POPULAIRE RUBRIEK "POPULAIR. HELPER^ CHE, COURANT DE MAAGD VAN ORLEANS. 488 VAN ZATERDAG 30 MEI 1931 Ter herdenking van haar 500sten sterfdag, 30 Mei 1431. 30 Mei 1931 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Twee donkere plekken op Engeland's wapen. Twee maal voerde het noodlot geniale vijanden in Engeland's hand en beide malen begreep het niet, hoe men groote tegenstanders eeren moet. Twee plaatsen kunnen getuigen van dit verzuim: de rotsen van St. Helena en de Marktplaats van Rouaan. Maar de schande van Rouaan is er des te grooter om, omdat geen zelfzuchtige eerzucht, doch smettelooze reinheid ten offer viel aan de gruwelijke veroordee ling der rechters. Arme kleine Jeanne d'Arc! Wat al hebben ze niet van je gemaakt! Een heks door Shakespeare, gehoond door Voltaire, een wapenkletterende ama zone door Schiller, menschelijk uitge beeld door Shaw, als zegevierster over haar rechters, waar Jeanne d'Arc in werkelijkheid echter niet aan dacht. Tot heilige werd zij verheven, en ten slotte werd zij nog een soort Schuts- vrouwe van de vrouwenbeweging Arme kleine Jeanne d'Arc! Zij was zoo roerend eenvoudig, zoo geheel en al bestemd tot een rustig leven. Viel zoo heelemaal niet op in hare landelijke omgeving, ook naar haar uiterlijke verschijning niet; nau welijks middelmatig groot, krachtig met een heel gewoon gelaat en zwart haar, wat in haar tijd zelfs niet voor mooi gold. Zii had in het geheel niets mannelijks over zich, niettegenstaande hare mannenkleedimg, die zij op het land droeg, en zelfs nog in hare ge vangenschap roemt zij vol trots hare vrouwelijke handigheid in spinnen en naaien. Schijnbaar is er dus niets bijzonders aan haar, maar zii heeft „stemmen" gehoord, en wie dergelijke stemmen heeft vernomen, die is verloren voor het alledaagsche geluk. Onder den ouden beuk van Dom- remy, waarin de feeën uit de Keltentijd nog woonden, hoorde de dertienjarige Jeanne, op een warmen middag mid den in den zomer, die geheimzinniger kan zijn dan de donkerste midder nacht, voor het eerst die „stem". Zij is in den beginne angstig; later gewent zii er zich aan, voelt zich ten slotte ge lukkig en beschermd. De aartsengel Michael, de zwaard drager, spreekt tot haar. „De stem ge- bood mij heen te gaan, en ik kon niet meer blijven. Hij zeide mü, ik moest het belegerde Orleans ontzetten." Deze stemmen drijven haar, het sedert maan den door de beste Engelsche troepen omsloten Orleans te bevrijden en drij ven haar in den dood. Gelijk een sprookje is haar komst. De twyfelachtigen, de betweters, allen trekt de kleine boerin met zich mede, daar zij het geloof had, dat bergen ver zet. Vol verrassingen blijkt haar na tuurlijke genialiteit in het oorlogvoe ren. Aanvoerders, die in haar tijd leef den, leggen de getuigenis af, dat zii haar leger met de ervaring en kunde van een getrainde veldheer leidt en dat zij zelfs het nieuwe wapen der artillerie buitengewoon goed weet te hanteeren. Niet minder bewonderenswaardig is het feit, dat zij uit een troep onverschil lige, ongedisciplineerde soldaten een geestdriftig en doelbewust leger schiep. Bij allen persoonlijken moed is zij toch zóó weinig heldin, dat zij bij hare eerste verwonding vóór Orleans in tranen uitbarstte. De groote geloovige is zoo geheel en al vrij van het bijgeloof van haren tijd, dat zij er zich tegen verzet, dat er over hare verwondingen wordt gesproken. Zij laat zich verbinden en keert tot de strijdenden terum Zeer weinig romantisch lijkt het ook, dat zij in Orleans een huis koopt, daar zii er schijnbaar over denkt in de toe komst een vreedzaam leven in deze stad te gaan leiden. Aan een huwelijk wilde zij zelfs niet denken, alvorens zii haar taak vervuld had. De taak, die zii op zich genomen heeft, bestaat daarin, dat na de bevrij ding van Orleans de kroning van den kroonprins te Reims zal moeten plaats hebben! Zii moet hem bijkans met ge weld naar de oude kroningsstad voeren, daar deze tocht door het nog sterk be zette vijandelijke gebied den angstigen Karei en zijn wijze raadgevers buiten gewoon onverstandig voorkomt. Zij zet het evenwel toch door en bij de kroning van Karei de Zevende van Frankrijk staat zii met zwaard en banier aan het Hoogaltaar. Het helderziende meisje moet wel da delijk tot de erkenning zijn gekomen van de zwakheid van wil en onwaar digheid van den nieuwen koning, die de verpersoonlijking van het onder drukte land is, maar door de kroning documenteert hy zijn rechten tegenover den Engelschman, die te Parijs ge kroond werd. Met deze kroning is het glansrijke deel van dit korte leven ten einde. Jeanne d'Arc in zilveren wapenrus ting op een zwart paard leeft in de herinnering voort als schutsvrouwe van Frankrijk, maar als volmaakt mensohe- lijke heldin wordt zij pas beschouwd wanneer zij in den kerker is. Hare verdere plannen lijden schip breuk door wantrouwen, nijd en intri geeren van de hovelingen; haar voort durende drang naar daden valt niet in den smaak bij het hof van Valois. Jeanne heeft geld noodig voor hare troepen, terwijl de koning het liever besteedt aan de feesten ten hove! Zij ontvlucht dit doellooze leven vol eerbetoon en gaat weder terug naar het slagveld maar met sombere voorge voelens. Bij een aanval uit de bezette stad Compiègne wordt zij door de bondge- nooten van de Engelschen, de Bourgon diërs, gevangen genomen. In den be ginne is men in de gevangenis zeer mild tegenover haar, maar'dat is niet overeenkomstig den wensch van Enge Hoe kon uw dochter toch zoo'n schichtige, moedeloozen man trouwen? O, maar dat was-ie heelemaal niet toen hij trouwde. Sor.aagsnisse-Strix, Stockholm. land, dat haar dood en nog wel een schandelijken dood eischt. Zij wordt daarom in de oogen van vriend en vijand voorgesteld als een heks, die gedreven door menschelijke „booze" krachten, Engelands leger scharen dergelijke vernietigende slagen toegebracht heeft, terwijl zü in werke lijkheid slechts een eenvoudig men- schenkind was met gezond verstand en een vurige liefde voor haar vaderland. Engeland koopt haar voor de destijds ongehoorde som van 10.000 pond ster ling, het losgeld dat men voor een ko ning zou moeten betalen, van den Her tog van Bourgondië af. Het maandenlange „Heksenproces" in Rouaan neemt een aanvang en hare antwoorden bij de rechtzitting zijn be wonderenswaardig helder, eenvoudig en verstandig, de vragen der rechters daarentegen verward en grootsch op gezet. Haar geheele leven wordt nage- pluisd, iedere kleinigheid ten hare^ on gunste uitgelegd. De strikvragen, haar gesteld, doorziet zü en brengt hare rechters daardoor meermalen in ver legenheid. En Frankrijk??Zwijgt!! Het meisje uit het volk leert den dank der koningen kennen; zü had aan het hof dan ook menigmaal in den weg gestaan door haar eenvoud en eerlijk heid. En bovendien, in Frankrijk ge loofde men aan hekserij, ook hier is men gaan twijfelen. Waarom haar on geluk, indien zij inderdaad door God gezonden is? Door allen verlaten zoekt de beklaag de redding bij de kerk. Zii wil de hulp van den Paus en van liet Concilie van Bazel inroepen, maar ook deze weg, die haar redding had kunnen brengen, wordt haar verboden. Hare rechters erkennen, niettegenstaande hun gees telijk gewaad, geen kerkelijke macht boven den staat en zijn nauw aan En gelands belangen verbonden, gedeelte lijk misschien geleid door laster, ge deeltelijk door overtuiging. In ieder geval stond van den aanvang van het proces af de veroordeeling reeds vast. Op 24 Mei wordt zü tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld en op 27 Mei opnieuw voox de rechters gebracht als „recidivist"; zij draagt weer hare mannenkleeren, waarin men weder duivelsche gedachten meent te zien, doch die haar indertijd tot bescherming dienden tegen de Engelsche soldaten. Vrouwelijke bewaking is haar on danks haar verzoek ontzegd. Zij behaalt nu de groote beslissende zegepraal, komt tot de erkentenis van haar innigste heiligdom, van haar god delijke zending, zooals in het Protocol omschreven wordt, het volgende, haar den dood brengende antwoord: „De waarheid is: God heeft mii gezonden". Vanaf dit oogenblik aarzelt zii geen oogenblik meer. In de gevangenis ont vangt zii de Sacramenten en dan be klimt zij op 30 Mei 1431 de op de oude WAT 'N SCHRIK. „Hallo! Ben je thuis of niet?" Zyn roep werd niet beantwoord. Mogelyk was zij al naar bed. Den laat- sten tqd had zy er toch al betrokken uitgezien, naar hy zich nu herinnerde. Hq liep vlug de trap op, stak het 'icht in de huiskamer aan en trad op de deur van de slaapkamer toe. Deze stond open. Er was geen licht aan, dus sliep zij; want anders had zy wel hooren roepen en antwoord gegeven. Voorzichtig ging hij naar binnen. In t halfduister zag hy, dat 't bed nog onopgemaakt was. Lies was dus niet in huis. Vreemd; zjj ging weinig uit en n iK-li naar 'n vriendin ging, zei ze t altijd vooruit. Hij ging terug naar de huiskamer. Er stond thee voor hem. klaar. Geen briefje meldde hem, waar zy heen was. Dit had ze toch wel mo gen schreven, vond hy. Zoo was 't al ergJa wat? Koel? Had ze niet her- haaldeiyk geklaagd, dat hy haar koel behandelde? 't Had hem meer dan eens gehinderd. Hq deed toch wat hy kon, om z'n verplichting na te komen. Z'n werk overdag en de honderden ver bintenissen, waaraan hij zich nu een maal niet kon onttrekken, zyn vak bracht mee, dat hjj geregeld op pad was. Dat wist zjj en ze had 't ook ge weten, vóór zjj getrouwd waren! En hy was nu juist eens vroeg thuis ge komen, wel 'n uur vroeger dan hy ge zegd had. Vervelend, maar hq wilde er niet lang over piekeren. Zyn tqd kon hjj beter gebruiken. Hy nam een boek uit de kast en was er gauw geheel in verdiept. Van tqd tot tijd keek hy even naar de klok. Negen uur! 't Was toch wel erg laat. Toen legde hy zyn boek weg en ging in de kamer op en neer jjsbeeren. Ging. in gedachten na, waar zy heen kon zyn. Veel kennissen hadden zjj niet. Hy nam z'n hoed van den kapstok, liep nog eens terug naar de huiskamer of ze niet ergens een briefje had neergelegd. Niets. Dan maar even op onderzoek uit. Hy was boos op haar. Om de ongerustheid, die ze hem op die manier bezorgde. 'n Drie kwartier later was hy terug. By de kennissen was zy niet geweest. Zoodra hy 't huis weer in zicht kreeg en zag, dat alles nog donker was, wist hy, dat ze er nog niet was. Nu beving hem opeens een vreeselyke angst. Ze was weg. 'n Ongeluk? Die mogelykheid verwierp hy, zoodra 't idee in hem was opgekomen. Neen, er was maar één oplossing: ze had 'm verlaten. Hy had haar klagen over 't zich eenzaam voe len altyd met 'n zeker ongeduld be antwoord. Uitgelegd, dat zjj toch moest begrijpen, dat hij niet voor z'n privé- genoegen aldoor in touw was. Hy werkte als 'n paard, voor hen beiden. Gunde hy zich ooit rust? En in plaats van hem te steunen, werkte ze hem tegen. Niet dat hy 't haar kwaljjk nam, hjj hield te veel van haar om er iets anders in te vinden, dan 'n kleine bron van irritatie, iets wat nu eenmaal by 't hüwelyk scheen te behooren. Soms, als zy al teveel aandrong op wat meer thuisblyven, kookte hy wel even over. Maar als hy dan haar ver schrikt gezichtje zag en hoe ze, zon der iets verder te zeggen, zich afwend de en 't een of ander werkje opzocht, had hy zichzelf wel 'n klap willen geven. Meestal maakte hjj 't dan wper, zoo goed en zoo kwaad als 't ging, in orde; of liep eerst boos weg. Maar 't eindig de toch altyd weer in 'n verzoening. Hjj stak in alle kamers licht aan en keek overal rond, Of hjj geen, mogeljjk ergens neergevallen, briefje vond. En ook keek hjj in de kleerkast, of er ook costuums of 'n mantel, die hjj ^ich her innerde, die er anders moesten hangen, weg waren. Alles scheen als vroeger. Hy miste niets. Wat was 't benauwd. Hjj wierp de vensters wyder open. 't Licht uit de kamer stroomde feestelijk in den ouden, lommerrijken tuin, rondom 't huis. Wat was 't er benauwend stil. Van ver drongen nog geluiden uit de tad naar dit afgelegen plekje. Ten- ïinste zoo heel ver leek 't nu in de i lte en duisternis van den nacht. Al- .os leek hem zoo vreemd; grooter, dia per, stiller dan anders. Hoe kon ze nu zóó iets doen? Ze bd-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 9