SAMBO EN JOCKO VAN EEN LEEUW EN EEN AAP HIHMS! Voor onze Meisjes. RAADSELS. lil SCHIJFSCHIETEN MET STOPNAALDEN. ning in het hui s der bleekgeziohten." Keesje ging en kwam spoedig terug met de tijding, dat allen in diepen slaap waren gedompeld en dat wij met de overrompeling van de Bellefleurs en Maagdenstammen aan konden vangen. Keesje en ik maakten onze haren kletsnat en streken ze glad langs onze wangen, zoodat we meer op Chineezen geleken dan op Indianen, doch toen wij met Jaantje hetzelfde wilden doen begon zij zoo angstwekkend luid te praten, dat wij haar haren maar lieten zooals zij waren, d.w.z. krullend en ten berge rijzend. „Niks geen Indiaansche", zei Keesje afkeurend, doch ik wisf er on middellijk raad op. „Dat geeft niks", protesteerde Jaantje, „enne ik begrijp heeleinaal niet waar jullie je zoo druk over ma ken. Jullie willen appels gaan eten in den boomgaard, maar daar hoef je je toch niet zoo gek voor toe te takelen". Keesje schudde wanhopig het hoofd en zei: „Oh Jaantje, wat ben je toch dom. Wat is er nu voor kunst aan om zoo den boomgaard in te kruipen. Nee, wij gaan op avontuur uit en jij moet van tevoren den bongerd ingaan en je tus- schen de struiken verbergen. Trouwens meisjes loopen nooit hetzelfde gevaar om ontdekt te worden als jongens." Jaantje pruttelde nog wat tegen, maar eindelijk, zij het dan ook schoor voetend, ging zij toch. Toen zij uit het gezicht was verdwe nen, plakten Keesje en ik wat klei op ons gezicht en onze handen, wij wonden een touw om ons lichaam, waarin wij een sabelvormigen stok staken en slo pen naar den bongerd. Als slangen door het gras kruipend, slopen wij naar het hek en plotseling stootte ik m'n broeder Winnetou aan. „Kijk, kijk, een vrouw der bleek- gezichten". Wti zagen nog juist een tipje van Jaantje's schort achter een bessenstruik verdwijnen en Winnetou mompelde: „Wii zullen er om dobbelen wie haar als squaw naar zijn tent mee mag voeren". „Goed broeder Winnetou", zei ik, „maar laten wij eerst den beer vangen voor wü den huid verkoopen." „Gij zijt een wijs opperhoofd, broeder Groote Beer, wij zullen eerst de Bellefleur en Maagdenstammen ver slaan en daarna de squaw gevangen nemen." Wij kropen door een gat in de hei ning in den bongerd en Winnetou viel onmiddellijk op een blozende bellefleur aan om hem met één slag van zijn to mahawk tegen den grond te sabelen. Ik volgde zijn voorbeeld en dapper stre den wij zij aan zij tegen de groote leger scharen van de Bellefleur en Maagden stammen. Toen wij de scalpen van onze slachtoffers niet langer konden torsen, joegen wij de overige vijanden met een „Uhu" op de vlucht en spiedden in het rond naar de blanke squaw, die wij in onzen rijkdom wilden laten deelen, maar nu was er geen tipje van haar rok te bekennen. „Wij zullen haar zoeken", zei Winnetou en sloop voort, beladen on der de Bellefleurscalpen. Ik kon maar ternauwernood volgen. Wij zochten een langen tijd en ik uitte reeds de vrees, dat zij naar het huis der bleek- gezichten was teruggekeerd, toen Win netou naar een boschje knikte, dat be woog. Wij slopen naar dat boschje en Win netou zei met fraaie stem: „Blanke squaw, godin der morgen zon. Wü leggen eerbiedigonze gaven aan uw voeten. Stoot ons niet van u weg „Zoo, zoo zei een heel diepe mannenstem, en tot onze onuitspreke- Ulke verbazing kwam oom uit het boschje te voorschijn. Wü lieten de scalpen der Beüefleurstammen op den grond vallen en wilden instinctief op de vlucht slaan. Het was echter reeds te laat. Oom hield ons tegen. „Hoe vaak heb ik jullie al ver boden", begon oom, „om den bongerd in te gaan". „Wijs en machtig opperhoofd der bleekgezichten", trachtte Keesje ons en onze arme lichaamsdeel en te redden. ff,.Wü zijn hoogst toevallig in uw jacht gebied verdwaald, maar wij hebben een goede daad gedaan door de vijanden van uw stam, de Bellefleurindianeri, te verslaan. Wij leggen hun scalpen eer biedig aan uw voeten." Oom keek heel verbaasd en krabde toen achter het oor. Toen klonk het dreigend, alhoewel minder dan daar straks: „Wil je me voor den gek houden, aap van een jongen?" „Opperhoofd der wijzen", zei Keesje, die welbespraakt was, „hoe kunt ge zoo iets van ons verwachten. Wij vragen u niets als ons in vrede te laten gaan." Toen zagen we een vleugje van een glimlach om den mond van oom zwe ven en ik voelde, dat wij, dank zij Keesje's tactvol optreden, het pleit ge wonnen hadden. „Steek ieder een paar appels in je zak," zei oom „en snij uit. Maar iaat ik je nooit meer betrappen, want dan. Dit laatste hoorden wij al niet meer, wij schoten als een pijl uit den boog weg, op zoek naar de blanke squaw, die ons verraden moest hebben. Wii heb ben de blanke squaw gevonden en on danks haar gejammer hebben wij haar aan de schandpaal gebonden, doch wederom werden wii gestoord door oom, doch deze keer We hebben niet zoo heel dikwijls meer Indiaantje gespeeld. (Nadruk verboden.) ZAKDOEK MET GEHAAKT KANTJE Beste meisjes. Ditmaal zullen we een zakdoekje om gaan haken; jelui kunt dit met wit of met gekleurd haakgaren doen, natuurlijk fijn garen en een haaknaald Nr. 10. Het best doen jullie om batist zakdoekjes te koopen met een smal open zoompje. Je kunt ook batist van het stuk koopen, b.v. 30 cm, en er dan een heel smal zoompje, b.v. de helft van een halve cm, in vouwen. Jelui begint de vierkanten om te ha ken 1 vaste 3 lossen en maakt de vaste steken 1/3 cm diep, dus je steekt de naald één derde cm van den bovenkant in de stof en haakt zoo den omtrek rond. De tweede toer haakt jelui één vaste in de 1' sse steken, tusschen twee vasten, 3 lossen, een boogje van 3 los sen overslaan en in het volgende 5 stokjes, terwijl je op het derde stokje een picot maakt; d.wjz. als het derde stokje af is, haak jelui 4 lossen en maakt in de eerste losse een halve vaste, daarna ga je verder met de twee andere stokjes, weer 3 lossen en een boogje van de voorgaande toer over- Men neemt een stopnaald en trekt door het oog een dunne draad garen aan weerszüden van het oog 772 c.M. draad komt te hangen, daarmede is de speer, waarmede wij zullen gooien, klaar! Tengevolge van de lange staart blijft de stopnaald steeds met de punt naar voren. Nog aardiger is het werpen met een schrijfpen, waarvan men één punt heeft afgebroken. Als stuur kan men een stukje papier nemen, dat men in het achtereinde van de pennehouder, die men van te voren met een mes een weinig gespleten heeft, vastklemt. Als doel gebruiken wü een kleine schijf van vurenhout, waarop wij met krijt, houtskool, of anders (als men cirkels gebruikt) met potlood en pas ser lijnen heeft getrokken. Op de af beelding zien wü het voorbeeld. Als nu ieder van de aanwezigen zulk een speer krijgt, dan kunnen wij er een aardige wedstrijd aan vast knoo- pen, b.v. wie het eerst 500 punten heeft gewonnen. (Nadruk verboden.) slaan en in het volgende weer één vaste. Zoo gaan jelui den geheelen omtrek van het zakdoekje rond, één vaste, 3 lossen, 5 stokjes, picot op het derde stokje, 3 lossen. Jelui krijgt dan een keurig zakdoekje, dat vlug en prettig werkt en waar jelui niet zoo heel veel aan te doen hebt. Ik zal, nu de langere dagen weer komen, misschien wel eens een weekje overslaan met mijn handwerkjes, want ik ben bang, dat er dan toch niét veel van handwerken komen zal en dat kan ik mij best begrijpen, hoor! Zijn er echter onder jullie, die het prettiger vinden, toch geregeld te büj- ven werken, dan schrijf jelui mij wel. Wat een keurige briefjes kreeg ik de laatste weken van jelui en verschillende nieuwe clubgenooitjes. Alleen wilde ik oude en nieuwe vriendinnetjes vragen mij den datum van haar verjaardag te schrijven en hoe oud ze zijn. Doen jelui dat? Natuurlijk behoef jelui mij niet eerst te vragen of het goed is, dat je meedoet en ik geloof, dat er veel meer meisjes zijn, die medewerken en mij nog niet schreven, heb ik geen gelijk? Nu meisjes, allen maar weer aan het haken en schrijf mij eens, of jelui het een prettig werkje vonden. Allen veel hartelijke groeten. Jelui Tante Gé. Op school vertelde meester, dat men de leeftüd van een paard kan vaststel len naar de tanden. Jantje: Meneer, dat kan mijn vader van een kip! Meester: Kom, kom, Jaap, een kip heeft toch geen tanden, zooals een paard! Jantje: Neen, meneer, vader doet het met zün eigen tanden. Oplossingen der vorige raadsels, i H uur Dries snel 1 er Hui I e b a I k s 1 a b b e n Frans v I a k II Eigen haard is goud waard. Goede oplossingen van beide raad sels ontvangen van: I. B; A. de B. (IJmuiden); M. B; M. en A.B; A.v.d.B; C. C; N. D; G.D; D.D; J. en N G; F. en M. K; A. K. (IJmuid.) S en B. K; J. K; A. E. K; N. K; A. v. L; S. en D. L; G. M; J. O; J. en M. S; C. V S; A. v. S; A. en J. T; S. T; M. T; T. V; C. V. en A. W. Nieuwe raadsels. X X X X X Op de kruisjeslü'nen X komt een jaargetyde. X Op de Ie rij het ge- X vraagde woord. Op de X 2e rij een jongensnaam Op de 3e rij een getal. Op de 4e rij hetzelfde als tweedracht. Op de 5e rij een hemelbewoner. (Ir.gez. door Tr. S.) Mqn geheel is een dorp op Texel en bestaat uit 9 letters. 1, 2, 3 en 4 ls in denatujheid van die plaats. 9, 7 en 8 is een boom. 3, 4, 7 en 6 is aan de lucht. 1 en 3 is een beest. (Ingez. door N. v. d. S- Ifl door G. Th. ROTMAN. <Xr Hij neemt een sprong.juist ia het papje, En nu, o kinders, opgepast! j Het gips wordt plots'ling hard als marmer, En Sam zit met z'n pootjes vast! i?' z, s het kwastje van z.ijn staart Zit als een mu-ur zoo vast aan d' aard! 98. Terwijl de mannen hupp'lend vluchten. Tracht Sambo, nijdig als een stier, Uit alle macht zich los te rukken, Maar 't helpt Wem allemaal geen zier! Zelfs zijn vriend Jocko weet geen raad. En poetst in allerijl de plaat ga. Nu Sambo zich niet meer kan roeren, Keert ook de moed der mannen weer; Ze komen aan roet schoppen, bijlen, Breekijzers, hamers en ?oo meer; Men bindt een touw om Sambo's snuit, En graaft hem dan heel netjes uit. ioo. Vervolgens wordt hij opgenomen, Eu op een sleeperskar gezet; Daar gaat-ie, op z'n gipsen voetstuk! Een levend standbeeld lijkt het net! Zoo wordt hij, inet vereende kracht, Vervoerd naar de politiewacht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 15