iHtHi».., SAMBO EN JOCKO VAN EEN LEEUW EN EENTAP
WELKE IMGANG IS DE JUISTE?
De eigenaardigste ptewit
der wereld.
RAADSELS.
XXXXXXXXX
X
X
n.
Keesje schrok een beetje en zei toen
schuchter: „Zoo wie ben jij?"
De muis kwam nu naar buiten en
ging naast Kees zitten. „Ik ben Jan
zei hij en ik woon hier.
Waar? vroeg Keesje.
Daar achter het behang zei Jan.
Ze waren een poosje stil.
Wat doe je hier?
Ik wacht op de muizen zei
Keesje heb je die wel eens gezien?
Jan lachte. „Nee," zei hij, „nooit ge
zien. Ik heb er wel veel van gehoord.
Ik zou maar goede vrienden met ze
blijven, want als ze kwaad worden....
Zoo zei Kees nou, ik heb
niks kwaads met ze voor. Ik wou ze al
leen maar vangen. Dat heeft moeder
gezegd. Moeder wacht daarginds en ik
hier. Maar de muizen willen niet ko
men...."
Toen kon ik het niet langer uithou
den, vertelde Minet. Ik rende plotse
ling op het tweetal toe. Het muisje
sprong dadelijk in het gaatje. Keesje
keek hoogst verbaasd.
Waarom gaat hij nou opeens weg?
zei hij.
Kaffertje! zei ik dat was
nou een muis!
Zoo zei Keesje 't was juist
zoo'n lollig beestje. U moet er vast een
vangen, dan kunnen we samen spelen
in de kamer of zoo!"
Toen ben ik weggeloopen.
Minet gromde van woede. Ze draai
de zich weer tot een zwart, rond knoe
deltje, hief nog éénmaal de kop op en
zei triest: „En dat is nou de tegen
woordige jeugd."
(Nadruk verboden).
Er zijn heel wat eigenaardige plan
ten op de wereld, zooals b.v. de vleesch-
etende planten (zonnedauw), enz. Maar
toch de kroon van alle planten ter
wereld wat betreft de eigenaardigheid
spant wel het jullie alle welbekende
„Kruidje-roer-me-niet".
Het Kruidje-roer-me-niet, waaronder
de plant bij ons bekend staat, behoort
tot dezelfde familie als de mimosa,
waarvan we in het voorjaar op bloe
menmarkten, in bloemenwinkels, enz.,
zoo van kunnen genieten, wanneer bij
ons de bloemen nog niet voor den dag
komen. Wie een liefhebber van plan
ten is, zal bij aandachtige beschouwing
van verschillende onzer planten eigen
schappen kunnen opmerken, die hem
interesseeren. Sommige bloemen zullen
's nachts de kelken sluiten, andere geu
ren tegen den avond. Maar we kennen
geen enkele plant, die zoo gevoelig is
als het Kruidje-roer-me-niet. 's Nachts
sluit ze de blaadjes, bij een zachte
wind, na een aanraking, bij lichte
koude in voor- en najaar, reageert ze
er onmiddellijk op en sluit dan niet al
leen de bladeren, doch de stengels han
gen evenzeer neer. Wanneer we zooiets
voor den eersten keer zien, bekruipt
ons de lust er meer van te weten, en
omdat de zaadjes niet duur zijn, is het
wel de moeite waard daarmede proeven
te nemen.
Een Engelschman, Edward P. Bige-
low, beschrijft hoe hij verschillende
proeven deed. Na een heftige stoot
tegen de bloempot viel de heele plant
als het ware ia puin. Na 5 minuten was
zij weer in normalen toestand, alsof er
niets gebeurd was. Met een naald ging
hij over de middelste bladnerf en
maakte daardoor, dat alle bladeren gin
gen hangen; een lichte aanraking van
een bepaald blad deed alleen dat blad
sluiten. Werd met een schaar, zoo snel
mogelijk en zonder eenige vóór-aan
raking een punt van wn der blaadjes
afgeknipt, dan duu het wel 30 sec.
voordat eerst het beschadigde blad,
vervolgens de anderen eindelijk de ge-
heele plant zich sloot. Kwam hij met
een brandenden lucifer dicht bij een
van de blaadjes, dan zag hij, te begin
nen met het blaadje, dat de warmte het
eerst gevoelde, spoedig alle andere en
tenslotte de geheele plant zich sluiten.
Hoe de prikkel wordt overgebracht is
nog onbekend. Er is nog te weinig
studie gemaakt van deze bizondere
plantensoort, die inheemsch is in de
steppen van Brazilië en Venezuela.
Reizigers verhalen ons, dat de plan
ten, indien ze door een stuk weidend
wild worden aangeraakt, zich niet al
leen sluiten, doch tevens een geheel
andere kleur aannemen, zoodat het dier
denkt een verdorde massa voor zich te
hebben, en verderop gaat grazen. Er
wordt nog veel te weinig studie van
het „Kruidje-roer-me-niet" gemaakt en
het zou waarlijk aardig zijn, als lezers
en lezeresjes er proeven mede zouden
gaan nemen.
Toen sloten alle boeren zich by el
kaar aan en onder aanvoering van de
beide verkenners, trokken zy, gewa
pend met hooivorken, knuppels, vle
gels, harken, schoppen en messen, op
het kasteel aan. Nadat zij den schild
wacht hadden overrompeld, wisten zij
tenslotte het kasteel binnen te drin
gen, waar zy den verbaasden ridder
Langneus, die juist een ganzeboutie
zat op te peuzelen en van verwondering
haast erin stikte, gevangen namen.
Dit was het einde van Ridder Lang
neus. Het doolhof werd toen als pu
blieke Vermakelijkheid ingericht en
bestaat thans nog. De boeren uit den
omtrek verdienen veel geld, dat zy van
de bezoekers ontvangen. Maar dat was
ook wel noodig, want Ridder Langneus
had hen alles ontstolen. Natuurlijk
werd er later een kaart geteekend van
het Doolhof. *Hier is de plattegrond;
de ster stelt het kasteel voor, dat tegen
woordig een restaurant is. Een van de
vier uitgangen is de goede. Probeer
maar eens of je die kunt vinden!....
Oplossingen der vorige raadsels.
L
K
kat
sabel
schotel
kabouters
portret
speld
arm
IL
Babbelkousen
Nieuwe raadsels.
L
x
x
Op de le ry komt een medeklinker.
Op de 2e rij een stuk speelgoed. Op
de 3e rij de naam van een stad in
Utrecht. Op de 4e rij vindt men in
school. Op de 5e rij het gevraagde
woord. Op de 6e rij vruchten. Op de
7e rij een Jongensnaam. Op de 8e ry
een dier. Op de 9e rij een medeklinker.
(Ingez. door J. v. d. V.)
Welk spreekwoord staat hier?
--n-i- -s -a-h-
(Ing. door T. G.)
Goede oplossingen van beide raad
sels ontvangen van:
J. B.; A. en M. B.; L B.; A. de B.,
IJmuiden; W. B.; C. C.; D. C. D.; G.
D.; N. D.; M. G.; L. H.; N. v. d. H.;
A. J.; A. K.; A. K., IJmuiden; H. K.;
J. P. v. d. K.; W. en L. K.; N. K.; L.
v. d. K.; A. E. K.; B. K.; J. K.; H. L.;
D. en S. L.; A. v. L.; T. L.; G. M.; J. O.;
L. R.; C. v. S.; L. v. S.; A. v. S.; M.
en J. S.; A. en J. T.; S. T.; M. F.; C. V.;
T. W. en A. W.
Hebben jullie nooit van ridder Lang
neus gehoord? Nu, dan zal ik je z'n
geschiedenis eens vertellen.... Gaat
maar eens gezellig om me heen zitten
en luister goed.
Ridder Langneus was een roofridder,
je weet wel, zoo'n ridder, die in een
rotskasteel woonde en van daaruit
strooptochten ondernam en de reizi
gers, die langs kwamen, beroofde. En
waarom hy zoo'n gekke naam had?
Wel, doze ridder Langneus heette
eigenlijk Ridder Halewyn van Dool
hoven maar hy had zoo'n lange neus,
dat men hem overal Ridder Langneus
noemde De menschen zeiden wel eens,
dat Ridder Langneus nooit kon ster
ven, want.als hij zijn laatsten adem
uitblies, blies hy die door zijn neus
gaten weer naar binnen, zoodat hij
nooit doodging.
Ja, daar lachen jullie nu om. Maar
iai dien tijd lachten de menschen heele-
maal niet, als ze hoorden, dat Ridder
Langneus in de buurt was.v Dan begroe
ven ze snel hun celd en kostbaarheden,
want de ridder trok dan met zijn voet
knechten stroopend en brandschattend
door hun gebieden en spaarde kind
i vronw.
Nu zal je zeggen, waarom sloten de
menschen zich dan niet aan en trokken
zij tegen hem op? Daarvoor waren ver
schillende redenen. Eerstens waren in
dien tijd alle ridders haast roofridders,
zoodat ze elkaar hielpen en tweedons
was het kasteel van den Ridder van
Doolhoven gebouwd temidden van een
reusachtig doolhof, dat vier uitgangen
had, waarvan er maar één de juiste was.
Alleen Ridder Halewyn zelf en zijn
strydknechten wisten daarin den weg.
Een ander zou zeker verdwaald zijn, of
doodgeschoten door de boogschutters,
die in zoo'n gang onverwachts te voor
schijn traden en de indringers met
hun pyien bestookten. In zoo'n smalle
gang viel het dan niet moeilijk de men
sehen te treffen. Nu bestonden er in
dien tijd nog geen landkaarten, zoodat
een plattegrond van het doolhof moei
lijk te maken was, maar op een goeden
dag besloten een paar boeren, die de
Ridder had geplunderd, een kans te
wagen om het kasteel te nemen. Zij
slopen ongemerkt tot bij den muur
van het doolhof en klommen haastig
in een reusachtigen lindeboom, die
daar stond. Daar bleven zij den gehee-
len dag muisstil zitten, want steeds
liepen de schildwachten om de vijf mi
nuten onder hen door. Doch ze zaten
zoo in de bladeren, dat zij niet werden
opgemerkt. Maar ze hadden hun tijd
ook wel noodig ook. Ze hadden vanuit
het topje van den boom een prachtig
overzicht van het Doolhof. In de verte
zagen ze het kasteel liggen en ze prent
ten zich den weg naar het kasteel goed
in het geheugen. Toen het donker was
geworden, slopen zij even voorzichtig
ais zy gekomen waren, weer weg.
door G. Th. ROTMAN
127.
Gelukkig komen zij weer boven,
Maar jongens, wat een schrik is dat!
Ze kijken recht >n Sambo's snoetje,
En duiken floep! weer in het nat;
Ze zwemmen naar den overkant,
Eff vluchten weg in 't akkerland.
130.
De Broek-op-Zandsche Dorpsfanfare
Had wekenlang gerepeteerd.
De leden van het Zangkoor hadden
Hun keel met katjesdrop gesmeerd;
De feestcommissie baadt in zweet
En staat in vol ornaat gereed.
139.
Ook Sam en Jocko gaan weer verder,
Zij komen bij den spoorweg aan,
En daar 't nog-vroeg is, is er niemand,
Die hen 't station ziet binnengaan...
„Stap in!" roept Sam, „kijk, dat is fijn!
Jfoj gaan uit rijden met den trein!"
«-
128.
Toevallig moest met dezen spoortrein
Dien das de gouverneur van t land,
Op reis, ter feestelijke wijding
Van 't stoomgemaal te Broek-op-Zand;
Was een gezelschap vol gewicht,
Een onvergetelijk gezicht