vTkaan?an 00 - OP EN OM HET BINNENHOF J Van de politiekerij. - Brautigam. - J. ter Laan. - Mgr. Nolens politieke nalaten schap. - Parlementen Indische Volksraad. en zijn berijders bleek zeer wel te wer ken en dat doet dan tevens het beste verwachten voor het slagen van den grooten „Ruiterdag", die hier op 19 September a.s. in het Stadion zal ge houden worden. Op dien dag zal o. a. de nog jonge organisatie van landelijke ruiters gelegenheid krijgen te toonen waartoe zii reeds na een bestaan van 5 jaar in staat is. Dit hippisch feest zal geopend worden met een groote parade eh opmarsch, waaraan ruim 250 ruiters en amazones, gezeten op zware land- bouwpaarden, deelnemen. Men zal er verder door het paard tol laten betalen aan een der goden van den modernen tüd: het bruine monster. Door den edelen en gewilligen viervoeter zal er namelijk achter den bal worden getrapt in een ,,pushbal"-wedstrijd tusschen de bereden Amsterdamsche politie en lan delijke ruiters. En overigens zal de rui tersport in al haar normen door honder den ruiters gedemonstreerd worden. Ook aan het slot van de Olympiade in 1928 krecen de toeschouwers enkele staaltjes ruitersport te zien. Mar.;- het Waren slechts enkele staaltjes en vol gens de organisatoren van thans zal de groote verscheidenheid van het pro- gramm. van den 19den Ser* die Olympische ru i te rwed strijd en, die tenslotte alleen maar een springcon cours van enkele deelnemers omvatten, verre in de schaduw stellen.... Het zal, volgens dezelfde organisatoren, „vooral voor den Amsterdammer een dag van ongekend genot worden. Onge kend genot, omdat de hoofdstad van paardensport houdt en zii het jarenlang zonder die sport heeft moeten stellen". Dit laatste is waar als men de paar- dendressuurbinnenshuis, in de circus-tent, tenminste niet als sport doet meetellen. Doet men dat wel, dan moet er op gewezen worden, dat we toch op gezette tijden steeds weer ge legenheid kregen ons in het paard en zijn prestaties te verlustigen door mid del van de groote rondreizende circus sen, die ons tijdelijk kwamen bezoeken. Zoo krijgen we binnenkort nu ook weer „Sarasani", die zijn tenten bij het Stadion-plein zal ooslaan en nu reeds op verschillende wijzen zijn nabije komst aankondigt. Reclame-auto's met Opgezette en per luidspreker brullende leeuwen doorkruisen i-eeds de straten en verkondigen al wie het gelooven wil, dat dit nu liét grpotste, modernste, best-georgiinisecrde rondreizende we reld-circus is, zoóals al zijn voor gangers dat in den loop der tijden ook gedaan hebben! En advertenties verschijnen reeds in de bladen, waarin jonge Amsterdamsche schoo-nen wor den opgeroepen zich aan te melden voor het, door Sarasani te geven, ballet, Zijn zü voldoende dansvaardig en werkt ook het uiterlijk voldoende mee, dan, zegt deze oproep, maken zij ook een kans verder op tournee te worden meegenomen. Het zou mij niet verwon deren, als deze advertentie een ware regen van sollicitatie-brieven op Sara- sani's hoofd deed neerkomen! En hij, deze circus-grootheid, zich groo- telijks verbaasde over de* kennelijke dans- en ballet-kunst-liefhebberij in dat toch als gemoedelijk en eerder wat traag dan temperamentvol bewegend te boek staand Amsterdam! Maar hij is dan waarschijnlijk ook niet op de hoogte van de „bewegings- kunst"-vlaag, die hier den laatsten tijd over de stad schijnt te waaien, een vlaag waarover ik u al, in verhand met de steeds weer verrijzende dans-scholen en -instituten, een-s schreef en die deze week dan weer tot uiting kwam in een Congres voor Bewegings-kunst, waar dagenlang allerzwaarwichtigst getheo retiseerd werd over den dans en haar verband met sociale, religieuse, paeda- gogische, aesthetische vraagstukken. Alles natuurlijk zeer diepzinnig en dik wijls ook, de diverse deskundigen mogen het mij vergeven! even ver., gezocht. Een vraagstuk dat, bij mijn weten, niét met die bewegingskunst, met die dans, in verband werd gebracht, washet financieele! Merkwaardig! Want dit is, in feite, het eenige waarbij dat verband waarlijk niet te vér behoeft gezocht te worden of vanuit verre diep ten moet worden opgedolven. Hier ligt e voor de hand. De moderne wereld liw?' w rif kenn&lÜker dan ooit rond het Gouden Kalf, 0f liever ver- Verstrooiing. Twee mr sluiten. Vandaar ook dat het werkwoord „verstrooiden" den laatsten tijd in alle toonaarden vervoegd wordt, niet het minst door de diverse tooneeldirecteu- ren, die, zich uitlatend over hun plannen voor het zoo juist aangevan gen seizoen, eigenlijk geen van allen meer van kunst durven gewagen en nog minder van pogingen tot „smaak- opvoeding", tot „veredeling van het vermaak" Zij zullen, zeggen zij, de een voor, de ander na, zich uitsluitend be palen tot het „aanvoelen" van wat het publiek aan „verstrooiing" verlangt en zich daarnaar richten. Een houding, die, alhoewel hun mogelijk voor een deel door den nood der tijden opge drongen, wel heel wonderlijk in- druischt tegen die andere houding door hen steeds bij subsidie-aanvragen en in onderhandelingen met de Overheid aangenomen, waarbij zij voortdu rend hoog plegen op te geven van de „cultureele factor" die hun arbeid be- teekent, en de „opvoedende taak" die zij als de hunne zeggen te beschou wen Meer verstrooiing, dit motto zou ook kunnen geschreven zijn boven het besluit van B. en W. waarbij een 14-tal met name genoemde café's en restau rants bij wijze van proef vergunning wordt verleend tot 2, inplaats van 1 uur in den nacht open te blijven en het „strijkje" tot 1 uur te laten spelen Het is overigens nog maar een proef. En waar reeds bij voorbaat bleek dat deze regeling noch door de werkgevers, noch door de werknemers daarbij be trokken in goede aarde valt, zal zij in dezen vorm althans, wel niet ge handhaafd blijven. I® WEEK- ia KRONIEK 't Is met de verkiezing van wethou ders hier en daar vrij zonderling ge- loopen. Ik verwijs voor dat gebeurd- zijnöe naar hetgeen uw blad daarover heeft vermeld, 't Valt buiten de gren zen van mijn weekkroniek. Schoon er „in politicis" wel over te bespiegelen valt. Er is een tijd geweest, dat de poli tiekerij met al den aankleve van dien veel en veel minder dan tegenwoordig zich bij de „gemeentelijke stembus" deed gelden. Sommigen zullen met ze keren weemoed naar die dagen-van- olim terugverlangen. Anderen zullen erop wijzen, dat het door mij aangeduide verschijnsel nauw verband houdt met zoovele „nova" van maatschappelijken aard, zoovele nieuwe dingen, waar mee de gemeentelijke overheid allengs rekening moest gaan houden. Ik bepaal er mij toe even aan te stippen, dat er m. i. zeer stellig verschillende kwestiën van openbaar belang zijn die buiten de politiekerij worden gehouden. Maar zoo wel in het Parlement al-s in de Gemeen teraden is 't nu eenmaal vaste gewoonte geworden om ook en zelfs- bij kwestie tjes, met de vraag van Rechts of Links totaliter niets te maken hebbend, die dus zuiver objectief, zakelijk kon den worden bekeken, telkens de vraag te stellen-: hoe men er van het „poli tieke standpunt", waarop men zich be vindt, over zal beslissen. Dit is eene vertroebeling, welke ik in alle be scheidenheid gezegd met velen be treur. Dat 't voorloopig met deze dingen zal blijven gelijk 't is: ik ben er ten- diepste van doordrongen. De wethouders-verkiezingen te Rot terdam hadden o. a. tot gevolg, dat het Tweede Kamerlid Brautigam lid van het college van B. en W. werd en na het aanvaarden van het wethouderschap voor zijn Kamer-mandaat zal bedanken. Terwijl de heer J. ter Laan in juist- omgekeerde richting zal stevenen. Hij gaat straks het wethouderschap te Rot terdam verruilen voor het lidmaatschap der Tweede Kamer, opvolger ter lijst van zijn soc.-democratischen partijge noot Brautigam. Voor ons Lagerhuis beteekent het vertrek van den heer Brautiga-m groot verlies. Meermalen heb ik erop gewezen, hoe het woord van den heer Brautigam gezag had in de Kamer. Men heeft dezen afgevaar digde vooral bij de behandeling van mr. Van Karnebeek's verdrag met België, gelukkig indertijd afgewezen!, leeren bewonderen als iemand van hel deren geest en pittig woord. Een auto didact, zich door stalen geestkracht in tellectueel gevormd hebbend man, die bij welk onderwerp hij ook redevoerde, een sympathieken indruk maakte en achting afdwong voor den ernst en de eerlijke toewijding, waarmee de heer Brautisam zich voor de openbare zaak gaf. De terugkeer van den heer J. ter Laan tot de Tweede Kamer zal meen ik nu juist niet met zooveel geest drift worden vernomen. Aan de hoog heid van zijn karakter en aan zijn ijver, plichtsbesef, twijfelt niemand. Maar deze Volksvertegenwoordiger heeft vaak iets wrangs, iets bitters in zijn betoog, d-at ook velen van zijn partiigenooten niet aangenaam stemt. Misschien zal de afgevaardigde in de tweede periode van zijn Kamerlid zijn, thans aanbre kend, „gen'ietelijker" blijken te zijn geworden.? In de katholieke pers werd de vraag, wie wijlen mgr. Nolens' plaats zal in nemen als leider van de katholieke fractie reeds druk besproken. De Haagsohe Briefschrijver van „De Tijd" is iemand, niet gewoon er doekjes om te winden. Hij vervulde nu en dan zelfs de rol van het „enfant terrible", het jeugdige flap-uitje, van zijn vriendenkring. Deze in de parlemen taire sfeer zoo goed bekende politicus van rijke ervaring, heeft in zijn jongste bespiegeling heel duidelijk doen besef fen, dat mgr. Nolens' heengaan voor de Katholieke Staatspartij wel eens zeer bedenkelijke gevolgen kon hebben. No lens was de diplomaat, de man van fij nen tact, van schitterend beleid, van in zijn kring onbetwist gezag, die de eenheid in de katholieke gelederen wist te bewaren. In die gelederen vindt men thans, waarom mag dit van onzijdig standpunt niet worden erkend, in herinnering ge bracht?, „rumor", woeling. Zelfs zeer-dreigende. Uiterlijk is de Katho lieke Staatspartii nog eendrachtig. In werkelijkheid bevat zü „heterogene elementen", bestanddeelen van uit- eenloopende soort. De groote vraag is nu: zal het cement, door het geloof ge vormd, krachtig genoeg blijken te we zen om te verhoeden, dat zich hier het zelfde verschijnsel voor zal doen, het welk de Reohtsche Coalitie deed uit eenvallen? Dat men in de katholieke sfeer niet geheel geru-st is, 't staat vast. En lcan ook niet anders. Nogmaals: wie zal wijlen Nolen-s vervangen als leider?.. Verschillende namen worden ge noemd. Prof. Aalberse, de oud-minister. Een zeer sympathiek, volijverig, kun dig, talentvol man. Zal hij de kracht kunnen toonen; de sterke, stevige, maar tevens voorzich tige hand, waarmee wijlen monseigneur wonderbaarlijke dingen ten bate van zijn zaak wist te bereiken? Er wordt in verband met de uiter mate zware taak, wijlen Nolens door den dood van de schouders genomen, ook nog gezinspeeld op de mogelijk heid, dat mr. Van Schaik of Exc. Ruys de Beeren-brouck de politieke nalaten schap zou aanvaarden. Mr. Van Schaik behoort ongetwijfeld tot de algemeen-geëerde mannen van tact, van groot talent, die de moei lijke kunst verstaan om ook met „las tige menschen" om te gaan. Men kan zich voorstellen, dat mr. van Schaik, opgewassen zou blijken, de zware func tie, door dr. Nolens op zoo meesterlijke wijze vervuld, naar eisch en verwach ting waar te nemen. Daartoe zou deze katholieke staats man-jurist moeten aftreden als Kamer president. Het tegelijk vervullen der taak als Kamer-praeses en fractie-lei der is uitgesloten. Ons Lagerhuis zou dus bij den aan vang van het derde jaar van de periode 1929'33 een nieuwen voorzitter moe ten kiezen, na het vertrek van een, die de presidiale taak op zoo eminente wijze tot nu toe wist te vervullen als met mr. Van Schaik het geval was!... 't Is nauwelijks te gelooven, dat tot dezen loop van zaken zal worden be sloten. Ook jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck, de premier van het rechtsche zich ex tra-parlementair noemende ministerie, werd genoemd in verband met mgr. Nolens' verscheiden. Deze laatste ver onderstelling de mogelijkheid is m.L wel uiterst onwaarschijnlijk t.o. van het in vervulling gaan ervan. Aan tact bij „het kiezen der men schen", alsook 't vinden en verwezen lijken van afspraken en akkoorden ontbreekt 't den heer Ruys de Beeren brouck niet. Dat is in den loop des tijds voldoende aan den dag gekomen. Edoch! vooreerst is mr. Ruys geen lid der Kamer. En ook: men mag het veilig uitgesloten achten, dat de katho lieke staatsman, die in September '29 wist te bereiken dat hij nogmaals „op de commandobrug" geplaatst werd, zich thans zal laten vinden voor de functie van partijleider in de Tweede Kamer voor zijn geestverwanten. Dat is wei uitgesloten. Moeilijk is de oplossing der vraag, wie zich wijlen Nolens' mantel om de schouders zal kunnen en willen plooien, voor onze katholieke landgenooten in zeer bijzondere mate. We staan nu op de kentering. Over eenige dagen, den 12en dezer maand, wordt het parlementaire zittingjaar 1930'31, gesloten. Ik wees er reeds op, dat de periode 1931'32 een van feilen strijd zou kunnen worden. Dat zal zeer vermoedelijk reeds aan den dag komen herhaal ik bij het groot-politiek debat, zijnde: Alge- meene Beschouwingen over het Rjjks- budget-1932. Misschien in den Senaat, reeds eerder. Dr. Colijn wijst er in zijn „Standaard" op, dat de Indische Begrooting, welke in het voorjaar van 1932 in de Tweede Kamer zal worden behandeld, wel een deficit, tekort van c.c. honderd mil- lioen gulden zal aanwijzen. De Indische Volksraad verklaarde zich weet men tegen de trakte menten-verlaging in de Oost. Advi seerde zelfs: verhooging van uitgaven op enkele punten. Ons Parlement zal deze adviezen in zijn meerderheid zeker niet steunen. Dus: conflict, botsing, tusschen Ne- derlandsch Parlement en Indischen Volksraad. Laatstgenoemd college kan weet men slechts adviseer en, raad geven. Gelijk onze Raad van State, die bij ingediende wetsontwerpen, „ge hoord" moet worden. Terwijl de Kroon beslist: „in gemeen overleg met de Staten-Generaal". Zeer veel komt hier aan op het ge zag van den Landvoogd, den Gouver neur-Generaal te Buitenzorg. Allereerst waar van communisti- schen kant natuurlijk den kamp tus schen Haagsch Binnenhof en Indi schen Volksraad gretiglijk zal worden uitgebuit! Dagen van spanning en strijd zijn nu op komst. Heel veel hangt, wat de verhou ding tusschen Moederland en Insulin- de betreft, thans af van wat jhr. mr. De Jonge, de nieuwe Landvoogd, zal weten te praesfeeren. Z.Exc. heeft bij <5# opening der Tweede Nederlandsche afdeelïng op de Internationale Koloniale Tentoonstel ling te Vincennes een rede gehouden, waarvan door tot oordeelen bevoegde menschen, die daar present waren, is getuigd, dat zeeen „risée", iets lachwekkends van stumperige onbe duidendheid was. Zoo iets stemt wel zeer ontmoedigend. 't Kan wezen, dat mr. De Jonge de Vincennes-rede hield op een oogenblik, waarop de Landvoogd minder gedispo neerd was? Wachten wij af. Hopen we, dat weldra ln de Oost zal blijken, hoe minister De Graaff goed zag, toen hij onze Koningin voorstelde, den heer De Jonge te plaatsen op den onder-koninklijken troon te Buiten zorg. Zou de minister van Koloniën zich in deze hebben vergist, 't ware zeker in de huidige «mstandighedeii voor onze Oost een ramp!... Mr. ANTONIO. EVENTJES LACHEN. De slimme bedelaar. Een landlooper kwam eens bij een dame en vroeg of zij misschien oude kleeren voor hem had. De dame ging in de kleerkast kijken en jawel, daar hing nog een oude broek van meneer. Ze bracht de broek bij den bedelaar maar nu bleek al spoedig, dat de man van de dame vrij wat dikker was dan de arme bedelaar. De bedelaar echter wist hier dadelijl? iets op. Hij zei tot de dame: „Och me vrouw, als u mij er een flinke maaltijd bil geeft zal het wel gaan".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 13