HONGERSNOOD IN AMERIKA. Boeren die niets te eten hebben. En we schrijven 11)31 (door onzen correspondent). New-York, Aug. 1931. Wie van hongersnood leest, wendt zijn blikken onwillekeurig naar het Oosten, naar Sovjet Rusland of China, vanwaar deze schrikwekkende berichten over het algemeen plegen te komen. Maar ueze in zijn ko; tne^a en iiaaiuije.ü pakkende alarmkreet staat boven een reeks artikelen uit Kentucky in het New-Yorksoh tijdschrift „The Nation" en schildert den hongersnood van de farmers in het Oosten, Zuiden en Mid den Westen van de Ver. Staten, uie de slachtoffers van een der grootste cata- strophes van den tegenwoordigen tijd zijn tengevolge van drie maanden en in veel districten nog langer durende droogte. Deze titel werd sindsdien dui zendmaal herhaald in alle Amerikaan- sche kranten en tijdschriften. Hongersnood temidden van een natie, die met haar bewonderenswaardige resultaten op het gebied der techniek en industrie aan de spits wil staan? Hongersnood voor honderdduizenden boeren na vijftienjarige welvaarts-roes? Amerika is geen land volgens Euro- peesche begrippen, maar een continent, een wereld op zichzelf. Ongeveer een derde van de gezamen lijke oppervlakte dei- Ver. Staten werd den afgeloopen zomer door de droogte- catastrophe getroffen. Het ergst wer den de staten Arkansas, Missisippi, Tennesse, Kentucky, Virginia, Mis- souri, Alabama, Illinois, Indiana, West- Virginia en Maryland getroffen. En nog houdt de droogte in de meeste distric ten aan en de ontzetting wordt grooter. Want de onbarmhartige, wolkenlooze hemel, die als een stalen deksel op een dor landschap van 21 der 48 staten drukt, draagt slechts gedeeltelijk schuld r-„ -5ze catastrophe. Schraalte van den bodem en het veld. De dorheid, die het farmer probleem In de Ver. Staten op den voorgrond plaatste, deed de farmers tegelijker-tijd in verbinding komen met een rij van andere kwalen. De algemeene wereld depressie hief haar monsterachtig hoofd op. De katoenprijs daalde onder het niveau der productiekosten. Ban ken gingen seriegewijs over den kop. Oogstleeningen konden niet betaald woéden, nieuwe leeningen niet uitgezet worden. De kooplieden, bij wie de boe ren gewend zijn tot aan de oogst op crediet te koopen, eiscliten contante be taling. Zoodoende komen wij tot het systeem, dat aan de ellende in alle ma gere jaren mede schuldig is. De droogheid van den bodem trof in groote lijnen twee boerengroepen, de katoenplanters en tabaksplanters. Op beide gebieden is het „Tenant-Farmer" en de „Share-Cropper"-systeem over- heerschend. D. w. z. de boer heeft den grond, dien hij bewerkt, slechts ge huurd of hij heeft hem zelfs in bet ge heel niet gehuurd, maar ontvangt voor zijn werk slechts een aandeel van de oogstopbrengst. Zijn voedingsmidde len en bekleeding en het voer voor de dieren ontvangt hij van de plantage- onderneming, aan wie de grond toebe hoort of van den koopman in de naaste stad op crediet. Gewoonlijk is hij aan het einde van het jaar zooveel schuldig, dat er van het bedrag dat hij ontvangt niets overblijft. En is het een slecht Te Swinden, waar zii moesten over stappen, was de doos er niet, maar de chef zou seinen; ze was zeker te Pad- dington blijven staan en hij zou hun bij aankomst berichten. Maud was nogal kalm tot groot ge noegen van den armen Harry, wien het speet, dat hij zijn lief vrouwtje door zijn lichtzinnigheid zoo'n verdriet moest aandoen. Bij hun aankomst luidde het bericht niet gunstig. „Ik zal voorloopig niets aan Papa zeggen", zei zij, en Harry zou alles in 't werk stellen om ze terug te krijgen. Den volgenden morgen kreeg Harry een telegram, hij fluisterde Maud toe,- dat het van de diamanten was, maar het was van Guus, met de boodschap, dat de zaken mis liepen. Harry spoedde zich naar Londen, zeer blijde dat Maud zoo kalm was onder haar verlies. Guus was aan 't station, en vertelde, dat de diamanten valsch waren, en hij er niets voor krijgen Icon. I>e beide schuldigen vertrokken dien avond wanhopend naar buiten, niet we- jaar geweest, dan kan hij niet eens zijn schulden betalen. De „contante" oogst. Dit is geen systeem, dat tot welvaart en voorspoed leidt, maar de wensch van den boer naar een „cash erop", een oogst, die met baar geld betaald wordt, zijn voortdurende schulden en het plantsysteem met de eenmalige oogst, lieten de dingen sedert den burger oorlog in hetzelfde spoor. In goede tij den is het systeem deugdelijk, in slechte tijden schiet het te kort en laat zijn slachtoffers vertwijfeld en hopeloos achter. Maar ook thans heeft men weer kunnen zien, dat in streken, waar af hankelijke en gemengde, dus niet ge specialiseerde boerderijen worden ge dreven en waar men ook aan veeteelt doet, de boeren de droogte over het al gemeen met eigen middelen konden doorstaan. Daarbij is de groote meerderheid der bodemeigenaren er op het oogenblik niet beter aan toe dan de landhuurders. De meesten van hen gaan gebukt onder zware hypothecaire Lasten, hun crediet- mogeliikbeden zijn tot het uiterste uit geput. En zij weten ternauwernood hoe het hun gelukken zal de oogst van 1931 te financieren. Slechts weinigen pacht boeren was het het afgeloopen jaar mo gelijk hun schulden te betalen en wei nige grondeigenaars ontvingen genoeg om de belastingen voor hun farms en plantages te kunnen opbrengen. Vertwijfeling !n het honger- gebled. Een reis door de Noordelijke en Oos telijke doelen van Arkansas, over welks landschap de dorheid als een lijkkleed ligt uitgespreid, behoort in deze dagen to-t een der akeligste tochten. Het is een zwijgend, verdroogd land met bruinverbrande, verwoeste velden, spookachtige dorre bloemen en uit de uitgedroogde beddingen waar eens beekjes stroomden, wervelt stof op. Dik wijls hoort men een belletje met schril geluid klinken. Dan ziet men een half- verhongerd paard of een muildier met smalle trillende schoften hongerig aan grassprietjes en verdorde bladeren knabbelen. De boeren, die geen vee voeder meer konden koopen, lieten de dieren in de bossehen loopen, den hon gerdood tegemoet. Gieren wachtten op hun buiit. Duizenden boeren halen hun water voorraad vele mijlen ver uit wellen, waaromheen ook het vee Zich verdringt. Zelfs de vogels en de hazen zijn ver dwenen; zü zijn öf naar andere land streken uitgeweken öf omgekomen. De armzalige bruten huizen en hutten, waarin de „share-crop" farmers leven, staan in de eenzaamheid als verlaten en uitgestorven, er komt geen rook uit de schoorsteenen. En binnen zitten hongerige kinderen om een leege tafel. Bedden, kachels en alles wat verder nog eenige waarde had, werd reeds lang ge leden voor eenige centen aan een rei- zenden opkooper verkocht. De eenzaamheid, waarin deze boeren leven, kan men zich nauwelijks voor stellen. Leeft hij op een farm, die zwaar onder de schulden belast is, die niets meer opbrengt, heeft hij geen geld meer om iets te koopen en loopen de voe teind wat nu te beginnen. Zij gingen i zich dadelijk bij aankomst kleeden, en 1 kwamen juist op tijd om aan tafel te gaan. waar zii Maud vonden, prijkende met haar diamanten. „Domme jongen", zei deze tot haar mian, „dacht je nou waarlijk, dat ik de echte diamanten in de toiletdoos zou bergen? Ik droeg ze goed vastgemaakt bij mij, en legde die nagemaakte in de doos, die ik voor mijn zuster vroeger liet imiteeren. Je weethoeveel er ge stolen wordt. „Nog iets, Harry. Ik heb papa over gehaald, nog éénmaal voor jou en Guus te betalen, wanneer jullie nooit meer zult spelen. En als je weer eens echte diamanten wil beleencn, praat er dan nooit over in je slaap." Harry was wel een beetje beduusd, maar spelen deed bil' niet meer. Telken male als Maud de Lyon-diamanten droeg, herinnerde hij zich zjjn belofte van nooit meer te spelen. B. dingsmididelen ten einde, dan is zijn toestand hopeloos Het is hem ze niet mogelijk te vluchten, want hu te aan zijn met schulden overladen farm gebonden. Waar zou hij ook naar toe gaan? Waarheen hij oök zou gaan, ove al heeft tegenwoordig liet land een be zitter. Zoo zit hii in zun hut in Ai- kansas, door de zon verbrand verma gerd, met diepliggende oogen tu^hen de hooge jukbeenderen. Hu wacht ge laten op hulp en regen. Geen voedsel, geen geld, geen ere diet, hij begrijpt niet wat of wie daar van de schuld is. Hii weet slechts, dat hii liet offer van een catastroplie is, tegen welks onzichtbare krachten lui met absolute machteloosheid geslagen staat. Hii heeft met al zijn krachten er tegen gestreden en zijn trots veroor looft hem zelfs in de grootste vertwij feling geen schreeuw om hulp. Waren er financieele en andere onheilen daar buiten, op de groote wereld? Hii weet alleen, dat zijn wereld, waarin zijn va der en zijn voorvaderen leefden, op de een of andere wijze ineen stortte. De grilligste situaties ontstonden uit de ongewone toestanden. Men trof een aantal muildieren aan voor de gesloten deuren van een leeg huis, waarin vroe ger een thans failliet geslagen land- bouwbank was gevestigd. De boer, wien de muildieren toebehoorden, kon ze niet meer voederen* Daar hii de dieren bü deze bank beleend had, bracht hii ze daar naar toe, opdat de bank voor voedsel zou zorgen. Op een dag sloot de bank haar loketten. Niemand be kom merde zich om het verhongerde vee. Een hulpactie. Reeds het vorige jaar Augustus orga niseerde president Hoever zijn „Natio nal and Sate Drought Relief Comitee", het droogtecatastrophe-hulpcomité en belastte het Amerikaansche Roode Kruis met de organisatie van de actie. Het Roode Kruis stelde uit eigen mid delen hiervoor 5 miliioen dollar ter be schikking, terwijl nog 10 miliioen dol lar door particulieren werd ingezameld. Ongeveer 1000 personen, behoorende tot de betaalde staf van het Roode Kruis, werden ter bestrijding van de catastrophe beschikbaar gesteld, terwijl ook nog bijna vijftien duizend vrijwil ligers op de een of andere wijze behulp zaam waren. Uit de mededeelingen van den direc teur van de Roode Kruis-hulpdienst ervaren wü, dat de organisatie in veer tien dagen tüd 507.000 hongerenden in de door droogte geteisterde streken van voedsel heeft voorzien. Toen het be richt van de naderende hulpcolonne zich verbreidde, kwam het boerenvolk van heinde en ver toegestroomd, te voet of op vermagerde muildieren. Er waren er spoedig zooveel, dat zü zich in lange rijen moesten opstellen. Zü kregen eten, kleeren en schoenen. En er was ook vleesch, wat de meesten reeds in meer dan een jaar niet hadden gegeten. Onder hen waren vaders, moeders, zui gelingen, in lompen gehuld en den hongerdood nabij. De rondtrekkende werkloozen in de Zuidelüke Staten verscherpen den toe stand nog meer. Werklooze arbeiders uit de steden trokken naar de warmere regionen van het Zuiden, in de hoop, zioh daar er gemakkeliiker door heen te slaan. Vele anderen weers die uit de Zuidelüke Staten naar de steden kwa men, werden na eenige maanden werk loos teruggestuurd, pakten familie en hun armzalige bezittingen weer in de auto en gingen naar hun landstreken terug om daar nogmaals ellende te ondervinden. Medelijden tot het uiterste. Voor de vriiwillige hulp, die door duizenden werd aangeboden, laat de directeur van het hulpcomité zich op de meest sympathieke wijze uit Zü haalden hun eigen woningen en pro visiekamers leeg om den buurman in nood te helpen. In een stad zei een Roode Kruis-arbeider: uDe mannen van deze stad zijn bang om den nacht in bed door te brengen, uit angst dat hun vrouwen pok hun laatste pak zullen weggeven, dat zü overdag aan hebben, alle andere zijn reeds weggegeven." Boeren, op wier gezichten de honger te lezen staat, zeggen: „Wü zijn niet hongerig. Wü hebben nog steeds een zakje meel en wat rapen. Ga maar door. In de bossehen verderop leven nog mensohen, die het nog veel slechter dan ons gaat...." Dat klopt. Men vindt steeds weer lieden, dien het nog slech ter gaat. Zieken, stervenden. Zü zijn beschaamd. Zij zeggen, dat zü nooit van hun leven tot liefdadigheid hun toevlucht hadden genomen. En dan valt hen dit ten slotte zeer zwaar. „Eigenaardig weer is het van het jaarnu eens is het warm, dan weer is het koud.. Je weet gewoon niet, wat je beginnen zal!" Waar de tijd stilstaat, Deze boeien zijn eenvoudige lied# gebleven. Zij dragen hun armoede dit wijls al sedert generaties als een nood. lot. De meesten van hen hebben nog nooit een moderne groote stad gezien Ook in hun betere dagen zag men zé in de kleine steden in het boerenland met hun door de zon gebleekte, gelapte, blauwe overalls op de straat 'staan of op de stoep zitten, hun maiskoppn^ rookend en over de dageliiksobe zorgen pratende. In de Zuidelijke stoten tolt het leven gemoedelijk voort. Karakteristiek voor liet gëtos&e Amerikaansche boerenland ook tooi het rijke graan- en maisgebied in het Midden-Westen is de eenzaamheid, temidden waarvan elke boer huist, door groote uitgestrektheden van an deren gescheiden. Er zijn geen dorpen. Grooter nederzettingen breiden zich vaak uit tot tuinsteden met een familie woning. De boeren komen daar alleen maar om inkoopen te doen. Niet de spoorweg, niet de auto, niet de vlieg machine, maar eerst de radio verloste hen van de afzondering en stelde hen met de groote moderne wereld in ver- bi niding. Maar de arme boeren in het Zuiden kennen ook deze mooie uitvinding nie) Zü zjjn niet in staat om een paar d* lars voor een radiotoestel uit te geven. In het Zuiden gaat de klok langzamer, de t«d staat er stil, daarom is daar sedert 70 of 80 jaar niets veranderd. De voorvaderen van de tegenwoordige „Share-Gropper" en „Tenant-farmers" hebben voor generaties de hoop op rijk dom door het tegenwoordige systeem den bodem ingeslagen. Zü specialiseer den zich op de mechanische bodem productie. Slechts katoen of tabak werd verbouwd. Daarbü bleven zij. En zfl verloren mettertijd de veelzijdigheid van de pioniers, welke waren opgewae sen tegen den moeizamen arbeid <>n van de wildernis gecultiveerd land te maken. De voortrekkers vergaten nooit om den bodem met het noodige voedsel voor zichzelf en hun vee te bebouwen- Hun nakomelingen, die dachten, dat zu dit met het geld van den opbrengst (.er oogst konden koopen, zün nu half ver hongerd omdiat zü geen oogst en Z?en geld hebben en moeten nu in de l»s' schen naar eetbare wortels graven, >n een land, waar de dcllarmillicnairs iW? voor het grijpen zün. I)e ratlonrl's#'© c" rlack Er gaan steeds meer stemm® tegen dit bebouwingssysteem. 010 rS vele mill'ioenen Amerikaansohe WW' onder die geweldige catastrophe ltF De publicist in „The Nation" r0^ „Boerenihulp was lang genoeg een bal voor politici en een bron van gr^ jes voor kranitenhumoristen. Het tijd, dat het volk den werken! stand der boeren onder het c ff Want zoolang de toestand der ongezond blijft, kan een f oJi voorspoed beleven". En de V j( deze en andere economische kw< genezen door particuliere w heidsacties, wordt door de economen in Amerika als anarc brandmerkt. Weet je niet dat ik niet *'er!Le. Zondag, zei de veearts, toen boer b hs hem kwam roepen voor zü" v ,„'n "7 Hc wel, zei de boer, maar varken niet! Wat is de ruggegraat? vraagt meester. De ruggegraat zegt Jantje een stokje welke door ons licha gaat. Op het eene eind zit het en oj het andere zitten we zelf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 10