Geen baard toch scheren. Zeg eens vlag De ontmoeting van de familie kip. ONS KlND^RtlOgKJEg rvlil werd het nog erger met Toen hij zijn kin goed natgemaakt ili.l PROBLEEflf V4v door ESSAY. De grootste feestdag in Henik's leven was, toen hij van zijn moeder een pak met een lange broek kreeg. Hij was veertien en een beetje lang voor zijn leeftijd, zoodat z'n moeder vond, dat het „nu wel kon". En Henk zelf voelde zich ook lang geen kleine jongen meer. Hij had al lang gevlast op zoo'n mooie lange broek, waarmee hij er zeker „als een echte meneer" zou uitzien. En. de groote dag was dan eindelijk aangebroken. Op zijn stoel hing in plaats van zijn bruine jasje met het korte jongensbroekje een blauw pak met een keurige lange pantalon, waarin een kaarsrechte vouw was gestreken. Henk was dadelijk uit zy'n bed, stapte op de stoel af en begon de nieuwste aanwinst van zün garderobe met een zekere eerbied te bekijken. Dat zag er goed uit, vond hij en dadelijk dacht hij aan het effect, dat zijn „groote heeren kleeding" zou maken. Als hij strakjes naar school ging, zou de conducteur op de tram zeker .meneer" tegen hem zeggen. En waarom ock niet? Was hij eigenlijk niet een meneer? Zoo redeneerde Henk in zijn eentje, terwijl hij naar zijn nieuwe kleeding- stuk stond te kijken. Nadat hij zich snel gewasscthen had, begon hij zün splin ternieuwe pak aan te trekken. Eerst de broek natuurlijk. Hè, dat stond goed hoor! Het slobberde wel een beetje om zijn beenen, maar.... hy zou 'm een beetje optrekken.... dan had hij van dat geslobber geen last. Nu kwam het vest aan de beurt. Maar het aantrekken van dat vest was niet zoo eenvoudig. Aan een vest zitten namelijk zes knoop jes en zes knoopsgaten, maar het is een speciale kunst om de knoopjes dadelijk in de daarvoor bestemde knoopsgaten te doen. Eerst hield hy van boven een knoop over, terwijl onderaan een knoopsgat ongebruikt stond. Overdoen maar, het was natuurlyk niet zoo ge makkelijk je dadelijk aan die nieuwe kleeding te wennenNa een paar gefaalde pogingen zat het vest einde lijk goed. De jas leverde verder geen moeilijkheden op. Toen Henk dus zün nieuwe kleeding aangetrokken had, wilde hij toch wel eens zien hoe de broek hem stond. Helaas had hij op zün slaapkamer geen enkele spiegel, waarin hy' zich van hoofd tot voeten kon bewonderen. Daar om klom hij op een stoel om zich in den spiegel die boven de waschtafel hing, te kunnen bekijken. Hij stond daar nauwelijks op zijn verheven plaats of zijn zuster Bep trad de kamer binnen. „Ha Henk!" riep ze lachend, „waar om heb je dat gekke pakje aan, en wat sta je daar op die stoel?" ..Kind", zei Henk met een konink- ly'ke minachting, „ik heb in het ge heel geen gek pak aan. Dat is nota bene mijn nieuwe lange broek! Zoo loepen de heeren ook op straat!" Zijn zuster grijnsde eens en vertrok. Henk stapte naar beneden om dé hulde van zyn overige huisgenooten in ont vangst te gaan nemen.... Henk werd een heel klein beetje voor de mal gehouden met zijn „heeren- kleeding", doch hij merkte daar niet veel van. Alleen toen een jongen op school vroeg: „Ben je bang voor hoog water?" voelde hij toch een beetje nat tigheid Hij zei schuchter: „Neen, waarom?" „Omdat je je broek zoo hoog opge haald hebt" zei de jongen en liep lachend weg. Henk ging gauw naar de W.G. en prutste langen tijd aan zijn bretels. Toen hing de broek weer wat lager. Maar ondanks deze duidelijke plage rijen was het Henk nog altijd niet aan zijn verstand te brengen, dat er tus- schen een „meneer" en hem een zeer grootLverschil bestond. Neen, 's avonds werd het nog erger met Henk's „grootheids waan". Hü streek zich eendge malen over de kin, keek eens in den spiegel en ging toen naar beneden. Er was niemand. Dat kwam juist goed van pas, want.. Henk had het stoute plan opgevat om zich te gaan scheren. Hij was nu meneer vond hij en meneeren hadden 1 de gewoonte zich te scheren. Het veiligheidsapparaat van vader lag daar in het kastje. Nu echter, was er een onderdeel van het scheren aan de beurt, dat niet zoo eenvoudig was. Henk had zoo vaagjes gehoord, dat je er warm water voor noodig had, maar., hoeveel Dat was een vervelende kwestie. Henk streek zich weer eens bedacht zaam over zijn melkblanke kin, keek nog eens in de spiegel, mompelde zachtjes„Ja, ja, het is wel noodig" en ging op zoek naar een voorwerp waaarin hü water zou kunnen koken. Een fluitketel.... dat was wel aar dig, maar kon er genoeg in? Veronder stel, dat hij zich aan het scheren was en dat plotseling bleek, dat hij niet ge noeg warm water had!? Neen, die kans mocht hij niet loopen. Je kon beter wat te veel dan te weinig opzetten. Daar zag Henk plotseling een groote pan waarin moeder altijd de aardappe len kookte. Dat was iets! Hij begon de pan met water te vullen, doch voor dat hij pogingen deed 'm op het gas te zet ten, sloot hü eerst 'de deur van de keu ken af. Je wist nooit wie er plotseling binnen kwam en dan.hij wilde niet gestoord worden. Nu moest hij de pan op het gas zet ten. Hè, dat was zwaar.... om je aan i te vertillen gewoon. De pan bibberde leelijk in Henk's handen.... een groo te puts water viel over zijn nieuwe broek. Maar eindelijk stond hij dan toch. Nu een vlammetje er onder en dan afwachten maar tot het kookte! Het kan een uur of een kwartier of j vijf later geweest zy'n dat het water in- j derdaad scheen te koken. Henik gliin- lachte, streek nog eens over zyn kin, nam het veiligheidsscheermes en doopte de scheerkwast in de pan met water. Nu begon hy' zijn gezicht met warm water te bestrijken. Gek., het schuim de niet eens, dacht hij. Enfin.... het hoorde zeker zoo. Toen hij zijn kin goed natgemaakt had, achtte hii het oogenblik gekomen om aan het werkelijke scheren te be ginnen. Hij nam zijn mes, keek er naar met den blik van een slager en begon vervolgens over zMn kin te krabben. Hè, zonder pijn was het toch niet, dacht hij. Doorzetten maar. De groote heeren deden het eiken ochtend en die hadden ook geen pijn. Zoo kraste Henk zy'n geheele gezicht met zorg af. Vervolgens keek liü in den spiegel. Maar wat was dat?.... Het gezicht van Henk zag eruit alsof hij een uur lang met de kat had gevochten. Overal schrammen, bloedige plekjes, kleine wondjes, kortom, een zeer eigenaardig gezicht! Henk begon nu al minder voor dat scheren te voelen. Hy wierp het water weg, borg het veiligheidsscheermes op en stapte naar boven. In de huiskamer waren zijn vader, moeder en zuster bijeen. „Jongen, waar heb je al dien tijd ge zeten?" zei zijn moeder. „Maar wat is dat?.Met wien heb je nu weer ge vochten. Je ziet er uit alsof ze je heb ben willen plukken." „En zie zijn broek eens", riep Bep uit. „Heelemaal nat!" „Kun je nu nooit je fatsoen houden, jongen", zei vader boos. „En je hebt nu nog wel een lange broek. Jongens met lange broeken aan vechten niet meer. Daar zijn ze te groot voor. Kom, vertel eens gauw hoe het gebeurd is!" Even zweeg Henk. Toen sprak hy' zacht: „Ik heb me geschoren, ziet u...." Het resultaat van dit simpele zinnetje was geweldig! Vader, moeder en Bep barstten uit in een daverend gelach. En Henk stond er met zijn gehavende ge zicht zwijgend bij en verfoeide de ge dachte, die bij hem op was gekomen om zich te scheren. En plotseling voelde hy' zich in het geheel geen „meneer" meer. Hij wist, dat hij belachelijk was in zijn lange broek. Den volgenden morgen stapte Henk weer naar school in zijn bruine pak met de korte broek. „Hé Henk", riep een jongen. „Heb je gevochten met de kat? Je ziet er uit om van te schrikken!" „Ja jong", zei Henk kalm. „De kat wordt valsch. Moeder doet 'm weg...." HET PROBIEEH v,v pkofessob Hier zien juj]je n„ Hij is een geleerd man !f0r Hek^ hij toch een opgave hee op zyn potlood zit te niJl 13 ]eelÜ niet weet hoe hy dat nmw omrtat 1 lossen. P °Weem «1 0, 18 54 56 70 18 34 56 78 12 34 56 78 12 34 56 78 1 Wat is namelyk het geval? Dep fessor heeft de opgave in het in vat ken verdeelde bord waarop hij zit, tien getallen (te kiezen uit de getal die je in het bovenste bord ziet)» te plaatsen, dat de som van de hor» tale, verticale en diagonale cijfers» tijd 180 wordt. De getallen moeten h tuurlyk altyd in één lyn worden op geven. Probeer het maar eens. Jet zien dat het niet zoo moeilijk is wel lykt. (Nadruk verboden). Meneer en mevrouw Kipperdepip zün op de wandeling. En als de Kip- perdepips gaan wandelen, trekken ze altijd hun beste kleeren aan. meneer Kipperdepip met zijn mooiste broek en zijn beste dasje, mevrouw Kipper depip, geboren Klokkokkok met haar Zondagsche rok en een rose jurk met pofmouwtjes. En tèch zijn ze niet tevreden! Hoe kan dat nu, zal je zeggen. Ze kunnen heerlijk wandelen.ze heb ben goede kleeren.ze zien er alle bei gezond en welvarend uit. hun baas houdt niet van kippesoep of kip- pebout, dus voor hun leven behoeven zij geen angst te koesteren! Wat is er dan toch aan het handje? Wel zij hebben onderweg een ontmoeting ge had. Maar wie ze zijn tegengekomen, moet jullie zelf maar eens uitzoeken. Eén ding wil ik jullie verklappen.... meneer Kipperdepip en mevrouw Kip- perdepip-Klokkokkok zijn niet tevre den, omdat...degeen, die zij ontmoet hebben er nóg mooier uitzag. Ze zijn dus leelijk jaloers! En verbindt nu maar eens punt 1 met 2, punt 2 met 3 enzoovoorts, totdat j ebij 25 bent ge komen. Dan zie je vanzelf, wie degeen is, die de familie Kipperdepip de loef heeft afgestoken. Hoeveel is vijf, vyf, tweemaal drie en twintig en dertien? (Vier» conden bedenken). Het testament van Jodocus Mos tf vatte deze zonderlinge zin: „Ik verfflj al mijn rijkdommen aan degeen die gen de moeder van mijn schoonmoer grootmoeder zegt. Wie was nu de gelukkige erfgena»» (Vyf seconden bedenken). Eens wandelde een jonge wtf» J met twee kinderen in het park. (we hebben het nog altijd over de j weduwe) met haar twee kinderen een bank in het park zitten. Daar plotseling een heer aangeloopen,1 dame reeds lang met zi/n ongev> adoraties verveelde. zim De heer ging naast af d j groette en sprak toen S zitten we hier metzn achten dèt mogelijk? (Vijf s^ondcn be i rloor het Welke vogelnaam de laten van één letter ovei stad van een Europeesdh nj* seconden bedenken). h Een visscher heeft een visc de kop negen duim was,rf aaji kop met de staart s8®6"^^ is staf (Eén min-unt 5 staan ,2 is g: lengte van de kop was. D gtaart,l van uu i -q aan de lengte van lang is die visch? denken). Het gaat cm den "aa"LV^te XTjr 1 Pt ,.^1 kend Nederlander. Het de «W, een vod, het tweede deel i 1O0V, een werkwoord, dat bil den eT et' pas komt, terwijl de sl°tl8 n waarmee Nederlandsche n bij uitzondering plegen „eI)|, Wie is het? (Eén minuut oen De brief De postambtenaar: - n0f moeten nog twee P08 zwaar; er op. De dienstbode: Maar toch nóg zwaarder! dan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 14