DE NIEUWSGIERIGE VISSCHEN. De aap van dan kapitein. H< kan ook teekenen.' Iets uit de oude doos. ONS KlNDgRHOmreQ Ben leuk» verteftkig van SOTTO. Joko heette de aap van den kapitein. Het was een kleine, pientere baviaan met rare, lange armen en een zonder ling© kop, die altijd scheen te willen grijnzen. Züm piemterheid echter wend de hij altijd op de verkeerde manier aan.Joko haalde altijd en eeuwig „apenkwaad" uit; als hij over het dek sprong, keken die matrozen al angstig en wantrouwend: "Wat zou hij nu weer in den zin hebben?" En daar was wei reden voor. Het is bijna ondoenlijk om een opsomming van alle wandaden, die Joko tijdens zijn verblijf op het schip op zijn apenge- weten had, te geven. Om maar enkele voorbeelden te noemen: Jimmy Has, die een splinternieuwe tabaksdoos op de kermis te Leiden had gekocht, wilde net een pijpje gaan stoppen, toen Joko plotseling op hem afsprong, en hem de fraaie doos uit de handen rukte. Jim was tè verbluft om den roover achter na te zetten. Hij bleef stom van ver bazing met het pijpje in de hand zitten en zag hoe Joko met de doos in het want geklommen was, en de tabak er uit begon te halen. Joko wist schijn baar niet, wat tabak was. Hjj keek er eens naar, rook er aan en nam toen een groote hap van het bruine goedje. Dat scheen hem maar half te bevallen; hii trok tenminste een leelijke snuit en spoog de tabak weer uit. Dat kluitje moest natuurlijk net op het hoofd van Kees, den tweeden stuurman, gemikt worden. Deze keek naar boven, zag Joko zitten en schudde woedend met zijn vuist. Joko grijnsde tergend, heet eens op Jimmy's prachtstuk van een tabaksdoos, sloeg er toen tegen de mast een paar ferme deuken in en wierp datgene wat er nog over was van Jim my's glorie van de Leidsche kermis met een minachtend gebaar en een duide lijke grijns naar beneden in zee. Als ik nu zeg, dat Jimmy kwaad was op Joko, heb ik het zachtjes uitgedrukt. Maar niet alleen Jimmy was slachtoffer van Joko geworden. Daar heb je b.v. Joris, de eerste dekschrobber. Joris is nu niiet bepaald snugger. Ik wil geen kwaad van hem spreken, maar toch. verder dan dekschrobber heeft hü het nooit gebracht. Hij zat eens op het dek en at een banaan. Joris hield van ba nanen.... maar Joko was er del op! Vandaar, dat de banaan plotseling uit de hand van den verbaasden dek schrobber werd gerukt en even later werd teruggevonden in de behaarde knuist van Joko, die een veilig plaatsje erg hoog en droog had opgezocht, om zijn buit te verorberen. Een gewoon mensoh zou nijdig zijn of hoogstens be rustend zeggen: „Dag banaan!" Maar Joris berustte niet. En hij zei ook niet „dag banaan". Hij begon een gesprek met Joko. „Hé," zei hü, „da's mijn banaan!" Joko grijnsde. „Geef nou terug!" zeurde Joris, „ik heb hem van de kok gekregen en als jij hem nou opeet, dan heb ik er geen lol van". Dat klopte als een bus. Maar Joko had geen gevoel voor de redeneeringen van den dekschrobber; hij had de ba naan en hij at de banaan. Toen werd Joris kwaad. „Als je die banaan niet terug geeft, leelijke boschjesman, dan zal ik je een groote klap komen geven!" Al zou Joko hem verstaan hebben, dan zou hij nog niet bang geworden zijn, want hij zat immers heel hoog, op een plekje waar alleen apen kunnen komen. Zijn eenige antwoord op de be dreigingen van den dekschrobber was dan ook, dat hij de schillen van de ba naan met onfeilbare zekerheid op het oog van den vertoornden Joris mikte. Nu begriiuen jullie denkelijk wel, dat Joko aan boord niet erg gewild was. Rn het ergste was neg wel, dat de zee lieden nog niet eens eerlijk wraak mocht nemen, door hun plaaggeest eens een gezonden opstop per te geven. Dat wil de de kapitein niet. Het was zijn lieve lingsaap, die ondeu gende Joko en als de mannen hem de stre ken van zijn oogap pel kwamen vertel len, dan lachte hij er op den koop toe nog om. Dat kwam om dat de kapitein zelf, wonder bo ven wonder, nog nooit iets van de streken van zijn aap te lijden had gehad. In de buurt van den kapitein hield Joko zich koest. Op een goeden dag echter, toen Joko de splinternieuwe borstrok van Karei aan kleine reepjes had gescheurd, hielden de mannen krijgsraad. Er moest iets gedaan wor den. Het voorstel om naar den Ouwe te gaan, om te klagen, werd dadelijk ver worpen. Die zou er toch maar om lachen. „Die aap moet hder weg", zei Jimmy, „hij plaagt ons zoo, dat wü geen leven meer hebben op de Anna Marie". „Als de Ouwe zelf maar eens wist, wat het is, door Joko te worden ge tergd, dan zou hü wel anders piepen", zei er een. „Ik heb een idee, jongens", sprak Kees plotseling, „luister eens even..". En fluisterende begon hü zijn plan te ontvouwen, een p'lan, dat door de an deren met groote instemming werd ontvangen. Terwijl de Ouwe lag te slapen, sloop Kees op zijn teenen in de hut Heel zachtjes begaf hij zich naar het kastje, opende het zonder leven te maken en haaldehet gouden horloge van den kapitein er uit. Toen ging hij weer wegop z'n teenen. Het kastdeurt je liet hü open. De kapitein droomde net van Ant- werpsche oliebollen, toen hij werd op geschrikt door een geschreeuw aan z'n deur. „Jaaa.wat is er?" zei hij slaperig. .Kapitein", hoorde hjj de stem van Kees, „Joko is er met je gouwe klokkie vandoor. Hü zit ermee in de mast.... kom gauw, anders slaat hij het aan dig gel tjes. De Ouwe was plotseling klaar wak ker. Zqn horloge. zijn gouden hor loge, dat 100 guldens had gekost.... allemachies! Hii rende naar dek en stevende op een troepje mannen af, die naar boven stonden te kijken. En jawel.... daar boven in den mast zat Joko met zijn mooie dure horloge in zijn behaarde knuisten. Hij zat juist te bijten op de achttienkaraats gouden ketting. „Hoe komt dat beest er aan?" schreeuwde de Ouwe. „Hü zal 't uit het kassi© gehaald hebbe, kap", zei Kees en achter den. rug van den Ouwe knipoogde hij naar de jongens, die reuzenschik hadden, want ze wisten wei, dat Kees het horloge aan.Joko gegeven had! Maar als de kapitein om zioh heen keek, waren ze allemaal weer hoogst ernstig. De kapitein probeerde met zachtheid zijn uurwerk weer terug te krijgen. .Jokotje"^ zei hii, „geef me dat klok ki© terug, jongen! Wat heb jij er nu aan; je maakt het immers toch maar kapot. Geef 't maar an je baassie, dan krijg je een lekkere banaan!". Jokotje nam nu ook het horloge in zijn bek. Je kon hem erop hooren sab belen. „Je krügt twee bananen, Joko", zei de kapitein. Joko nam het horloge uit zijn bek. H;j pakte het uiteinde 'van de ketting beet en begon er mee te zwaaien. Het mooie, dure horloge van dien Ouwe sloeg twee keer venijnig tegen den mast. „Wedden, dat het nou stilstaat?" zei Joris. Maar niemand wilde wedden, want ze waren allen overtuigd. Toen werd de Ouwe kwaad. „Leelijk monster", schreeuwde hii, „geef rnü mijn uurwerk, of Maar Joko keek minachtend vanaf zijn verheven zitplaats naar het gedoe beneden hem en gooid ebet klokje met een sierlijke boog in zee. De kapitein dacht aan zijn honderd gulden.... en kreeg een onvervalschte appelflauwte 's Middags werd Joko gevangen. Ze brachten hem voor den Ouwe, die in middels was bijgekomen en nu zat te treuren om zijn horloge. „Zoooooo!" zei hij wraakzuchtig, toen Joko werd binnengebracht. Toen wendde hij zich tot den eersten stuurman. „Berends, welk eiland is dicht in de buurt?" Berends keek even. op de kaart. „Wij zijn vlak bij Apakoetjepas, kap!" zei hij. „Da's een zoo goed als onbewoond eiland." „Joko gaat voortaan op Koetjepapa of hoe dat stuk land mag heeten, le ven!" besliste de Ouwe en dacht aan zijn honderd gulden. Ongeveer tien minuten later, toen de „Anna Marie" voor het eiland lag, werd er een boot uitgezet. Vijf mannen en de kapitein namen er in plaats. Joko werd door twee kerels stevig vastge houden. De boot kwam op het strand, de man nen stapten uit en brachten Joko naar den mgang van het bosch. Prachtige bosschen, vol heerlijke vruchten ston den daar.Joko zou geen honger be hoeven te hebben in zijn toekomstige riik „Joko". zei de Ouwe, „je bent een ondankbaar knulletje. Je hebt mijn hor loge voor de haaien gegooid efi daar voor mot je nou maar boeten. En nou de wildernis in! Ik hoop, dat ik je nooit meer terugzie!" ta •19 21* 26. .V» .33 >65 27 j' 54 «p' 4i y\ /r A. C Ze lieten Joko los. Hij keek rond, greep toen bi ïksemsnel de X van den Ouwe en rende ermee bosch in."?jg Jaren later kwam een onbdekkw reiziger op Apakoetjepas. In zijn boek stond een hoofdstuk,: „Een *oa. derlijke ontdekking", en in dat hoofd stuk werd geschreven over een aap, dje li ij op Apakoetjepas had ontmoet, die een.pijp in den mond had. „Hadden we te doen met een half- menschof met een aap? Een je. heimzininige geschiedenis...." sch^; de geleerde man. Maar zoo geheimzinnig was heti# niet, hoor! De aap was Joko en was van den Ouwe. Teekenen? Moeilijk zegt u? wel nee, meneer. Hier bij mij, bjj den be roemden, geweldigen, enormen, be kenden, vooraanstaanden wa&Mw: en kunstschilder KladdermaarmWeen, u teekenen in Fuim twee minuten.,,, wat zeg ik? Twee minuten? "Neen meneer.... in één. in een halve tpj. nuut meneer!! Neemt u maar eens w potlood. En van te voren zeg ik 't Kost u niets. Grateloos. voor nifc niemendal! Ik neem geen geld aan; 4 ben rijk genoeg. Ik heb hier voor eg kapitaal van dertigduizend gulden., op de lommerd liggen. Maar we begir nen: Kük maar eens naar het voorrf Eerst Nr. 1.een ei met een piA dan een kop, dan de pooten en effl beetje veeren of haar en.... klaar is Kees! En is het geen reuze-varken? En die gans dan.Ziet u wel meneer, dat u kunt teekenen. Neen, geen dank! Nieuwsgierig kijken de visschen naar den indringer, die zich in hun rijk heeft gewaagd. Het is dan ook een hoogst eigenaardig dier. Willen jullie weten, wie het is, verbindt dan de ge tallen 1 tot en met 77 door rechte lünen met elkaar en.welwat is het? „Daar was ereis" een jongen «n een meisje, die zuster en broer van elkaar waren. Zus lag in een stoel en Broer hing eveneens op zoo'n meubel en ze h®0® het samen over de bezoekers, <he De neden bij moeder waren. vIk poetste 'm fün". lachte „moeder wenkte jou nog. dat je the zou schenken, maar je dee net of J» 't niet zag." „Precies of jjj niet hoorde, dat der vroeg die oude juffrouw Br»* een voetenbankje te geven", schaft /,US. Toen gebeurde er opeens iets zoodat Broer en Zus allebei stijf schrik en verwondering kaarsrc hun stoel gingen zittenm L>aar waggelde opeens klikke- bomb-stompelpunt een heel 00 L^tf naar binnen, bleef midden in de staan en toen ging heel, heel Ja' de deksel open. ,..n krf „Goeden middag," zei een m tapte kend stemmetje en uit de "°°srffllivtjs een klein, oud wonderlijk ^el met een hooge puntmuts en ®e met ouderwetsche schoudermantel breede, geplooide kraag. Ze te> rimpelig en gebogen en leuhoij knoestigen stok. „Moeder de uw welnemen," zei ze een dieP. ging maakte en toen met ge®0 Jet vriendelykheid: „Wel kinderen, jullie nog, wat een goede ma0 vroeger waren?" K»n Allerdiepst stilzwijgen van van Broer en Zus; ze staarden w met oogen als schoteltjes.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 14