in Albanië wilden bezoeken. Verder nog 80 vrachtauto's en 800 stuks slacht vee". „En waar zijn de vrouwen, lui tenant?" vraagt onze commandant. „Ik weet het niet", luidt het antwoord. Vele duizenden menschen moeten hier verdrinken. Onze reddingsman schappen visschen drijvende menschen op, die de reddingsgordel aan de voeten hadden gebonden. Waarschijnlijk lie den uit Karnten of boeren uit het Krainergebergte, die nog nimmer de zee hebben gezien, nog nooit een schip hebben betreden. Zij meenden in het water te kunnen staan. Zij zijn allen verdronken. De reddingsgordel maak te natuurlijk, dat hun voeten naar boven gingen en 't hoofd onder water. Men laat hen liggen. De levenden moe ten eerst worden geholpen. Maar we nemen steeds meer dooden op in vol ledige marschuitrusting. Alleen het geweer ontbreekt. De zwaar genagelde schoenen aan de voeten. Het zware ransel met munitie op den rug. Daar kan de beste zwemmer niet tegen op. Hij moet verdrinken. Wat helpt de beste instructie als er een paniekstem ming heerscht? Men heeft de men schen bij het inschepen gezegd, wat zij hadden te doen, wanneer het ergste zou gebeuren en in hun doodsangst deden zij natuurlijk juist het verkeerde. hebt toch immers den prijs gewonnen! Het was stil. Hans zweeg, omdat hij niets kon zeggen. ^Frau Miller" zweeg, omdat zij geen lust had wat te zeggen. Na de soep kwam het vleesch, na Bet vleesch de aardappelen en de groenten, na de groente.. U hebt het zeker wel erg druk, waagde Hans. De filmster Irene Miller keek hem even aan. Moordend, zei ze daarna kort maar krachtig. Wederom was het stil. Alleen de ober verbrak de stilte van tijd tot tijd als hij zachtjes naar het tafeltje sloop om een nieuwen gang te brengen. „Frau Miller" at intusschen haastig en hevig. Ze at onpoëtisch veel. Alles was trouwens heel anders dan Hans ge droomd had. Na het dessert reed Irene Miller van haar stoel. U excuseert me wel.. Ik heb he laas nog meer te doen. Anders. En ze glimlachte, dat had ze wel ge Maar voor de dooden hebben wij nu geen tijd. Daar roept er eindelijk weer een met een normale stem, een, die weet dat hij zooveel mogelijk onbekleed te water moet gaan. Twee zwemslagen nog, een ruk, en hij is in de joL Het is een kor poraal uit Graz. Links van hem aan een afgebroken ra hangen drie Russen. Die staan op het punt van verdrinken. Men trekt ze ook in de boot. Zij laten alles over zich heen gaan en geven op geen enkele vraag antwoord. Eerst aan boord als zij bijna kokende thee naar binnen gie ten, komen zij bij. Zij zijn waanzinnig van vreugde, brabbelen onsamenhan gende taal, enk"ele Duitsche, vele Rus sische woorden. Doch niemand heeft tijd naar hen te luisteren. Daar wordt weer een zwaargewonde aangebracht, hij is met brandwonden overdekt. Hij heeft nog slechts enkele uren te leven. Hoe heeft de man het klaar gespeeld zich met zulke brand wonden boven water te houden? Hij is het slachtoffer van een ketelexplosie geworden. Een matroos staat naast hem, geeft hem te drinken uit een scheepsputs, die acht liter inhoudt. Hij drinkt liters water en ertusschen door brult hij: Help, help, tot hij be wusteloos wordt. Nog steeds schreeuwen de menschen in doodsangst. Ik houd het niet langer uit, ook ik moet werken, redden. Mijn plaatsvervanger moet mijn plaats in nemen. Ik werp een reddingsgordel aan een werplijn, gooi hem gelukkig den dichtstbijzijnden zwemmer toe en haal een luitenant van de staf aan boord. Hij kust mijn handen en dankt, dankt. De volgende is een nog zeer jong luitenantje. Die hoort mijn buur man met een geredde Italiaansch spre ken en gelooft, dat hij in gevangen- Wel, kleine baas, waarom wandel jij zoo in den regen? Omdat me moeder van plan is me te wasschen. Dublin Opinion, leerd in haar filmspeelstersloopbaan met een vrij natuurlijke beminnèlijk- heid naar de nieuwe das met witte spikkeltjes van Hans. Natuurlijk, zei deze bedeesd. „Frau Miller" reikte hem de hand. Het was heusch heel aangenaam.. „Frau Miller" vertrok, maar het had veel van een vlucht. Toen hij buitenkwam, regende het Triestig stond hij voor het hotel en staarde in de miezerende droppels. Dat was het dtis.dat was het groote diner geweest., het was voorbij., en.. Plotseling ging hij wat opzij. Uit het hotel kwam „Frau Miller" gevolgd door twee heeren in avondcostuum. De chauffeur hield het portier van de luxe-auto open. Een klein snippertje van het ge sprek ving Hans op. 't Was een ontstellende kameel, hoorde hij „Frau Miller" Heggen. Den volgenden dag zegde Hans z?» abonnement op „Filmrevue" op. S. Carmiggelt. (Nadruk verboden). vf

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 9